EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0527
Proposal for a COUNCIL REGULATION fixing the production levies in the sugar sector for the marketing years 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005, 2005/2006, the coefficient required for calculating the additional levy for the marketing years 2001/2002 and 2004/2005 and the amounts to be paid by sugar manufacturers to beet sellers in respect of the difference between the maximum amount of the levies and the amount of these levies to be charged for the marketing years 2002/2003, 2003/2004 and 2005/2006
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, de coëfficiënt voor de berekening van de aanvullende heffing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2004/2005 en de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen vanwege het verschil tussen het maximumbedrag van de heffingen en de voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 te innen heffingsbedragen
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, de coëfficiënt voor de berekening van de aanvullende heffing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2004/2005 en de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen vanwege het verschil tussen het maximumbedrag van de heffingen en de voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 te innen heffingsbedragen
/* COM/2013/0527 final - 2013/0252 (NLE) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, de coëfficiënt voor de berekening van de aanvullende heffing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2004/2005 en de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen vanwege het verschil tussen het maximumbedrag van de heffingen en de voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 te innen heffingsbedragen /* COM/2013/0527 final - 2013/0252 (NLE) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL In zijn arrest in de gevoegde zaken C-113/10,
C-147/10 en C‑234/10, Zuckerfabrik Jülich AG/Hauptzollamt Aachen,
British Sugar plc/Rural Payments Agency, Tereos/Directeur général des douanes
et droits indirects (het "Jülich-II"-arrest) van 27 september 2012
heeft het Hof van Justitie Verordening (EG) nr. 1193/2009 van 3 november 2009
houdende rectificatie van de Verordeningen (EG) nr. 1762/2003, (EG) nr. 1775/2004,
(EG) nr. 1686/2005 en (EG) nr. 164/2007 en houdende vaststelling van de
bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen
2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 nietig verklaard. Bij Verordening (EG) nr. 1193/2009, in haar
geheel nietig verklaard bij het arrest van 27 september 2012, werden de
voorheen door de Commissie vastgestelde productieheffingen voor de
verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 met terugwerkende
kracht gerectificeerd nadat het Hof de Verordeningen (EG) nr. 1762/2003, 1775/2004,
1686/2005 en 164/2007 nietig had verklaard in zijn arrest van 8 mei 2008 in de
gevoegde zaken C-5/06 en C-23/06 tot en met C-36/06, Zuckerfabrik Jülich
e.a. ("Jülich I") en in de daarop volgende beschikking van 6
oktober 2008 in de gevoegde zaken C-175/07 tot en met C-184/07, SAFBA e.a.
("SAFBA"). De heffingen voor de betrokken
verkoopseizoenen waren door de Commissie aanvankelijk vastgelegd in Verordening
(EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke
ordening der markten in de sector suiker (de "basisverordening"), die
voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006
voorzag in een zelffinancieringsregeling voor de sector suiker door middel van
flexibele productieheffingen. Krachtens Verordening (EG) nr. 1260/2001 van
de Raad stoelde de gemeenschappelijke marktordening in de sector suiker op het
beginsel van volledige financiële verantwoordelijkheid van de producenten voor
de verliezen die elk verkoopseizoen voortvloeien uit de afzet van dat deel van
de in de Gemeenschap binnen de quota geproduceerde hoeveelheden dat groter is
dan het interne verbruik, en op een stelsel van afzetprijsgaranties die zijn
gedifferentieerd naargelang van de aan iedere onderneming toegekende
productiequota. Het beginsel van financiële
verantwoordelijkheid werd gegarandeerd door de bijdragen die de producenten
moesten betalen in de vorm van een basisproductieheffing op de volledige
productie van A- en B-suiker, die maximaal 2 % van de interventieprijs
voor witte suiker bedroeg, en een B-heffing die gold voor de productie van
B-suiker en maximaal 37,5 % van de laatstgenoemde prijs mocht bedragen.
Indien de doelstelling van zelffinanciering van de sector niet elk
verkoopseizoen kon worden verwezenlijkt aan de hand van deze heffingen, kon de
producenten krachtens de basisverordening een bijkomende heffing worden
opgelegd. In artikel 15 van de basisverordening waren de elementen vastgesteld
die in aanmerking dienden te worden genomen bij de berekening van de heffingen. In zijn bovenvermelde arresten heeft het Hof
het productieheffingssysteem niet in twijfel getrokken, noch het beginsel
waarbij de suikerproducenten de volledige financiële verantwoordelijkheid
dienden te dragen voor de verliezen die elk verkoopseizoen voortvloeien uit de
afzet van dat deel van de binnen de quota geproduceerde hoeveelheden dat groter
is dan het interne verbruik van de Unie, en op grond waarvan zij
dienovereenkomstig een heffing verschuldigd waren op hun binnen de quota
geproduceerde hoeveelheden, welke heffing door de Commissie zodanig moest
worden vastgesteld dat de tijdens de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004,
2004/2005 en 2005/2006 geleden verliezen werden gedekt. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de
Commissie zich herhaaldelijk heeft vergist bij de berekening van de jaarlijkse
heffingen die zij voor de betrokken periode krachtens Verordening (EG) nr. 1260/2001
van de Raad had vastgesteld. Ten slotte was het Hof van oordeel dat de door de
Commissie in haar Verordening (EG) nr. 1193/2009 gebruikte methode voor de
vaststelling van de heffingen onjuist was omdat deze tot een overschatting van
de te dekken kosten leidde en de suikerproducenten hierdoor te hoge bedragen
opgelegd kregen. Ten gevolge van de ongeldigheid van Verordening
(EG) nr. 1193/2009 verklaarde het Hof dat individuele personen aanspraak kunnen
maken op de terugbetaling van de bedragen die zij ten onrechte te veel hebben
betaald voor de ongeldige productieheffingen die de lidstaten in de betrokken
periode hebben geïnd, en op betaling van rente op deze bedragen. Het arrest creëert een juridische leemte
betreffende het exacte bedrag van de heffingen voor de verkoopseizoenen 2002/2003,
2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006. Met het oog op de naleving van het arrest
dienen de heffingen voor deze verkoopseizoenen met terugwerkende kracht te
worden vervangen door nieuwe, volgens de door het Hof bekrachtigde methode
berekende heffingen. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGINGEN VAN
BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING De Commissie heeft de lidstaten verscheidene
werkdocumenten voorgelegd met betrekking tot de vaststelling van de
gerectificeerde suikerheffingen en de follow-up van het arrest van het Hof van 27
september 2012. Deze werkdocumenten werden aan het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke
ordening van de landbouwmarkten voorgelegd op 6 december 2012, 20 december 2012
en 24 januari 2013 en een geconsolideerde versie op 28 februari 2013. Een aantal lidstaten (DE, BE, LV, IT, FR, NL,
UK, CZ) heeft de Commissie verzocht een rechtshandeling op te stellen ter
rectificatie van de heffingen, waarin wordt voorzien in de terugbetaling uit de
EU-begroting van rente op de terugbetalingen die de betrokken lidstaten hebben
verricht of zullen verrichten aan de suikerproducenten die in de betrokken
seizoenen te veel heffingen hebben betaald. Sommige delegaties opperden
bovendien dat een uniforme rentevoet zou moeten worden berekend op Europees
niveau. 3. JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL Overeenkomstig artikel 266 VWEU is
"de instelling welker handeling nietig is verklaard (…), gehouden de
maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof
van Justitie van de Europese Unie". Daarom dienen, gezien de
nietigverklaring van Verordening (EG) nr. 1193/2009, nieuwe heffingen voor de
betrokken periode te worden vastgesteld. Aangezien Verordening (EG) nr. 1260/2001 met
ingang van het verkoopseizoen 2006/2007 werd ingetrokken en vervangen door
Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening
der markten in de sector suiker, en vervolgens werd vervangen door Verordening
(EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de
landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten
("Integrale-GMO-verordening"), kan Verordening (EG) nr. 1260/2001
niet langer worden gehanteerd als rechtsgrondslag voor de rectificatie van de
heffingen. De Commissie is bijgevolg niet gemachtigd om de correctieve
rechtshandeling vast te stellen die noodzakelijk is voor de tenuitvoerlegging
van het arrest. Overeenkomstig artikel 43, lid 3, VWEU
"stelt de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen vast voor (…) de
heffingen (…)". Gezien de aard van de voorgestelde verordening
lijkt artikel 43, lid 3, de gepaste rechtsgrondslag te zijn voor de
vaststelling van de gerectificeerde suikerheffingen voor de betrokken
verkoopseizoenen. Hoewel het Hof Verordening (EG) nr. 1837/2002
tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen voor het
verkoopseizoen 2001/2002 niet ongeldig heeft verklaard, dienen de heffingen die
voor dat seizoen zijn bepaald eveneens als onjuist te worden beschouwd,
aangezien daarbij gebruik werd gemaakt van dezelfde, door het Hof ongeldig
verklaarde methode. Bijgevolg dienen voor dat verkoopseizoen nieuwe heffingen
te worden bepaald en opgenomen in de correctieve rechtshandeling. In de bovenvermelde arresten heeft het Hof
alle elementen verduidelijkt die in aanmerking dienen te worden genomen bij de
berekening van het "gemiddelde verlies" in de zin van artikel 15 van
de basisverordening, dat als basis moet worden gebruikt voor de raming van het
door de productieheffingen te dekken "totale verlies". Het
"gemiddelde verlies" moet meer bepaald worden berekend door de
werkelijk betaalde totale restitutie (lager dan die welke door de Commissie
werd berekend in de nietig verklaarde Verordening (EG) nr. 1193/2009) te delen
door het totaal aan uitgevoerde hoeveelheden, ongeacht of deze met of zonder
restitutie werden uitgevoerd. Het "uit te voeren overschot" wordt
eveneens berekend op basis van alle uitvoer, ongeacht of een restitutie werd
betaald of niet. De toepassing van de nieuwe, door het Hof voorgestelde methode
leidt tot een aanzienlijke daling van het "gemiddelde verlies" en van
het "totale verlies" dat moet worden gedekt door de heffingen voor de
betrokken periode. Bijgevolg zullen in de voorgestelde
verordening de suikerproductieheffingen voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003,
2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 worden vastgesteld, herberekend op basis van
de door het Hof toegelichte methode. Op die manier zullen de lidstaten de
terugbetaling kunnen berekenen waarop de suikerproducenten aanspraak kunnen
maken wegens de heffingen die zij voor diezelfde periode te veel hebben moeten
betalen. Bovendien zal de herziening van de
productieheffingen voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005
en 2005/2006 impact hebben op de aanvullende prijs die de suikerproducenten aan
de bietentelers moesten betalen voor het verschil tussen het maximumbedrag van
de A- of de B-heffing en het bedrag van deze heffingen dat voor de
verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 werd aangerekend. Overeenkomstig de gemeenschappelijke ordening
der markten in de sector suiker die van kracht was tot 2006, werden de
heffingen immers betaald door de suikerfabrikanten maar werd 60 % van de
kosten vergoed door de bietentelers doordat de fabrikanten een lagere prijs
betaalden voor de bieten. Wanneer de heffingen lager lagen dan het
maximumniveau voor de A- of de B-heffingen (namelijk respectievelijk 2 %
en 37,5 % van de interventieprijs voor witte suiker), waren de
suikerfabrikanten krachtens artikel 18, lid 2, van de basisverordening
verplicht de suikerbietenverkopers 60 % van het verschil tussen het
maximumbedrag van de betrokken heffing en het bedrag van de te innen basis- of
B-heffing uit te keren. Daarom worden in deze correctieve
rechtshandeling de herziene aanvullende prijzen vastgesteld die de
suikerproducenten dienen terug te betalen aan de suikerbietenverkopers. Enkel
het verschil tussen de oude en de nieuwe aanvullende prijzen dient aan de
suikerbietenverkopers te worden terugbetaald. De terugbetaling van de suikerheffingen is een
rectificatie van de suikerheffingen die oorspronkelijk ten bate van de eigen middelen
van de EU waren betaald. De lidstaten moeten binnen vier maanden na de
inwerkingtreding van de onderhavige rechtshandeling de nieuwe rechten
betreffende suikerheffingen vaststellen op basis van de nieuwe heffingen. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING De herziening van de suikerproductieheffingen
voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006
zal leiden tot een negatieve correctie van 295 541 212 EUR, die uit
de eigen middelen van de EU moet worden gefinancierd. Naast dit bedrag kunnen
de lidstaten bij de Commissie de terugbetaling eisen van de rente die zij
overeenkomstig hun nationale wetgeving effectief hebben betaald toen zij de
voor de betrokken seizoenen te veel geïnde bedragen terugbetaalden. Deze
renteuitgaven worden door de betrokken lidstaten afzonderlijk aan de begroting
van de EU in rekening gebracht tegen overlegging van de desbetreffende
betalingsbewijzen. 5. AANVULLENDE INFORMATIE De Commissie zal als aanvulling op het
onderhavige voorstel voor een Verordening van de Raad een verklaring opstellen
waarin zij bepaalde elementen toelicht met betrekking tot de terugbetaling van
de hoofdsom en de rente, de terugbetaling aan de suikerbietenverkopers, de
boekhoudprocedure en de monitoring van het terugbetalingsproces. 2013/0252 (NLE) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van de bedragen van de
productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003,
2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, de coëfficiënt voor de berekening van de
aanvullende heffing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2004/2005 en de
bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen
vanwege het verschil tussen het maximumbedrag van de heffingen en de voor de
verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 te innen heffingsbedragen DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Krachtens Verordening (EG)
nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke
ordening der markten in de sector suiker[1], en met name artikel 15, lid 8, eerste
streepje, artikel 16, lid 5, en artikel 18, lid 5, was de Commissie gemachtigd
om uitvoeringsbepalingen vast te stellen inzake de bedragen van de te innen
heffingen, de coëfficiënt voor de aanvullende heffing en de terugbetaling aan
de suikerbietenverkopers. (2) De Commissie heeft de
productieheffingen vastgesteld voor de verkoopseizoenen 2001/2002[2], 2002/2003[3], 2003/2004[4], 2004/2005[5] en 2005/2006[6]. (3) In artikel 18, lid 2, van
Verordening (EG) nr. 1260/2001 was bepaald dat wanneer de opbrengst van de
basisproductieheffing minder bedraagt dan het maximumbedrag als bedoeld in
artikel 15, lid 3, of wanneer de opbrengst van de in dat artikel bedoelde B‑heffing
minder bedraagt dan het maximumbedrag als bedoeld in lid 4 van dat artikel, in
voorkomend geval herzien volgens lid 5 van dat artikel, de suikerfabrikanten
verplicht zijn de suikerbietenverkopers het verschil tussen het maximumbedrag
van de betrokken heffing en het bedrag van de te innen heffing uit te keren ten
belope van 60 % van dit verschil. (4) Overeenkomstig artikel 9, lid
1, van Verordening (EG) nr. 314/2002 van de Commissie van 20 februari 2002
houdende uitvoeringsbepalingen voor de quotaregeling in de sector suiker[7] zijn de
bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen
vanwege het verschil tussen het maximumbedrag van de basisheffing en van de
B-heffing enerzijds en de bedragen van de geïnde heffingen anderzijds,
vastgesteld voor de verkoopseizoenen 2002/2003[8], 2003/2004[9] en 2005/2006[10]. (5) In het kader van de
hervorming van de gemeenschappelijke marktordening in de sector suiker werd
Verordening (EG) nr. 1260/2001 met ingang van het verkoopseizoen 2006/2007
ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20
februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector
suiker[11].
Bij Verordening (EG) nr. 318/2006, later ingetrokken en opgenomen in
Verordening (EG) nr. 1234/2007 van 22 oktober 2007 houdende een
gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen
voor een aantal landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening")[12], is het
systeem van de variabele suikerproductieheffing ter zelffinanciering van de
productiequota vervangen door een nieuwe productieheffing die moet bijdragen
tot de financiering van de in het kader van de gemeenschappelijke ordening der
markten in de sector suiker verrichte uitgaven. (6) Op 8 mei 2008[13] heeft
het Hof Verordening (EG) nr. 1762/2003 van de Commissie van 7 oktober 2003 tot
vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor
het verkoopseizoen 2002/2003[14]
en Verordening (EG) nr. 1775/2004 van de Commissie van 14 oktober 2004 tot
vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor
het verkoopseizoen 2003/2004[15]
ongeldig verklaard. In zijn arrest stelde het Hof dat alle hoeveelheden suiker
in uitgevoerde producten, ongeacht of er restituties zijn betaald of niet, in
aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van het geraamde gemiddelde
verlies per ton product. (7) Het Hof heeft eveneens
Verordening (EG) nr. 1686/2005 van de Commissie van 14 oktober 2005
tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen en de coëfficiënt
voor de aanvullende heffing in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2004/2005[16] ongeldig
verklaard[17]. (8) In overeenstemming met de
uitspraken van het Hof heeft de Commissie Verordening (EG) nr. 1193/2009
houdende rectificatie van de Verordeningen (EG) nr. 1762/2003, (EG) nr. 1775/2004,
(EG) nr. 1686/2005 en (EG) nr. 164/2007 en houdende vaststelling van de
bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen
2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006[18] vastgesteld. (9) Op 29 september 2011 heeft
het Gerecht uitspraak gedaan in zaak T-4/06, stellende dat er geen geschikte
rechtsgrondslag was voor een gedifferentieerde coëfficiënt voor de aanvullende
heffing in de sector suiker en heeft het artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1686/2005,
als vervangen door artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1193/2009 van de
Commissie, nietig verklaard. (10) Op 27 september 2012 heeft het
Hof Verordening (EG) nr. 1193/2009 ongeldig verklaard met het argument dat
artikel 15, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 zo moet worden
opgevat dat, met het oog op de berekening van het geraamde gemiddelde verlies
per ton product, het totale bedrag aan restituties het totale bedrag aan
betalingen moet omvatten[19].
(11) De heffingen dienen dus op het
gepaste niveau te worden vastgesteld. Voor uitvoer als omschreven in artikel 6,
lid 5, van Verordening (EG) nr. 314/2002 van de Commissie van 20 februari 2002
houdende uitvoeringsbepalingen voor de quotaregeling in de sector suiker[20] dient
het "gemiddelde verlies" in de zin van artikel 15, lid 1, onder d),
van Verordening (EG) nr. 1260/2001 te worden berekend door de betaalde
restituties te delen door de uitgevoerde hoeveelheden, ongeacht of een
restitutie is betaald of niet. Ook bij de berekening van het "uit te
voeren overschot" in de zin van artikel 15, lid 1, onder c), van
Verordening (EG) nr. 1260/2001 dienen alle uitgevoerde hoeveelheden in aanmerking
te worden genomen, ongeacht of een restitutie is betaald of niet. (12) Aangezien dezelfde, door het
Hof ongeldig verklaarde methode werd gehanteerd bij de berekening van de
heffingen voor het verkoopseizoen 2001/2002, dienen ook de productieheffingen en
de coëfficiënt voor de aanvullende heffing voor het verkoopseizoen 2001/2002
dienovereenkomstig te worden gewijzigd. (13) Ingevolge het arrest van het
Hof moeten de gerectificeerde heffingen van toepassing zijn met ingang van
dezelfde data als de ongeldig verklaarde heffingen. (14) Ten gevolge van de
vaststelling van de suikerheffingen volgens de nieuwe, in de elfde overweging
beschreven methode dienen ook de bedragen die de suikerfabrikanten aan de
suikerbietenverkopers dienen te betalen vanwege het verschil tussen het
maximumbedrag van de basisheffing en het bedrag van de voor de verkoopseizoenen
2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 te innen heffingen met terugwerkende kracht
opnieuw te worden vastgesteld. (15) Voor het verkoopseizoen 2001/2002
bedraagt het ongedekte totale verlies volgens de in de elfde overweging
bedoelde nieuwe berekeningsmethode 14 123 937 EUR. De in artikel 16,
lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde coëfficiënt dient
dienovereenkomstig te worden vastgesteld en te worden toegepast voor dat
verkoopseizoen. (16) Voor het verkoopseizoen 2002/2003
leidt de toepassing van de in de elfde overweging bedoelde methode tot een
basisheffing van 2 % en een B-heffing van 16,371 %, welke percentages
met terugwerkende kracht voor dat verkoopseizoen van toepassing moeten zijn.
Het herberekende totale verlies wordt in zijn geheel gedekt door de ontvangsten
van de basisproductieheffing en de B-heffing. Voor dat verkoopseizoen hoeft de
in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde
aanvullende coëfficiënt derhalve niet te worden vastgesteld. (17) Voor het verkoopseizoen 2002/2003
was bij Verordening (EG) nr. 1440/2002 van de Commissie van 7 augustus 2002
houdende herziening, voor de suikersector en voor het verkoopseizoen 2002/2003,
van het maximumbedrag van de B-heffing en de minimumprijs voor B-suikerbieten[21] het
maximumbedrag van de B-heffing vastgesteld op 37,5 % van de
interventieprijs voor witte suiker, terwijl de B-heffing voor dat
verkoopseizoen, herzien volgens de in de elfde overweging bedoelde methode, 16,371 %
van de interventieprijs voor witte suiker bedraagt. Gezien dit verschil dient
het door de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers te betalen bedrag
voor dat verkoopseizoen te worden vastgesteld per ton bieten van
standaardkwaliteit, overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001.
(18) Voor het verkoopseizoen 2003/2004
levert de toepassing van de nieuwe, in de elfde overweging bedoelde
berekeningsmethode een basisheffing van 2 % en een B-heffing van 17,259 %
op. Het herberekende totale verlies wordt in zijn geheel gedekt door de
ontvangsten van de basisproductieheffing en de B-heffing. Voor dat
verkoopseizoen hoeft de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001
bedoelde aanvullende coëfficiënt derhalve niet te worden vastgesteld. (19) Voor het verkoopseizoen 2003/2004
was bij Verordening (EG) nr. 1440/2002 het maximumbedrag van de B-heffing
vastgesteld op 37,5 % van de interventieprijs voor witte suiker, terwijl
de B-heffing voor dat verkoopseizoen, herzien volgens de in de elfde overweging
bedoelde methode, 17,259 % van de interventieprijs voor witte suiker bedraagt.
Gezien dit verschil dient het door de suikerfabrikanten aan de
suikerbietenverkopers te betalen bedrag voor dat verkoopseizoen te worden
vastgesteld per ton bieten van standaardkwaliteit, overeenkomstig artikel 18,
lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001. (20) Voor het verkoopseizoen 2004/2005
heeft de toepassing van de in de elfde overweging bedoelde berekeningsmethode
geen impact op de basisheffing noch op de B-heffing. Voor dat verkoopseizoen
bedraagt het volgens de nieuwe methode berekende ongedekte totale verlies 57 648 788 EUR.
Derhalve dient de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde
coëfficiënt te worden vastgesteld. Uit het in de negende overweging bedoelde
arrest van het Hof volgt dat de coëfficiënt zowel voor de lidstaten van de Unie
in haar samenstelling op 30 april 2004 als voor de lidstaten van de Unie in
haar samenstelling op 1 mei 2004 dezelfde moet zijn. (21) Voor het verkoopseizoen 2005/2006
levert de toepassing van de in de elfde overweging bedoelde methode een
basisheffing van 1,2335 % op en is er geen B-heffing nodig. Voor dat
verkoopseizoen wordt het herberekende totale verlies volledig gedekt door de
ontvangsten uit de basisproductieheffing en is het niet nodig de in artikel 16,
lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde aanvullende coëfficiënt vast
te stellen. (22) Voor het verkoopseizoen 2005/2006
was bij Verordening (EG) nr. 1296/2005 van de Commissie van 5 augustus 2005
houdende herziening, voor de suikersector en voor het verkoopseizoen 2005/2006,
van het maximumbedrag van de B-heffing en de minimumprijs voor B-suikerbieten[22] het
maximumbedrag van de B-heffing vastgesteld op 37,5 % van de
interventieprijs van witte suiker. Aangezien de voor dat verkoopseizoen
geldende basisheffing, herzien overeenkomstig de in de elfde overweging
bedoelde methode, 1,2335 % van de interventieprijs voor witte suiker bedraagt,
hoeft er geen B-heffing te worden vastgesteld. Gezien deze verschillen dienen
de door de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers te betalen bedragen
voor dat verkoopseizoen te worden vastgesteld per ton bieten van
standaardkwaliteit, overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001. (23) Met het oog op de
rechtszekerheid en de gelijke behandeling van de betrokken marktdeelnemers in
de verschillende lidstaten moet een gemeenschappelijk tijdstip worden
vastgesteld waarop de overeenkomstig de onderhavige verordening bepaalde
heffingen worden vastgesteld in de zin van artikel 2, lid 2, tweede alinea, van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende
toepassing van Besluit 2007/436 (EG, Euratom) betreffende het stelsel van eigen
middelen van de Europese Gemeenschappen[23], HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1 1. De productieheffingen in de
sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 204/2005
en 2005/2006 zijn vastgesteld in punt 1) van de bijlage. 2. De coëfficiënten voor de
berekening van de aanvullende heffing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2004/2005
zijn vastgesteld in punt 2) van de bijlage. 3. De door de suikerfabrikanten
aan de suikerbietenverkopers te betalen bedragen voor de A- of de B-heffingen
voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 zijn vastgesteld in
punt 3) van de bijlage. Artikel 2 Het in artikel 2, lid 2, tweede
alinea, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 bedoelde tijdstip voor
de vaststelling van de op grond van de onderhavige verordening bepaalde
heffingen is uiterlijk de laatste dag van de vierde maand na de dag van de
inwerkingtreding van de onderhavige verordening. Artikel 3 Deze verordening treedt in werking op de dag
na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 1, lid 1, is van toepassing
met ingang van: –
16 oktober 2002 voor het verkoopseizoen 2001/2002, –
8 oktober 2003 voor het verkoopseizoen 2002/2003, –
15 oktober 2003 voor het verkoopseizoen 2003/2004, –
18 oktober 2005 voor het verkoopseizoen 2004/2005,
en –
23 februari 2007 voor het verkoopseizoen 2005/2006. Artikel 1, lid 2, is van toepassing
met ingang van: –
16 oktober 2002 voor het verkoopseizoen 2001/2002,
en –
18 oktober 2005 voor het verkoopseizoen 2004/2005. Artikel 1, lid 3, is van toepassing
met ingang van: –
8 oktober 2003 voor het verkoopseizoen 2002/2003, –
15 oktober 2003 voor het verkoopseizoen 2003/2004,
en –
23 februari 2007 voor het verkoopseizoen 2005/2006.
Deze verordening is verbindend in al haar
onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter BIJLAGE 1) Productieheffingen in de sector suiker als
bedoeld in artikel 1, lid 1 || 2001/2002 || 2002/2003 || 2003/2004 || 2004/2005 || 2005/2006 a) EUR per ton witte suiker als basisproductieheffing op A-suiker en op B-suiker || 12,638 || 12,638 || 12,638 || 12,638 || 7,794 b) EUR per ton witte suiker als B-heffing op B-suiker || 236,963 || 103,447 || 109,061 || 236,963 || - c) EUR per ton droge stof als basisproductieheffing op A-isoglucose en op B-isoglucose || 5,330 || 5,330 || 5,330 || 5,330 || 3,394 d) EUR per ton droge stof als B-heffing op B-isoglucose || 99,424 || 46,017 || 48,261 || 99,424 || - e) EUR per ton suiker/isoglucose-equivalent in droge stof als basisproductieheffing op A-inulinestroop en op B-inulinestroop || 12,638 || 12,638 || 12,638 || 12,638 || 7,794 f) EUR per ton suiker/isoglucose-equivalent in droge stof als B-heffing op B-inulinestroop || 236,963 || 103,447 || 109,061 || 236,963 || - 2) Coëfficiënt voor de berekening van de
aanvullende heffing als bedoeld in artikel 1, lid 2 Verkoopseizoen 2001/2002: 0,01839 Verkoopseizoen 2004/2005: 0,07294 3) Door de suikerfabrikanten aan de
suikerbietenverkopers te betalen bedragen voor de A- of B-heffingen als bedoeld
in artikel 1, lid 3 || 2002/2003 || 2003/2004 || 2005/2006 Aanvullende prijs voor A-suikerbieten* || || || 0,378 Aanvullende prijs voor B-suikerbieten* || 10,414 || 9,976 || 18,258 * Aanvullende prijs
voor A- of B-heffing per ton suikerbieten van de standaardkwaliteit (EUR). FINANCIEEL MEMORANDUM || FS/13/367494 6.2.2013.1 || Datum: 15.4.2013 1. || BEGROTINGSONDERDEEL: Zie begrotingsraming hieronder. Artikel 1 1 (Bijdragen en andere heffingen vastgesteld in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker): 05 07 02 (Regeling van geschillen) || KREDIETEN: 123,4 mln EUR 53,4 mln EUR 2. || TITEL: VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 en tot vaststelling van de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen vanwege het verschil tussen het maximumbedrag van de heffingen en de voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 te innen heffingsbedragen. 3. || RECHTSGRONDSLAG: Artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 4. || DOELSTELLINGEN: Op 27 september 2012 heeft het Hof van Justitie uitspraak gedaan in de gevoegde zaken C-113/10, C‑147/10 en C-234/10 (het Jülich-II-arrest). Het heeft daarbij Verordening (EG) nr. 1193/2009 van de Commissie van 3 november 2009 nietig verklaard. Deze verordening beoogt de retroactieve vaststelling van de suikerproductieheffingen voor de verkoopseizoenen van 2001/2002 tot en met 2005/2006, herberekend volgens de door het Hof toegelichte methode. 5. || FINANCIËLE GEVOLGEN || 12 MAANDEN-PERIODE (mln EUR) || LOPEND BEGROTINGSJAAR 2013 (mln EUR) || VOLGEND BEGROTINGSJAAR 2014 (mln EUR) 5.0 || UITGAVEN - UIT DE EU-BEGROTING (RESTITUTIES/INTERVENTIES) - NATIONALE INSTANTIES - ANDERE || 53,4 mln euro || 53,4 mln euro || n.v.t. 5.1 || ONTVANGSTEN - EIGEN MIDDELEN VAN DE EU (HEFFINGEN/DOUANERECHTEN) – zie opmerkingen - NATIONAAL || -214,1 mln euro || -214,1 mln euro || n.v.t. || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 5.0.1 || RAMING VAN DE UITGAVEN || || || || 5.1.1 || RAMING VAN DE ONTVANGSTEN || || || || 5.2 || BEREKENINGSMETHODE: Zie opmerkingen 6.0 || IS FINANCIERING MOGELIJK UIT KREDIETEN DIE IN HET BETROKKEN HOOFDSTUK VAN DE LOPENDE BEGROTING ZIJN OPGEVOERD? || Nee 6.1 || IS FINANCIERING MOGELIJK DOOR OVERSCHRIJVING VAN EEN HOOFDSTUK VAN DE LOPENDE BEGROTING NAAR EEN ANDER? || Ja 6.2 || IS EEN AANVULLENDE BEGROTING NODIG? || Nee 6.3 || MOETEN OP DE VOLGENDE BEGROTING KREDIETEN WORDEN OPGEVOERD? || Zie opmerkingen OPMERKINGEN: Op 27 september 2012 heeft het Hof van Justitie uitspraak gedaan in de gevoegde zaken C-113/10, C‑147/10 en C-234/10 (het Jülich-II-arrest). Het heeft daarbij Verordening (EG) nr. 1193/2009 van de Commissie van 3 november 2009 nietig verklaard. Het Hof heeft geoordeeld dat de Commissie zich herhaaldelijk heeft vergist bij de berekening van de jaarlijkse heffingen voor de betrokken periode. Het Hof verklaarde dat individuele personen aanspraak kunnen maken op de terugbetaling van de bedragen die zij ten onrechte te veel hebben betaald voor de ongeldige productieheffingen die de lidstaten in de betrokken periode hebben geïnd, en die naar de EU-begroting zijn gegaan. Bij de correctieve rechtshandeling worden de suikerproductieheffingen met terugwerkende kracht vastgesteld voor de verkoopseizoenen van 2001/2002 tot en met 2005/2006, herberekend volgens de door het Hof toegelichte methode. Overeenkomstig het arrest moet de terugbetaling aan de marktdeelnemers rente omvatten (op basis van nationale regelgeving en krachtens het beginsel van ongerechtvaardigde verrijking moet de EU de lidstaten vergoeden voor betaalde compenserende rente). Het totale aan de lidstaten terug te betalen bedrag is het volgende: Eigen middelen - hoofdsom 295,5 mln € - 10,0 mln € (reeds terugbetaald in 2009) * 75 % = 214,1 mln € heffingen na aftrek van de inningskosten. Compenserende rente De gevorderde compenserende rente is niet inbegrepen in de tot de eigen middelen behorende bedragen. Het hierboven vermelde geraamde bedrag is berekend voor 100 % van het verschil tussen de oude en de nieuwe heffingen. De rentevoeten zullen worden bepaald op basis van de nationale regelgeving en op dit moment kan het uiteindelijke bedrag dus nog niet definitief worden bepaald. De rentevoeten die zijn gehanteerd bij de raming van de financiële gevolgen (53,4 mln €) zijn die welke zijn bekendgemaakt in de volgende verordeningen: EG-Verordening 2012/2001; EG-Verordening 1852/2002; EG-Verordening 1842/2003; EG-Verordening 1751/2004; EG-Verordening 956/2005; EG-Verordening 1119/2005; EG-Verordening 1668/2005; EG-Verordening 1489/2006; EG-Verordening 981/2007; EG-Verordening 1190/2007; EG-Verordening 999/2008; EG-Verordening 1012/2009; EU-Verordening 974/2010; EU-Verordening 1036/2011; EU-Verordening 938/2012. Het bedrag zal worden betaald uit hoofde van begrotingsonderdeel 05 07 02. Indien de verordening niet tijdig kan worden goedgekeurd opdat de betalingen in begrotingsjaar 2013 kunnen worden uitgevoerd, dient een bedrag te worden opgenomen in een nota van wijzigingen op de begroting 2014. [1] PB L 178
van 30.6.2001, blz. 1. [2] PB L 278
van 16.10.2002, blz. 13. [3] PB L 254
van 8.10.2003, blz. 4. [4] PB L 316
van 15.10.2004, blz. 64. [5] PB L 271
van 15.10.2005, blz. 12. [6] PB L 51
van 20.2.2007, blz. 17. [7] PB L 50
van 21.2.2002, blz. 40. [8] PB L 254
van 8.10.2003, blz. 5. [9] PB L 316
van 15.10.2004, blz. 65. [10] PB L 51
van 20.2.2007, blz. 16. [11] PB L 58
van 20.2.2006, blz. 1. [12] PB L 299
van 16.11.2007, blz. 1. [13] Gevoegde
zaken C-5/06 en C-23/06 tot en met C-36/06, Jurispr. 2008, blz. I-03231. [14] Zie
verwijzing in voetnoot 3. [15] Zie
verwijzing in voetnoot 4. [16] Zie
verwijzing in voetnoot 5. [17] Uitspraken
van 6 oktober 2008 in de gevoegde zaken C-175/07 tot en met C-184/07,
Jurispr 2008, blz. I-00142 en in de zaken C-466/06, Jurispr 2008, blz. I-00140
en C-200/06, Jurispr 2008, blz. I-00137. [18] PB L 321
van 8.12.2009, blz. 1. [19] Gevoegde
zaken C-113/10, C-147/10 en C-234/10, nog niet verschenen. [20] PB L 50
van 21.2.2002, blz. 40. [21] PB L 212
van 8.8.2002, blz. 3. [22] PB L 205
van 6.8.2005, blz. 20. [23] PB L 130
van 31.5.2000, blz. 1.