This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014DC0712
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL Implementing EU food and nutrition security policy commitments: first biennial report.
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tenuitvoerlegging van de beleidstoezeggingen van de EU inzake voedsel- en voedingszekerheid: eerste tweejaarlijkse verslag
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tenuitvoerlegging van de beleidstoezeggingen van de EU inzake voedsel- en voedingszekerheid: eerste tweejaarlijkse verslag
/* COM/2014/0712 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tenuitvoerlegging van de beleidstoezeggingen van de EU inzake voedsel- en voedingszekerheid: eerste tweejaarlijkse verslag /* COM/2014/0712 final */
Afkortingenlijst
3 C's || Coördinatie, complementariteit en coherentie AGIR || Alliance Globale pour l’Initiative Résilience (Wereldwijde Alliantie voor het Weerbaarheidsinitiatief) AR4D || Agricultural Research for Development CAADP || Comprehensive Africa Agriculture Development Programme (Alomvattend programma voor landbouwontwikkeling in Afrika) CFS || Committee on World Food Security (commissie Wereldvoedselzekerheid) CGIAR || voorheen Consultative Group on International Agricultural Research CORAF/WECARD || West and Central African Council for Agricultural Research and Development EC || Europese Commissie ECOWAP || Landbouwbeleid van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten ECOWAS || Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten EIARD || European Initiative for Agricultural Research for Development (Europees Initiatief voor landbouwkundig onderzoek ten behoeve van ontwikkeling) EU || Europese Unie FAO || Voedsel- en Landbouworganisatie ICN2 || Second International Conference on Nutritio%n IFAD || International Fund for Agricultural Development INGO || International Non-Governmental Organisation MS || Lidstaten NEPAD || New Partnership for Africa’s Development NGO || niet-gouvernementele organisatie OECD/DAC || Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling/Commissie voor ontwikkelingsbijstand PCD || Policy Coherence for Development (Samenhang in het ontwikkelingsbeleid) SHARE || Supporting the Horn of Africa’s Resilience (Ondersteuning van de weerbaarheid in de Hoorn van Afrika) SUN || Scaling Up Nutrition UN-SCN || United Nations Standing Committee on Nutrition USAID || United States Agency for International Development VGGT || Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests (Vrijwillige richtsnoeren voor een verantwoord beheer van grondbezit, visgronden en bossen) WFP || Wereldvoedselprogramma WHA || Wereldgezondheidsvergadering
1. Inleiding
In 2010 hebben
de Europese Unie (EU) en haar lidstaten samen met alle partners geprobeerd de
voedsel- en voedingszekerheid te verbeteren door hiervoor een EU-beleidskader
vast te stellen[1].
Om de destijds vastgelegde prioriteiten te versterken heeft de EU sindsdien
verdere beleidsafspraken gemaakt. Zo is er een uitvoeringsplan voor voedsel- en
voedingszekerheid opgesteld[2]
met zes beleidsprioriteiten. In dit kader zijn ook prestatiecriteria vastgelegd
en is aangeduid op welke gebieden er zou kunnen worden opgetreden[3]. Nadat
dit uitvoeringsplan in april 2013 is goedgekeurd, heeft de Raad de Europese
Commissie verzocht in samenwerking met de lidstaten vanaf 2014 om de twee jaar
geconsolideerde EU-voortgangsverslagen op te stellen. Dit document is het
eerste verslag in deze reeks. In dit verslag, bestemd voor het Europees
Parlement en de Raad en voor het grote publiek, wordt nagegaan in hoeverre de
EU en de lidstaten het uitvoeringsplan hebben geïmplementeerd. Met dit verslag
wordt beoogd om twee kernvragen over het presteren van de EU en de lidstaten te
beantwoorden: 1) in hoeverre stemmen de uitgaven en de specifieke interventies
die in 2012 zijn verricht overeen met de zes beleidsprioriteiten?; 2) in
hoeverre hebben de EU en de lidstaten zich bij de uitvoering van deze
prioriteiten gehouden aan het beginsel van de 3 C's (coherentie,
complementariteit en coördinatie)? Dit verslag is
een middel om vanuit de basis verantwoording af te leggen. Het zorgt voor een
benchmark of uitgangspunt om in latere verslagen te kunnen vergelijken in
hoeverre EU-donoren samenwerken bij de uitvoering van de beleidsprioriteiten
die de EU inzake voedsel- en voedingszekerheid heeft afgesproken. Ten grondslag
aan het verslag liggen geconsolideerde kwantitatieve gegevens (gegevens over
uitgaven, gebaseerd op OESO-DAC-verslaglegging in 2012) en kwalitatieve
gegevens over de 3 C's die door Oostenrijk, België, Finland, Frankrijk, Duitsland,
Ierland, Italië, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de EU in hun respectieve
verslagen zijn verstrekt. De gehanteerde methodiek is beschreven in hoofdstuk 4
van het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD). De
EU-donoren die aan dit verslag hebben meegewerkt, zijn samen goed voor bijna 90%
van de totale (d.w.z. alle sectoren meegerekend) officiële ontwikkelingshulp
(ODA) die door de door EU en de lidstaten is verleend. Het presteren
van de EU en haar lidstaten wordt in dit verslag belicht aan de hand van
bestaande prestatiebeoordelingsgegevens. Derhalve wordt in het verslag ook
nagegaan of de bestaande prestatiebeoordelingssystemen in staat zijn om
bruikbare en betrouwbare gegevens te leveren over het optreden van de EU op de zes
prioritaire beleidsterreinen. Dit verslag gaat
vergezeld van een werkdocument van de diensten van de Commissie met aanvullende
informatie en casestudies.
2. Hoe goed zijn we onze beleidstoezeggingen
nagekomen?
2.1 Algemene uitgavenanalyse
EU-donoren hebben
in 2012 voor bijna 3,4 miljard euro geïnvesteerd in voedsel- en
voedingszekerheid, wat overeenkomt met ca. 8% van hun totale officiële
ontwikkelingshulp (ODA). Ze hebben activiteiten ontplooid in het kader van 2 500
programma's en in meer dan 115 landen. EU-lidstaten hebben bijgedragen
via hun respectieve programma's. Daarnaast[4] hebben
EU-donoren in ruim 80 landen voor ongeveer 1,1 miljard euro aan humanitaire en
noodhulp verschaft in verband met voedsel- en voedingszekerheid. Humanitaire
programma's zijn goed voor gemiddeld 25% van de totale programma's die verband
houden met voedsel- en voedingszekerheid (humanitaire plus ontwikkelingshulp),
waarbij er wel enkele verschillen bestaan tussen de lidstaten (zie figuur 1).
Samen vertegenwoordigden ontwikkelings- en humanitaire hulp meer dan 10% van de
ODA. Fig. 1:
Aandeel ontwikkelings- en humanitaire hulp voor voedsel- en voedingszekerheid
per donor Tabel 1: Geografische verdeling van hulpuitgaven in 2012Continent || EUR || Percentage (%) Afrika bezuiden de Sahara || 1.439.111.341 || 43% Wereld[5] || 958.251.930 || 28% Azië || 593.399.623 || 18% Latijns-Amerika en Caribisch gebied || 231.378.699 || 7% Nabuurschapslanden || 87.841.667 || 2% Overig || 55.802.800 || 2% Totaal || 3.365.786.060 || 100% De meeste
interventies (ca. 65%) werden verricht op landniveau, waarbij meer dan 115
partnerlanden, inclusief kwetsbare staten,[6]
hulp ontvingen. In
geografisch opzicht was Afrika in 2012 de grootste ontvanger: het kreeg 43% van
de totale bijdragen (zie tabel 1). De lidstaten richtten zich in
Afrika op specifieke landen, terwijl de EU de hulp geografisch breder spreidde.
Bijna
30% van de interventies had een wereldwijd karakter, wat erop duidt dat
voedsel- en voedingszekerheid als een mondiaal belangrijk collectief goed wordt
gezien. Fig. 2
Ontvangen hulp per partnerland (in miljoenen euro's) Figuur 2 laat de
top 20 zien van de partnerlanden die de meeste hulp kregen. Meer
informatie is te vinden in de tabel in hoofdstuk 1 van het SWD, waaruit blijkt
dat 68 partnerlanden gemiddeld minder dan 3 miljoen euro per donor ontvingen.
2.2
Interventies betreffende de zes beleidsprioriteiten
Hieronder volgt
een overzicht van de interventies van EU-donoren in het kader van de zes
beleidsprioriteiten. Tabel 2.
Uitgavenverdeling per beleidsprioriteit Prioriteit || Bedrag (in miljoenen euro's) || Percentage Prioriteit 1: Verbetering van de weerbaarheid van kleine boeren en landelijke inkomstenbronnen || 2 022 || 60% Prioriteit 2: Ondersteuning van doeltreffend bestuur || 395 || 12% Prioriteit 3: Ondersteuning van regionaal beleid inzake landbouw en voedsel- en voedingszekerheid || 151 || 4% Prioriteit 4: Versterking van socialebeschermingsmechanismen voor voedsel- en voedingszekerheid || 209 || 6% Prioriteit 5: Verbetering van de kwaliteit van voeding || 467 || 14% Prioriteit 6: Verbetering van de coördinatie tussen actoren die zich met humanitair en ontwikkelingswerk bezighouden om de weerbaarheid te vergroten || 122 || 4% Totaal || 3 366 || 100% De meeste
interventies (ca. 60%) vallen onder Prioriteit 1 (Verbetering van de
weerbaarheid van kleine boeren en landelijke inkomstenbronnen), gevolgd door
Prioriteit 5 (Verbetering van de kwaliteit van voeding) en Prioriteit 2
(Ondersteuning van doeltreffend bestuur). De uitgaven van
de middelen voor de diverse prioriteiten zijn geanalyseerd. Veel interventies
kwamen meer dan één prioritair actieterrein ten goede. Wegens de methodiek
mochten programma's niet bij meer dan één prioriteit worden ondergebracht,
zodat de cijfers niet in absolute termen kunnen worden geïnterpreteerd. Het
prestatiecriterium "aantal en waarde van door de EU en haar lidstaten
gezamenlijk uitgevoerde programma's die op nationaal, regionaal en mondiaal
niveau worden ondersteund" was moeilijk te beoordelen en is daarom niet
opgenomen in de verslaglegging over de prestatiecriteria. Er zij op gewezen dat
de EU en haar lidstaten investeren in betrokkenheid bij het beleid op de
verschillende terreinen, zodat de kans bestaat dat de uitgavencijfers geen
volledig beeld geven van het belang van voedsel- en voedingszekerheid.
2.2.1 Beleidsprioriteit
1: Verbetering van de weerbaarheid van kleine boeren en landelijke
inkomstenbronnen
Beoordeling van prestatiecriteria · In 108 landen of in internationaal verband is voor 2,02 miljard euro aan steun verleend voor 1 560 programma's. · 149 nationale en internationale onderzoeksprogramma's ontvingen in totaal 379 miljoen euro aan steun. Ruim de helft
van alle in 2012 verstrekte middelen (2 miljard euro, ca. 60% van het totaal)
ging naar Prioriteit 1, waaruit blijkt dat verbetering van de weerbaarheid van
kleine boeren en landelijke inkomstenbronnen een belangrijke doelstelling was
van gecombineerde EU-hulp. Er zijn ongeveer 1 560 programma's gefinancierd
in meer dan 100 landen. Zo is er steun
verleend om kleinschalige, met name vrouwelijke landbouwers te helpen bij het
opvoeren en diversifiëren van duurzame landbouw; om de toegang van kleine
boeren tot land en water, landbouwproductiemiddelen, krediet en voorlichting te
verbeteren; om partnerlanden te helpen de negatieve impact van de
klimaatverandering op de voedsel- en voedingszekerheid aan te pakken; om
landbouwkundig en ander onderzoek voor de ontwikkeling en overdracht van
technologie, voorlichting en innovatie ten gunste van de armen te stimuleren;
en om de levensvatbaarheid van het platteland te verbeteren door inkomstengenererende
activiteiten te ontplooien, werkgelegenheid buiten het landbouwbedrijf te
creëren en maatregelen betreffende de waardeketen en de agro-industrie te
treffen. Van de uitgaven
voor Prioriteit 1 werd ca. 62% verricht op landniveau, 33% op mondiaal niveau
en 5% op regionaal niveau. De meeste hulp (37%) ging naar Afrika,
terwijl 34% een wereldwijde bestemming had en 18% in Azië werd besteed. Bij
de tien landen die in het kader van deze prioriteit de meeste hulp ontvingen,
zijn enkele kwetsbare staten met een onzekere voedselvoorziening, zoals Ethiopië, Afghanistan en de Democratische Republiek Congo (zie SWD hoofdstuk 3, figuur 1). Om de
inkomenssituatie van kleine landbouwbedrijven te verbeteren, is duurzaam
landbeheer van cruciaal belang. De EU en verscheidene lidstaten steunen
initiatieven in Ethiopië, waar veel inwoners van landelijke gebieden het fysiek
en economisch moeilijk hebben om het hoofd boven water te houden. Een voorbeeld
is het Ethiopisch-Duitse Programma voor duurzaam landbeheer, gericht op de
regio's Amhara, Oromia en Tigray. Hiermee worden technieken en maatregelen
ingevoerd om erosie tegen te gaan en wordt met het oog op een duurzaam beheer
van waterwingebieden bevorderd dat er gebruikersgroepen worden opgericht. Verder is er in
het kader van Prioriteit 1 ook heel wat hulp gegaan naar onderzoek en innovatie
op het vlak van duurzame landbouw en voedsel- en voedingszekerheid (AR4D). Met naar
schatting 380 miljoen euro hebben EU-donoren in 2012 aanzienlijk bijgedragen
aan landbouwonderzoek voor ontwikkeling. Het gaat hierbij
o.a. om de steun die is verleend aan wereldwijde initiatieven zoals de CGIAR
(de voormalige Consultative Group on International Agricultural Research),
regionale organisaties, met name in Afrika, en aan nationale instituten voor
landbouwonderzoek. Europese donoren zijn aangesloten bij het European
Initiative for Agricultural Research for Development (EIARD) (zie tekstvak 1). Tekstvak 1: EIARD EIARD is een permanent, informeel beleidscoördinatieplatform voor de EU en haar lidstaten, Zwitserland en Noorwegen. Het is door de Raad en het Europees Parlement in 1997 erkend om te bevorderen dat Europese beleidsmaatregelen en investeringen inzake landbouwkundig onderzoek ten behoeve van ontwikkeling (ARD) op elkaar worden afgestemd. In 2012 hebben EIARD-leden (m.i.v. de EU) voor USD 231 miljoen bijgedragen aan het CGIAR-fonds (45% van het totaal). Coördinatie van de Europese steunverlening aan de CGIAR staat bovenaan de EIARD-agenda. Het EIARD is ook actief lid van het European Forum on Agricultural Research for Development (EFARD), waaraan door tal van uiteenlopende belanghebbenden wordt deelgenomen. In
beleidsoverzichten en standpuntnota's die in opdracht van het EIARD zijn
opgesteld, wordt benadrukt dat het belangrijk is om onderzoek in te praktijk te
vertalen, teneinde meer effect te sorteren, ook voor de armste landbouwers.
Dankzij het EIARD beschikt Europa over een van de krachtigste stemmen in de
Raad van de CGIAR (zie ook de casestudy in SWD hoofdstuk 2.1).
2.2.2 Beleidsprioriteit 2:
Ondersteuning van doeltreffend bestuur
Beoordeling van prestatiecriteria · 410 programma's in 87 landen ontvingen samen 395 miljoen euro. · Gezamenlijke standpunten van de EU en de lidstaten hebben ertoe geleid dat er in 2012 binnen de commissie Wereldvoedselzekerheid (CFS) vrijwillige richtsnoeren voor een verantwoord beheer van grondbezit, visgronden en bossen (VGGT) zijn aangenomen. · Zowel de collegiale toetsing (peer review) uit 2012 van de Commissie voor ontwikkelingsbijstand (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) als het verslag uit 2013 over de samenhang in het ontwikkelingbeleid van de EU (PCD) laat zien dat het ontwikkelingsbeleid samenhangender wordt. In 2012 ging ca.
12% van de investeringen van de EU en haar lidstaten, goed voor een bedrag van 395
miljoen euro, naar maatregelen om doeltreffend beleid te ondersteunen. Het ging
hierbij bijv. om: steun voor initiatieven die in de CFS zijn besproken;
versterking van maatschappelijke en boerenorganisaties in partnerlanden, ook om
hen in staat te stellen deel te nemen aan besluitvormingsprocessen;
zelfbeschikking van vrouwen en vergroting van hun rol in het nemen van
besluiten over de voedselproductie en -consumptie en de hulpbronnen van het
gezin; steun voor decentralisering en lokaal bestuur ter bevordering van de
voedselzekerheid; ondersteuning van het Alomvattende Programma voor
landbouwontwikkeling in Afrika (CAADP); versterking van de wereldwijde aanpak
van voedsel- en voedingszekerheid, o.a. door de SUN-beweging (Scaling Up
Nutrition) te steunen; en het opvoeren van voorlichtingsactiviteiten om ervoor
te zorgen dat voedsel- en voedingszekerheid prioriteit krijgen in
internationale en regionale fora en in het beleid van nationale regeringen van
partnerlanden. Van de uitgaven
voor Prioriteit 2 werd ca. 63% verricht op landniveau, 13% op regionaal niveau
en 24% op mondiaal niveau. Als we kijken naar de geografische verdeling van
deze uitgaven, dan zien we dat 41% voor Afrika was bestemd, 15% voor Azië en 8%
voor Latijns-Amerika en het Caribisch gebied. Hierbij gaat het ook om niet
geoormerkte middelen die verstrekt zijn aan de in Rome gevestigde
voedselinstanties — de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO), het
Internationaal Fonds voor agrarische ontwikkeling (IFAD) en het
Wereldvoedselprogramma (WFP) — om de regionale en mondiale voedsel- en
voedingszekerheid te schragen. De EU en haar
lidstaten hebben aan internationale debatten en rondetafelbesprekingen
bijgedragen door gezamenlijke EU-standpunten vast te stellen tijdens
onderhandelingen over resoluties van de Algemene Vergadering van de VN inzake
agrarische ontwikkeling, voedsel- en voedingszekerheid, plattelandsvrouwen en
het recht op voedsel, ook tijdens de jaarlijkse zittingen van de
Mensenrechtenraad, en door gezamenlijke standpunten te ontwikkelen voor de
jaarlijkse zitting van de CFS. Een voorbeeld
van een gemeenschappelijke activiteit is de steun die EU-donoren samen verlenen
om de VGGT te promoten. EU-donoren zijn nu actief betrokken bij nationale, regionale
en internationale initiatieven ter uitvoering van de VGGT, waarbij wordt
opgekomen voor landbeheer en veiligstelling van landeigendomsrechten. Een ander
voorbeeld is het werk dat EU-donoren verrichten ter ondersteuning van de
inspanningen die momenteel binnen de CFS worden geleverd om vrijwillige
beginselen voor verantwoorde landbouwinvesteringen op te stellen. In Afrika werken
EU-donoren nauw samen om het CAADP te ondersteunen op continentaal, regionaal
en nationaal niveau, binnen de context van de werkgroep van
ontwikkelingspartners van het CAADP, en ook om bij te dragen tot het
multidonor-trustfonds en tal van andere initiatieven op nationaal niveau. In
het kader van het Afrikaanse Jaar van de Landbouw hebben door de EU aangevoerde
ontwikkelingspartners in de aanloop naar de Top van staatshoofden 2014 in
Malabo politieke steun verleend aan de Afrikaanse Unie en aan het NEPAD-orgaan
voor planning en coördinatie (NPCA). Een ander
prestatiecriterium is verbetering van de samenhang in het ontwikkelingsbeleid
(PCD). Op dit vlak is zowel door de EU als door de lidstaten flinke vooruitgang
geboekt, zoals in de peer review 2012 van OESO-DAC en in het verslag uit
2013 over de samenhang in het EU-ontwikkelingsbeleid wordt erkend. Finland heeft het OESO-instrument voor samenhang in het ontwikkelingsbeleid getoetst aan de
hand van een analyse van nationale en EU-beleidsmaatregelen die de voedsel- en
voedingszekerheid in ontwikkelingslanden beïnvloeden.
2.2.3 Beleidsprioriteit 3: Ondersteuning
van regionaal beleid inzake landbouw en voedsel- en voedingszekerheid
Beoordeling van prestatiecriteria · Voor 98 regionale programma's is een bedrag van 151 miljoen euro aan steun uitgekeerd. Van de totale
uitgaven ging 4% naar beleidsprioriteit 3. EU-donoren
hebben zo'n 151 miljoen euro gespendeerd aan in totaal 98 programma's. Onder deze
prioriteit vielen: steun voor ontwikkeling en tenuitvoerlegging van regionaal
landbouwbeleid; strategieën ter bevordering van de integratie van regionale
voedselmarkten, zoals de vissector; programma's ter bestrijding van
dierziektes, en initiatieven ter verbetering van de sanitaire en fytosanitaire
normen en de voedselveiligheid met het oog op de bestrijding van ziektes die
via voedsel worden overgedragen. Andere initiatieven die in 2012 werden
gesteund, hadden betrekking op informatiesystemen voor landbouw en voedsel- en
voedingszekerheid, zoals mechanismen voor vroegtijdige waarschuwing, alsmede op
markttransparantie. Als we kijken
naar de geografische verdeling van de uitgekeerde middelen, zien we dat
ongeveer 35% naar Afrika ging, 12% naar Azië en 7% naar Latijns-Amerika en het
Caribisch gebied, terwijl 42% op mondiaal niveau werd besteed. De EU,
Frankrijk, Spanje, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland verlenen op
het gebied van regionale voedsel- en voedingszekerheid allemaal hulp in
West-Afrika in het kader van het landbouwbeleid van de ECOWAS, ook wel ECOWAP
genaamd (zie tekstvak 2). Een casestudy over de Europese steun aan het ECOWAP
(o.a. inspanningen ter bevordering van de coherentie, complementariteit en
coördinatie) wordt gepresenteerd in hoofdstuk 2.2 van hetSWD. Tekstvak 2: ECOWAP Gezamenlijke
inspanningen van de EU en enkele lidstaten ter ondersteuning van het ECOWAP
illustreren hoe EU-donoren initiatieven op het gebied van voedsel- en
voedingszekerheid kunnen coördineren en hoe deze initiatieven elkaar kunnen
aanvullen. EU-donoren stemmen hun activiteiten binnen de ECOWAP-groep op elkaar
af en ondernemen gezamenlijke acties waarbij het ECOWAP de leidraad is. Zo geven
de EU, Frankrijk en Spanje steun aan het regionale systeem voor
voedselreserves, hebben de EU en Frankrijk de ECOWAS bijgestaan bij de
bestrijding van fruitvliegen en bieden Frankrijk, Spanje en de VS ondersteuning
aan het Regional Agency for Agriculture and Food (RAAF). Het
ECOWAP wordt algemeen erkend als de eerste vorm van beleid op het Afrikaanse
continent ter uitvoering van de regionale dimensie van het CAAPD. Onder
nationale stakeholders schijnt men het er in grote lijnen over eens te zijn dat
het ECOWAP een belangrijk kader vormt voor het kanaliseren van strategische
regionale investeringen waarmee grensoverschrijdende vraagstukken kunnen worden
aangepakt.
2.2.4 Beleidsprioriteit 4: Versterking
van socialebeschermingsmechanismen voor voedsel- en voedingszekerheid, met
speciale aandacht voor kwetsbare bevolkingsgroepen
Beoordeling van prestatiecriteria · Voor 94 programma's in 40 landen is een bedrag van 209 miljoen euro uitgekeerd. Beleidsprioriteit
4 heeft 6% van het totale in 2012 ter beschikking gestelde bedrag ontvangen.
EU-donoren hebben zo'n 209 miljoen euro gespendeerd aan in totaal 94
programma's in 40 landen. De recente
voedselcrisis heeft aangetoond hoe belangrijk het is dat er sociale
overdrachten plaatsvinden om de voedselzekerheid van huishoudens te waarborgen,
de kwaliteit van de voeding te verbeteren, armoede en kwetsbaarheid te
verminderen en de ontwikkeling van de landbouw te ondersteunen. In een aantal
landen is gebruikgemaakt van verschillende soorten sociale overdrachten, zoals
seizoensgebonden geldoverdrachten, voedsel-voor-werk of waardebonnen, om op
korte termijn de toegang tot voedsel te vergemakkelijken. Van de programma's in
het kader van Prioriteit 4 werd ca. 96% verricht op landniveau en 4% op
mondiaal niveau. Tot de tien landen die in 2012 de meeste steun ontvingen,
behoorden Ethiopië, Bangladesh, Kenia en Somalië (zie hoofdstuk 3, figuur 4, in
het SWD). Het Programma
voor Productieve Vangnetten in Ethiopië wordt gezien als een uitstekend
programma van de Ethiopische regering. Het is bedoeld als antwoord op de
chronische voedselonzekerheid in het land en wordt gefinancierd door een
consortium van de EU (Denemarken, Verenigd Koninkrijk, Ierland, Zweden, Nederland en de EU) en donoren van buiten de EU.
2.2.5 Beleidsprioriteit 5: Verbetering
van de met name voor moeders, zuigelingen en kinderen bestemde voeding
Beoordeling van prestatiecriteria · Voor 278 voedingsgerelateerde programma's in 63 landen is een bedrag van 467 miljoen euro aan steun uitgekeerd. · De EU en de lidstaten zijn zich meer gaan inzetten voor het promoten van een betere voeding, wat gebleken is uit hun actieve deelname aan internationale processen, zoals de G8/G20, SUN en de Wereldgezondheidsvergadering (WHA), en uit de steun die ze hebben gegeven aan de integratie van voeding in de investeringsplannen van het CAADP. Verder is het tekenend dat inmiddels 45 ontwikkelingslanden zich hebben aangesloten bij de SUN-beweging. Beleidsprioriteit
5 is een terrein waar de gezamenlijke inspanningen van EU-donoren tot
resultaten hebben geleid. Deze Prioriteit heeft 14% van het totale in 2012 ter
beschikking gestelde bedrag ontvangen, d.w.z. ca. 467 miljoen euro, dat is
besteed aan bij elkaar 278 programma's in 63 landen. Na beleidsprioriteit 1 was
dit in 2012 de belangrijkste prioriteit voor EU-donoren. Onder
deze prioriteit vielen maatregelen voor de aanpak van ondervoeding via
financiering en opvoering van voedingsspecifieke en voedingsgevoelige
activiteiten, gericht op moeders en jonge kinderen, met nadruk op de eerste
duizend dagen na de geboorte. De maatregelen
hielden ook steun in voor continentale, regionale en nationale
onderzoeksprogramma's en plannen op het gebied van voeding. Partnerlanden
werden aangemoedigd hun nationale governance op het gebied van voeding te
verbeteren. De bedoeling was hen te helpen voeding te integreren in het
nationale beleid, op terreinen als landbouw en volksgezondheid, en hen te
helpen bij het bevorderen van bewustwording en nieuwe gedragspatronen onder de
bevolking. Van de
programma's in het kader van Prioriteit 5 werd in 2012 ca. 80% uitgevoerd op
landniveau, 17% op mondiaal niveau en 3% op regionaal niveau. Als we
kijken naar de geografische verdeling van deze investeringen, dan zien we dat 46%
naar Afrika ging, 26% naar Azië en 8% naar Latijns-Amerika en het Caribisch
gebied, terwijl 17% op mondiaal niveau werd besteed. Tot de landen
waarvoor in 2012 de meeste middelen werden uitgetrokken, behoorden Bangladesh, de Democratische Republiek Congo, Ethiopië, Nigeria en Myanmar (zie hoofdstuk 3, figuur 5,
in het SWD). Door deel te
nemen aan internationale inspanningen en zich te scharen achter activiteiten op
dit terrein van o.m. de G8/G20, de WHA, de CFS, de SUN-beweging en het
permanente voedingscomité van de VN, hebben EU-donoren bijgedragen tot verbetering
van de coördinatie, opvoering van de effectiviteit en waarborging van een
grotere mobilisatie voor voeding van betere kwaliteit. Een goed voorbeeld van
gezamenlijke internationale activiteiten op het gebied van voeding is de steun
aan het secretariaat van de SUN-beweging door de EU, Frankrijk, Duitsland,
Ierland, Nederland en het Vereningd Koninkrijk (zie tekstvak 3). Hieruit blijkt
de kracht die coherentie, coördinatie en samenwerking binnen de EU kan hebben op mondiaal niveau en in het kader van global governance. (Voor nadere
informatie zie de casestudy in hoofdstuk 2.3 van het SWD). Tekstvak 3: De SUN-beweging De vereende inspanningen van een aantal lidstaten en de Europese Commissie ter ondersteuning van het secretariaat van de SUN-beweging zijn een voorbeeld van de wijze waarop EU-beleidsmaatregelen op mondiaal niveau kunnen worden gecoördineerd en elkaar kunnen aanvullen. Scaling Up Nutrition (SUN) is een wereldwijde beweging van alle stakeholders, bedoeld om ondervoeding aan te pakken, met bijzondere nadruk op versterking van de politieke bereidheid om te investeren in de bestrijding van ondervoeding bij moeders, zuigelingen en kinderen. Frankrijk, Duitsland, Ierland, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Europese Commissie werken samen aan het SUN-donornetwerk ter ondersteuning van de SUN-beweging. Tezamen, en met andere donoren, financieren ze het werkprogramma van het SUN-secretariaat. Deze onderlinge samenwerking van donoren, gepaard aan gecoördineerde promotie-inspanningen, scheppen mogelijkheden voor consolidatie van de strategische planning, het begrotingsbeleid en de verslaglegging dankzij een voorspelbare, zich over meerdere jaren uitstrekkende financiering. Na de
Nutrition for Growth-bijeenkomst, die in 2013 te Londen is gehouden, hebben
EU-donoren zich vastgelegd op politieke en financiële doelstellingen ter
bestrijding van groeiachterstanden bij kinderen en hebben ze beloofd om
hiervoor 7,9 miljard euro uit te trekken (1,7 miljard voor voedingsspecifieke
maatregelen en 6,1 miljard voor voedingsgevoelige maatregelen)[7]. Met name
door zich concreet vast te leggen op een vermindering van de groeiachterstand
bij 7 miljoen kinderen onder de leeftijd van 5 jaar tegen 2025 heeft de
Europese Commissie een daad gesteld waaraan andere actoren een voorbeeld kunnen
nemen, en heeft zij zichzelf hier gepositioneerd als een van de leidinggevende
spelers in de politieke arena. EU-donoren
hebben meegedaan aan een aantal gezamenlijke activiteiten, zoals de
ontwikkeling van een methodiek voor het ramen van de uitgaven voor
voedingsgevoelige maatregelen en van een verantwoordingskader om de effecten
van voedingsmaatregelen te monitoren en investeringen in voeding in het oog te
houden. Op landniveau vallen er gezamenlijke activiteiten te melden in
Tadzjikistan, Jemen, Ethiopië, de Sahel, Zambia, Bangladesh en Mozambique.
2.2.6 Beleidsprioriteit 6: Verbetering
van de coördinatie tussen actoren die zich bezighouden met ontwikkelingswerk en
humanitaire hulp, waardoor de weerbaarheid wordt vergroot en duurzame voedsel-
en voedingszekerheid wordt bevorderd
Beoordeling van prestatiecriteria · Voor 63 op weerbaarheid gerichte programma's in 18 landen is in 2012 een bedrag van 122 miljoen euro aan steun uitgekeerd. · De EU en de lidstaten hebben ingezien hoe belangrijk het is dat in 2012 de weerbaarheid in 23 landen wordt vergroot, en hebben daartoe gezamenlijk acht analyse- en planningsinitiatieven ontploooid. Beleidsprioriteit
6 heeft 4% van het totale in 2012 ter beschikking gestelde bedrag ontvangen. EU-donoren
hebben zo'n 122 miljoen euro gespendeerd aan in totaal 63 programma's in 18
landen. Een aantal acties die zijn genoemd in het kader van andere
prioriteiten, zoals verbetering van de weerbaarheid van kleine boeren en
landelijke inkomstenbronnen (Beleidsprioriteit 1), versterking van
socialebeschermingsmechanismen voor voedsel- en voedingszekerheid, m.n. voor
kwetsbare bevolkingsgroepen (Beleidsprioriteit 4) en verbetering van de met
name voor moeders, zuigelingen en kinderen bestemde voeding (Beleidsprioriteit 5),
hadden ook betrekking op dit prioritaire beleidsterrein. Onder dit
prioritaire beleidsterrein vielen maatregelen ter verhoging van de weerbaarheid
van bijzonder kwetsbare groepen, die aldus geholpen werden bij het opvangen van
de gevolgen van de crisis. De nadruk lag hier op voedsel- en voedingszekerheid.
De meeste acties voorzagen in directe steun aan huishoudens en gemeenschappen,
zodat deze via tijdelijke sociale overdrachten gemakkelijker toegang zouden
kunnen krijgen tot voldoende en behoorlijk voedsel. Er werden
voedingsgerelateerde maatregelen genomen ten bate van moeders en kinderen,
alsmede maatregelen om landbouwproductie van de grond te krijgen of deze nieuw
leven in te blazen, de beschikbaarheid van voedsel te verbeteren en natuurlijke
productiewijzen te behouden. In het kader van
Beleidsprioriteit 6 is steun verleend aan de integratie van de
weerbaarheidsopbouw in het beleid en de planning van partnerlanden. Ook werd
steun gegeven aan de capaciteit van partnerlanden en lokale gemeenschappen om
te anticiperen op, preventieve maatregelen te nemen tegen en zich voor te
bereiden op voedselzekerheidscrises, alsmede om kordater te reageren als zo'n
crisis zich voordoet, zulks met inachtneming van de verschillende gevolgen voor
vrouwen, mannen en kwetsbare groepen en de verschillende mogelijkheden die deze
hebben, en eveneens met aandacht voor een verbeterde risicobewaking. Als we kijken
naar de geografische verdeling van de investeringen, dan zien we dat ca. 75%
naar Afrika ging en 2% naar Azië, terwijl 23% op mondiaal niveau werd besteed.
Het wekt dan ook geen verwondering dat negen Afrikaanse landen, waaronder
Niger, Mali, Mauritanië, Somalië, Ethiopië en Soedan, het leeuwendeel van de
steun hebben ontvangen (zie hoofdstuk 3, figuur 6, van het SWD). EU-donoren
hebben de laatste tijd nog meer energie gestoken in pogingen om de weerbaarheid
in kwetsbare gemeenschappen te vergroten, waarbij ze zich in toenemende mate
hebben geconcentreerd op de diepere oorzaken van voedselzekerheid om de
gevolgen van voedselcrises te verzachten. De EU heeft in mei 2013 een nieuw
beleidskader goedgekeurd om de uitdagingen op het gebied van weerbaarheid het
hoofd te bieden. Op regionaal niveau is in december 2012 het startsein gegeven
voor de "Wereldwijde Alliantie voor Weerbaarheid in de Sahel en
West-Afrika (AGIR)", waarvan de EU een van de oprichters was. Ook werd de steun voor het door
vele donoren gefinancierde initiatief voor herstel na droogte
"Ondersteuning van de weerbaarheid in de Hoorn van Afrika" (SHARE)
voortgezet. Op regionaal
niveau heeft financiering in het kader van AGIR door de EU, Frankrijk en Spanje
in West-Afrika meegeholpen om in deze regio een systeem van voedselnoodreserves
van de grond te krijgen. EU-donoren hebben gezamenlijk een aantal analyses en
planningsactiviteiten ter verbetering van de weerbaarheidsopbouw uitgevoerd.
Hierbij ging het o.a. om: verbeteren van de nationale weerbaarheid in Niger,
Ivoorkust, Burkina Faso, Mali, Tsjaad en Senegal; opstellen van nationale
programmeringsdocumenten in Ethiopië, Somalië, Kenia en Oeganda, en
gezamenlijke analyses en planningsactiviteiten in Haïti.
2.3 Coördinatie, complementariteit en
coherentie (de 3 C's)
Gezien het
aantal van 44 landen dat wordt gesteund door meer dan vijf EU-donoren, is
coördinatie van groot belang ter waarborging van de effectiviteit van de
EU-hulpverlening op nationaal niveau, met een actieve rol voor de Unie in de
strategieën voor voedsel- en voedingszekerheid en de
landbouwinvesteringsplannen van partnerlanden. Bestaande structuren als de
sectorale werkgroepen (die vaak niet alleen beperkt zijn tot EU-donoren) worden
beschouwd als cruciale mechanismen via welke EU-donoren hun werkzaamheden
coördineren, in gesprek blijven over het te voeren beleid en regelmatig
informatie uitwisselen. Behalve tot de
coördinatie tussen donoren en partnerlanden dragen capaciteitsopbouwprocessen
ook bij tot de coördinatie tussen alle lokale en niet-lokale stakeholders,
zoals niet-gouvernementele organisaties (ngo's), internationale ngo's (ingo's),
de particuliere sector en onderzoekscentra die actief zijn op het gebied van
voedsel- en voedingszekerheid. De gezamenlijke
programmering van de EU draagt aanzienlijk bij tot complementariteit en
synergie van de activiteiten van de EU en de lidstaten. Sinds 2011 zijn er in
ongeveer twintig partnerlanden gezamenlijke programmeringsprocessen van start
gegaan, al verkeren deze per land in een verschillend stadium[8]. Als
illustratie van gezamenlijke programmering door de EU en de lidstaten moge de
ontwikkeling van een EU+-routekaart voor voeding in Ethiopië dienen: een
praktisch voorbeeld van gezamenlijke analyse en planning, prioritering,
verdeling van verantwoordelijkheden en coördinatie bij acties op het gebied van
voeding. Bij een
gezamenlijke aanpak van uitvoering horen: een verdeling van werk op basis van
het in kaart brengen van sectoren; gezamenlijke analyses, ramingen en sectorale
respons; steunmechanismen (begrotingssteun, gezamenlijke financiering,
gedelegeerde samenwerking, beleggingsfondsen), alsmede gezamenlijke
monitoring-, evaluatie- en verslagleggingssystemen. Gemeenschappelijke
strategische benaderingen t.a.v. wereldwijde initiatieven hebben ook
bijgedragen tot verbetering van de complementariteit, zoals in het geval van de
inzet van AGIR- en SUN-mechanismen in Tsjaad. Acties die
werden ondernomen in het kader van de zes beleidsprioriteiten, sloten volgens
rapporten goed aan op de strategieën van de partnerlanden. In Kenia
weerspiegelde de werkverdeling onder de EU-donoren de beleidsprioriteiten van
het uitvoeringsplan. Een casestudy over Ethiopië, waarnaar in hoofdstuk
2.4 van het SWD wordt verwezen, gaat in op de Europese inspanningen om de 3 C's
in en tussen de programma's voor externe bijstand van EU-donoren te versterken
(zie tekstvak 4). Tekstvak 4: de 3 C's in Ethiopië De participatieve casestudy over de 3 C's in Ethiopië heeft aangetoond dat EU-donoren, opererend binnen de duidelijke visie, verantwoording en leiding van de Ethiopische autoriteiten, cruciale partners zijn bij het aanpakken van de meest nijpende problemen op het gebied van voedsel- en voedingszekerheid in het land. De grootschalige nationale kernprogramma's, die duidelijk onder leiding van de landen zelf staan, worden opgesteld en uitgevoerd met hulp van de internationale gemeenschap, die mogelijkheden biedt voor zowel een structurele dialoog als financiële bijdragen. Gezamenlijke programmering biedt een unieke mogelijkheid voor verbetering van de coördinatie, gemeenschappelijke analyse en planning, prioritering en verdeling van verantwoordelijkheden, waardoor onze inspanningen meer effect kunnen sorteren. Bij het proces zouden de verschillende Ethiopische partners, waaronder maatschappelijke organisaties, en andere toonaangevende donoren moeten worden betrokken. Op EU-niveau is
de coördinatie formeel geregeld in bijv. de werkgroepen van de Europese Raad,
terwijl informele uitwisselingen plaatsvinden via de Groep van leidinggevenden
op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling (HARDs), m.i.v. haar
subgroepen "Grondkwesties" en "Ontwikkeling van de particuliere
sector in de landbouw", en via EIARD, die naar verluidt belangrijke
mechanismen zijn voor beleidsontwikkeling en uitwisseling. Coördinatie binnen
het EIARD-platform stimuleert de uitvoering van gezamenlijke beleidsinitiatieven
en strategieën en draagt ook bij tot de ontwikkeling van coherentie,
coördinatie en complementariteit. Deze formele en informele constructies dienen
ook om de deelname van EU-donoren aan internationale fora en initiatieven te
coördineren. Hiertoe behoren de Algemene Vergadering van de VN, de
Mensenrechtenraad, de CFS, de SUN-beweging, de Tweede Internationale
Voedingsconferentie (ICN2), de G8 en de G20.
3.
Bevindingen en aanbevelingen
1.
Voedsel-
en voedingszekerheid vormt een belangrijk onderdeel van de
ontwikkelingssamenwerking van de EU. Alleen al in 2012 werd hiervoor door
EU-donoren bijna 3,4 miljard euro in meer dan 115 landen gespendeerd. Dat
betekent dat voedsel- en voedingszekerheid zowel van belang is qua aandeel in
de totale ontwikkelingshulp (in 2012 werd ongeveer 8% van de totale ODA van de
donoren hieraan besteed) als qua geografische reikwijdte. Met
name voedselonzekere landen in Afrika bezuiden de Sahara ontvangen aanzienlijke
steun, wat in overeenstemming is met de beleidsafspraken die de EU en de
lidstaten in 2010 hebben gemaakt. 2.
De
meeste interventies hadden in 2012 betrekking op drie prioriteiten. Prioriteit 1
(Verbetering van de weerbaarheid van kleine boeren en landelijke
inkomstenbronnen) ontving de meeste steun (ca. 60%), gevolgd door Prioriteit 5
(Verbetering van de kwaliteit van voeding), die 14% ontving, en Prioriteit 2
(Ondersteuning van doeltreffend bestuur) met 12%. 3.
EU-donoren
zouden wellicht mogelijkheden hebben om efficiënter te werk te gaan: 68
partnerlanden ontvingen per donor gemiddeld minder dan 3 miljoen euro. Het
gemiddeld uitgekeerde bedrag bedraagt 1,34 miljoen euro. Het meest opvallend is
dit in Midden-Amerika, waar vier landen worden gesteund door vier of meer
donoren met een gemiddelde bijdrage per donor van minder dan 2,2 miljoen euro.
EU-donoren dienen hun werkzaamheden beter te verdelen, uiteraard onder leiding
van de partnerlanden zelf. 4.
Vraaggestuurde
onderzoeks-, voorlichtings- en innovatiewerkzaamheden verdienen meer aandacht,
wat betekent dat er sprake zal moeten zijn van meer investeringen, zulks in
overeenstemming met de in 2010 aangegane verplichtingen, en dat er met name
voor moet worden gezorgd dat de resultaten hiervan worden vertaald in acties
aan de basis, zodat ze het meeste effect kunnen sorteren. 5.
EU-donoren
nemen steeds meer het voortouw als het gaat om heikele kwesties die door de
internationale gemeenschap als zodanig zijn bestempeld. Sinds 2010 hebben ze
collectief gereageerd als de voedselzekerheid in het geding was en zich een
crisis voordeed, waarbij de aandacht zich vooral richtte op kwesties als
voeding, weerbaarheid en toegang tot land. De EU-donoren hebben zich ingezet
voor internationale en EU-initiatieven, zoals SUN, SHARE en AGIR, en zijn
binnen het kader van de CFS betrokken geweest bij de ontwikkeling van de VGGT.
Op deze successen kan worden voortgebouwd bij initiatieven die zijn opgezet op
basis van gedeelde prioriteiten van EU-donoren. 6.
Samenwerking
met alle stakeholders, binnen de in de landen gangbare systemen, levert
duidelijke voordelen op. Een in Ethiopië uitgevoerde casestudy heeft uitgewezen
dat de gezamenlijke Europese bijdrage ter verbetering van de voedsel- en
voedingszekerheid heel wat heeft opgeleverd in termen van beleidsontwikkeling
en investeringen. EU-donoren maken tezamen gebruik van innovatieve benaderingen
die geïntegreerd zijn met de bestaande nationale systemen. Een waardevolle les
die valt te trekken, is dat er mogelijkheden zijn voor opvoering van de dialoog
met boerenorganisaties, plaatselijke en internationale ngo's en de particuliere
sector, zeker als het gaat om het formuleren en uitvoeren van nationale
programma's. Hier zal in alle partnerlanden naar moeten worden gestreefd. 7.
De
coördinatie van EU-donoren op landniveau zou verder moeten gaan dan het delen
van informatie. Coördinatiemechanismen zijn in het bijzonder succesvol geweest
op mondiaal, continentaal en regionaal niveau, zoals is gebleken uit de
ervaringen die met het EIARD zijn opgedaan, en in West-Afrika is aangetoond met
het ECOWAP-coördinatiemechanisme voor ontwikkelingspartners. Niettemin is er op
het niveau van de afzonderlijke landen nog ruimte voor verbetering door de
coördinatie uit te breiden tot nog andere terreinen dan puur het delen van
informatie, waardoor meer coherentie, complementariteit en wederzijds leren kan worden gerealiseerd. 8.
Lopende
gezamenlijke programmeringsactiviteiten van de EU bieden goede mogelijkheden
ter verbetering van de effectiviteit: ze dragen bij tot een betere coördinatie,
complementariteit en werkverdeling. Een en ander kan ook leiden tot meer
gezamenlijke resultaatgerichte kaders, monitoringactiviteiten en evaluaties,
o.a op gemeenschapsniveau. De gezamenlijke programmering op het gebied van
voedsel- en voedingszekerheid zal moeten worden versterkt. 9.
De
door ons gebruikte methodiek bij de gezamenlijke verslaglegging van de EU over
voedsel- en voedingszekerheid zal zodanig moeten worden verfijnd dat de focus
op specifieke onderwerpen komt te liggen, waardoor meer aandacht kan worden besteed aan resultaat- en effectbeoordelingen, bijv. via casestudies die in de
eerste plaats samen met onze partners worden uitgevoerd, en waardoor
kwalitatief betere informatie kan worden geboden.
4. Conclusies
en vooruitzichten
Dit
is het eerste verslag ooit waarin EU-donoren zich gezamenlijk uitspreken over
een kwestie van groot belang. Het is een middel om vanuit de basis
verantwoording af te leggen. Met hun in 2012 verleende steun ten bedrage van
bijna 3,4 miljard euro aan 115 landen leveren de EU en de lidstaten een
substantiële bijdrage aan de voedsel- en voedingszekerheid. Sinds
2010 hebben EU-donoren internationaal steeds meer het voortouw genomen op
gebieden als voeding, weerbaarheid en landbeheer. Zij zullen voortbouwen op
deze successen door nieuwe uitdagingen als klimaatslimme landbouw,
transformatie van het platteland en voedselsystemen aan te gaan. In Afrika
zijn dankzij het CAADP-proces nieuwe kansen gecreëerd voor beleidsoverleg en
steun op landniveau. Uit de verklaring van Malabo 2014 spreekt een hernieuwd
engagement van Afrikaanse landen op het gebied van landbouw en
voedselzekerheid, waardoor verwachtingen worden gewekt t.a.v. de ontwikkeling
van het continent die een stimulans kunnen betekenen voor de afstemming van het
beleid van EU-donoren en voor hun steunverlening, zulks in overeenstemming met
de in 2010 gemaakte beleidsafspraken inzake het CAADP. In partnerlanden zijn er
mogelijkheden voor opvoering van de dialoog met boerenorganisaties,
plaatselijke en internationale ngo's en de particuliere sector. Wereldwijd kan de gezamenlijke programmering op het gebied van voedsel- en voedselzekerheid nog verder
worden verbeterd. Door samen te werken krijgt de stem van de EU en de lidstaten
meer gewicht en krijgt de ontwikkelingshulp een grotere reikwijdte en omvang.
Deze aanpak zal onze zichtbaarheid vergroten en leiden tot efficiëntere
ontwikkelingshulp, betere resultaten en een grotere impact. Dit
verslag vormt het uitgangspunt voor volgende verslagen. In het eerstvolgende
verslag zullen we onze prestaties vergelijken met die van 2012. In de
tussentijd zal de methodiek die is gebruikt om dit verslag te ontwikkelen,
worden verbeterd. Het zal bepaalde onderwerpen en beleidsprioriteiten centraal
stellen en meer gewicht verlenen aan resultaten en effecten. Het volgende
verslag zal ook worden geïllustreerd met casestudies die samen met partners en
met lidstaten zijn uitgevoerd. [1] COM(2010) 127, "Een EU-beleidskader voor steun aan
ontwikkelingslanden bij de aanpak van voedselzekerheidsproblemen" en
Conclusies van de Raad over een EU-beleidskader voor steun aan
ontwikkelingslanden bij de aanpak van voedselzekerheidsproblemen, 10 mei 2010. [2] De term "voedsel- en voedingszekerheid" is in
de plaats gekomen van voedselzekerheid. [3] SWD (2013) 104 final - Boosting food and nutrition
security through EU action: implementing our commitments. [4] Humanitaire en noodhulp in verband met voedselzekerheid
valt niet onder het langetermijnstreven van de EU naar voedsel- en
voedingszekerheid, en is dan ook niet in dit verslag opgenomen. [5] Het gaat hierbij om programma's en projecten die in de respectieve
databases staan geboekstaafd als "wereldwijd" of waar een
geografische locatie "niet is gespecificeerd". [6] http://siteresources.worldbank.org/EXTLICUS/Resources/511777-1269623894864/FY10toFY13Harmonized_list_Fragile_Situations.pdf
Harmonized list of fragile situations, FY2012. [7] Wisselkoers: 1,29 USD/EUR. [8] Gezamenlijke analyses zijn uitgevoerd in Bolivia,
Ivoorkust en Ethiopië, terwijl gezamenlijke programmeringsdocumenten zijn
opgesteld voor Zuid-Soedan, Burundi, Cambodja, Tsjaad, de Comoren, Ghana,
Guatemala, Kenia, Laos, Myanmar, Namibië, Paraguay, Rwanda, Senegal en Togo.