This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014PC0605
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on protection against injurious pricing of vessels (codification)
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake bescherming tegen schade veroorzakende prijzen van vaartuigen
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake bescherming tegen schade veroorzakende prijzen van vaartuigen
/* COM/2014/0605 final - 2014/0280 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake bescherming tegen schade veroorzakende prijzen van vaartuigen /* COM/2014/0605 final - 2014/0280 (COD) */
TOELICHTING 1. In de context van een Europa van de
burgers hecht de Commissie groot belang aan het vereenvoudigen en
verduidelijken van het recht van de Unie om het duidelijker en toegankelijker
te maken voor de gewone burger, zodat deze nieuwe mogelijkheden krijgt en in
staat wordt gesteld gebruik te maken van de specifieke rechten die hij aan het
recht van de Unie kan ontlenen. Dit doel kan niet worden verwezenlijkt zolang
talloze bepalingen die meermaals en vaak ingrijpend zijn gewijzigd,
gedeeltelijk in de oorspronkelijke handeling en gedeeltelijk in de latere
wijzigingshandelingen te vinden zijn. Om dan na te gaan wat de geldende regels
zijn, is veel zoekwerk vereist, waarbij een groot aantal handelingen moet
worden vergeleken. Codificatie van meermaals gewijzigde regels is dan
ook van essentieel belang om het recht duidelijk en doorzichtig te maken. 2. Bij haar besluit van 1 april 1987[1] heeft de Commissie haar diensten opgedragen alle handelingen na
maximaal tien wijzigingen te codificeren, waarbij zij erop wijst dat dit een
minimumregel is en dat haar diensten ter wille van de duidelijkheid en het
juiste begrip van de bepalingen ernaar zouden moeten streven de teksten
waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met nog kortere tussenpozen te
codificeren. 3. De conclusies van het
voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh (december 1992) hebben dit
bevestigd[2] en het belang van codificatie onderstreept, omdat daarmee
rechtszekerheid wordt verschaft omtrent de vraag welke wet op een gegeven
moment op een bepaald onderwerp van toepassing is. Bij codificatie moet de normale procedure voor de
vaststelling van handelingen van de Unie volledig in acht worden genomen. Aangezien bij codificatie geen inhoudelijke
wijzigingen in de betrokken wetteksten mogen worden aangebracht, zijn het
Europees Parlement, de Raad en de Commissie bij Interinstitutioneel Akkoord van
20 december 1994 een versnelde werkmethode voor de codificatie van wetteksten
overeengekomen. 4. Dit voorstel beoogt de codificatie
van Verordening (EG) nr. 385/96 van de Raad van 29
januari 1996 inzake bescherming tegen schade veroorzakende prijzen van
vaartuigen[3]. De nieuwe verordening vervangt de verschillende handelingen die erin
zijn verwerkt[4]; dit voorstel laat de inhoud van de handelingen die worden
gecodificeerd onverlet en beperkt zich er derhalve toe deze samen te voegen en
daarin slechts de formele wijzigingen aan te brengen die voor de
codificatie zelf vereist zijn. 5. Dit voorstel voor een codificatie is opgesteld op basis van een voorafgaande
consolidatie, in 22 officiële talen, van Verordening (EG) nr. 385/96 en de
handeling tot wijziging daarvan, met behulp van een gegevensverwerkingssysteem
van het Bureau voor publicaties van de Europese Unie. Voor zover de artikelen
zijn vernummerd, is het verband tussen de oude en de nieuwe nummering
weergegeven in een concordantietabel die is opgenomen in bijlage II bij de
gecodificeerde verordening. ê 385/96
(aangepast) 2014/0280 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD inzake bescherming tegen schade veroorzakende
prijzen van vaartuigen HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag Ö betreffende
de werking van de Europese Unie Õ, en met name artikel
Ö 207, lid
2 Õ, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[5], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: ê (1) Verordening (EG) nr. 385/96
van de Raad[6]
is ingrijpend gewijzigd[7].
Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot
codificatie van die verordening te worden overgegaan. ê 385/96
overweging 1 (2) De onder auspiciën van de
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling gevoerde
multilaterale onderhandelingen hebben geleid tot de sluiting, op 21 december 1994,
van een overeenkomst inzake normale concurrentievoorwaarden in de commerciële
scheepsbouw- en scheepsreparatiesector (hierna „Scheepsbouwovereenkomst”
genoemd). ê 385/96
overweging 2 (aangepast) (3) In de Ö Scheepsbouwovereenkomst Õ wordt erkend dat,
gezien de bijzondere kenmerken van transacties in verband met de aankoop van
vaartuigen, de compenserende rechten en anti-dumpingrechten waarin is voorzien
bij artikel VI van Ö de Algemene
Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel Õ, de Overeenkomst
inzake subsidies en compenserende maatregelen en de Overeenkomst inzake de
toepassing van artikel VI van Ö de Algemene
Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel Õ 1994 Ö (hierna „Antidumpingovereenkomst
van 1994” genoemd) Õ, die als bijlage aan
de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie zijn gehecht, zijn
in de praktijk moeilijk toepasbaar. Er is behoefte is aan een doeltreffend
instrument om te voorkomen dat vaartuigen onder hun normale waarde worden
verkocht en de betrokken bedrijfstak schade lijdt. Met het oog hierop is een
code inzake schade veroorzakende prijzen in de scheepsbouw is vastgesteld, die
tezamen met de grondbeginselen in bijlage III bij de Scheepsbouwovereenkomst is
opgenomen (hierna „SVP-code” genoemd). ê 385/96
overweging 3 (aangepast) (4) De tekst van de SVP-code is in
hoofdzaak gebaseerd op de Ö Antidumpingovereenkomst Õ van 1994, doch wijkt
van Ö die Õ Overeenkomst af in
gevallen waarin dit gerechtvaardigd is wegens het specifieke karakter van de
transacties in verband met de verkoop van vaartuigen. De tekst van de SVP-code Ö dient derhalve
in het Unierecht tot uitdrukking te komen Õ, voor zover zulks
mogelijk is op basis van [Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad][8]. ê 385/96
overweging 4 (aangepast) (5) De Scheepsbouwovereenkomst en
de daaruit voortvloeiende wettelijke bepalingen zijn van aanzienlijk belang
voor het Ö Unierecht Õ. ê 385/96
overweging 5 (aangepast) (6) Teneinde het in de
Scheepsbouwovereenkomst vastgestelde evenwicht van rechten en verplichtingen te
handhaven, dient de Ö Unie Õ maatregelen te nemen
ten aanzien van elk vaartuig dat wordt verkocht tegen een schade veroorzakende
prijs die lager is dan de normale waarde en die daardoor schade toebrengt aan
de bedrijfstak van de Ö Unie Õ. ê 385/96
overweging 6 (aangepast) (7) Voor scheepsbouwers uit
landen die partij zijn bij de Scheepsbouwovereenkomst kan de verkoop van een
vaartuig slechts aan een onderzoek van de Ö Unie Õ worden onderworpen
indien de koper van het vaartuig in de Ö Unie Õ gevestigd is en het
geen militair vaartuig betreft. ê 385/96
overweging 7 (8) Het is dienstig duidelijke en
gedetailleerde bepalingen betreffende de berekening van de normale waarde vast
te stellen en, in het bijzonder, voor te schrijven dat deze in zoverre mogelijk
op de representatieve verkoop van een soortgelijk vaartuig in het kader van
normale handelstransacties in het land van uitvoer gebaseerd dient te zijn. Het
is wenselijk nader aan te geven onder welke omstandigheden een verkoop op de
binnenlandse markt wordt geacht met verlies te hebben plaatsgevonden en
derhalve buiten beschouwing kan worden gelaten en onder welke omstandigheden
van de verkoop van een soortgelijk vaartuig aan een derde land of van een door
berekening vastgestelde normale waarde kan worden uitgegaan. Het is bovendien
wenselijk, zelfs voor de startfase van een bepaalde productie, in een correcte
kostenallocatie te voorzien. Wanneer de normale waarde door berekening wordt
vastgesteld, dient tevens te worden aangegeven op welke wijze de bedragen voor
verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten worden vastgesteld en
welke winstmarge in een dergelijke waarde wordt ingecalculeerd. ê 385/96
overweging 8 (aangepast) (9) Om het instrument ter
bestrijding van schade veroorzakende prijzen correct te kunnen toepassen, moet
de Commissie alle nodige maatregelen nemen om bij de grote conglomeraten of
holdings van derde landen na te gaan of boekingen terecht zijn gemaakt wanneer
het gaat om de beoordeling van de kostprijsstructuur. ê 385/96
overweging 9 (10) Voor het geval dat de normale
waarde voor een land zonder markteconomie moet worden vastgesteld, lijkt het
wenselijk voorschriften voor het selecteren van een geschikt derde land met een
markteconomie op te nemen en te bepalen dat, wanneer geen geschikt derde land
wordt gevonden, de normale waarde op elke andere redelijke grondslag kan worden
vastgesteld. ê 385/96
overweging 10 (aangepast) (11) Het is dienstig het begrip
uitvoerprijs nader te omschrijven en aan te geven welke correcties dienen te
worden aangebracht wanneer het noodzakelijk wordt geacht Ö die Õ prijs op basis van
de eerste prijs op de vrije markt samen te stellen. ê 385/96
overweging 11 (12) Het verdient aanbeveling, met
het oog op een billijke vergelijking tussen de uitvoerprijs en de normale waarde,
melding te maken van alle factoren, met inbegrip van contractuele sancties, die
van invloed kunnen zijn op de prijzen en de onderlinge vergelijkbaarheid
daarvan. ê 385/96
overweging 12 (aangepast) (13) Het is wenselijk duidelijk en
gedetailleerd aan te geven welke factoren relevant kunnen zijn voor het
beantwoorden van de vraag of de verkoop tegen een schade veroorzakende prijs
aanmerkelijke schade heeft veroorzaakt dan wel dreigt te veroorzaken. Bij het
aantonen van het oorzakelijk verband tussen de prijs van het betrokken vaartuig
en de door de bedrijfstak van de Ö Unie Õ geleden schade, dient
aandacht te worden geschonken aan de gevolgen van andere factoren en, in het
bijzonder, aan de marktomstandigheden in de Ö Unie Õ. ê 385/96
overweging 13 (aangepast) (14) Het is dienstig het begrip
„bedrijfstak van de Ö Unie Õ” zodanig te
omschrijven dat dit eveneens van toepassing is op scheepswerven die in staat
zijn een soortgelijk vaartuig te bouwen en te bepalen dat met exporteurs
verbonden partijen van deze begripsomschrijving kunnen worden uitgesloten. Ook
het begrip „verbonden” dient te worden gedefinieerd. ê 385/96
overweging 14 (aangepast) (15) Het is noodzakelijk de
procedurevoorschriften en de materiële voorwaarden voor het indienen van
klachten tegen schade veroorzakende prijzen aan te geven en te bepalen in welke
mate deze door de bedrijfstak van de Ö Unie Õ dienen te worden
gesteund en welke gegevens betreffende de koper van het vaartuig, de schade
veroorzakende prijzen, de schade en het verband daartussen de klacht dient te
bevatten. Het is tevens wenselijk de procedure voor de afwijzing van klachten
of de inleiding van procedures te omschrijven. ê 385/96
overweging 15 (aangepast) (16) Wanneer de koper van het tegen
een schade veroorzakende prijs verkochte vaartuig op het grondgebied van een
andere partij bij de Scheepsbouwovereenkomst is gevestigd, kan de klacht
bovendien een verzoek om een onderzoek door de autoriteiten van die partij
bevatten. Een dergelijk verzoek Ö dient Õ, indien het
gerechtvaardigd is, aan de autoriteiten van die partij Ö te worden Õ voorgelegd. ê 385/96
overweging 16 (17) Wanneer zulks dienstig wordt
geacht, kan een onderzoek eveneens naar aanleiding van een schriftelijke klacht
van de autoriteiten van een partij bij de Scheepsbouwovereenkomst worden
geopend, overeenkomstig het bepaalde in deze verordening en in de
Scheepsbouwovereenkomst. ê 385/96
overweging 17 (18) Er dient te worden bepaald op
welke wijze belanghebbenden ervan in kennis worden gesteld welke informatie de autoriteiten
nodig hebben. Zij moeten over voldoende tijd beschikken om het nodige
bewijsmateriaal over te leggen en in de gelegenheid worden gesteld hun belangen
te verdedigen. Het is bovendien wenselijk de bij het onderzoek te volgen regels
en procedures duidelijk aan te geven en, in het bijzonder, te bepalen dat
belanghebbenden zich binnen de gestelde termijn kenbaar dienen te maken, hun
standpunt naar voren dienen te brengen en informatie dienen te verstrekken. Dergelijke
standpunten en informatie worden slechts in aanmerking genomen indien zij
binnen de gestelde termijn worden voorgelegd. Het is bovendien wenselijk te
bepalen op welke voorwaarden een belanghebbende toegang heeft tot en
opmerkingen kan maken over de door andere belanghebbenden verschafte informatie.
De lidstaten dienen met de Commissie samen te werken bij het verzamelen van
deze informatie. ê 385/96
overweging 18 (19) Het is noodzakelijk te bepalen
dat, ongeacht of een prijsschadeheffing wordt opgelegd of niet, een procedure,
al naar gelang van het geval, hetzij uiterlijk één jaar na de datum van
inleiding van de procedure, hetzij uiterlijk één jaar na de opleveringsdatum
van het vaartuig wordt beëindigd. (20) Een onderzoek of procedure
dient te worden beëindigd wanneer de prijsschademarge minimaal is. ê 385/96
overweging 19 (21) Een onderzoek kan zonder het
opleggen van een prijsschadeheffing worden beëindigd indien de verkoop van het
vaartuig tegen een schade veroorzakende prijs definitief en onvoorwaardelijk
ongedaan wordt gemaakt of een alternatieve gelijkwaardige oplossing wordt
aanvaard. Het met deze verordening nagestreefde doel mag daarbij evenwel niet
uit het oog worden verloren. ê 385/96
overweging 20 (aangepast) (22) Wanneer aan alle in deze
verordening vastgestelde voorwaarden is voldaan, dient bij Ö besluit Õ een
prijsschadeheffing die gelijk is aan de prijsschademarge te worden opgelegd aan
de scheepsbouwer die een vaartuig heeft verkocht tegen een prijs die schade
toebrengt aan de bedrijfstak van de Ö Unie Õ . Er dienen
nauwkeurige en gedetailleerde voorschriften te worden vastgesteld voor de
tenuitvoerlegging van dit besluit, met inbegrip van alle voor de handhaving
ervan vereiste maatregelen, meer bepaald de mogelijkheid tot het nemen van
tegenmaatregelen indien de scheepsbouwer de prijsschadeheffing niet binnen de
gestelde termijn voldoet. ê 385/96
overweging 21 (aangepast) (23) Het is noodzakelijk
gedetailleerde bepalingen vast te stellen voor de ontzegging van het recht tot
laden en lossen in havens van de Ö Unie Õ voor vaartuigen die
zijn gebouwd door een scheepsbouwer waarop tegenmaatregelen van toepassing zijn. ê 385/96
overweging 22 (24) De verplichting tot betaling
van de prijsschadeheffing vervalt alleen wanneer deze heffing geheel voldaan is
of de periode gedurende welke de tegenmaatregelen van toepassing zijn,
verstrijkt. ê 385/96
overweging 23 (aangepast) (25) Optreden op grond van deze
verordening mag nooit strijdig zijn met het belang van de Ö Unie Õ. ê 385/96
overweging 24 (aangepast) (26) Bij de toepassing van deze
verordening moet de Ö Unie Õ snel en doeltreffend
optreden. ê 385/96
overweging 26 (27) Het is dienstig te bepalen dat
controlebezoeken dienen plaats te vinden ter verificatie van de verstrekte
informatie betreffende de schade veroorzakende prijzen en de schade, met dien
verstande dat dergelijke bezoeken afhankelijk worden gesteld van de wijze
waarop de vragenlijsten zijn ingevuld. ê 385/96
overweging 27 (28) Het is noodzakelijk te bepalen
dat voor belanghebbenden die onvoldoende medewerking verlenen aan het
onderzoek, andere informatie kan worden gebruikt en dat dergelijke informatie
voor de betrokken belanghebbenden minder gunstig kan zijn dan indien zij wel
medewerking aan het onderzoek hadden verleend. ê 385/96 overweging
28 (29) Bepalingen betreffende de
vertrouwelijke behandeling van informatie dienen te worden vastgesteld om de
openbaarmaking van zakengeheimen te voorkomen. ê 385/96
overweging 29 (aangepast) (30) Het is absoluut noodzakelijk
te bepalen dat de belangrijkste feiten en overwegingen ter kennis worden
gebracht van de partijen die voor een dergelijke behandeling in aanmerking
komen en dat deze kennisgeving, met inachtneming van het besluitvormingsproces Ö van de Unie Õ, dient plaats te
vinden binnen een termijn die de belanghebbenden voldoende tijd geeft om hun
belangen naar behoren te verdedigen. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 5 (aangepast) (31) De uitvoering van de
procedures waarin Ö deze Õ verordening voorziet,
vereist eenvormige voorwaarden voor de vaststelling van maatregelen voor de
uitvoering ervan overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees
Parlement en de Raad[9], ê 385/96 (aangepast) HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1 Beginselen en definities 1. Een prijsschadeheffing kan worden opgelegd
aan de bouwer van een vaartuig waarvan de verkoop tegen een schade
veroorzakende prijs aan een in een ander land dan het land van oorsprong van
het vaartuig gevestigde koper schade ten gevolge heeft. 2. Een vaartuig wordt geacht tegen een schade
veroorzakende prijs te worden verkocht indien zijn uitvoerprijs lager is dan
een vergelijkbare prijs van een soortgelijk vaartuig dat in het kader van
normale handelstransacties aan een koper in het land van uitvoer wordt
verkocht. 3. Voor de toepassing van deze verordening
wordt verstaan onder: a) „vaartuig”: elk zeegaand vaartuig
van 100 brt en meer met eigen beweegkracht voor het vervoer van goederen of
personen of voor speciale werkzaamheden (bij voorbeeld ijsbrekers en
baggerschepen), evenals sleepboten van 365 kW en meer; b) „soortgelijk vaartuig”: een vaartuig
van hetzelfde type, voor hetzelfde doel bestemd en van ongeveer dezelfde grootte
als het betrokken vaartuig en dat kenmerken bezit die grote overeenkomst
vertonen met die van het betrokken vaartuig; c) „hetzelfde algemene type vaartuig”:
een vaartuig van hetzelfde type en voor hetzelfde doel bestemd, maar van een
aanmerkelijk verschillende grootte; d) „verkoop”: het ontstaan of de
overdracht van een eigendomsrecht op het vaartuig, met uitzondering van
eigendomsrechten die ontstaan of worden verworven uitsluitend om als zekerheid
voor een gewone commerciële lening te worden gebruikt; e) „eigendomsrecht”: ieder contractueel
recht of recht als eigenaar dat de persoon of personen die in het genot zijn
van dat recht de mogelijkheid biedt van de exploitatie van het vaartuig profijt
te trekken op een wijze die in aanzienlijke mate vergelijkbaar is met de wijze
waarop een eigenaar baat vindt bij de exploitatie van een vaartuig. Om te
bepalen of deze aanzienlijke mate van vergelijkbaarheid aanwezig is, baseren de
bevoegde instanties zich op de volgende factoren: i) de voorwaarden en omstandigheden van de
transactie; ii) de gangbare commerciële praktijken
binnen de betrokken sector; iii) de vraag of het vaartuig waarop de
transactie betrekking heeft, in de activiteiten van de rechthebbende of
rechthebbenden wordt geïntegreerd; en iv) de vraag of in de praktijk mag worden
aangenomen dat de rechthebbende of rechthebbenden gedurende een aanzienlijk
gedeelte van de levensduur van het vaartuig de voordelen genieten en de
risico's dragen die aan de exploitatie van het vaartuig verbonden zijn; f) „koper”: elke persoon of
onderneming die bij de oorspronkelijke overdracht door de scheepsbouwer, hetzij
rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks, een eigendomsrecht verwerft, onder meer
door leasing of in het kader van een rompbevrachtingscontract op lange termijn,
met inbegrip van een persoon of onderneming die eigenaar is van of zeggenschap
heeft over een koper of deze instructies geeft. Een persoon of onderneming is
eigenaar van een koper wanneer deze persoon of onderneming voor meer dan 50 %
in de koper participeert. Een persoon of onderneming wordt geacht zeggenschap
te hebben over een koper wanneer deze persoon of onderneming rechtens of
feitelijk in staat is beperkingen op te leggen of instructies te geven aan de
koper, hetgeen verondersteld wordt het geval te zijn bij een
kapitaalparticipatie van 25 %. Indien wordt bewezen dat een persoon
of onderneming eigenaar is van een koper, wordt ervan uitgegaan dat met
betrekking tot die persoon of onderneming er niet ook nog een van dat
eigendomsrecht te onderscheiden zeggenschap bestaat, tenzij anders wordt
bewezen. Er kan voor elk vaartuig meer dan een koper zijn; g) „onderneming”: vennootschappen naar
burgerlijk recht of handelsrecht, coöperatieve verenigingen of vennootschappen
daaronder begrepen, alsmede andere rechtspersonen naar publiek- of
privaatrecht, met inbegrip van vennootschappen welke geen winst beogen; h) „overeenkomstsluitende partij”: elk
derde land dat partij is bij de Scheepsbouwovereenkomst. Artikel 2 Vaststelling van prijsschade A. Normale waarde 1. De normale waarde is in beginsel gebaseerd
op de prijs die door een onafhankelijke koper in het land van uitvoer in het
kader van een normale handelstransactie voor een soortgelijk vaartuig wordt
betaald of dient te worden betaald. 2. Prijzen die worden toegepast tussen
belanghebbenden die kennelijk geassocieerd zijn of met elkaar een
compensatieregeling hebben getroffen, mogen niet worden beschouwd als in het
kader van normale handelstransacties te zijn toegepast en mogen niet voor de
berekening van de normale waarde worden gebruikt, tenzij wordt vastgesteld dat
de relatie tussen deze belanghebbenden de prijs niet heeft beïnvloed. 3. Wanneer in het kader van normale
handelstransacties geen soortgelijke vaartuigen zijn verkocht of indien, wegens
de bijzondere marktsituatie, deze verkoop geen duidelijke vergelijking mogelijk
maakt, wordt de normale waarde van het soortgelijke vaartuig berekend op basis
van de prijs bij uitvoer van een soortgelijk vaartuig in het kader van normale
handelstransacties naar een passend derde land, mits deze prijs representatief
is. Indien geen verkoop van een dergelijk vaartuig, naar een passend derde land
heeft plaatsgevonden of indien deze verkoop geen deugdelijke vergelijking
mogelijk maakt, wordt de normale waarde van het soortgelijke vaartuig berekend
op basis van de productiekosten in het land van oorsprong vermeerderd met een
redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten en
winst. 4. De verkoop van soortgelijke vaartuigen op
de binnenlandse markt van het land van uitvoer of de verkoop voor uitvoer naar
een derde land tegen prijzen die lager zijn dan de (vaste en variabele) productiekosten
per eenheid, vermeerderd met verkoopkosten, administratiekosten en algemene
kosten, mag worden beschouwd als een verkoop die, wegens de prijs, niet in het
kader van normale handelstransacties heeft plaatsgevonden en bij de
vaststelling van de normale waarde buiten beschouwing worden gelaten, enkel
indien wordt vastgesteld dat dergelijke verkoop plaatsvindt tegen prijzen die
het niet mogelijk maakten binnen een redelijke termijn, die normaliter vijf
jaar bedraagt, alle kosten terug te verdienen. 5. De kosten worden normaal berekend aan de
hand van de administratie van de scheepsbouwer waarop het onderzoek betrekking
heeft, mits deze administratie wordt gevoerd overeenkomstig de algemeen
aanvaarde boekhoudkundige beginselen van het betrokken land en wordt aangetoond
dat deze een redelijk beeld geeft van de aan de vervaardiging en de verkoop van
het betrokken vaartuig verbonden kosten. Ö Al het
voorgelegde bewijsmateriaal betreffende de correcte kostenallocatie wordt in
aanmerking genomen, op voorwaarde dat wordt aangetoond dat deze methode van
kostenallocatie ook in het verleden is gebruikt. Bij gebreke van een
geschiktere methode, wordt de voorkeur gegeven aan kostenallocatie op basis van
de omzet. Õ Tenzij bij de in dit
lid bedoelde kostenallocatie hiermede reeds rekening is gehouden, worden de
kosten op passende wijze gecorrigeerd voor éénmalige kosten die ten behoeve van
de toekomstige en/of de huidige productie zijn gemaakt, of voor omstandigheden
waarin de kosten door het opstarten van productieprocessen werden beïnvloed. 6. De bedragen voor verkoopkosten, algemene
kosten, administratiekosten en winst worden gebaseerd op feitelijke gegevens
betreffende de bouw en de verkoop, in het kader van normale handelstransacties,
van soortgelijke vaartuigen door de scheepsbouwer waarop het onderzoek
betrekking heeft. Wanneer deze bedragen niet op de bovenomschreven grondslag
kunnen worden vastgesteld, mogen zij worden vastgesteld op basis van: a) het gewogen gemiddelde van de
werkelijke bedragen die voor andere scheepsbouwers van het land van oorsprong
zijn vastgesteld in verband met de bouw en de verkoop van soortgelijke
vaartuigen op de binnenlandse markt van dat land; b) de werkelijke bedragen die in het
kader van normale handelstransacties van toepassing zijn bij de bouw en de
verkoop van dezelfde algemene categorie van vaartuigen door de betrokken
scheepsbouwer op de binnenlandse markt van het land van oorsprong; c) elke andere redelijke methode, mits
het aldus vastgestelde bedrag voor winst niet hoger is dan de winst die andere
scheepsbouwers gewoonlijk maken bij de verkoop van vaartuigen van dezelfde
algemene categorie op de binnenlandse markt van het land van oorsprong. De bij de berekening van de waarde toegevoegde
winst is, in alle gevallen, gebaseerd op de gemiddelde winst over een redelijke
termijn van normaal zes maanden, zowel voor als na de verkoop waarop het
onderzoek betrekking heeft, en stemt met een redelijke winst op het tijdstip
van de verkoop overeen. Bij deze berekening worden bijzondere omstandigheden
waarvan wordt aangetoond dat zij een winst opleveren die op het tijdstip van de
verkoop niet als redelijk kan worden aangemerkt buiten beschouwing gelaten. 7. Gezien het lange tijdsverloop tussen de
ondertekening van het contract en de oplevering van het vaartuig worden in de
normale waarde niet de feitelijke kosten opgenomen waarvan de scheepsbouwer
aantoont dat zij het gevolg zijn van overmacht en aanmerkelijk hoger zijn dan
de kostenstijging die hij redelijkerwijze kon voorzien en waarmee bij de
vaststelling van de materiële verkoopvoorwaarden rekening werd gehouden. 8. Bij de verkoop van vaartuigen door
scheepsbouwers uit landen zonder markteconomie, in het bijzonder die waarop
Verordening (EG) nr. 625/2009 van de Raad[10]
van toepassing is, wordt de normale waarde vastgesteld op basis van de prijs of
de door berekening vastgestelde waarde in een derde land met een markteconomie,
dan wel op basis van de prijs bij uitvoer uit een dergelijk derde land naar
andere landen, met inbegrip van de Ö Unie Õ, of, indien zulks
niet mogelijk is, op elke andere redelijke grondslag, met inbegrip van de
werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke vaartuig in de Ö Unie Õ, indien nodig
verhoogd met een redelijke winstmarge. Er wordt op redelijke wijze een geschikt derde
land met een markteconomie geselecteerd, met inachtneming van alle betrouwbare
informatie die op het tijdstip van de selectie beschikbaar is. Voorts wordt
rekening gehouden met de termijnen. De naam van het derde land met een
markteconomie wordt de bij het onderzoek betrokken partijen kort na de opening
van het onderzoek medegedeeld, waarna deze tien dagen tijd hebben om
opmerkingen te maken. B. Uitvoerprijs 9. De uitvoerprijs is de werkelijk betaalde of
te betalen prijs van het betrokken vaartuig. 10. Wanneer geen uitvoerprijs voorhanden is of
deze onbetrouwbaar blijkt wegens het bestaan van een associatie of een
compensatieregeling tussen de scheepsbouwer en de koper of een derde partij,
mag de uitvoerprijs worden samengesteld op basis van de prijs waartegen het
vaartuig voor het eerst aan een onafhankelijke koper wordt doorverkocht of,
indien het vaartuig niet aan een onafhankelijke koper wordt doorverkocht of
niet wordt doorverkocht in de staat waarin het oorspronkelijk werd verkocht, op
elke redelijke grondslag. In dergelijke gevallen wordt voor alle tussen
de oorspronkelijke verkoop en de wederverkoop gemaakte kosten, met inbegrip van
rechten en heffingen, en voor de winst, een correctie toegepast teneinde een
betrouwbare uitvoerprijs te verkrijgen. De elementen waarvoor een correctie wordt
toegepast zijn, onder meer, die welke gewoonlijk door een koper worden
gedragen, doch worden betaald door een partij binnen of buiten de Ö Unie Õ die kennelijk met de
scheepsbouwer of de koper is geassocieerd of met deze een compensatieregeling
heeft. Bedoeld worden, onder meer, de gebruikelijke kosten van vervoer,
verzekering, lading, overlading, lossing en bijkomende kosten, evenals de
douanerechten en alle andere heffingen die in het land van invoer uit hoofde
van de aankoop van het vaartuig verschuldigd zijn, alsmede een redelijke marge
voor verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten en winst. C. Vergelijking 11. De uitvoerprijs wordt op billijke wijze
met de normale waarde vergeleken. Deze vergelijking geschiedt in hetzelfde
handelsstadium voor verkopen op zo dicht mogelijk bij elkaar liggende data,
normaliter binnen een termijn van drie maanden voor of na de verkoop waarop het
onderzoek betrekking heeft, dan wel, bij gebreke van een dergelijke verkoop,
binnen elke passende termijn. Bij elke zaak wordt, al naar gelang van het
geval, rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de
vergelijkbaarheid van de prijzen, zoals verschillen in verkoopvoorwaarden,
contractuele sancties, belastingen en heffingen, handelsstadium, hoeveelheden,
fysieke kenmerken en alle andere verschillen waarvan wordt aangetoond dat zij
eveneens van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Wanneer, in
de in lid 10 bedoelde gevallen de prijzen niet geheel vergelijkbaar zijn, wordt
de normale waarde vastgesteld in een handelsstadium dat gelijkwaardig is aan
het handelsstadium van de door berekening vastgestelde exportprijs of worden de
krachtens dit lid toegestane correcties aangebracht. Dubbele correcties dienen
te worden vermeden, in het bijzondere wat de kortingen en de contractuele
sancties betreft. Wanneer ten behoeve van de prijsvergelijking valuta dienen te
worden omgerekend, wordt daarvoor de wisselkoers op de datum van verkoop
gebruikt. Is de verkoop van vreemde valuta op de termijnmarkt rechtstreeks aan
de betrokken verkoop voor uitvoer gekoppeld, dan dient de bij de termijnverkoop
gebruikte wisselkoers te worden toegepast. Voor de toepassing van deze bepaling
wordt onder de verkoopdatum de datum verstaan waarop de materiële voorwaarden
van de verkoop zijn vastgesteld. Deze datum is normalerwijze de datum van het
contract. Worden de materiële verkoopvoorwaarden op een latere datum ingrijpend
gewijzigd, dan wordt de wisselkoers gebruikt die op de datum van de wijziging
van toepassing was. In dergelijk geval worden de nodige correcties aangebracht
ter compensatie van onredelijke gevolgen voor de prijsschademarge die enkel aan
het koersverschil tussen de oorspronkelijke verkoopdatum en de datum van deze
wijziging te wijten zijn. D. Prijsschademarge 12. Onverminderd de bepalingen betreffende de
billijke vergelijking, wordt het bestaan van prijsschademarges normaal
vastgesteld door vergelijking van een gewogen gemiddelde normale waarde met een
gewogen gemiddelde prijs van alle verkooptransacties, dan wel door
vergelijking, per transactie, van afzonderlijke normale waarden en
afzonderlijke uitvoerprijzen. Een op een gewogen gemiddelde gebaseerde normale
waarde mag evenwel met de prijzen van alle afzonderlijke verkooptransacties
worden vergeleken indien die uitvoerprijzen voor de verschillende afnemers,
gebieden of tijdvakken sterk uiteenlopen en de in de Ö eerste Õ zin omschreven
methoden de prijsschade niet volledig tot uitdrukking zouden brengen. 13. De prijsschademarge is het bedrag waarmee
de normale waarde de uitvoerprijs overschrijdt. Wanneer prijsschademarges
variëren, kan een gewogen gemiddelde prijsschademarge worden vastgesteld. Artikel 3 Vaststelling van schade 1. Voor de toepassing van deze verordening
wordt onder „schade”, tenzij anders bepaald, verstaan aanmerkelijke schade of
dreiging van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Ö Unie Õ dan wel een
aanmerkelijke vertraging van de vestiging van een dergelijke bedrijfstak, en
wordt dit begrip overeenkomstig de bepalingen van dit artikel uitgelegd. 2. De vaststelling van schade is gebaseerd op
positief bewijsmateriaal en houdt een objectief onderzoek in van: a) de gevolgen van de verkoop onder de
normale waarde voor de prijzen van soortgelijke vaartuigen op de markt van de Ö Unie Õ; en b) de gevolgen van deze verkoop voor de
bedrijfstak van de Ö Unie Õ. 3. Om de gevolgen van de verkoop onder de
normale waarde voor de prijzen te beoordelen, wordt nagegaan of bij de verkoop
van het vaartuig onder de normale waarde een aanzienlijke prijsonderbieding
heeft plaatsgevonden in vergelijking met de prijs van soortgelijke vaartuigen
van de bedrijfstak van de Ö Unie Õ, dan wel of deze
verkoop op enige andere wijze een sterke neerwaartse druk uitoefent op de
prijzen of prijsverhogingen die zonder deze invoer hadden plaatsgevonden
grotendeels onmogelijk maakt, met dien verstande dat geen van deze factoren op
zich, noch verscheidene van deze factoren tezamen noodzakelijkerwijze
doorslaggevend is of zijn. 4. Wanneer
verkooptransacties in verband met uit meerdere landen herkomstige vaartuigen
gelijktijdig aan een prijsschadeonderzoek worden onderworpen, worden de
gevolgen van deze verkooptransacties uitsluitend cumulatief beoordeeld indien
wordt vastgesteld dat: a) de prijsschademarge voor het in elk
land aangekochte vaartuig meer dan minimaal is in de zin van artikel 7, lid 3;
en b) een cumulatieve beoordeling van de
gevolgen van deze verkooptransacties aangewezen lijkt in het licht van de
concurrentieverhoudingen tussen de door scheepsbouwers Ö van buiten de
Unie Õ aan de koper
verkochte vaartuigen en de concurrentieverhoudingen tussen dergelijke
vaartuigen en soortgelijke vaartuigen Ö uit de Unie Õ. 5. Het onderzoek naar de gevolgen van de
verkoop onder de normale waarde voor de betrokken bedrijfstak van de Ö Unie Õ houdt een
beoordeling in van alle relevante economische factoren en indicatoren die op de
situatie van die bedrijfstak van invloed zijn, zoals het feit dat een
bedrijfstak nog steeds herstellende is van de gevolgen van eerdere invoer met
dumping, schade veroorzakende prijzen of subsidiëring; de werkelijke hoogte van
de prijsschademarge, de werkelijke en potentiële daling van de verkoop, de
winst, de productie, het marktaandeel, de productiviteit, de rentabiliteit en
de bezettingsgraad; factoren die van invloed zijn op de prijzen in de Ö Unie Õ, de werkelijke en
potentiële negatieve gevolgen voor de cashflow, de voorraden, de
werkgelegenheid, de lonen, de groei en het vermogen om kapitaal of
investeringen aan te trekken. Deze lijst is niet limitatief, noch zijn één of
meer van deze factoren noodzakelijkerwijze doorslaggevend. 6. Aan de hand van het overeenkomstig lid 2
voorgelegde bewijsmateriaal moet worden aangetoond dat de verkoop onder de
normale waarde schade in de zin van deze verordening veroorzaakt of heeft
veroorzaakt. Hierbij moet in het bijzonder worden aangetoond dat de
overeenkomstig lid 3 vastgestelde prijzen de in lid 5 omschreven gevolgen
kunnen hebben voor de bedrijfstak van de Ö Unie Õ en dat deze gevolgen
als ernstig kunnen worden beschouwd. 7. Andere bekende factoren dan de verkoop
onder de normale waarde die de bedrijfstak van de Ö Unie Õ terzelfder tijd
schade toebrengen, worden ook onderzocht om te voorkomen dat de door deze
andere factoren veroorzaakte schade overeenkomstig het bepaalde in lid 6 aan de
invoer met dumping wordt toegeschreven. Relevant kunnen wat dit betreft bij
voorbeeld zijn de omvang en de prijzen van de verkoop door scheepsbouwers uit
andere landen dan het uitvoerland die niet onder de normale waarde
plaatsvinden, een inkrimping van de vraag of wijzigingen in de
consumptiepatronen, handelsbeperkende praktijken van en concurrentie tussen
buitenlandse producenten en producenten in de Ö Unie Õ, technologische
ontwikkelingen en exportprestaties en productiviteit van de bedrijfstak van de Ö Unie Õ. 8. De gevolgen van de verkoop onder de normale
waarde worden beoordeeld met betrekking tot de productie van soortgelijke
vaartuigen door de bedrijfstak van de Ö Unie Õ , mits deze productie
duidelijk kan worden onderscheiden aan de hand van de beschikbare gegevens
betreffende, onder meer, het productieproces, de omzet en de winst van de
producenten. Is deze productie niet op de bovenomschreven wijze te
onderscheiden, dan worden de gevolgen van de verkoop onder de normale waarde
beoordeeld aan de hand van een onderzoek van de kleinste groep of het kleinste
assortiment vaartuigen waartoe het soortgelijke vaartuig behoort en waarover de
nodige gegevens kunnen worden verkregen. 9. De vaststelling dat aanmerkelijke schade
dreigt, is op feiten gebaseerd en niet enkel op veronderstellingen, ramingen of
vage mogelijkheden. De verandering van omstandigheden waardoor een situatie zou
ontstaan waarin een verkoop onder de normale waarde schade veroorzaakt, moet
duidelijk zijn te voorzien en op handen zijn. Ten behoeve van de vaststelling van dreigende
aanmerkelijke schade worden onder meer de volgende factoren in aanmerking
genomen: a) voldoende vrij beschikbare productiecapaciteit
van de scheepsbouwer of een aanmerkelijke toename daarvan in de zeer nabije
toekomst, waardoor de verkoop onder de normale waarde waarschijnlijk nog
aanzienlijk zal toenemen, waarbij evenwel rekening moet worden gehouden met de
beschikbaarheid van andere exportmarkten die de eventuele extra uitvoer kunnen
absorberen; b) het feit dat vaartuigen worden
uitgevoerd tegen prijzen die een sterke neerwaartse druk op de binnenlandse
prijzen zullen uitoefenen of een stijging van deze prijzen zullen verhinderen
en die de vraag naar vaartuigen uit andere landen vermoedelijk nog zullen doen
toenemen. Geen van deze factoren behoeft op zich doorslaggevend
te zijn, maar alle in aanmerking genomen factoren tezamen moeten tot de
conclusie leiden dat op korte termijn nog meer vaartuigen onder de normale
waarde zullen worden verkocht en dat, tenzij beschermende maatregelen worden
genomen, aanzienlijke schade zal worden veroorzaakt. Artikel 4 Omschrijving
van het begrip „bedrijfstak van de Ö Unie Õ” 1. Voor de toepassing van deze verordening
wordt onder „bedrijfstak van de Ö Unie Õ” verstaan de gezamenlijke
producenten Ö in de Unie Õ die met hun
bestaande uitrusting een soortgelijk vaartuig kunnen bouwen of waarvan de
uitrusting op korte termijn voor de bouw van een soortgelijk vaartuig kan
worden aangepast, dan wel dat deel van de producenten Ö in de Unie Õ wier gezamenlijke
vermogen om een soortgelijk vaartuig te bouwen een groot deel van het totale in
de Ö Unie Õ aanwezige vermogen
om een soortgelijk vaartuig te bouwen, als omschreven in artikel 5, lid 6,
vertegenwoordigt. Wanneer producenten evenwel met de scheepsbouwer of met de
exporteurs of kopers verbonden zijn dan wel zelf kopers zijn van het vaartuig
dat tegen een schade veroorzakende prijs zou zijn verkocht, dan kunnen onder de
„bedrijfstak van de Ö Unie Õ” de overige
producenten worden verstaan. 2. Voor de toepassing van lid 1 worden
producenten uitsluitend geacht met scheepsbouwers, exporteurs of kopers te zijn
verbonden indien: a) één van hen rechtstreeks of
onrechtstreeks zeggenschap over de ander heeft; of b) een derde persoon rechtstreeks of
onrechtstreeks zeggenschap over hen beiden heeft; of c) zij tezamen rechtstreeks of
onrechtstreeks zeggenschap over een derde persoon hebben, voor zover er redenen
zijn om aan te nemen of te vermoeden dat de betrokken producent zich door deze
relatie anders gedraagt dan niet verbonden producenten. Voor de toepassing van dit lid wordt een
persoon geacht zeggenschap over een andere persoon te hebben wanneer hij
rechtens of feitelijk in een positie is het handelen van de andere persoon te
beperken of te leiden. 3. De bepalingen van artikel 3, lid 8, zijn op
dit artikel van toepassing. Artikel 5 Inleiding van de procedure 1. Behoudens het bepaalde in lid 8, wordt een
onderzoek naar het bestaan, de omvang en de gevolgen van schadeveroorzakende
prijzen geopend naar aanleiding van een schriftelijke klacht die door een
natuurlijke persoon, een rechtspersoon of een vereniging zonder
rechtspersoonlijkheid namens de bedrijfstak van de Ö Unie Õ wordt ingediend. De klacht kan worden ingediend bij de
Commissie of bij een lidstaat die deze aan de Commissie doet toekomen. De
Commissie doet de lidstaten een afschrift toekomen van elke klacht die zij
ontvangt. De klacht wordt geacht te zijn ingediend op de eerste werkdag
volgende op de dag van bezorging bij de Commissie als aangetekend poststuk of
de dag van afgifte van een ontvangstbewijs door de Commissie. Wanneer geen klacht wordt ingediend maar een lidstaat
over voldoende bewijsmateriaal ten aanzien van de toepassing van schade
veroorzakende prijzen en daaruit voortvloeiende schade voor de bedrijfstak van
de Ö Unie Õ beschikt, doet hij
dit bewijsmateriaal onverwijld aan de Commissie toekomen. 2. De in lid 1
bedoelde klacht wordt ingediend uiterlijk: a) zes
maanden nadat de aanvrager kennis heeft genomen of had dienen te nemen van de
verkoop van het vaartuig, indien: i) de klager was uitgenodigd een offerte
voor het betrokken contract in te dienen in het kader van een openbare
aanbesteding of een andere aanbestedingsprocedure; ii) de klager dit daadwerkelijk heeft gedaan;
en iii) zijn offerte grotendeels aan de
voorwaarden van de aanbesteding voldeed; b) negen maanden nadat de klager kennis
heeft genomen of had dienen te nemen van de verkoop van het vaartuig indien hij
geen uitnodiging tot inschrijving heeft ontvangen, mits uiterlijk zes maanden
na dit tijdstip een kennisgeving van het voornemen tot inschrijving, bevattende
informatie waarover de klager redelijkerwijze kon beschikken om de betrokken
transactie te identificeren, bij de Commissie of bij een lidstaat werd
ingediend. In geen geval mag een klacht later dan zes
maanden na de opleveringsdatum van het vaartuig worden ingediend. De klager mag worden geacht in kennis te zijn
geweest van de verkoop van het vaartuig vanaf het tijdstip van bekendmaking van
de sluiting van het contract, en van de publicatie van zeer algemene informatie
betreffende het vaartuig, in de internationale vakpers. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder
openbare aanbesteding verstaan een procedure waarbij de toekomstige koper een
aanbesteding uitschrijft waarop ten minste alle scheepsbouwers kunnen
inschrijven waarvan de koper bekend is dat zij in staat zijn het betrokken
vaartuig te bouwen. 3. De in lid 1 bedoelde klacht bevat het
bewijs: a) van schade veroorzakende prijzen; b) van schade; c) van een oorzakelijk verband tussen
de verkoop van het voertuig tegen een schade veroorzakende prijs en de beweerde
schade; en d) i) dat de klager, indien
het vaartuig door middel van een openbare aanbesteding werd verkocht, een
uitnodiging tot inschrijving heeft ontvangen, dat hij daadwerkelijk heeft
ingeschreven en zijn offerte grotendeels aan de voorwaarden van de aanbesteding
voldeed (met name wat de leveringstermijn en de technische specificaties
betreft); of ii) dat de klager, indien het vaartuig door
middel van een andere aanbestedingsprocedure werd verkocht en de aanvrager een
uitnodiging tot inschrijving op de aanbesteding voor het betrokken contract
heeft ontvangen, hij inderdaad heeft ingeschreven en zijn offerte grotendeels
aan de voorwaarden van de aanbesteding voldeed; of iii) dat de klager, in afwezigheid van een
andere inschrijvingsprocedure dan een openbare aanbesteding, in staat was het
betrokken vaartuig te bouwen en, indien hij van de voorgenomen aankoop op de
hoogte was of had dienen te zijn, aantoonbare pogingen heeft gedaan om met de
koper een contract te sluiten overeenkomstig de specificaties van de
aanbesteding. De klager mag worden geacht op de hoogte te zijn geweest van de
voorgenomen aankoop indien wordt aangetoond dat de meeste ondernemingen van de
betrokken bedrijfstak pogingen hebben ondernomen om met deze koper een contract
voor de verkoop van het betrokken vaartuig te sluiten of indien wordt
aangetoond dat algemene informatie betreffende de voorgenomen aankoop
beschikbaar was bij makelaars, financiers, classificatiebureaus, bevrachters,
handelsorganisaties of andere entiteiten die normalerwijze bij
scheepsbouwtransacties betrokken zijn en waarmee de scheepsbouwer regelmatige
contacten had of zaken deed. 4. De klacht bevat de navolgende gegevens
waarover de klager redelijkerwijze beschikt: a) de identiteit van de klager en de
omvang en de waarde van de productie van soortgelijke vaartuigen door de klager
in de Ö Unie Õ. Wordt namens de
bedrijfstak van de Ö Unie Õ een schriftelijke
klacht ingediend, dan wordt deze bedrijfstak daarin omschreven door middel van
een lijst van alle bekende producenten Ö in de Unie Õ die in staat zijn
een soortgelijk vaartuig te bouwen en worden, voor zover mogelijk, de omvang en
de waarde van de productie van soortgelijke vaartuigen door deze producenten in
de Ö Unie Õ opgegeven; b) een volledige omschrijving van het Ö naar beweren Õ tegen een schade
veroorzakende prijs verkochte vaartuig, de naam van het betrokken land of de
betrokken landen van oorsprong of van uitvoer, de identiteit van elke bekende
exporteur of buitenlandse producent en de identiteit van de koper van het
betrokken vaartuig; c) de prijzen waartegen dergelijke
vaartuigen op de binnenlandse markt van het land of de landen van oorsprong of
van uitvoer worden verkocht (of, indien van toepassing, de prijzen waartegen een
dergelijk vaartuig vanuit het land of de landen van oorsprong of van uitvoer
naar één of meer derde landen wordt verkocht of de door berekening vastgestelde
waarde van het vaartuig) alsmede de uitvoerprijzen of, indien van toepassing,
de prijzen waartegen dergelijk vaartuig voor het eerst aan een onafhankelijke
koper wordt wederverkocht; d) de gevolgen van de schade veroorzakende
prijs voor de prijzen van het soortgelijke vaartuig op de markt van de Ö Unie Õ en de gevolgen van
de verkoop voor de bedrijfstak van de Ö Unie Õ, zoals blijkt uit
relevante factoren en indicatoren in verband met de situatie van de bedrijfstak
van de Ö Unie Õ, waaronder die welke
zijn genoemd in artikel 3, leden 3 en 5. 5. De Commissie onderzoekt voor zover mogelijk
de juistheid en de toereikendheid van het in de klacht vermelde
bewijsmateriaal, teneinde vast te stellen of dit de opening van een onderzoek
rechtvaardigt. 6. Een onderzoek op grond van lid 1 wordt
eerst geopend nadat aan de hand van een onderzoek naar de mate waarin de klacht
wordt gesteund door de producenten in de Ö Unie Õ die in staat zijn
het soortgelijke vaartuig te bouwen, is vastgesteld dat de klacht door of
namens de bedrijfstak van de Ö Unie Õ is ingediend. De
klacht wordt geacht door of namens de bedrijfstak van de Ö Unie Õ te zijn ingediend
wanneer zij wordt gesteund door de producenten in de Ö Unie Õ wier gezamenlijke
productiecapaciteit voor de bouw van het soortgelijke vaartuig meer dan 50 %
bedraagt van de totale productiecapaciteit voor de bouw van het soortgelijke
vaartuig waarover dat deel van de bedrijfstak van de Ö Unie Õ dat zich voor of
tegen de klacht heeft uitgesproken, beschikt. Er wordt evenwel geen onderzoek
geopend wanneer de producenten in de Ö Unie Õ die de klacht
uitdrukkelijk steunen, minder dan 25 % vertegenwoordigen van de totale productiecapaciteit
van de producenten Ö in de Unie Õ die in staat zijn
het soortgelijke vaartuig te bouwen. 7. De autoriteiten geven aan de met het oog op
de opening van een onderzoek ingediende klacht geen bekendheid voordat het
besluit daartoe is genomen. Voor de opening van een onderzoek wordt de overheid
van het betrokken land van uitvoer evenwel op de hoogte gebracht. 8. Indien Ö de Commissie Õ in bijzondere
omstandigheden Ö besluit Õ een onderzoek te
openen zonder dat van of namens de bedrijfstak van de Ö Unie Õ een met het oog
daarop ingediende schriftelijke klacht is ontvangen, wordt hiertoe slechts
overgegaan indien er voldoende bewijs is van schade veroorzakende prijzen,
schade en een oorzakelijk verband daartussen, en indien een bedrijf dat deel
uitmaakt van de bedrijfstak Ö van de Unie Õ die benadeeld zou
zijn aan de criteria van lid 3, onder d), van dit artikel voldoet. In bepaalde daarvoor in aanmerking komende
gevallen kan een onderzoek eveneens naar aanleiding van een schriftelijke
klacht van de autoriteiten van een overeenkomstsluitende partij worden geopend.
Een dergelijke klacht dient te worden gestaafd door het nodige bewijsmateriaal
waaruit blijkt dat een vaartuig tegen een schade veroorzakende prijs werd of
wordt verkocht en de beweerde verkoop aan een koper in de Ö Unie Õ onder de normale
waarde schade toebrengt of heeft toegebracht aan de binnenlandse bedrijfstak
van de betrokken overeenkomstsluitende partij. 9. Bij het besluit om al dan niet een
onderzoek te openen wordt het bewijsmateriaal ten aanzien van de schade
veroorzakende prijzen en de schade gelijktijdig in overweging genomen. Een
klacht wordt afgewezen wanneer er onvoldoende bewijs van schade veroorzakende
prijzen of schade is om voortzetting van de procedure te rechtvaardigen. 10. De klacht kan voor de opening van het
onderzoek worden ingetrokken, in welk geval zij wordt geacht niet te zijn
ingediend. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 5, onder 1) (aangepast) 11. Wanneer Ö duidelijk Õ is dat er voldoende
bewijsmateriaal is om de inleiding van een procedure te rechtvaardigen, gaat Ö de Commissie Õ binnen 45 dagen na
de datum van indiening van de klacht daartoe over of, ingeval de procedure
overeenkomstig lid 8 wordt ingeleid, binnen zes maanden na de datum waarop de
verkoop van het vaartuig bekend was of had moeten zijn, en maakt zij dit in het
Publicatieblad van de Europese Unie bekend. Wanneer onvoldoende
bewijsmateriaal is ingediend, wordt de klager daarvan in kennis gesteld binnen
45 dagen na de datum waarop de klacht bij de Commissie Ö is Õ ingediend. De
Commissie doet de lidstaten informatie toekomen zodra zij heeft besloten dat
het nodig is deze procedure in te leiden. ê 385/96
(aangepast) 12. In het bericht van inleiding van de
procedure wordt de opening van een onderzoek aangekondigd, worden de naam en
het land van de scheepsbouwer en van de koper(s), alsmede een omschrijving van
het betrokken vaartuig en een samenvatting van de ontvangen informatie gegeven
en wordt vermeld dat alle relevante informatie aan de Commissie dient te worden
medegedeeld. Voorts worden in dit bericht de termijnen
bekendgemaakt waarbinnen belanghebbenden zich kenbaar kunnen maken, hun
standpunt schriftelijk naar voren kunnen brengen en inlichtingen kunnen
verstrekken wanneer dit standpunt en deze inlichtingen tijdens het onderzoek in
aanmerking moeten worden genomen. Tevens wordt hierin de termijn bekendgemaakt
waarbinnen belanghebbenden kunnen verzoeken overeenkomstig artikel 6, lid 5,
door de Commissie te worden gehoord. 13. De Commissie stelt de haar bekende
betrokken exporteur, koper(s) van het vaartuig en representatieve verenigingen
van producenten, exporteurs of kopers van dergelijke vaartuigen evenals de
vertegenwoordigers van het land van oorsprong, van het vaartuig waarop het
onderzoek betrekking heeft en de klagers ervan in kennis dat de procedure is
ingeleid en zendt de volledige tekst van de overeenkomstig lid 1 ontvangen
schriftelijke klacht, met inachtneming van de verplichting tot bescherming van
vertrouwelijke informatie, aan de exporteur en de autoriteiten van het land van
uitvoer en stelt deze tekst op hun verzoek ter beschikking van de andere
belanghebbenden. Artikel 6 Onderzoek 1. Na de inleiding van de procedure maakt de
Commissie, in samenwerking met de lidstaten en, indien nodig, met de
autoriteiten van derde landen, een aanvang met het onderzoek op het vlak van de
Ö Unie Õ. Dit onderzoek heeft
zowel betrekking op de schade veroorzakende prijs als op de schade en deze
beide elementen worden gelijktijdig onderzocht. 2. Belanghebbenden die een bij een prijsschadeonderzoek
gebruikte vragenlijst ontvangen, beschikken over ten minste 30 dagen om deze te
beantwoorden. Voor de exporteurs gaat de termijn in op de dag van ontvangst van
de vragenlijst, die voor dit doel wordt geacht te zijn ontvangen binnen één week
nadat zij de exporteur of de geëigende diplomatieke vertegenwoordiger van het
land van uitvoer is toegezonden. De termijn van 30 dagen kan worden verlengd op
voorwaarde dat rekening wordt gehouden met de voor het onderzoek vastgestelde
termijn en de belanghebbende zijn verzoek naar behoren motiveert, door opgave
van de bijzondere omstandigheden waarin hij zich bevindt. 3. De Commissie kan, in voorkomend geval, de
autoriteiten van derde landen evenals de lidstaten om inlichtingen verzoeken en
de lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om aan dit verzoek gevolg te
geven. Zij doen de Commissie de gevraagde gegevens
toekomen, tezamen met de resultaten van alle inspecties, controles en
onderzoeken die zij hebben uitgevoerd. De Commissie deelt deze gegevens, zowel die
van algemeen belang als die welke door een lidstaat zijn gevraagd, aan de lidstaten
mede, tenzij het om vertrouwelijke informatie gaat, in welk geval een niet
vertrouwelijke samenvatting wordt toegezonden. 4. De Commissie kan, in voorkomend geval,
zowel de autoriteiten van derde landen als de lidstaten verzoeken alle
noodzakelijke controles en inspecties uit te voeren, in het bijzonder bij
producenten in de Ö Unie Õ, en een onderzoek in
te stellen in derde landen, op voorwaarde dat de betrokken ondernemingen
hiervoor toestemming geven en de overheid van het betrokken land hiervan
officieel in kennis wordt gesteld en geen bezwaar maakt. De lidstaten nemen alle noodzakelijke
maatregelen om aan dergelijke verzoeken van de Commissie te voldoen. Ambtenaren van de Commissie kunnen op verzoek
van de Commissie of van een lidstaat de ambtenaren van de lidstaten in hun
werkzaamheden bijstaan. Bovendien kunnen in overleg tussen de Commissie en de
autoriteiten van derde landen, ambtenaren van de Commissie de ambtenaren van de
autoriteiten van deze derde landen in hun werkzaamheden bijstaan. 5. De belanghebbenden die zich overeenkomstig
artikel 5, lid 12, kenbaar hebben gemaakt, worden gehoord indien zij binnen de
termijn die in het in het Publicatieblad van de Europese Ö Unie Õ bekendgemaakte
bericht is vastgesteld, een daartoe strekkend schriftelijk verzoek indienen,
waarin zij aantonen dat zij belanghebbenden zijn voor wie de resultaten van de
procedure vermoedelijk consequenties zullen hebben en dat zij geldige redenen
hebben om te worden gehoord. 6. De scheepsbouwer, de koper(s), de
vertegenwoordigers van de overheid van het land van uitvoer, de klagers en
andere belanghebbenden die zich overeenkomstig artikel 5, lid 12, kenbaar
hebben gemaakt, worden op verzoek in de gelegenheid gesteld andere partijen met
tegengestelde belangen te ontmoeten, zodat afwijkende standpunten en
tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht. Hierbij dient rekening te worden gehouden met
de verplichting tot bescherming van vertrouwelijke informatie en met de wensen
van de belanghebbenden. Geen enkele belanghebbende is verplicht aan
een vergadering deel te nemen, noch mag de afwezigheid van een belanghebbende
op een bijeenkomst zijn belangen schaden. Met de overeenkomstig dit lid verstrekte
mondelinge informatie wordt rekening gehouden, voor zover zij later in
schriftelijke vorm wordt bevestigd. 7. De klagers, de scheepsbouwer, de koper(s)
en andere belanghebbenden die zich overeenkomstig artikel 5, lid 12, kenbaar
hebben gemaakt, alsmede de vertegenwoordigers van het land van uitvoer, hebben
op schriftelijk verzoek inzage in alle door een bij het onderzoek betrokken
partij verstrekte informatie, — doch niet in de interne documenten van de
autoriteiten van de Ö Unie Õ of haar lidstaten —,
die betrekking heeft op hun zaak, die niet vertrouwelijk is in de zin van
artikel 13 en die bij het onderzoek wordt gebruikt. Deze belanghebbenden mogen opmerkingen maken
over vorenbedoelde informatie en met hun opmerkingen moet rekening worden
gehouden indien deze met voldoende bewijsmateriaal zijn gestaafd. 8. Behoudens in de in artikel 12 bedoelde
omstandigheden wordt, voor zover mogelijk, gecontroleerd of de door
belanghebbenden verstrekte inlichtingen waarop de bevindingen worden gebaseerd,
juist zijn. 9. Bij procedures waarbij prijzen met elkaar
worden vergeleken in het geval dat een soortgelijk vaartuig is opgeleverd, moet
het onderzoek binnen een jaar na de opening ervan worden voltooid. Bij procedures waarbij het soortgelijke
vaartuig in aanbouw is, wordt het onderzoek binnen één jaar na de oplevering
van dat soortgelijke vaartuig voltooid. Onderzoeken waarbij de waarde door berekening
wordt vastgesteld, worden voltooid, hetzij één jaar na de opening ervan, hetzij
binnen één jaar na de oplevering van het schip, indien dit later is. Deze termijnen worden opgeschort indien
artikel 16, lid 2, van toepassing is. Artikel 7 Beëindiging
zonder maatregelen, instelling en inning van prijsschadeheffingen 1. Wanneer de klacht wordt ingetrokken, kan de
procedure worden beëindigd. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 5, onder 2) 2. Wanneer blijkt dat beschermende maatregelen
overbodig zijn, wordt het onderzoek of de procedure beëindigd. De Commissie
beëindigt het onderzoek volgens de in artikel 10, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure. ê 385/96 3. De procedure wordt onmiddellijk beëindigd
indien wordt vastgesteld dat de prijsschademarge minder dan 2 % bedraagt,
uitgedrukt als een percentage van de uitvoerprijs. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 5, onder 2) 4. Wanneer uit de definitief vastgestelde
feiten blijkt dat er sprake is van schade veroorzakende prijzen en daaruit voortvloeiende
schade, legt de Commissie de betrokken scheepsbouwer, overeenkomstig de in
artikel 10, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure, een prijsschadeheffing op. Het
bedrag van de prijsschadeheffing is gelijk aan de vastgestelde
prijsschademarge. Nadat zij de lidstaten heeft geïnformeerd, neemt de Commissie
de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging van haar besluit, met name wat
de inning van de prijsschadeheffing betreft. ê 385/96
(aangepast) 5. De scheepsbouwer betaalt de prijsschadeheffing
binnen 180 dagen nadat deze hem ter kennis is gebracht. Voor de toepassing van
deze verordening wordt de scheepsbouwer geacht het desbetreffende bericht één
week na de datum waarop het werd verzonden te hebben ontvangen. De Commissie
kan de scheepsbouwer een redelijke verlenging van de vorengenoemde
betalingstermijn toestaan, indien deze aantoont dat betaling binnen 180 dagen
hem insolvent zou maken of onverenigbaar zou zijn met een onder rechterlijk
toezicht uitgevoerde reorganisatie, in welk geval over het onbetaalde gedeelte
van de heffing een intrest wordt geheven waarvan het percentage gelijk is aan
het rendement op de secundaire markt van Ö euro- Õobligaties op
middellange termijn op de Luxemburgse effectenbeurs, vermeerderd met 50
basispunten. Artikel 8 Alternatieve
maatregelen ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 5, onder 3) Het onderzoek kan zonder de instelling van een
prijsschadeheffing worden beëindigd indien de scheepsbouwer de verkoop van het
vaartuig tegen een schade veroorzakende prijs definitief en onvoorwaardelijk
ongedaan maakt of een alternatieve door de Commissie goedgekeurde
gelijkwaardige maatregel aanvaardt. ê 385/96 Een verkoop wordt uitsluitend geacht ongedaan
te zijn gemaakt wanneer alle contractuele betrekkingen tussen de bij de verkoop
betrokken partijen zijn beëindigd, alle in verband met de verkoop betaalde
bedragen zijn terugbetaald en alle rechten met betrekking tot het betrokken
vaartuig of delen daarvan opnieuw aan de scheepsbouwer zijn overgedragen. Artikel 9 Tegenmaatregelen, ontzegging van
ladings- en lossingsrechten ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 5, onder 4) 1. Indien de betrokken scheepsbouwer de
overeenkomstig artikel 7 opgelegde prijsschadeheffing niet betaalt, neemt
de Commissie tegenmaatregelen in de vorm van de ontzegging van ladings- en
lossingsrechten ten aanzien van de door de betrokken scheepsbouwer gebouwde
vaartuigen. De Commissie doet de lidstaten informatie
toekomen zodra er redenen zijn voor de in de eerste alinea bedoelde
tegenmaatregelen. ê 385/96
(aangepast) 2. Het besluit tot het nemen van
tegenmaatregelen treedt in werking 30 dagen na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Ö Unie Õ en wordt ingetrokken
wanneer de scheepsbouwer de prijsschadeheffing volledig heeft betaald. De
tegenmaatregel is van toepassing op alle vaartuigen waarvoor een contract wordt
afgesloten in een periode van vier jaar na de datum van inwerkingtreding van
het besluit. Elk vaartuig is gedurende een periode van vier jaar na zijn
oplevering aan de tegenmaatregel onderworpen. Deze termijnen kunnen uitsluitend
worden verminderd na de afwikkeling van en overeenkomstig de resultaten van een
internationale geschillenbeslechtingsprocedure in verband met de ingestelde
tegenmaatregelen. De vaartuigen waaraan de ladings- en
lossingsrechten worden ontzegd, worden vervuld in een door de Commissie te
nemen besluit dat in het Publicatieblad van de Europese Ö Unie Õ wordt bekendgemaakt. 3. De douaneautoriteiten van de lidstaten
weigeren de toestemming tot laden of lossen van vaartuigen waaraan de ladings-
en lossingsrechten ontzegd zijn. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 5, onder 5) (aangepast) Artikel 10 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij [Verordening
(EG) nr. 1225/2009] ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van
Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is
artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. ê 385/96
(aangepast) Artikel 11 Controlebezoeken 1. Ingeval zij dit nuttig oordeelt, legt de
Commissie bezoeken af om de administratie van exporteurs, scheepsbouwers, handelaren,
vertegenwoordigers, producenten, handelsverenigingen en -organisaties ter
plaatse te onderzoeken, teneinde de ingewonnen inlichtingen over de schade
veroorzakende prijzen en de schade te controleren. Indien niet tijdig een
correct antwoord wordt ontvangen, kan van controle ter plaatse worden afgezien. 2. De Commissie kan zo nodig onderzoeken in
derde landen verrichten, mits de betrokken ondernemingen hiermee instemmen, de
vertegenwoordigers van de regering van het betrokken land op de hoogte worden gebracht
en deze tegen het onderzoek geen bezwaar maakt. Zodra de toestemming van de
betrokken ondernemingen is verkregen, deelt de Commissie de autoriteiten van
het land van uitvoer de namen en adressen van de te bezoeken ondernemingen en
de overeengekomen bezoekdata mede. 3. De betrokken ondernemingen worden in kennis
gesteld van de aard van de tijdens het bezoek te controleren inlichtingen en
van alle tijdens het bezoek te verstrekken aanvullende gegevens, hetgeen echter
niet belet dat ter plaatse in het licht van de verkregen inlichtingen nadere
bijzonderheden kunnen worden gevraagd. 4. Bij controles ingevolge de leden 1, 2 en 3
wordt de Commissie bijgestaan door ambtenaren van de lidstaten die hiertoe de
wens te kennen geven. Artikel 12 Niet-medewerking 1. Indien een belanghebbende binnen de bij
deze verordening vastgestelde termijnen de toegang tot de voor het onderzoek
noodzakelijke gegevens weigert of deze anderszins niet verstrekt, dan wel het
onderzoek ernstig belemmert, kunnen aan de hand van de beschikbare gegevens
voorlopige of definitieve conclusies, zowel in positieve als in negatieve zin,
worden getrokken. Blijkt dat een belanghebbende onjuiste of
misleidende inlichtingen heeft verstrekt, dan worden deze buiten beschouwing
gelaten en wordt van de beschikbare gegevens gebruik gemaakt. Belanghebbenden dienen van de gevolgen van
niet-medewerking in kennis te worden gesteld. 2. Indien de belanghebbende zijn antwoord niet
door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit
niet als het niet-verlenen van medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende
aantoont dat het verstrekken van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een
onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten zou
meebrengen. 3. Wanneer de door de belanghebbende
verstrekte inlichtingen niet in alle opzichten toereikend zijn, mogen zij niet
buiten beschouwing worden gelaten, mits de tekortkomingen niet van dien aard
zijn dat zij het bereiken van redelijk betrouwbare conclusies Ö onnodig Õ bemoeilijken, de
inlichtingen op passende wijze binnen de termijnen worden verstrekt en
controleerbaar zijn en de betrokkene naar best vermogen heeft gehandeld. 4. Indien bewijzen of inlichtingen niet worden
aanvaard, dient de partij die deze heeft verstrekt onverwijld in kennis te
worden gesteld van de redenen van deze afwijzing en dient zij de gelegenheid te
krijgen binnen de gestelde termijn nadere toelichtingen te verstrekken. Indien
de toelichtingen ontoereikend worden geacht, dienen de redenen voor de
afwijzing van de bewijzen of inlichtingen te worden medegedeeld en in de
gepubliceerde bevindingen te worden vermeld. 5. Vaststellingen, met inbegrip van die
betreffende de normale waarde, die zijn gebaseerd op de bepalingen van lid 1,
met inbegrip van de in de klacht verstrekte gegevens, dienen voor zover
praktisch mogelijk en met inachtneming van de voor het onderzoek vastgestelde
termijnen te worden getoetst aan andere beschikbare gegevens uit onafhankelijke
bronnen, zoals gepubliceerde prijslijsten, officiële Ö verkoopstatistieken
en douaneaangiften Õ, of Ö aan de Õ inlichtingen die in
de loop van het onderzoek van andere belanghebbenden zijn verkregen. 6. Indien een belanghebbende geen of slechts
gedeeltelijke medewerking verleent, waardoor relevante inlichtingen niet worden
verstrekt, kan dit tot gevolg hebben dat de resultaten voor deze belanghebbende
minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend. Artikel 13 Vertrouwelijkheid 1. Inlichtingen die wegens hun aard
vertrouwelijk zijn (bij voorbeeld omdat de bekendmaking ervan een concurrent
aanmerkelijke mededingingsvoordelen zou geven of de persoon die de inlichtingen
heeft verstrekt of degene van wie hij deze inlichtingen heeft verkregen ernstig
zou benadelen) of die door de partijen bij een onderzoek op vertrouwelijke
grondslag worden verstrekt, dienen, indien daarvoor geldige redenen worden
opgegeven, als dusdanig door de autoriteiten te worden behandeld. 2. Belanghebbenden die vertrouwelijke
inlichtingen verstrekken, dienen daarvan een niet vertrouwelijke samenvatting
beschikbaar te stellen. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een
redelijk inzicht in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte
inlichtingen te verschaffen. In buitengewone omstandigheden kunnen
belanghebbenden aangeven dat deze inlichtingen niet kunnen worden samengevat.
In dergelijke buitengewone omstandigheden moet worden aangegeven waarom het
niet mogelijk is een samenvatting te verstrekken. 3. Indien de Commissie van oordeel is dat een
verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gegrond is en degene die de
inlichtingen verstrekt niet bereid is deze bekend te maken, noch de
bekendmaking daarvan in algemene bewoordingen of in samengevatte vorm toe te
staan, kunnen deze inlichtingen buiten beschouwing worden gelaten, tenzij uit
goede bronnen blijkt dat ze juist zijn. Verzoeken om vertrouwelijke behandeling
mogen niet willekeurig worden afgewezen. 4. Dit artikel vormt geen beletsel voor de
bekendmaking van algemene gegevens door de autoriteiten van de Ö Unie Õ en, in het
bijzonder, van de motivering van ingevolge deze verordening genomen besluiten
of voor de bekendmaking van het bewijsmateriaal waarop de autoriteiten van de Ö Unie Õ steunen, voor zover
bekendmaking noodzakelijk is om deze motivering in gerechtelijke procedures toe
te lichten. Bij deze bekendmaking moet rekening worden gehouden met het Ö rechtmatige
belang van de betrokkenen dat hun zakengeheimen niet worden bekendgemaakt Õ. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 5, onder 6) 5. De Commissie en de lidstaten, inclusief de
functionarissen van beide, maken zonder de uitdrukkelijke toestemming van de
persoon die ze heeft verstrekt geen gegevens bekend die zij ingevolge deze
verordening hebben verkregen en waarvoor die persoon om een vertrouwelijke
behandeling heeft verzocht. Informatie die tussen de Commissie en de lidstaten
wordt uitgewisseld of interne documenten die door de autoriteiten van de Unie
of van de lidstaten zijn opgesteld, worden, behalve wanneer in deze verordening
uitdrukkelijk anders is bepaald, niet bekendgemaakt. ê 385/96 6. De op grond van deze verordening verkregen
informatie wordt uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gevraagd. Artikel 14 Mededeling van feiten en overwegingen 1. De indieners van de klacht, de
scheepsbouwer, de exporteur, de koper(s) van het vaartuig en hun
representatieve verenigingen evenals de vertegenwoordigers van het land van
uitvoer kunnen verzoeken om mededeling van bijzonderheden betreffende de
voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens is
de instelling van een prijsschadeheffing dan wel de beëindiging van een
onderzoek of procedure zonder het instellen van een heffing aan te bevelen. 2. De in lid 1 bedoelde verzoeken om
definitieve mededeling worden schriftelijk aan de Commissie gericht en moeten
binnen de door de Commissie vastgestelde termijnen worden ontvangen. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 5, onder 7) 3. De mededeling wordt schriftelijk gedaan.
Zij geschiedt, met inachtneming van de verplichting tot bescherming van
vertrouwelijke gegevens, zo spoedig mogelijk en normaal uiterlijk één maand
voordat de Commissie een definitief besluit neemt. Kan de Commissie bepaalde
feiten of overwegingen op dat tijdstip niet mededelen, dan deelt zij die mede
zodra dit mogelijk is. De mededeling doet geen afbreuk aan besluiten
die de Commissie daarna neemt, maar indien deze besluiten op andere feiten en
overwegingen zijn gebaseerd, worden die zo spoedig mogelijk medegedeeld. ê 385/96 4. Na de mededeling gemaakte opmerkingen
worden uitsluitend in aanmerking genomen indien zij zijn ontvangen binnen een
termijn die de Commissie in elk afzonderlijk geval met inachtneming van de
urgentie van de zaak vaststelt doch die ten minste tien dagen bedraagt. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 5, onder 8) Artikel 15 Verslag De Commissie neemt in haar jaarlijks verslag
aan het Europees Parlement en de Raad inzake de toepassing en uitvoering van
handelsbeschermende maatregelen, bedoeld in [artikel 22 bis van Verordening
(EG) nr. 1225/2009], informatie op over de uitvoering van deze verordening. ê 385/96
(aangepast) Artikel 16 Slotbepalingen 1. Deze verordening Ö doet geen
afbreuk aan Õ de toepassing van: a) bijzondere voorschriften in
overeenkomsten tussen de Ö Unie Õ en derde landen; b) bijzondere maatregelen, mits deze
niet strijdig zijn met de verplichtingen uit hoofde van de
Scheepsbouwovereenkomst. 2. Een onderzoek ingevolge deze verordening
wordt niet uitgevoerd, noch worden maatregelen genomen of gehandhaafd wanneer
dergelijke maatregelen strijdig zijn met de verplichtingen van de Ö Unie Õ uit hoofde van de
Scheepsbouwovereenkomst of enige andere relevante internationale overeenkomst. Deze Ö verordening
belet Õ de Ö Unie niet Õ om aan haar
verplichtingen uit hoofde van de Scheepsbouwovereenkomst betreffende
geschillenbeslechting te voldoen. ê Artikel 17 Intrekking Verordening (EG) nr. 385/96 wordt
ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening
gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen
volgens de concordantietabel in bijlage II. ê 385/96
(aangepast) Artikel 18 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de Ö twintigste Õ dag na die van de
bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Ö Unie Õ. Zij is van toepassing vanaf de datum van
inwerkingtreding van de Scheepsbouwovereenkomst[11]. Zij is niet van toepassing op vaartuigen
waarvoor het contract vóór de datum van inwerkingtreding van de
Scheepsbouwovereenkomst is gesloten, met uitzondering van vaartuigen waarvoor
het contract na 21 december 1994 is gesloten en die meer dan vijf jaar na de
datum van het contract dienen te worden opgeleverd. Dergelijke vaartuigen zijn
aan deze verordening onderworpen, tenzij de scheepsbouwer aantoont dat de
opleveringsdatum om normale commerciële redenen werd uitgesteld en niet met het
doel de toepassing van deze verordening te ontwijken. Deze
verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk
in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter [1] COM(87) 868 PV. [2] Zie bijlage 3 bij deel A van die conclusies. [3] Opgenomen in het wetgevingsprogramma voor 2014. [4] Zie bijlage I bij dit voorstel. [5] PB C […] van […], blz. […]. [6] Verordening (EG) nr. 385/96 van de Raad van 29 januari
1996 inzake bescherming tegen schade veroorzakende prijzen van vaartuigen (PB L 56
van 6.3.1996, blz. 21). [7] Zie bijlage I. [8] Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30
november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit
landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009,
blz. 51). [9] Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement
en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de voorschriften en
algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de
uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L
55 van 28.2.2011, blz. 13). [10] Verordening (EG) nr. 625/2009 van de Raad van 7 juli 2009
betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde
landen (PB L 185 van 17.7.2009, blz. 1). [11] De datum van inwerkingtreding van de
Scheepsbouwovereenkomst wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de
Europese Ö Unie Õ, serie L. é BIJLAGE I Ingetrokken
verordening met de wijziging ervan Verordening (EG) nr. 385/96 van de Raad (PB L 56 van 6.3.1996, blz. 21) || || || Verordening (EU) nr. 37/2014 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 18 van 21.1.2014, blz. 1) || Uitsluitend punt 5 van de bijlage _____________ BIJLAGE II Concordantietabel Verordening (EG) nr. 385/96 || De onderhavige verordening Artikelen 1 tot en met 4 || Artikelen 1 tot en met 4 Artikel 5, lid 1 || Artikel 5, lid 1 Artikel 5, lid 2, eerste alinea, aanhef || Artikel 5, lid 2, eerste alinea, aanhef Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder a), aanhef || Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder a), aanhef Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder a), eerste streepje || Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder a), i) Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder a), tweede streepje || Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder a), ii) Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder a), derde streepje || Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder a), iii) Artikel 5, lid 2, tweede, derde en vierde alinea || Artikel 5, lid 2, tweede, derde en vierde alinea Artikel 5, leden 3 tot en met 10 || Artikel 5, leden 3 tot en met 10 Artikel 5, lid 11, eerste alinea || Artikel 5, lid 11, eerste en tweede zin Artikel 5, lid 11, tweede alinea || Artikel 5, lid 11, derde zin Artikel 5, lid 12, eerste zin || Artikel 5, lid 12, eerste alinea Artikel 5, lid 12, tweede en derde zin || Artikel 5, lid 12, tweede alinea Artikel 6, leden 1 en 2 || Artikel 6, leden 1 en 2 Artikel 6, lid 3, eerste zin || Artikel 6, lid 3, eerste alinea Artikel 6, lid 3, tweede zin || Artikel 6, lid 3, tweede alinea Artikel 6, lid 3, derde zin || Artikel 6, lid 3, derde alinea Artikel 6, lid 4, eerste zin || Artikel 6, lid 4, eerste alinea Artikel 6, lid 4, tweede zin || Artikel 6, lid 4, tweede alinea Artikel 6, lid 4, derde en vierde zin || Artikel 6, lid 4, derde alinea Artikel 6, lid 5 || Artikel 6, lid 5 Artikel 6, lid 6, eerste zin || Artikel 6, lid 6, eerste alinea Artikel 6, lid 6, tweede zin || Artikel 6, lid 6, tweede alinea Artikel 6, lid 6, derde zin || Artikel 6, lid 6, derde alinea Artikel 6, lid 6, vierde zin || Artikel 6, lid 6, vierde alinea Artikel 6, lid 7, eerste zin || Artikel 6, lid 7, eerste alinea Artikel 6, lid 7, tweede zin || Artikel 6, lid 7, tweede alinea Artikel 6, leden 8 en 9 || Artikel 6, leden 8 en 9 Artikelen 7 tot en met 11 || Artikelen 7 tot en met 11 Artikel 12, lid 1, eerste zin || Artikel 12, lid 1, eerste alinea Artikel 12, lid 1, tweede zin || Artikel 12, lid 1, tweede alinea Artikel 12, lid 1, derde zin || Artikel 12, lid 1, derde alinea Artikel 12, leden 2 tot en met 6 || Artikel 12, leden 2 tot en met 6 Artikel 13 || Artikel 13 Artikel 14, leden 1 en 2 || Artikel 14, leden 1 en 2 Artikel 14, lid 3, eerste, tweede en derde zin || Artikel 14, lid 3, eerste alinea Artikel 14, lid 3, vierde zin || Artikel 14, lid 3, tweede alinea Artikel 14, lid 4 || Artikel 14, lid 4 Artikel 14 bis || Artikel 15 Artikel 15 || Artikel 16 - || Artikel 17 Artikel 16 || Artikel 18 - || Bijlage I - || Bijlage II _____________