Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014PC0343

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (codificatie)

    /* COM/2014/0343 final - 2014/0175 (COD) */

    52014PC0343

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (codificatie) /* COM/2014/0343 final - 2014/0175 (COD) */


    TOELICHTING

    1.           In de context van een Europa van de burgers hecht de Commissie groot belang aan het vereenvoudigen en verduidelijken van het recht van de Unie om het duidelijker en toegankelijker te maken voor de gewone burger, zodat deze nieuwe mogelijkheden krijgt en in staat wordt gesteld gebruik te maken van de specifieke rechten die hij aan het recht van de Unie kan ontlenen.

    Dit doel kan niet worden verwezenlijkt zolang talloze bepalingen die meermaals en vaak ingrijpend zijn gewijzigd, gedeeltelijk in det oorspronkelijke handeling en gedeeltelijk in de latere wijzigingshandelingen te vinden zijn. Om dan na te gaan wat de geldende regels zijn, is veel zoekwerk vereist, waarbij een groot aantal handelingen moet worden vergeleken.

    Codificatie van meermaals gewijzigde regels is dan ook van essentieel belang om het recht duidelijk en doorzichtig te maken.

    2.           Bij haar besluit van 1 april 1987[1] heeft de Commissie haar diensten opgedragen alle handelingen na maximaal tien wijzigingen te codificeren, waarbij zij erop wijst dat dit een minimumregel is en dat haar diensten ter wille van de duidelijkheid en het juiste begrip van de bepalingen ernaar zouden moeten streven de teksten waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met nog kortere tussenpozen te codificeren.

    3.           De conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh (december 1992) hebben dit bevestigd[2] en het belang van codificatie onderstreept, omdat daarmee rechtszekerheid wordt verschaft omtrent de vraag welke wet op een gegeven moment op een bepaald onderwerp van toepassing is.

    Bij codificatie moet de normale procedure voor de vaststelling van handelingen van de Unie volledig in acht worden genomen.

    Aangezien bij codificatie geen inhoudelijke wijzigingen in de betrokken wetteksten mogen worden aangebracht, zijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bij Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 een versnelde werkmethode voor de codificatie van wetteksten overeengekomen.

    4.           Dit voorstel beoogt de codificatie van Verordening (EG) nr. 673/2005 van de Raad van 25 april 2005 tot vaststelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika[3]. De nieuwe verordening vervangt de verschillende handelingen die erin zijn verwerkt[4]; dit voorstel laat de inhoud van de handelingen die worden gecodificeerd onverlet en beperkt zich er derhalve toe deze samen te voegen en daarin slechts de formele wijzigingen aan te brengen die voor de codificatie zelf vereist zijn.

    5.           Dit voorstel voor een codificatie is opgesteld op basis van een voorafgaande consolidatie, in 22 officiële talen, van Verordening (EG) nr. 673/2005 en de handelingen tot wijziging daarvan, met behulp van een gegevensverwerkingssysteem van het Bureau voor publicaties van de Europese Unie. Voor zover de artikelen zijn vernummerd, is het verband tussen de oude en de nieuwe nummering weergegeven in een concordantietabel die is opgenomen in bijlage IV bij de gecodificeerde verordening.

    ê 673/2005 (aangepast)

    2014/0175 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    Ö betreffende Õ aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (codificatie)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag Ö betreffende de werking van de Europese Unie Õ , en met name artikel Ö 207, lid 2 Õ ,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[5],

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    ê

    (1)       Verordening (EG) nr. 673/2005 van de Raad[6] is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd[7]. Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van die verordening te worden overgegaan.

    ê 673/2005 overweging 1

    (2)       Op 27 januari 2003 hechtte het Orgaan voor Geschillenbeslechting („DSB”) van de Wereldhandelsorganisatie („WTO”) zijn goedkeuring aan het verslag van de beroepsinstantie[8] en het verslag van het panel[9], dat door het verslag van de beroepsinstantie werd bevestigd, en stelde vast dat de wet Voortzetting van dumping en handhaving van subsidie (Continued Dumping and Subsidy Offset Act („CDSOA”)) niet verenigbaar was met de verplichtingen van de Verenigde Staten uit hoofde van de WTO-overeenkomsten.

    ê 673/2005 overweging 2

    (3)       Omdat de Verenigde Staten hun wetgeving niet in overeenstemming hebben gebracht met de overeenkomsten in kwestie, heeft de Gemeenschap de DSB toestemming gevraagd om de toepassing van haar tariefconcessies en de hiermee verband houdende verplichtingen in het kader van de GATT 1994 ten aanzien van de Verenigde Staten[10] te schorsen. De Verenigde Staten maakten bezwaar tegen de mate van schorsing van de tariefconcessies en de hiermee verband houdende verplichtingen en de zaak werd doorverwezen voor arbitrage.

    ê 673/2005 overweging 3

    (4)       Op 31 augustus 2004 stelden de arbiters vast dat de mate waarin door de Gemeenschap genoten voordelen teniet zijn gedaan of zijn uitgehold, 72 % bedroeg van het bedrag dat in het kader van de CDSOA werd uitbetaald aan antidumping- of antisubsidierechten voor invoer uit de Gemeenschap, voor het meest recente jaar waarvoor op dat moment door de autoriteiten van de Verenigde Staten gepubliceerde gegevens beschikbaar waren. De arbiter stelde vast dat de schorsing door de Gemeenschap van concessies of ander verplichtingen, in de vorm van een aanvullend invoerrecht bovenop de geconsolideerde douanerechten, voor een lijst van producten van oorsprong uit de Verenigde Staten, die op jaarbasis een totale handelswaarde vertegenwoordigt die het bedrag voor de tenietdoening of uitholling niet overschrijdt, in overeenstemming was met de WTO-voorschriften. Op 26 november 2004 verleende de DSB toestemming om de tariefconcessies en de hiermee verband houdende verplichtingen uit hoofde van de GATT 1994 ten aanzien van de Verenigde Staten te schorsen, overeenkomstig het besluit van de arbiter.

    ê 673/2005 overweging 4 (aangepast)

    (5)       De CDSOA-uitbetalingen voor het meest recente jaar waarvoor Ö destijds Õ gegevens beschikbaar Ö waren Õ, hebben betrekking op de verdeling van de in het boekjaar 2004 (1 oktober 2003 tot en met 30 september 2004) geïnde antidumping- en anti-subsidierechten. Op basis van de door de Customs and Border Protection (dienst Douane en grensbewaking) van de Verenigde Staten gepubliceerde gegevens Ö was Õ de mate waarin de voordelen voor de Gemeenschap Ö werden Õ tenietgedaan of uitgehold berekend op 27,81 miljoen USD. De Gemeenschap Ö kon Õ de toepassing van haar tariefconcessies ten aanzien van de Verenigde Staten derhalve voor eenzelfde bedrag schorsen. Het effect van een aanvullend ad-valorem-invoerrecht van 15 % op de invoer van de producten in bijlage I uit de Verenigde Staten Ö vertegenwoordigde Õ , over één jaar, een handelswaarde die het bedrag van 27,81 miljoen USD niet Ö overschreed Õ. De Gemeenschap Ö heeft Õ de toepassing van haar tariefconcessies voor Ö die Õ producten ten aanzien van de Verenigde Staten met ingang van 1 mei 2005 Ö geschorst Õ .

    ê 673/2005 overweging 5 (aangepast)

    (6)       Wanneer de Verenigde Staten blijven volharden en het besluit en de aanbeveling van de SDB niet uitvoeren, zal de Commissie het niveau van de schorsing jaarlijks aanpassen aan de mate waarin de voordelen voor de Ö Unie Õ op dat moment worden tenietgedaan of uitgehold door de CDSOA. De Commissie wijzigt de lijst in bijlage I of de hoogte van het aanvullende invoerrecht om ervoor te zorgen dat het effect van het aanvullende recht op de invoer van de Verenigde Staten van de geselecteerde producten over een jaar een handelswaarde vertegenwoordigt die het bedrag van de voordelen die voor de Ö Unie Õ worden tenietgedaan of uitgehold, niet overschrijdt.

    ê 673/2005 overweging 6 (aangepast)

    (7)       De Commissie neemt de volgende criteria in acht:

    a)      de Commissie past de hoogte van het aanvullende invoerrecht aan, indien het niet mogelijk is het niveau van de schorsing aan te passen aan de mate waarin de voordelen worden tenietgedaan of uitgehold, door producten aan de lijst in bijlage I toe te voegen of van deze lijst te schrappen; in het tegenovergestelde geval zal de Commissie producten toevoegen aan de lijst in bijlage I wanneer het niveau van de schorsing toeneemt, of producten van de lijst schrappen wanneer het niveau van de schorsing afneemt;

    b)      wanneer producten worden toegevoegd, selecteert de Commissie producten van de lijst in bijlage II in de volgorde waarin zij op deze lijst staan; dit houdt in dat de Commissie ook de lijst in bijlage II zal wijzigen door van deze lijst de producten die aan de lijst in bijlage I zijn toegevoegd, te schrappen;

    c)      wanneer producten van de lijst moeten worden gehaald, schrapt de Commissie eerst producten die Ö na 1 mei 2005 Õ aan bijlage I werden toegevoegd; vervolgens schrapt de Commissie de producten die Ö op 1 mei 2005 Õ op de lijst in bijlage I stonden, in de volgorde van die lijst.

    ê 38/2014 art. 1 en bijlage, punt 4 (aangepast)

    (8)       Teneinde de noodzakelijke aanpassingen aan te brengen op de maatregelen uit hoofde van deze verordening, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van het percentage van de aanvullende douanerechten of van de lijsten in de bijlagen I en II, op de in Ö deze Õ verordening bepaalde voorwaarden. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad,

    ê 673/2005 (aangepast)

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De tariefconcessies en hiermee verband houdende verplichtingen uit hoofde van de GATT 1994 van de Ö Unie Õ worden hierbij geschorst ten aanzien van producten van oorsprong uit de Verenigde Staten die zijn opgenomen in bijlage I bij deze verordening.

    ê 303/2014 art. 1, punt 1) (aangepast)

    Artikel 2

    Voor de in bijlage I opgenomen producten van oorsprong uit de Verenigde Staten wordt naast de douanerechten op grond van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad[11] een aanvullend ad-valoremrecht van 0,35 % ingesteld.

    ê 673/2005 (aangepast)

    Artikel 3

    1. De Commissie past het niveau van de schorsing jaarlijks aan de mate waarin de voordelen voor de Ö Unie Õ op dat moment door de United States’ Continued Dumping and Subsidy Offset Act (CDSOA) worden teniet gedaan of uitgehold, aan. Voor de aanpassing van de hoogte van het aanvullende recht of de lijst in bijlage I door de Commissie geldt het volgende:

    a)           de mate van tenietdoening of uitholling is gelijk aan 72 % van het bedrag van de uitbetalingen in verband met de antidumping- en antisubsidierechten, die in het meest recente jaar, waarvoor op dat moment door de autoriteiten van de Verenigde Staten gepubliceerde gegevens beschikbaar zijn, zijn gedaan voor invoer uit de Ö Unie Õ ;

    b)           de wijziging dient ervoor te zorgen dat het aanvullende invoerrecht op de invoer van de geselecteerde producten uit de Verenigde Staten, op jaarbasis, een handelswaarde vertegenwoordigt die de mate van tenietdoening of uitholling niet overschrijdt;

    c)           met uitzondering van de omstandigheden zoals bedoeld onder e), voegt de Commissie producten toe aan de lijst in bijlage I wanneer het niveau van de schorsing toeneemt; deze producten worden geselecteerd uit de lijst in bijlage II in de volgorde op die lijst;

    d)           met uitzondering van de omstandigheden zoals bedoeld onder e), schrapt de Commissie producten van de lijst in bijlage I wanneer het niveau van de schorsing afneemt; de Commissie schrapt eerst de producten die Ö op 1 mei 2005 Õ op de lijst in bijlage II stonden en in een later stadium werden toegevoegd aan de lijst in bijlage I; de Commissie schrapt vervolgens de producten die Ö op 1 mei 2005 Õ op de lijst in bijlage I stonden, in de volgorde van de lijst;

    e)           de Commissie wijzigt de hoogte van het aanvullende recht wanneer het niveau van de schorsing niet kan worden aangepast aan de mate van tenietdoening of uitholling door het toevoegen of schrappen van producten van de lijst in bijlage I.

    2. Wanneer producten worden toegevoegd aan de lijst in bijlage I, zal de Commissie tevens de lijst in bijlage II wijzigen door die producten van de lijst in bijlage II te schrappen. De volgorde van de producten die op de lijst in bijlage II blijven staan, wordt niet gewijzigd.

    ê 38/2014 art. 1 en bijlage, punt 4, onder 1) (aangepast)

    3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 4 gedelegeerde handelingen vast te stellen om krachtens dit artikel aanpassingen en wijzigingen aan te brengen.

    Wanneer de informatie over het bedrag aan uitbetaling door de Verenigde Staten laat Ö in Õ het jaar beschikbaar is, waardoor niet meer aan de termijnen van de WTO en de wettelijke termijnen kan worden voldaan met gebruikmaking van de in artikel 4 bedoelde procedure, en indien dit in geval van aanpassingen en wijzigingen in de bijlagen, om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 5 bedoelde procedure van toepassing op overeenkomstig de eerste alinea vastgestelde gedelegeerde handelingen.

    ê 38/2014 art. 1 en bijlage, punt 4, onder 2) (aangepast)

    Artikel 4

    1 De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2. De in artikel 3, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 20 februari 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van 5 jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen een dergelijke verlenging verzet.

    3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    5. Een overeenkomstig artikel 3, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    ê 38/2014 art. 1 en bijlage, punt 4, onder 3)

    Artikel 5

    1. Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure.

    2. Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 4, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dit geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

    ê 673/2005 (aangepast)

    Artikel 6

    De oorsprong van elk product waarop deze verordening van toepassing is, wordt vastgesteld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2913/92.

    Artikel 7

    1. De aanvullende douanerechten zijn niet van toepassing op de in bijlage I vermelde producten waarvoor vóór Ö 30 april 2005 Õ een invoervergunning met vrijstelling of verlaging van douanerechten is afgegeven

    2. De aanvullende douanerechten zijn niet van toepassing op de in bijlage I vermelde producten die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad[12] met vrijstelling van rechten worden ingevoerd.

    3. In bijlage I genoemde producten kunnen slechts onder de douaneregeling „behandeling onder douanetoezicht” worden geplaatst overeenkomstig artikel 551, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie[13], indien in het Comité douanewetboek is onderzocht of aan de economische voorwaarden is voldaan, tenzij de producten en behandelingen worden genoemd in bijlage 76, deel A, bij die verordening.

    ê

    Artikel 8

    Verordening (EG) nr. 673/2005 wordt ingetrokken.

    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

    ê 673/2005 (aangepast)

    Artikel 9

    Deze verordening treedt in werking op de Ö twintigste Õ dag Ö na die Õ van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement                        Voor de Raad

    De voorzitter                                                  De voorzitter

    [1]               COM(87) 868 PV.

    [2]               Zie bijlage 3 bij deel A van die conclusies.

    [3]               Opgenomen in het wetgevingsprogramma voor 2014.

    [4]               Zie bijlage III bij dit voorstel.

    [5]               PB C […] van […], blz. […].

    [6]               Verordening (EG) nr. 673/2005 van de Raad van 25 april 2005 tot vaststelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PB L 110 van 30.4.2005, blz. 1).

    [7]               Zie bijlage III.

    [8]               United States — Offset Act (Byrd Amendment), verslag van de beroepsinstantie (WT/DS217/AB/R, WT/DS234/AB/R, 16 januari 2003).

    [9]               United States — Offset Act (Byrd Amendment), verslag van het panel (WT/DS217/R, WT/DS234/R, 16 september 2002).

    [10]             United States — Offset Act (Byrd Amendment), beroep van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 22, lid 2, van de DSU (WT/DS217/22, 16 januari 2004).

    [11]             Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).

    [12]             Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PB L 324 van 10.12.2009, blz. 23).

    [13]             Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

    ê 303/2014 art. 1, punt 2) en bijlage (aangepast)

    BIJLAGE I

    De producten waarop de aanvullende rechten zullen worden toegepast, worden aan de hand van hun achtcijferige GN-code geïdentificeerd. De omschrijving van de producten die onder deze codes zijn ingedeeld, is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad[1], zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1810/2004 van de Commissie[2].

    0710 40 00

    9003 19 30

    8705 10 00

    6204 62 31

    _______________________

    ê 349/2013 art. 2 en bijlage II

    BIJLAGE II

    De producten in deze bijlage worden aangeduid met hun achtcijferige GN-code. De omschrijving van de producten die onder deze codes zijn ingedeeld, is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87.

    _______________________

    é

    BIJLAGE III

    Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

    Verordening (EG) nr. 673/2005 van de Raad            (PB L 110 van 30.4.2005, blz. 1) || Uitsluitend punt 11 van de bijlage

    || Verordening (EG) nr. 632/2006 van de Commissie   (PB L 111 van 25.4.2006, blz. 5) Verordening (EG) nr. 409/2007 van de Commissie   (PB L 100 van 17.4.2007, blz. 16) Verordening (EG) nr. 283/2008 van de Commissie   (PB L 86 van 28.3.2008, blz. 19) Verordening (EG) nr. 317/2009 van de Commissie   (PB L 100 van 18.4.2009, blz. 6) Verordening (EU) nr. 305/2010 van de Commissie   (PB L 94 van 15.4.2010, blz. 15) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 311/2011 van de    Commissie       (PB L 86 van 1.4.2011, blz. 51) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 349/2013 van de    Commissie       (PB L 108 van 18.4.2013, blz. 6) || Uitsluitend punt 4 van de bijlage ||

    || Verordening (EU) nr. 37/2014 van het Europees       Parlement en de Raad (PB L 18 van 21.1.2014, blz. 1) || ||

    || Verordening (EU) nr. 38/2014 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 18 van 21.1.2014, blz. 52) || ||

    || || ||

    _______________________

    BIJLAGE IV

    Concordantietabel

    Verordening (EG) nr. 673/2005 || De onderhavige verordening

    Artikelen 1 tot en met 4 || Artikelen 1 tot en met 4

    Artikel 4 bis || Artikel 5

    Artikel 5 || Artikel 6

    Artikel 6, lid 1 || Artikel 7, lid 1

    Artikel 6, lid 2 || -

    Artikel 6, lid 3 || Artikel 7, lid 2

    Artikel 6, lid 4 || Artikel 7, lid 3

    - || Artikel 8

    Artikel 8 || Artikel 9

    Bijlage I || Bijlage I

    Bijlage II || Bijlage II

    - || Bijlage III

    - || Bijlage IV

    _______________________

    [1]               Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

    [2]               Verordening (EG) nr. 1810/2004 van de Commissie van 7 september 2004 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 327 van 30.10.2004, blz. 1).

    Top