This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014DC0429
Recommendation for a COUNCIL RECOMMENDATION on the United Kingdom's 2014 national reform programme and delivering a Council opinion on the United Kingdom's 2014 convergence programme
Aanbeveling voor een AANBEVELING VAN DE RAAD over het nationale hervormingsprogramma 2014 van het Verenigd Koninkrijk en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2014 van het Verenigd Koninkrijk_x000b_
Aanbeveling voor een AANBEVELING VAN DE RAAD over het nationale hervormingsprogramma 2014 van het Verenigd Koninkrijk en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2014 van het Verenigd Koninkrijk_x000b_
/* COM/2014/0429 final */
Aanbeveling voor een AANBEVELING VAN DE RAAD over het nationale hervormingsprogramma 2014 van het Verenigd Koninkrijk_x000b__x000b_en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2014 van het Verenigd Koninkrijk_x000b_ /* COM/2014/0429 final - 2014/ () */
Aanbeveling voor een AANBEVELING VAN DE RAAD over het nationale hervormingsprogramma 2014
van het Verenigd Koninkrijk
en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2014 van het
Verenigd Koninkrijk
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148,
lid 4, Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van
de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op
begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch
beleid[1],
en met name artikel 9, lid 2, Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van
het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de
preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden[2], en met name
artikel 6, lid 1, Gezien de aanbeveling van de Europese
Commissie[3], Gezien de resoluties van het Europees
Parlement[4], Gezien de conclusies van de Europese Raad, Gezien het advies van het Comité voor de
werkgelegenheid, Gezien het advies van het Economisch en
Financieel Comité, Gezien het advies van het Comité voor sociale
bescherming, Gezien het advies van het Comité voor de
economische politiek, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn
goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en
werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere
coördinatie van het economisch beleid zorgen en spitst zich toe op de
sleutelgebieden waar Europa's potentieel voor duurzame groei en
concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. (2)
Op voorstel van de Commissie heeft de Raad op 13 juli
2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid
van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit
betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten vastgesteld,
die samen de "geïntegreerde richtsnoeren" vormen. De lidstaten werd
verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de
geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. (3)
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en
regeringsleiders besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een
samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de
eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden
ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten
moeten worden genomen, en hebben met name verklaard vastbesloten te zijn om de
doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de
landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. (4)
Op 9 juli 2013 heeft de Raad een aanbeveling over
het nationale hervormingsprogramma voor 2013 van het Verenigd Koninkrijk
vastgesteld en een advies over het convergentieprogramma van het Verenigd Koninkrijk
voor de periode 2012/2013-2017/2018 uitgebracht. (5)
Op 13 november 2013 heeft de Commissie
haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse[5] en daarmee de aanzet
gegeven tot het Europees semester 2014 voor coördinatie van het economisch
beleid. Op dezelfde dag heeft de Commissie op grond van
Verordening (EU) nr. 1176/2011 het
waarschuwingsmechanismeverslag[6]
aangenomen. Daarin werd het Verenigd Koninkrijk genoemd als een van de
lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. (6)
Op 20 december 2013 heeft de Europese Raad de
prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en
groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden
gestreefd naar een gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie,
normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei
en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale
gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. (7)
Op 5 maart 2014 heeft de Commissie de uitkomsten
gepubliceerd van de diepgaande evaluatie voor het Verenigd Koninkrijk[7] die zij op grond van
artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 heeft uitgevoerd. Op basis
van haar analyse concludeert de Commissie dat het Verenigd Koninkrijk nog
steeds wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden die in het
oog moeten worden gehouden en een beleidsoptreden vereisen. Met name de
ontwikkelingen ten aanzien van de schuldenlast van de huishoudens in verband
met het hoge niveau van de hypotheekschulden en de structurele kenmerken van de
woningmarkt, alsook de ongunstige ontwikkelingen van exportmarktaandelen
blijven aandacht verdienen. De risico's in de woningsector houden verband met
een aanhoudend structureel onderaanbod van woningen; intrinsieke knelpunten aan
de aanbodzijde, met name in Londen, en een vrij langzame reactie van het aanbod
op stijgingen van de vraag blijven vooral in Londen en het zuidoosten de
huizenprijzen opdrijven en leiden er tevens toe dat kopers hoge hypotheekleningen
aangaan. Hoewel het dalende exportmarktaandeel waarschijnlijk geen risico's op
korte termijn zal opleveren, duidt deze ontwikkeling, samen met het tekort op
de lopende rekening, nog steeds op structurele uitdagingen. Deze houden verband
met vaardigheidslacunes en een gebrekkige infrastructuur. Wat de
overheidsfinanciën betreft, heeft het Verenigd Koninkrijk zijn doelstellingen
inzake het nominale tekort en de structurele aanpassing niet gehaald. (8)
Op 30 april 2014 heeft het Verenigd Koninkrijk zijn
nationale hervormingsprogramma 2014 en zijn convergentieprogramma 2014
ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide
programma’s tegelijkertijd geëvalueerd. (9)
Ingevolge punt 4 van Protocol (nr. 15) betreffende
enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van
Groot-Brittannië en Noord-Ierland is de verplichting uit hoofde van artikel 126,
lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie om
buitensporige overheidstekorten te vermijden, niet van toepassing op het
Verenigd Koninkrijk. In punt 5 van het protocol is bepaald dat het Verenigd
Koninkrijk ernaar moet streven een buitensporig overheidstekort te voorkomen.
Op 8 juli 2008 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van
het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap besloten dat er in het
Verenigd Koninkrijk een buitensporig tekort bestaat. (10)
Doel van de in het convergentieprogramma 2014
uitgestippelde begrotingsstrategie is de lopende conjuctuurgezuiverde begroting
tegen het einde van een thans in 2018-2019 aflopende periode van vijf jaar in
evenwicht te brengen. Anders dan bij het stabiliteits- en groeipact wordt
voorgeschreven, bevat het convergentieprogramma geen
middellangetermijndoelstelling. Voor 2014-2015 wordt het overheidstekort op 5,0 %
van het bbp geraamd, na in 2009-2010 een hoogtepunt van 11,4 % van het bbp
te hebben bereikt. Dat betekent dat de door de Raad vastgestelde termijn voor
het corrigeren van het buitensporige tekort niet in acht wordt genomen. Volgens
het programma zal het buitensporige tekort worden teruggedrongen tot 2,4 %
van het bbp en daarmee in 2016-2017 zijn verholpen, twee jaar na het
verstrijken van de door de Raad vastgestelde termijn. Het programma houdt in
dat het (herberekende) structurele overheidstekort over het jaar tot 2014-2015
met 0,3 procentpunt zal verbeteren tot 4,4% van het bbp. De
begrotingsplannen leveren niet de jaarlijkse gemiddelde begrotingsinspanning op
die is aanbevolen om het buitensporige tekort te verhelpen. Daarna voorziet het
programma in een jaarlijkse verbetering van het (herberekende) structurele
saldo met 0,8 procentpunt in 2015-2016 en met 1,3 procentpunt in 2016-2017.
In het algemeen is het programma slechts gedeeltelijk in overeenstemming met de
in het stabiliteits- en groeipact gestelde eisen. Tot dusver leunde de
consolidatie zwaar op uitgavenbeperkingen; daarom kan thans eventueel de
mogelijkheid worden overwogen de inkomsten te verhogen door de
belastinggrondslag te verbreden. Het Verenigd Koninkrijk loopt immers een
aanzienlijk bedrag aan belastinginkomsten mis, met name op het gebied van de
indirecte belastingen. Volgens het convergentieprogramma zal de schuldquote
oplopen tot 93,1 % in 2015-2016 en nadien afnemen tot 86,6 % in 2018-2019.
Het macro-economische scenario van het Verenigd Koninkrijk dat aan de
begrotingsprognoses in het programma ten grondslag ligt, is aannemelijk. De
potentiële risico's voor de begrotingsprognoses houden verband met een lager
dan verwachte groei als gevolg van een matige loonontwikkeling, waardoor de
particuliere consumptie wordt afgeremd, alsook met onzekerheid die een rem zet
op de investeringen. Dit alles neemt evenwel niet weg dat de voorspellingen
aansluiten bij de voorjaarsprognoses 2014 van de Commissie, waarin er evenmin
van uit wordt gegaan dat het buitensporige tekort binnen de door de Raad
vastgestelde termijn zal zijn gecorrigeerd. Volgens de Commissieprognoses valt
de (gecorrigeerde) verandering in het structurele saldo in de periode 2010-2014
bovendien gemiddeld 0,6 % van het bbp per jaar lager uit dan vereist; deze
verandering zal overigens ook in 2015 naar verwachting kleiner uitvallen. Op
basis van zijn beoordeling van het programma en de prognoses van de Commissie is
de Raad overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van
mening dat aanvullende maatregelen vereist zijn om te waarborgen dat gevolg
wordt gegeven aan de in het kader van de buitensporigtekortprocedure gedane
aanbeveling. (11)
Op het gebied van de woningbouw heeft het Verenigd
Koninkrijk zowel aan de aanbodzijde als aan de vraagzijde maatregelen
getroffen. Het aanbod van nieuwe woningen is weliswaar toegenomen, maar het is
nog steeds aan de lage kant en het blijft ver achter bij de vraag. In
combinatie met lage rentetarieven en soepeler voorwaarden voor hypothecair
krediet (zoals het feit dat de lening een hoger veelvoud van het inkomen mag
zijn) heeft dit de huizenprijzen in sommige delen van het Verenigd Koninkrijk,
en met name in Londen, opgedreven. Het ontoereikende aanbod heeft al geruime
tijd een structureel karakter en dat zal wellicht op middellange termijn zo
blijven. Er moet actie worden ondernomen om het woningaanbod verder te
verhogen, bijvoorbeeld door met behulp van passende stimulansen het aanbod op
lokaal niveau op te krikken. De autoriteiten dienen de huizenprijzen en de
hypotheekschulden op de voet te blijven volgen en klaar te staan om passende
maatregelen te nemen, met inbegrip van een aanpassing van de Help to Buy 2-regeling
(leninggarantieregeling), als dit noodzakelijk wordt geacht. Er moet worden
gezorgd voor een grotere transparantie van het gebruik en het effect van de
macroprudentiële regulering van de huizensector door het Comité financieel
beleid, welke kan worden aangewend om buitensporige stijgingen van
huizenprijzen en hypotheekschulden tegen te gaan. Er dienen hervormingen van de
grond- en onroerendgoedbelasting te worden overwogen om de verstoringen op de
woningmarkt te beperken. Momenteel komt de hogere waarde van het vastgoed niet
tot uiting in hogere onroerendgoedbelastingen omdat de kadastrale waarde van
het vastgoed sinds 1991 niet meer is geactualiseerd en omdat de belastingen op
onroerend goed van hogere waarde in relatieve termen lager zijn dan de
belastingen op onroerend goed van lagere waarde als gevolg van de regressiviteit
van de huidige tarieven en de tariefbandbreedtes binnen het stelsel van de
plaatselijke belasting (council tax). (12)
Het Verenigd Koninkrijk blijft werk maken van de
werkloosheid en het gebrek aan werkgelegenheid, alsook van de specifieke
problemen die de jeugdwerkloosheid met zich meebrengt. De voornaamste
uitdagingen bestaan erin jongeren met de voor de arbeidsmarkt relevante
vaardigheden en werkervaring toe te rusten en het aanbod van stageplaatsen te
vergroten. Dit verklaart mede waarom de gebruikmaking van de loonsubsidies
waarin het Jongerencontract voorziet, achterblijft bij de verwachtingen. De
arbeidsmarkt kampt met discrepanties tussen gevraagde en aangeboden
vaardigheden en de autoriteiten trachten de arbeidskrachten om te scholen om zowel
de werkloosheid als het tekort aan kwalitatief hoogwaardige
beroepskwalificaties en technische vaardigheden aan te pakken. Hoewel er al
maatregelen zijn genomen om de kwaliteit van de programma's voor het
leerlingwezen te verbeteren, zijn er nog verdere inspanningen vereist.
Bovendien blijft het kwalificatiesysteem ingewikkeld. Het moet dan ook worden
gestroomlijnd om universele erkenning en een grotere betrokkenheid bij de
werkgevers te bevorderen. (13)
Vooral voor ontvangers van sociale uitkeringen zijn
de autoriteiten het probleem van zwakke werkprikkels aan het aanpakken door de
invoering van het universele krediet, waarmee personen een groter deel van hun
uitkering mogen behouden wanneer zij aan het werk gaan. Hoewel het universele
krediet een positieve impact kan hebben op de werkgelegenheid, zal veel
afhangen van een doeltreffende tenuitvoerlegging en van doelmatige
ondersteunende diensten, zoals de wisselwerking met andere uitkeringen. Het
feit dat het accent wordt gelegd op reïntegratie in het arbeidsproces is ook
tot uiting gekomen in de beperking van de jaarlijkse aanpassing van tal van
uitkeringen en belastingvoordelen voor personen in de beroepsactieve leeftijd
tot 1 % per jaar tot en met 2016. (14)
Het Verenigd Koninkrijk blijft werk maken van de
verhoging van de arbeidsparticipatie van ouders en van de verbetering van de
toegang tot hoogwaardige, betaalbare kinderopvang. Het land gaat door met de
invoering van regelingen die kinderopvang betaalbaar moeten maken voor ouders
die deeltijds en voltijds werken, waarbij rekening wordt gehouden met
inkomensverschillen. De kosten voor kinderopvang blijven evenwel tot de hoogste
in de EU behoren en vormen nog steeds een probleem, met name voor de
minstverdienende partner van tweeverdieners en voor alleenstaande ouders. (15)
Wat de toegang tot financiering betreft, zij erop
gewezen dat hoewel het klimaat op de kredietmarkten in 2013 is verbeterd, de
kredietgroei zwak blijft en er meer tijd nodig is om te zien of de bestaande
beleidsmaatregelen succesvol zijn geweest. Het midden- en kleinbedrijf (mkb)
blijft specifieke problemen ondervinden om toegang te krijgen tot krediet.
Grote ondernemingen kunnen zichzelf rechtstreeks op de wholsalemarkten
financieren en van het uitgebreid aanbod aan financiële diensten in het Verenigd
Koninkrijk profiteren, terwijl kleine en middelgrote ondernemingen voor hun
externe financiering hoofdzakelijk op banken aangewezen zijn. Bij de opvolging
van de aanbeveling van vorig jaar met betrekking tot de mededinging in de
banksector zijn goede vorderingen gemaakt door nieuwe, concurrerende banken, de
zogeheten "challenger banks", op te richten (een voorbeeld van een
dergelijke bank is TSB, die echter nog niet volledig onafhankelijk is). (16)
In december 2013 heeft het Verenigd Koninkrijk een
geactualiseerd nationaal infrastructuurplan gepubliceerd: het betreft een
strategische langetermijnbenadering van de planning, financiering en oplevering
van infrastructuur. Het plan voorziet in een reeks toekomstige
kapitaalinvesteringen voor de periode tot 2020 en voor latere jaren ten belope
van in totaal 375 miljard GBP (om en bij 460 miljard EUR).
Het leeuwendeel van de reeks investeringen (340 miljard GBP, of
ongeveer 420 miljard EUR) betreft investeringen in de energie- en de
vervoerssector. Verwacht wordt dat ongeveer driekwart van de financiering uit
particuliere bron afkomstig zal zijn, terwijl de openbare sector de rest van de
financiering voor zijn rekening zou nemen. Hoewel het plan een passend
initiatief is, blijft er bezorgdheid bestaan ten aanzien van het deel van de
financiering dat door de particuliere sector zou worden verstrekt, de
rechtszekerheid en de tijdige aflevering van de benodigde bouwvergunningen. Er
is behoefte aan strenge mechanismen ter verkleining van de financierings- en
uitvoeringsrisico's en ter verzekering van de transparantie met betrekking tot
de verwachte en feitelijke uitgaven voor infrastructuur. (17)
In de context van het Europees semester heeft de
Commissie een brede analyse van het economische beleid van het Verenigd
Koninkrijk verricht. Zij heeft zowel het convergentieprogramma als het
nationale hervormingsprogramma doorgelicht. Daarbij heeft zij niet alleen
gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en
sociaaleconomisch beleid in het Verenigd Koninkrijk, maar is zij ook nagegaan
of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de
algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een
EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen
in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1
tot en met 6 weergegeven. (18)
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het
convergentieprogramma van het Verenigd Koninkrijk onderzocht. Zijn advies[8] daarover is met name in
de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. (19)
In het licht van de diepgaande evaluatie van de
Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma
en het convergentieprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van
artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de
onderstaande aanbevelingen 2, 3, 5 en 6 weergegeven. BEVEELT AAN dat het Verenigd Koninkrijk
in de periode 2014-2015 actie zou moeten ondernemen om: 1. De
begrotingsstrategie te versterken en ernaar te streven het buitensporige tekort
op duurzame wijze te corrigeren conform de aanbeveling van de Raad in het kader
van de buitensporigtekortprocedure. Een gedifferentieerde, groeivriendelijke
benadering te volgen bij de aanscherping van het begrotingsbeleid door
prioriteit te geven aan kapitaaluitgaven. Ter bevordering van de
begrotingsconsolidatie zou moeten worden overwogen de inkomsten te verhogen
door de belastinggrondslag te verbreden. Met de infrastructuur, discrepanties
tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden en de toegang tot financiering door
het mkb samenhangende structurele knelpunten aan te pakken om de groei van de
uitvoer van zowel goederen als diensten te stimuleren. 2. Te zorgen voor een grotere
transparantie van het gebruik en het effect van de macroprudentiële regulering
van de huizensector door het Comité financieel beleid van de Bank of England.
Passende maatregelen te nemen om op de snelle stijgingen van vastgoedprijzen te
reageren in gebieden die voor een aanzienlijk deel van de economische groei in
het Verenigd Koninkrijk verantwoordelijk zijn, en met name in Londen, door
bijvoorbeeld de Help to Buy 2-regeling bij te sturen, en tevens de risico's te
beperken die aan hoge hypotheekschulden verbonden zijn. De verstoringen in de
onroerendgoedbelasting aan te pakken door de waarde van het vastgoed regelmatig
te actualiseren en door de regressiviteit te reduceren van de tariefbandbreedte
en van de tarieven binnen het stelsel van plaatselijke belastingen (council
tax). De inspanningen voort te zetten om het huizenaanbod op te krikken. 3. Te blijven vasthouden aan het
Jongerencontract, met name door te zorgen voor betere vaardigheden die bij de
behoeften van de werkgevers aansluiten. De betrokkenheid van de werkgevers te
verzekeren door de nadruk te leggen op het aanpakken van discrepanties tussen
gevraagde en aangeboden vaardigheden via het aanbieden van meer geavanceerde en
hogere vaardigheden en via het bevorderen van de aanbieding van stageplaatsen.
Het aantal jongeren met beperkte basisvaardigheden terug te dringen. 4. De inspanningen voort te
zetten om de kinderarmoede in huishoudens met een laag inkomen te verminderen
door ervoor te zorgen dat het universeel krediet en andere hervormingen van de
sociale voorzieningen toereikende uitkeringen opleveren met duidelijke
werkprikkels en ondersteunende diensten. Toe te zien op een betere
beschikbaarheid van betaalbare kinderopvang van goede kwaliteit. 5. De inspanningen voort te
zetten om de beschikbaarheid van bancaire en niet-bancaire financiering voor
het mkb te verbeteren. De doeltreffende werking van de Business Bank te
verzekeren en een grotere aanwezigheid van concurrerende banken in de hand te
werken. 6. Gevolg te geven aan het
nationale infrastructuurplan door de procedures op het gebied van ruimtelijke
ordening voorspelbaarder te maken en door meer duidelijkheid te verschaffen
over financieringstoezeggingen. De transparantie en verantwoording garanderen
door consistente en tijdig beschikbare informatie over de uitvoering van het
plan te verschaffen. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. [2] PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25. [3] COM(2014) 429 final. [4] P7_TA(2014)0128 en P7_TA(2014)0129. [5] COM(2013) 800 final. [6] COM(2013) 790 final. [7] SWD(2014) 91 final. [8] Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van
Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.