This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0721
Proposal for a COUNCIL DIRECTIVE amending Directive 2006/112/EC on the common system of value added tax as regards a standard VAT return
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat een standaard btw-aangifte betreft
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat een standaard btw-aangifte betreft
/* COM/2013/0721 final - 2013/0343 (CNS) */
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat een standaard btw-aangifte betreft /* COM/2013/0721 final - 2013/0343 (CNS) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Volgens de btw-voorschriften moeten bedrijven
periodiek een btw-aangifte indienen met alle gegevens die voor de betaling van
en de controle op de btw vereist zijn; dit kan bijzonder ingewikkeld zijn als
zij in verschillende lidstaten een aangifte moeten indienen, omdat niet altijd
dezelfde gegevens moeten worden vermeld, er geen geharmoniseerde definities van
deze gegevens bestaan, goede gemeenschappelijke richtsnoeren ontbreken, de
regels en procedures voor het indienen en corrigeren van aangiften uiteenlopen
en de aangiften in de nationale taal moeten worden ingediend. Het gevolg van
dit alles is dat het bedrijfsleven met hogere lasten wordt geconfronteerd, de
stipte indiening van juiste btw-aangiften wordt bemoeilijkt en de
grensoverschrijdende handel wordt belemmerd. Om deze problemen aan te pakken, heeft de
Commissie de betrokkenen via haar raadpleging over het Groenboek over de
toekomst van de btw[1]
naar hun mening over een standaard btw-aangifte gevraagd. Op basis van de
positieve reacties die zij daarop heeft ontvangen, heeft zij zich er in haar
mededeling over de toekomst van de btw[2]
toe verbonden om vóór eind 2013 met een voorstel voor een dergelijke aangifte
te komen. Dit voorstel draagt bij aan andere initiatieven
van de Commissie. Het actieprogramma ter vermindering van de administratieve
lasten in de EU wordt ondersteund door een groep op hoog niveau, die een
mandaat heeft tot oktober 2014 om de Commissie advies te geven over het
verminderen van de administratieve lasten die voortvloeien uit EU-wetgeving.
Dit actieprogramma is toegespitst op middelgrote, kleine en micro-ondernemingen
en moet nationale overheden beter en efficiënter helpen inspelen op de
behoeften van belanghebbenden bij de uitvoering van EU-wetgeving. Het concept
van een standaard btw-aangifte sluit naadloos aan bij dit streven naar
lastenverlichting. Voortbouwen op het "Denk eerst
klein"-beginsel uit de Small Business Act door de administratieve
rompslomp voor het mkb te verlagen, is een belangrijk doel van de Commissie. In
haar recente mededeling over "Slimme regelgeving — Inspelen op de
behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen" benadrukte zij, op
basis van de antwoorden op een onlineraadpleging van het mkb, dat de btw-richtlijn[3] als een van de lastigste
gebieden van de EU-wetgeving wordt ervaren. Met name de btw-aangifte wordt
aangemerkt als een gebied waar de verschillen een belemmering vormen voor het
handelsverkeer in de Unie. Dit voorstel strekt ertoe de lasten te verlagen voor
alle bedrijven, en met name het mkb, en wordt in de mededeling over slimme
regelgeving[4]
als prioriteit genoemd. Bedrijven klagen er steeds vaker over dat het
moeilijk kan zijn om hun btw-verplichtingen na te komen wanneer zij zaken doen
in de EU. Dit is met name het geval voor e-commerce en goederenleveringen op de
interne markt waarbij de afnemer een particulier is en de leverancier zich voor
de btw moet identificeren in de lidstaat van de afnemer en daar ook de btw moet
aangeven en voldoen. Deze verplichtingen kunnen de grensoverschrijdende handel
belemmeren en een standaard btw-aangifte kan deze obstakels deels helpen
wegnemen. In de Akte voor de interne markt II[5]
wordt daarom gepleit voor de invoering van een standaard btw-aangifte. Groeivriendelijke begrotingsconsolidatie is
tevens een van de vijf prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse 2012.
Aangezien de btw circa 21 % van de nationale belastinginkomsten
vertegenwoordigt - en 12 % van de btw-inkomsten ongeïnd blijft -, moet er
een efficiënter fraudebestendig btw-stelsel komen. De tijdige uitwisseling van
gegevens tussen de lidstaten is van wezenlijk belang om fraude te beperken en
de naleving te verbeteren; in dit opzicht kan een standaard btw-aangifte een
positieve bijdrage leveren. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN Raadpleging
van belanghebbende partijen De standaard btw-aangifte is aan bod gekomen
in verschillende raadplegingen. Het thema werd aangekaart in het Groenboek over
de toekomst van de btw, waarvan de resultaten te vinden zijn op: http://ec.europa.eu/taxation_customs/common/consultations/tax/2010_11_future_vat_en.htm De bedrijven en de lidstaten zijn geraadpleegd
tijdens de studie van PwC, in het kader waarvan ook een Fiscalis-seminar werd
georganiseerd in oktober 2012. De bedrijven zijn verder ook geraadpleegd op
bijeenkomsten van de btw-deskundigengroep in januari 2012 en op de follow-upvergadering
van de Small Business Act met mkb-stakeholders in april 2013, terwijl de
lidstaten zijn geraadpleegd in de groep over de toekomst van de btw in januari 2013.
De resultaten van de btw-deskundigengroep zijn
te vinden op: http://ec.europa.eu/taxation_customs/taxation/vat/key_documents/expert_group/index_en.htm De resultaten van de werkgroep over de
toekomst van de btw zijn te vinden op: http://ec.europa.eu/taxation_customs/taxation/vat/key_documents/discussions_member_states/index_en.htm Effectbeoordeling Bij het voorstel is een effectbeoordeling
gevoegd. Van alle opties die aan een grondige evaluatie
zijn onderworpen, gaat de voorkeur uit naar de optie van de standaard
btw-aangifte, die door de lidstaten en de bedrijven verplicht moet worden
gebruikt en een reeks gestandaardiseerde gegevens omvat waarvan er slechts een
klein aantal altijd moet worden vermeld. Deze aanpak zorgt voor een zo groot
mogelijke lastenvermindering voor het bedrijfsleven en beperkt de kosten voor
de lidstaten. Volgens ramingen zal de voorkeursoptie de
administratieve lasten met maximaal 15 miljard euro per jaar verminderen. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Het voorstel is gebaseerd op artikel 113 van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) in zoverre
harmonisatie noodzakelijk is om de werking van de interne markt te garanderen
en concurrentieverstoringen te voorkomen. Subsidiariteitsbeginsel De doelstellingen van het voorstel kunnen niet
voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. Standaardisering van de
verplichte btw-aangifte kan alleen worden verwezenlijkt via het
EU-wetgevingsproces door middel van een wijziging van de btw-richtlijn waarin
de desbetreffende regels van de btw-aangifte zijn vastgesteld. Het toepassingsgebied van het voorstel gaat
niet verder dan wat uitsluitend met EU-wetgeving kan worden bereikt en is
derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Evenredigheidsbeginsel De wijzigingen van de btw-richtlijn zijn
noodzakelijk om de btw-aangifte te standaardiseren en de vereiste gegevensverstrekking
te beperken tot wat nodig is voor de controle op en de inning van de btw, zodat
de lasten voor het bedrijfsleven worden verlicht en de belemmeringen voor de
goede werking van de interne markt worden weggenomen. Concurrentieverstoringen zullen ook beter
kunnen worden voorkomen door de ruimere controlemogelijkheden die de lidstaten
dankzij de gestandaardiseerde aangifte krijgen. Het voorstel is derhalve in overeenstemming
met het evenredigheidsbeginsel. Keuze van
instrumenten Het voorgestelde instrument is een richtlijn
omdat de wetgeving die wordt gewijzigd, ook een richtlijn is en een andere
wetgevingshandeling derhalve niet geschikt zou zijn. Toelichtende
stukken De lidstaten moeten de Commissie de tekst doen
toekomen van de nationale bepalingen waarmee zij de richtlijn hebben omgezet,
tezamen met een stuk waarin het verband tussen de onderdelen van deze richtlijn
en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt
toegelicht. Dit is gerechtvaardigd en proportioneel. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen negatieve gevolgen
voor de begroting van de Unie. 5. NADERE UITLEG VAN HET VOORSTEL Het idee achter een standaard btw-aangifte
bestaat erin dat alle bedrijven de mogelijkheid krijgen om iedere lidstaat
gestandaardiseerde gegevens te verstrekken in een gemeenschappelijk, bij
voorkeur elektronisch, formaat. Zo kan een bedrijf dat een btw-aangifte indient
in een lidstaat, gemakkelijk een btw-aangifte opstellen en indienen in een
andere lidstaat omdat de gegevens en de wijze van indiening gestandaardiseerd
zijn. De standaard btw-aangifte moet door alle
bedrijven kunnen worden gebruikt omdat een beperking ervan tot bepaalde
categorieën bedrijven alleen maar het toepassingsgebied zou verkleinen, de
complexiteit zou verhogen en daarmee de lastenverlaging deels zou tenietdoen.
Om ook voor de lidstaten een kostenverlaging en vereenvoudiging te realiseren,
zou op het niveau van de EU slechts in één btw-aangifte moeten worden voorzien,
namelijk de standaard btw-aangifte. De punten die in het voorstel aan de orde
komen, hebben betrekking op de inhoud van de standaard btw-aangifte, de wijze
en het tijdstip waarop zij moet worden ingediend en de wijze waarop zij kan
worden gecorrigeerd. Wat de inhoud betreft, is zowel de hoeveelheid gegevens
als de standaardisering ervan van wezenlijk belang om de lasten voor het
bedrijfsleven te verlagen. Het voorstel voorziet in een maximumaantal van 26
gegevensvakken die moeten worden ingevuld; de lidstaten kunnen de bedrijven van
die verplichting ontheffen voor alle vakken behalve vijf. De verstrekte
gegevens moeten consistent zijn in alle lidstaten, dat wil zeggen dat de wijze
waarop de gegevens voor de aangifte worden bepaald, precies dezelfde moet zijn
voor alle lidstaten. Daarnaast mogen de lidstaten extra gegevens
eisen met het oog op de controle op en de uitvoering van de btw-wetgeving voor
specifieke regio’s en gebieden of voor bijzondere regelingen die bij wijze van
uitzondering in de btw-wetgeving zijn toegestaan. Alleen in deze naar behoren
gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten bedrijven verplichten om meer
gegevens te verstrekken dan die waarin de 26 standaardvakken voorzien. Wat de indiening betreft, wordt in het
voorstel een minimumnorm vastgelegd. Alle bedrijven moeten de mogelijkheid
hebben om een maandelijkse btw-aangifte in te dienen, waarbij de btw wordt
verschuldigd en afgedragen vóór het verstrijken van de maand die volgt op het
btw-aangiftetijdvak. Daarnaast mogen de lidstaten verdere lastenverlagingen
introduceren waarbij het btw-aangiftetijdvak wordt verlengd tot maximaal één
jaar en de termijn voor de indiening en de betaling van de btw wordt verlengd
met maximaal één maand. Dit moet garanderen dat geen enkel bedrijf vaker een
btw-aangifte moet indienen of de verschuldigde btw binnen een kortere termijn
moet aangeven of afdragen. Het voorstel stimuleert ook de elektronische
indiening van aangiften. Bedrijven moeten het recht hebben om de standaard
btw-aangifte in alle lidstaten langs elektronische weg in te dienen, inclusief
door middel van elektronische bestandsoverdracht, met behulp van geavanceerde
elektronische handtekeningen die in de hele EU kunnen worden gebruikt, of
andere technologieën die een vergelijkbaar veiligheidsniveau bieden. Om de standaardisering van bepaalde technische
aspecten van de btw-aangifte te garanderen - hetgeen niet mogelijk is met een
richtlijn -, voorziet het voorstel in de toepassing van de comitéprocedure.
Deze procedure zal waar nodig worden toegepast voor de technische aspecten van
de aangifte, de gemeenschappelijke definities en procedures, de gedetailleerde
afhandeling van correcties en de gemeenschappelijke methoden van elektronische
indiening. Artikelen 178,
185, 211, 271 en 318 Waar de btw-richtlijn de term
"btw-aangifte" gebruikt, is deze vervangen door de term
"standaard btw-aangifte" om eventuele verwarring te voorkomen, omdat
hoofdstuk 5 in titel XI voortaan is opgesplitst in twee afdelingen, namelijk
"Standaard btw-aangifte" en "Andere aangiften en gegevens".
Dit leidt tot de wijzigingen in de artikelen 178, 185, 211, 271 en 318. De definitie van "btw-aangifte" in
punt 5 van artikel 357 en punt 4 van artikel 358 vanaf 1 januari 2015 is
specifiek voor het hoofdstuk betreffende de bijzondere regelingen voor niet in
de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatie-, omroep- en
elektronische diensten aan niet-belastingplichtigen verlenen, en kan worden
behouden. Artikelen 206
en 252 Artikel 206 in zijn huidige vorm biedt de
lidstaten de mogelijkheid om een ander tijdstip voor de betaling van de btw
vast te stellen dan dat waarop de aangifte wordt ingediend, en om te bepalen
dat voorlopige vooruitbetalingen moeten worden gedaan. Een dergelijke bepaling
die toestaat dat verschillende betalingstermijnen naast elkaar bestaan, zou de
voordelen van de voorgestelde standaard btw-aangifte deels wegnemen. Daarom
wordt in artikel 206 de algemene regel dat de btw wordt voldaan bij de
indiening van de standaard btw-aangifte gehandhaafd, maar wordt de mogelijkheid
dat de lidstaten een andere betalingstermijn vaststellen geschrapt. Overeenkomstig artikel 252 moet de standaard
btw-aangifte worden ingediend vóór het einde van de maand die volgt op het
standaard btw-aangiftetijdvak. Om in sommige gevallen te voorkomen dat de
betalingstermijnen voor bedrijven worden verkort, mogen de lidstaten de termijn
voor de indiening van de standaard btw-aangifte met één maand verlengen. De
aangifte en de betaling van de btw moeten dus allebei plaatsvinden minimaal één
maand en maximaal twee maanden na het verstrijken van het btw-aangiftetijdvak. Het standaard btw-aangiftetijdvak is in
artikel 252 vastgesteld op één maand. Om evenwel te voorkomen dat bedrijven
vaker standaard btw-aangiften moeten indienen dan thans het geval is, kunnen de
lidstaten bedrijven toestaan standaard btw-aangiften in te dienen voor een
tijdvak tot maximaal één jaar. In overeenstemming met het gemeenschappelijk
Uniebeleid betreffende de definitie van kleine, middelgrote en
micro-ondernemingen[6]
mogen micro-ondernemingen met een jaaromzet van minder dan 2 miljoen euro
een driemaandelijkse btw-aangifte indienen tenzij er een risico bestaat voor de
controle op en de inning van de btw. Artikel 250 In alle standaard btw-aangiften zijn vijf
gegevenselementen verplicht, namelijk de voorbelasting en de in rekening
gebrachte belasting, de desbetreffende nettobedragen, en het nettobedrag aan te
betalen of terug te geven belasting. Alle lidstaten vereisen momenteel deze
gegevens, overeenkomstig de bepalingen van het huidige artikel 250, lid 1. Om het gewenste niveau van standaardisering te
bereiken, zijn er gemeenschappelijke regels voor de correctie van btw-aangiften
noodzakelijk. De lidstaten zouden echter wel zelf het correctietijdvak moeten
kunnen vaststellen, omdat deze tijdvakken nauw verbonden zijn met de nationale
controleprocedures. Daarom wordt in het tweede lid het beginsel geïntroduceerd
dat belastingplichtigen hun btw-aangiften mogen corrigeren binnen een door de
lidstaten bepaalde termijn. Het totale bedrag van intracommunautaire leveringen
van goederen en intracommunautaire verwervingen van goederen kan worden bepaald
aan de hand van de lijsten van intracommunautaire prestaties (opgaaf ICP) en
hoeft dus niet te worden opgenomen in de standaard btw-aangifte. Er moet
evenwel worden voorzien in een overgangsperiode ten behoeve van de aanpassing
van de nationale statistische systemen, die momenteel voor het opstellen van de
statistieken van de intracommunautaire goederenhandel[7] in hoge mate gebruikmaken van
de gegevens die worden verstrekt in de btw-aangiften. Artikel 251 Bovenop de verplichte gegevens in de standaard
btw-aangifte kunnen door de lidstaten ook nog andere gegevens worden verlangd
voor risicoanalyse- en controledoeleinden. Om de lasten voor het bedrijfsleven
te verlichten en de aangifte niet te verzwaren met gegevens die voor
statistische doeleinden maar niet voor btw-doeleinden vereist zijn, moet de
aanvullende gegevensverstrekking gestandaardiseerd worden en tot een minimum
beperkt blijven. Een deel van de aanvullende gegevens is
specifiek voor bepaalde transacties in de btw-richtlijn en wordt
gestandaardiseerd. Artikel 251, lid 1, staat toe dat aanvullende
gestandaardiseerde gegevens worden verlangd in verband met verrichte prestaties
en de daarover verschuldigde btw en omvat acht gegevenselementen. Artikel 251,
lid 2, staat toe dat dertien gestandaardiseerde gegevenselementen worden
verlangd in verband met afgenomen prestaties en de desbetreffende aftrekbare
btw. Er zijn echter nog andere, aanvullende
gegevens noodzakelijk wanneer de lidstaten bijzondere regels toepassen in
bepaalde regio’s of gebieden of wanneer zij gebruikmaken van een bijzondere
regeling die voor bepaalde belastingplichtigen of transacties geldt. Dit wordt
geregeld in artikel 251, lid 3. Gelet op het specifieke karakter van de in
artikel 251, lid 3, bedoelde aanvullende gegevens zal de inhoud daarvan worden
gestandaardiseerd via de comitéprocedure. Wanneer lidstaten aanvullende gegevens
vereisen, dient dit, met het oog op de transparantie en om de naleving door de
bedrijven te vergemakkelijken, ter kennis te worden gebracht van het bevoegde
comité. Nieuw
artikel 252 bis De indiening van aangiften langs elektronische
weg moet verder worden gestimuleerd; hoewel de lidstaten al moeten toestaan -
en ook kunnen verplichten - dat de aangifte elektronisch wordt ingediend, moet
deze procedure nog worden uitgebreid en ook worden voorzien in de mogelijkheid
van bestandsoverdracht, zoals het geval is met de lijsten van
intracommunautaire prestaties, en in gemeenschappelijke veilige methoden voor
de verzending, waaronder het gebruik van geavanceerde elektronische
handtekeningen. De in dit artikel gebruikte definities zijn in overeenstemming
met Richtlijn 1999/93/EG[8]
betreffende elektronische handtekeningen. Het is evenwel mogelijk dat deze
definities zullen moeten worden aangepast na de goedkeuring van het voorstel
van de Commissie voor een verordening betreffende elektronische identificatie
en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt[9]. Met dit artikel wordt het huidige artikel 250,
lid 2, verder gestandaardiseerd. Artikel 253 Dit artikel wordt geschrapt omdat het een
bijzondere maatregel betreft die alleen van toepassing is op Zweden en die in
strijd zou zijn met het doel van een standaard btw-aangifte. Artikel 254 De inhoud van dit artikel wordt verplaatst
naar een nieuw artikel 257 bis in een nieuwe afdeling 2 onder de rubriek
"Andere aangiften en gegevens". Dit is nodig omdat alle specifieke
gegevens die van de verkoper van een nieuw vervoermiddel worden verlangd
krachtens het huidige artikel 254, geen deel mogen uitmaken van een standaard
btw-aangifte, terwijl het toch noodzakelijk is dat zij worden verstrekt. Artikel 255 Dit artikel vervangt de artikelen 255, 256 en 257
en brengt ze samen in één artikel. Inhoudelijk wordt er niets gewijzigd. Artikelen 256
en 257 De inhoud van deze artikelen wordt verplaatst
naar artikel 255. Artikelen 258
en 259 Artikel 258 betreffende de verstrekking van
gegevens in verband met intracommunautaire verwervingen van nieuwe
vervoermiddelen en accijnsproducten en artikel 259 betreffende de gegevens die
noodzakelijk zijn om te beoordelen of de regels in verband met de verwerving
van nieuwe vervoermiddelen correct zijn toegepast, zijn nog steeds
noodzakelijk, maar worden gewijzigd om rekening te houden met het feit dat deze
gegevens in andere aangiften vereist kunnen zijn. Artikel 260 De verstrekking van gegevens over de invoer
van goederen is nu opgenomen in artikel 251, lid 1, onder g), en artikel 251,
lid 2, onder g); dit artikel moet bijgevolg worden geschrapt. Artikel 261 De lidstaten mogen niet langer verlangen dat
belastingplichtigen jaarlijks een btw-aangifte indienen die een gedetailleerd
overzicht geeft van alle transacties die zij in hun periodieke btw-aangiften
van het voorgaande jaar hebben aangegeven, en die de gegevens bevat die nodig
zijn voor eventuele herzieningen. Via artikel 251, lid 2, onder h), worden de
herzieningen in de standaard btw-aangifte opgenomen en artikel 261 moet
derhalve worden geschrapt. Nieuwe
artikelen 255 bis en 255 ter Net zoals bij de btw-aangifte voor de
bijzondere regelingen voor niet in de Gemeenschap gevestigde
belastingplichtigen die telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten
verrichten voor niet-belastingplichtigen, moeten de vereiste gegevens in de
btw-richtlijn worden vastgesteld en de nadere technische specificaties in een
uitvoeringsverordening van de Commissie worden vastgelegd. In deze artikelen
wordt dezelfde procedure gevolgd: de technische specificaties betreffende de in
de artikelen 250 en 251 bedoelde gegevens, gemeenschappelijke definities en
procedures voor het verstrekken van de gegevens, gemeenschappelijke procedures
voor het aanbrengen van correcties en gemeenschappelijke elektronische methoden
ter aanvulling van het gebruik van geavanceerde elektronische handtekeningen
kunnen volgens de comitéprocedure met een uitvoeringsverordening van de
Commissie worden aangenomen. Nieuw
artikel 257 bis Artikel 254 wordt verplaatst naar een nieuwe
afdeling 2 betreffende "Andere aangiften en gegevens" omdat de
gegevens over de verkoop van nieuwe vervoermiddelen geen deel uitmaken van de
standaard btw-aangifte. Artikel 272 Om te garanderen dat de standaard btw-aangifte
consistente toepassing vindt, mag de lidstaten alleen in enkele beperkte
gevallen worden toegestaan om belastingplichtigen te ontheffen van de
verplichting tot het indienen van een btw-aangifte, namelijk wanneer de
belastingplichtige niet btw-plichtig is over zijn intracommunautaire
verwervingen, hij onder de vrijstelling voor kleine ondernemingen valt of onder
de gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwers. Artikel 273 Om te garanderen dat de standaard btw-aangifte
ook werkelijk gestandaardiseerd is, mag de lidstaten niet worden toegestaan om
de bedrijven nog andere dan de genoemde verplichtingen in verband met de
standaard btw-aangifte op te leggen; daarom moet de mogelijkheid daartoe die
door artikel 273 wordt geboden, worden uitgesloten wat de standaard
btw-aangifte betreft. 2013/0343 (CNS) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG
betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde
waarde wat een standaard btw-aangifte betreft DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 113, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Parlement[10], Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[11], Handelend volgens een bijzondere
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Richtlijn 2006/112/EG[12] van de Raad vereist dat
belastingplichtigen een btw-aangifte indienen maar geeft de lidstaten
speelruimte bij het vaststellen van de gegevens die moeten worden verstrekt.
Dit heeft geleid tot uiteenlopende regels en procedures voor het indienen van
btw-aangiften in de Unie, een nog grotere complexiteit voor bedrijven en
btw-verplichtingen die obstakels opwerpen voor de handel in de Unie. (2) Om de lasten voor het
bedrijfsleven te verlichten en de werking van de interne markt te verbeteren,
moet een standaard btw-aangifte worden ingevoerd voor alle bedrijven die zaken
doen in de Unie. Het gebruik van gestandaardiseerde aangiften moet de controle
op de btw-aangiften door de lidstaten vergemakkelijken. (3) Het is zaak de
administratieve lasten tot een minimum te beperken. De gegevensverstrekking
voor de standaard btw-aangifte moet daarom een beperkte reeks van verplichte
gegevens omvatten. Wat de standaard btw-aangifte en andere aangiften betreft,
mag de lidstaten bovendien niet worden toegestaan andere dan de in hoofdstuk 5
van titel XI van de richtlijn vastgestelde gegevens te verlangen. (4) Het moet de lidstaten worden
toegestaan van belastingplichtigen nadere gegevens te verlangen en te dien
einde is het passend een gestandaardiseerde lijst vast te stellen van
aanvullende gegevens die kunnen worden gevraagd. Dit is nuttig voor
risicoanalyse- en controledoeleinden. Teneinde de transparantie en
standaardisering te garanderen, dienen de lidstaten die dergelijke aanvullende
gegevens verlangen, het Permanent Comité inzake administratieve samenwerking
hiervan in kennis te stellen. (5) Om de lidstaten in staat te
stellen hun systemen voor de opstelling van statistieken over de levering en
verwerving van goederen binnen de Unie aan te passen, dienen de gegevens over
de totale waarde van goederenleveringen binnen de Unie en van
goederenverwervingen binnen de Unie tot en met 31 december 2019 deel uit te
maken van de gegevens die verplicht in de standaard btw-aangifte moeten worden
vermeld. (6) Voor alle bedrijven moet het
belastingtijdvak worden vastgesteld op één maand, behalve voor
micro-ondernemingen, die per kwartaal een standaard btw-aangifte moeten
indienen. De lidstaten moeten nog altijd de mogelijkheid hebben om dit tijdvak
te verlengen tot maximaal één jaar om de administratieve lasten te beperken. (7) Om een minimumnorm vast te
leggen, moet het einde van de maand volgende op het belastingtijdvak worden
vastgesteld als gemeenschappelijke minimale termijn voor het indienen van de
standaard btw-aangifte, waarbij de lidstaten evenwel de flexibiliteit krijgen
om deze termijn met een extra maand te verlengen om hogere lasten voor het bedrijfsleven
te vermijden. (8) De betalingstermijnen moeten
worden geharmoniseerd om de administratieve lasten te verlagen en het
nettobedrag van de btw moet worden voldaan bij het indienen van de btw-aangifte
of uiterlijk bij het verstrijken van de termijn waarbinnen de standaard btw-aangifte
moet worden ingediend. (9) Ter bevordering van de
elektronische indiening moet worden toegestaan dat de standaard btw-aangifte
met elektronische middelen wordt ingediend. (10) Aangezien de standaard
btw-aangifte alle noodzakelijke gegevens voor een eventuele latere herziening
bevat, is het passend om de specifieke vereisten betreffende de invoer van
goederen en de indiening van een jaarlijks btw-overzicht te schrappen. (11) De standaard btw-aangifte moet
worden gebruikt door alle bedrijven die soortgelijke prestaties verrichten, en
daarom moet de mogelijkheid voor de lidstaten om bepaalde bedrijven te
ontheffen van de verplichting om een standaard btw-aangifte in te dienen,
worden beperkt zodat de verplichting om een dergelijke aangifte in te dienen,
een consistente toepassing vindt in de hele Unie. (12) Voor nieuwe vervoermiddelen en
accijnsproducten zijn de vereiste gegevens van specifieke en beperkte aard. Het
is niet passend om dergelijke gegevens te standaardiseren in de standaard
btw-aangifte. In plaats daarvan moeten deze gegevens worden verzameld via een
afzonderlijke aangifte om zo voor de meeste bedrijven de lasten te verlagen. (13) Om eenvormige voorwaarden te
waarborgen voor de uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG, moeten aan de
Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor de vaststelling van de
technische specificaties, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch
verzendingsbericht, een gemeenschappelijke reeks van definities en procedures
voor de indiening, gemeenschappelijke procedures om correcties aan te brengen,
en gemeenschappelijke elektronische methoden die een toereikend
veiligheidsniveau bieden voor de indiening van de standaard btw-aangifte. Die
bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU)
nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011
tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing
zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[13]. (14) Overeenkomstig de gezamenlijke
politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011
over toelichtende stukken[14]
hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de
kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of
meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de
overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht.
Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke
stukken gerechtvaardigd. (15) Richtlijn 2006/112/EG moet
daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN
VASTGESTELD: Artikel 1 Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt
gewijzigd: 1) Artikel 178, onder c), wordt vervangen
door: "c) voor de in artikel 168,
onder c), bedoelde aftrek met betrekking tot intracommunautaire verwerving
van goederen: op de in artikel 250 bedoelde standaard btw-aangifte het
bedrag van de wegens zijn intracommunautaire verwervingen van goederen
verschuldigde btw hebben vermeld en in het bezit zijn van een overeenkomstig
titel XI, hoofdstuk 3, afdelingen 3, 4 en 5, opgestelde
factuur;" 2) In artikel 185 wordt lid 1 vervangen
door: "1. De herziening vindt met name plaats
indien zich na de standaard btw-aangifte wijzigingen hebben voorgedaan in de
elementen die voor het bepalen van het bedrag van de aftrek in aanmerking zijn
genomen, bijvoorbeeld in geval van geannuleerde aankopen of verkregen
rabatten." 3) Artikel 206 wordt vervangen door: "Artikel 206 Iedere belastingplichtige die tot voldoening
van de belasting is gehouden, moet het nettobedrag van de btw voldoen bij de
indiening van de in artikel 250 bedoelde standaard btw-aangifte of in ieder
geval bij het verstrijken van de termijn waarbinnen de standaard btw-aangifte
moet worden ingediend." 4) In
artikel 211 wordt de tweede alinea vervangen door: "De lidstaten kunnen in het bijzonder
bepalen dat met betrekking tot de invoer van goederen die wordt verricht door
belastingplichtigen of tot betaling van de belasting gehouden personen, of door
bepaalde categorieën daarvan, de wegens de invoer verschuldigde btw niet hoeft
te worden betaald op het tijdstip van de invoer, mits deze belasting als
zodanig wordt vermeld in de overeenkomstig artikel 250 opgestelde standaard
btw-aangifte." 5) Vóór artikel 250 wordt het volgende
opschrift ingevoegd: "Afdeling
1 Standaard
btw-aangifte" 6) De artikelen 250, 251 en 252 worden
vervangen door: "Artikel 250 [Artikel 250, lid 1] 1. Iedere belastingplichtige dient een
gestandaardiseerde btw-aangifte in, waarop hij zijn btw-identificatienummer of
fiscaal registratienummer en het betrokken belastingtijdvak vermeldt en opgave
doet van: a) de belasting die verschuldigd is geworden; b) de belasting die in aftrek is gebracht; c) het nettobedrag van de te betalen of terug te
geven btw; d) het
totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de handelingen waarvoor de belasting
verschuldigd is geworden, met inbegrip van het bedrag van vrijgestelde
handelingen; e) het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van
de handelingen waarvoor aftrek is verricht; f) het
totale bedrag van de leveringen van goederen als bedoeld in artikel 138 voor
belastingtijdvakken tot 31 december 2019; g) het
totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van intracommunautaire verwervingen van
goederen of daarmee gelijkgestelde handelingen voor belastingtijdvakken tot 31
december 2019. 2. De lidstaten staan toe dat correcties
worden aangebracht in de standaard btw-aangifte en stellen de termijn vast
waarbinnen dergelijke correcties kunnen worden aangebracht. Artikel 251 [Artikel 251] 1. Ter zake van handelingen waarvoor de btw
verschuldigd is geworden tijdens het belastingtijdvak, kunnen de lidstaten
verlangen dat op de standaard btw-aangifte voor een bepaald belastingtijdvak
behalve de in artikel 250, lid 1, bedoelde gegevens ook sommige of alle van de volgende
gegevens vermeld zijn: a) de belasting en het totale bedrag, de btw
niet inbegrepen, van de goederenleveringen en de diensten voor elk tarief; b) het totale bedrag van de leveringen van
goederen als bedoeld in artikel 138 voor belastingtijdvakken na 31 december 2019; c) het totale bedrag, de btw niet
inbegrepen, van andere diensten dan die welke van de btw zijn vrijgesteld in de
lidstaat waar de handeling belastbaar is, waarvoor de afnemer overeenkomstig
artikel 196 de tot voldoening van de belasting gehouden persoon is; d) het totale bedrag, de btw niet
inbegrepen, van de goederenleveringen of niet onder c) vallende diensten
waarvoor de afnemer de tot voldoening van de belasting gehouden persoon is; e) het totale bedrag van de leveringen van
goederen als bedoeld in artikel 146, lid 1, onder a) en b); f) het totale bedrag van alle andere
vrijgestelde handelingen die niet onder de punten b) tot en met e) vallen; g) de belasting op: i) intracommunautaire verwervingen van
goederen of daarmee gelijkgestelde handelingen krachtens de artikelen 21 en 22; ii) afgenomen leveringen van goederen of
diensten waarvoor de afnemer de tot voldoening van de btw gehouden persoon is; iii) de invoer van goederen wanneer de
lidstaat van de keuzemogelijkheid van artikel 211, tweede alinea, gebruikmaakt. 2. Ter zake van handelingen waarvoor de
btw in aftrek is gebracht tijdens het belastingtijdvak, kunnen de lidstaten
verlangen dat op de standaard btw-aangifte voor een bepaald belastingtijdvak
behalve de in artikel 250, lid 1, bedoelde gegevens ook sommige of alle van de
volgende gegevens vermeld zijn: a) de belasting en het totale bedrag, de btw
niet inbegrepen, van de afgenomen leveringen van goederen en diensten die niet
onder b) tot en met g) zijn genoemd; b) het totale bedrag, de btw niet
inbegrepen, van de intracommunautaire verwervingen van goederen of daarmee
gelijkgestelde handelingen voor belastingtijdvakken na 31 december 2019; c) de belasting op intracommunautaire
verwervingen van goederen of daarmee gelijkgestelde handelingen; d) de belasting en het totale bedrag, de btw
niet inbegrepen, van de afgenomen leveringen van goederen of diensten waarvoor
de afnemer de tot voldoening van de belasting gehouden persoon is krachtens de
artikelen 199 of 199 bis of een nationale maatregel waarvoor uit hoofde van de
artikelen 199 ter of 395 machtiging is verleend; e) de belasting en het totale bedrag, de btw
niet inbegrepen, van andere afgenomen diensten dan die welke van de btw zijn
vrijgesteld in de lidstaat waar de handeling belastbaar is, waarvoor de afnemer
overeenkomstig artikel 196 de tot voldoening van de belasting gehouden persoon
is; f) de belasting en het totale bedrag, de
btw niet inbegrepen, van de niet onder c) en d) vallende leveringen van
goederen of diensten waarvoor de afnemer de tot voldoening van de belasting
gehouden persoon is; g) de belasting en het totale bedrag, de btw
niet inbegrepen, van de invoer van goederen; h) iedere herziening van de aftrek zoals
bepaald in artikel 184. 3. Voor handelingen met als herkomst of
bestemming een specifieke regio of een specifiek grondgebied waarvoor
bijzondere regels gelden of die onder een bijzondere regeling vallen buiten het
normale btw-stelsel, en waarvoor de btw verschuldigd is geworden tijdens het
belastingtijdvak, kunnen de lidstaten verlangen dat op de standaard
btw-aangifte voor een bepaald belastingtijdvak behalve de in artikel 250, lid 1,
bedoelde gegevens ook de gegevens als bedoeld in een of in beide onderstaande
punten vermeld zijn: a) de gegevens die nodig zijn voor de
berekening van de belasting die verschuldigd is geworden; b) de gegevens die nodig zijn voor de
berekening van de btw die in aftrek kan worden gebracht. 4. De lidstaten stellen het bij artikel 58 van
Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad[15]
opgerichte comité in kennis van de nationale wetgevende maatregelen die zij op
grond van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel hebben aangenomen. Artikel 252 [Artikel 252] 1. De standaard btw-aangifte wordt ingediend
binnen een door de lidstaten vast te stellen termijn. Deze termijn mag niet
korter zijn dan één maand en niet langer dan twee maanden na het verstrijken
van ieder belastingtijdvak. 2. Het belastingtijdvak wordt vastgesteld op
één kalendermaand. De lidstaten staan evenwel aan
belastingplichtigen met een jaaromzet die niet hoger is dan EUR 2 000 000
of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid, zoals berekend in
overeenstemming met artikel 288, een belastingtijdvak van drie kalendermaanden
toe, tenzij een tijdvak van één kalendermaand noodzakelijk is ter voorkoming
van belastingontduiking of -fraude in specifieke gevallen. De lidstaten kunnen in andere gevallen langere
belastingtijdvakken toestaan, mits deze niet langer zijn dan één jaar." 7) Het volgende artikel 252 bis wordt
ingevoegd: "Artikel 252 bis [artikel 250, lid 2,
en nieuw] De lidstaten staan toe dat de standaard
btw-aangifte langs elektronische weg wordt ingediend en mogen dit ook verplicht
stellen. Dit betekent ook dat gebruik mag worden gemaakt van elektronische
bestandsoverdracht. Langs elektronische weg ingediende standaard
btw-aangiften worden door de lidstaten aanvaard wanneer de authenticiteit van
de herkomst en de integriteit van de inhoud worden gewaarborgd door een
geavanceerde elektronische handtekening in de zin van artikel 2, punt 2), van
Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement[16], die gebaseerd is op een
gekwalificeerd certificaat en gecreëerd wordt met een veilig middel voor het
aanmaken van handtekeningen in de zin van artikel 2, punten 6) en 10), van
Richtlijn 1999/93/EG, of door andere methoden die eenzelfde veiligheidsniveau bieden." 8) De artikelen 253 en 254 worden geschrapt. 9) Artikel 255 wordt vervangen door: "Artikel 255 [artikelen 255, 256, 257] De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te
garanderen dat de volgende personen aan de in deze afdeling vastgestelde verplichtingen
inzake de indiening van een standaard btw-aangifte voldoen: a) de afnemer van beleggingsgoud die
overeenkomstig artikel 198, lid 1, is aangewezen als de tot voldoening van de
belasting gehouden persoon, dan wel de afnemer van goud, halffabrikaten of
beleggingsgoud als omschreven in artikel 344, lid 1, wanneer de lidstaat het in
artikel 198, lid 2, vastgestelde keuzerecht uitoefent om deze afnemer aan te
wijzen als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon; b) personen die beschouwd worden als de
tot voldoening van de btw gehouden persoon in plaats van een belastingplichtige
die niet op hun grondgebied gevestigd is, overeenkomstig de artikelen 194 tot
en met 197 en artikel 204; c) niet-belastingplichtige
rechtspersonen die gehouden zijn tot voldoening van de btw die verschuldigd is
voor de in artikel 2, lid 1, onder b), i), bedoelde intracommunautaire
verwervingen van goederen." 10) De volgende artikelen 255 bis en 255 ter
worden ingevoegd: "Artikel 255 bis [nieuw] Volgens de procedure van artikel 255 ter
wordt het volgende vastgesteld: a) de technische specificaties,
inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht, voor de verzending van in
de artikelen 250 en 251 bedoelde gegevens; b) een gemeenschappelijke reeks van
definities en procedures voor de indiening van de in de artikelen 250 en 251
bedoelde gegevens; c) gemeenschappelijke procedures om
correcties aan te brengen in de standaard btw-aangifte; d) gemeenschappelijke elektronische
methoden die een toereikend veiligheidsniveau bieden voor de indiening van de
standaard btw-aangifte. Artikel 255 ter[nieuw] 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij
artikel 58 van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad(*)
ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011
van het Europees Parlement en de Raad(**). 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is
artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. __________________________ (*) PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1. (**) PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13." 11) De artikelen 256 en 257 worden geschrapt. 12) Na artikel 255 ter wordt het volgende
opschrift ingevoegd: "Afdeling
2 Andere
aangiften en gegevens" 13) Het volgende artikel 257 bis wordt
ingevoegd: "Artikel
257 bis [Artikel 254] Voor leveringen van nieuwe vervoermiddelen
onder de in artikel 138, lid 2, onder a), gestelde voorwaarden door een voor
btw–doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige aan een niet voor
btw-doeleinden geïdentificeerde afnemer, of door een in artikel 9, lid 2, bedoelde
belastingplichtige, treffen de lidstaten de nodige maatregelen opdat de
verkoper alle gegevens verschaft die noodzakelijk zijn voor de toepassing van
de btw en voor de controle daarop door de belastingdienst." 14) De artikelen 258 en 259 worden
vervangen door: "Artikel
258 De lidstaten stellen nadere regels vast met
betrekking tot de aangifte ter zake van de in artikel 2, lid 1, onder b), ii),
bedoelde intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen en de in
artikel 2, lid 1, onder b), iii), bedoelde intracommunautaire verwervingen van
accijnsproducten. Artikel
259 De lidstaten kunnen verlangen dat personen die
de in artikel 2, lid 1, onder b), ii), bedoelde intracommunautaire verwervingen
van nieuwe vervoermiddelen verrichten, bij het indienen van de aangifte alle
gegevens verstrekken die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de btw en
voor de controle daarop door de belastingdienst." 15) De artikelen 260 en 261 worden geschrapt. 16) In artikel 271 wordt de inleidende zin
vervangen door: "Uit hoofde van de in artikel 269
bedoelde machtiging kunnen de lidstaten die de duur van het belastingtijdvak
waarover een belastingplichtige de in artikel 250 bedoelde standaard
btw-aangifte moet indienen, op meer dan drie maanden vaststellen, deze belastingplichtige
toestaan de lijst over datzelfde tijdvak in te dienen, wanneer de
belastingplichtige de volgende drie voorwaarden vervult:" 17) Artikel 272 wordt als volgt
gewijzigd: a) de tweede alinea van lid 1 wordt geschrapt; b) het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd: "1 bis. De lidstaten mogen de volgende
belastingplichtigen geen ontheffing verlenen van de volgende verplichtingen: a) de in lid 1, onder b), bedoelde
belastingplichtigen van de in hoofdstuk 3, afdelingen 3 tot en
met 6, en hoofdstuk 4, afdeling 3, vastgestelde verplichtingen
inzake facturering; b) de in lid 1, onder b) en c),
bedoelde belastingplichtigen van de in hoofdstuk 5, afdeling 1, vastgestelde
verplichtingen inzake de standaard btw-aangifte." 18) In artikel 273 wordt de tweede alinea
vervangen door: "De in de eerste alinea geboden
mogelijkheid mag niet worden benut voor het opleggen van extra verplichtingen
inzake facturering en inzake de standaard btw-aangifte naast de in hoofdstuk 3
en in hoofdstuk 5, afdeling 1, vastgestelde verplichtingen." 19) In artikel 318, lid 1, wordt de eerste
alinea vervangen door: "Teneinde de inning van de belasting te
vereenvoudigen, kunnen de lidstaten, na raadpleging van het btw-comité, voor
bepaalde handelingen of voor bepaalde categorieën belastingplichtige
wederverkopers bepalen dat de maatstaf van heffing voor leveringen van goederen
die onderworpen zijn aan de winstmargeregeling, wordt vastgesteld voor ieder
belastingtijdvak uit hoofde waarvan de belastingplichtige wederverkoper de in
artikel 250 bedoelde standaard btw-aangifte moet indienen." Artikel 2 1. De lidstaten doen de nodige
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31
december 2016 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst
van die bepalingen onverwijld mede. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen,
wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze
richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de
lidstaten. 2. De lidstaten delen de
Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die
zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 3 Deze richtlijn treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Artikel 4 Deze richtlijn is gericht tot de
lidstaten. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] COM(2010) 695 definitief. [2] COM(2011) 851 definitief. [3] Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006
betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde
waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1). [4] COM(2013) 122 final. [5] COM(2012) 573 final. [6] Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende
de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003,
blz. 36). [7] Verordening (EG) nr. 638/2004 van het Europees Parlement
en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de communautaire statistieken van het
goederenverkeer tussen de lidstaten en houdende intrekking van Verordening
(EEG) nr. 3330/91 van de Raad (PB L 102 van 7.4.2004, blz. 1) [8] Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader
voor elektronische handtekeningen (PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12). [9] COM(2012)0238 final – 2012/0146 (COD). [10] PB C [...] van [...], blz. [...]. [11] PB C [...] van [...], blz. [...]. [12] Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006
betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde
waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1). [13] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [14] PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14. [15] Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010
betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het
gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010,
blz. 1). [16] Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische
handtekeningen (PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12).