This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0236
Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on measures facilitating the exercise of rights conferred on workers in the context of freedom of movement for workers
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende maatregelen om de uitoefening van de in de context van het vrije verkeer van werknemers aan werknemers verleende rechten te vergemakkelijken
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende maatregelen om de uitoefening van de in de context van het vrije verkeer van werknemers aan werknemers verleende rechten te vergemakkelijken
/* COM/2013/0236 final - 2013/0124 (COD) */
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende maatregelen om de uitoefening van de in de context van het vrije verkeer van werknemers aan werknemers verleende rechten te vergemakkelijken /* COM/2013/0236 final - 2013/0124 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Algemene context Het vrije verkeer van
werknemers is een van de vier fundamentele vrijheden waarop de interne markt
berust. Het is een van kernwaarden van de Europese Unie en een fundamenteel
onderdeel van het EU-burgerschap. Artikel 45 VWEU bepaalt dat EU-burgers het
recht hebben om in een andere lidstaat te gaan werken. Het verbiedt
uitdrukkelijk elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit, wat
betreft de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden. Het
ruimt ook ongerechtvaardigde obstakels voor het vrije verkeer van werknemers
binnen de Europese Unie uit de weg. Artikel 15, lid 2, van het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie bevestigt dat iedere burger van de Unie vrij
is om werk te zoeken, te werken, zich te vestigen of diensten te verrichten in
iedere lidstaat. Verordening (EU) nr.
492/2011[1]
geeft een gedetailleerd overzicht van de aan het vrije verkeer van werknemers
ontleende rechten en vermeldt een aantal specifieke gebieden waarop
discriminatie op grond van nationaliteit verboden is[2]: –
toegang tot werkgelegenheid –
arbeidsvoorwaarden –
sociale voordelen –
toegang tot opleidingen –
toetreding tot vakorganisaties –
huisvesting –
toegang tot onderwijs voor kinderen Artikel 45 VWEU en
Verordening (EU) nr. 492/2011 zijn rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Er hoeft bijgevolg geen nationale wetgeving te worden goedgekeurd om die
bepalingen in nationaal recht om te zetten. Alle nationale autoriteiten op alle
niveaus en alle werkgevers in zowel de particuliere als de overheidssector
moeten de uit die bepalingen voortvloeiende rechten naleven. Toch ondervinden
EU-burgers die in een andere lidstaat gaan werken of willen gaan werken nog
steeds problemen wanneer ze van hun rechten willen gebruikmaken. Deze problemen
verklaren enigermate waarom de geografische mobiliteit tussen EU-lidstaten
betrekkelijk laag is gebleven: volgens de EU-arbeidskrachtenenquête woonde in
2011 slechts 3,1 % van de Europese burgers in de werkende leeftijd (15-64
jaar) in een andere dan hun eigen EU-lidstaat[3]. Uit een
Eurobarometerenquête in 2009 bleek dat 60 % van de de Europese burgers het
vrije verkeer van werknemers als een goede zaak voor de Europese integratie
beschouwde, maar dat slechts 48 % het vrije verkeer van werknemers
positief voor individuele personen vond. Bovendien is uit een recentere
Eurobarometerenquête in september 2011[4]
gebleken dat 15 % van de Europese burgers zelfs niet overweegt om in een
andere lidstaat te gaan werken omdat ze vinden dat er te veel hinderpalen zijn.
Ook in het verslag van
het Europees Parlement over "Problemen en perspectieven van het Europese
burgerschap" van 20 maart 2009 worden een aantal hardnekkige obstakels
vermeld die burgers belemmeren grensoverschrijdend van hun rechten gebruik te
maken. In het verslag roept het Europees Parlement de Commissie op om op basis
van een openbare raadpleging een lijst van obstakels op te stellen en
specifieke voorstellen te doen om die obstakels uit de weg te ruimen. Meer recent heeft het
Europees Parlement, in een resolutie van 25 oktober 2011 over bevordering van
de mobiliteit van werknemers in de Europese Unie, er bij de Commissie en de
lidstaten op aangedrongen "om een correcte tenuitvoerlegging te
waarborgen van de wetgeving betreffende non-discriminatie, om praktische
maatregelen te nemen met het oog op de handhaving van het beginsel van een
gelijke behandeling van mobiele werknemers…".[5] In
zijn conclusies van de Raad Epsco van maart 2009 over de geografische en
beroepsmobiliteit van de beroepsbevolking en het vrije verkeer van werknemers
binnen de Europese Unie verzoekt de Raad de Commissie en de lidstaten om
"maatregelen te stimuleren die, met inachtneming van het acquis, de
arbeids- en sociale mobiliteit en de gelijke behandeling en de
non-discriminatie van migrerende werknemers ondersteunen" en "verder
passende strategieën en instrumenten te ontwikkelen voor het vaststellen en
onderzoeken van belemmeringen voor de geografische en beroepsmobiliteit van
werknemers en overeenkomstig de Verdragen daadwerkelijk bij te dragen tot het
wegnemen van de bestaande belemmeringen". In het verslag van de heer Monti van 9 mei
2010 ("Een nieuwe strategie voor de interne markt") wordt beklemtoond
dat het vrije verkeer van werknemers vanuit juridisch oogpunt een succes is,
maar dat het de minst benutte van de vier vrijheden van de interne markt is.
Volgens het verslag vinden de meeste Europeanen dat ze met te veel obstakels
worden geconfronteerd als ze elders in de EU willen werken. Bovendien bestaan
er nog steeds een aantal juridische en administratieve belemmeringen met
betrekking tot het vrije verkeer van werknemers. Volgens het verslag zijn de
obstakels op dit gebied het moeilijkst uit de weg te ruimen. In juli 2010 heeft de Commissie in haar
mededeling "Het vrije verkeer van werknemers opnieuw garanderen: rechten
en belangrijkste ontwikkelingen"[6]
aangekondigd te zullen nagaan hoe kan worden tegemoetgekomen aan de nieuwe
behoeften en uitdagingen (vooral in het licht van nieuwe mobiliteitspatronen)
waarmee migrerende werknemers uit de EU en hun familieleden worden
geconfronteerd. Zij zal in het kader van de nieuwe strategie voor de interne
markt nagaan hoe de mechanismen voor de effectieve toepassing van het beginsel
van de gelijke behandeling van werknemers uit de EU en hun familieleden die van
hun recht op vrij verkeer gebruikmaken, kunnen worden bevorderd en versterkt. Deze doelstelling
werd versterkt in het verslag over het EU-burgerschap 2010 "Het wegnemen
van de belemmeringen voor de rechten van EU-burgers"[7] van
27 oktober 2010. In het verslag stelt de Commissie dat de verschillende en
onjuiste toepassing van de EU-wetgeving inzake het vrije verkeer een van de
belangrijkste obstakels is waarmee EU-burgers worden geconfronteerd bij de effectieve
uitoefening van hun rechten uit hoofde van de EU-wetgeving. De Commissie heeft
daarom aangekondigd maatregelen te willen nemen om "het vrije verkeer van
EU-burgers en hun familieleden uit derde landen te vergemakkelijken door de
EU-regels strikt te handhaven, bijvoorbeeld op het gebied van
non-discriminatie; dit door goede praktijken en een betere kennis van de
EU-regelgeving bij het maatschappelijk middenveld te stimuleren en door onder
EU-burgers meer informatie te verspreiden over hun recht op vrij verkeer"[8]. In haar
werkgelegenheidspakket van 18 april 2012 (mededeling van de Commissie
"Naar een banenrijk herstel")[9]
heeft de Commissie haar voornemen aangekondigd "een wetgevingsvoorstel in
te dienen om mobiele werknemers te ondersteunen (informatie en advies) bij de
uitoefening van de rechten die voortvloeien uit het Verdrag en Verordening
492/2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers in de Unie". Ook
voorzitter Barroso (Politieke richtsnoeren voor de Commissie 2010-2014) heeft
beklemtoond dat er een kloof tussen de theorie en de praktijk gaapt en hij
heeft ervoor gepleit de beginselen van vrij verkeer en gelijke behandeling
concreet vorm te geven in het dagelijkse leven van de burgers. In zijn State of
the Union op 12 september 2012 heeft hij benadrukt dat het zaak is een Europese
arbeidsmarkt tot stand te brengen waarbij iedereen even gemakkelijk in een
ander land als in zijn eigen land kan werken[10]. Ook in een aantal verslagen van instellingen wordt erop gewezen dat de
EU-burgers in de praktijk niet altijd kunnen gebruikmaken van de rechten
waarover ze theoretisch beschikken, en de Europese Unie wordt steeds vaker
verzocht maatregelen te nemen om de kloof tussen de theorie en de praktijk te
dichten[11].
2013 is uitgeroepen tot het Europees Jaar van de burger[12]. Tijdens
het Europees Jaar zal vooral aandacht worden geschonken aan de rechten van de
burgers en aan maatregelen van de EU om ervoor te zorgen dat die rechten
daadwerkelijk ten behoeve van de burgers en de EU als geheel worden gehandhaafd. De voorbije jaren
heeft de Commissie heel wat klachten ontvangen van burgers die in een andere
EU-lidstaat gaan werken of willen gaan werken en van wie de rechten niet worden
nageleefd. De burgers voelen zich onbeschermd in de ontvangende lidstaat en niet
in staat om de obstakels waarmee ze geconfronteerd worden, uit de weg te
ruimen. Het probleem De burgers worden
geconfronteerd met een grote verscheidenheid van obstakels en problemen: a) De overheid leeft het EU-recht niet na (niet-conforme
wetgeving of onjuiste toepassing van de wetgeving) en de gevolgen ervan voor migrerende
werknemers uit de EU Er doen zich nog steeds
problemen in de lidstaten voor doordat de nationale wetgeving en een aantal
ingeburgerde praktijken het EU-recht niet naleven. De volgende problemen worden
nog steeds aan de Commissie gemeld: –
verschillende aanwervingsvoorwaarden voor
EU-onderdanen; –
een bepaalde nationaliteit als voorwaarde voor
toegang tot banen die niet onder de uitzondering van artikel 45, lid 4,VWEU
vallen; –
nationaliteitenquota voor EU-burgers (bijvoorbeeld
in de beroepssport); –
verschillende arbeidsvoorwaarden voor EU-onderdanen
(beloning, carrièremogelijkheden, rang, enzovoort); –
sociale voordelen waarvoor voorwaarden gelden
waaraan eigen onderdanen gemakkelijker kunnen voldoen dan andere EU-burgers
(bijvoorbeeld een verblijfsvoorwaarde); –
er wordt geen rekening gehouden met in andere
lidstaten verworven beroepskwalificaties en opgedane beroepservaring of er
wordt niet in dezelfde mate rekening mee gehouden als met in de ontvangende
lidstaat verworven kwalificaties en opgedane ervaring (er worden bijvoorbeeld
extra punten toegekend aan in de ontvangende lidstaat verworven kwalificaties
en opgedane ervaring); –
de nationale wetgeving stelt een
verblijfsvoorwaarde voor het verlenen van studiebeurzen aan migrerende
werknemers uit de EU en hun gezinsleden ondanks de jurisprudentie van het
Europees Hof van Justitie ter zake; –
discriminatie van grensarbeiders. b) Werkgevers en juridische adviseurs leven
het EU-recht niet na Uit informatie van
deskundigen en de Commissie[13]
blijkt dat werkgevers in de particuliere en de overheidssector steeds opnieuw
onvoldoende op de hoogte zijn van het EU-recht (ongeacht of de nationale
wetgeving conform is aan het EU-recht of niet). Het probleem lijkt vooral bij
werkgevers in de privésector voort te vloeien uit het feit dat ze niet op de
hoogte zijn van de regels of de regels niet begrijpen (ze denken bijvoorbeeld
dat alleen burgers die al een tijd in een land verblijven voor een vacature in
aanmerking komen, ze erkennen in een andere lidstaat opgedane beroepservaring
of verworven beroepskwalificaties niet, ze stellen buitensporige taaleisen,
enzovoort). Ook juridische
adviseurs zijn niet altijd op de hoogte van of vertrouwd met het EU-recht inzake
het vrije verkeer van werknemers. c) Migrerende werknemers uit de EU hebben
geen toegang tot informatie of tot rechtsmiddelen Uit een aantal enquêtes[14] blijkt
dat burgers vaak niet weten waar ze terecht kunnen als hun EU-rechten niet
worden nageleefd. Uit de beschikbare informatie blijkt ook dat migranten moeite
hebben om de naleving van hun rechten af te dwingen (zij zijn bijvoorbeeld niet
op de hoogte van nationale procedures en systemen, zij beheersen de taal
onvoldoende om een beroep op een aantal diensten te kunnen doen of de kosten
van juridische bijstand en juridisch advies zijn te hoog). Zowel EU-burgers die in
een andere lidstaat gaan werken als EU-burgers die naar hun land van herkomst
terugkeren om te werken, worden met de bovenvermelde problemen geconfronteerd. Doelstellingen Om deze problemen aan
te pakken zijn een aantal specifieke doelstellingen geformuleerd: –
de discriminatie van migrerende werknemers uit de
EU op grond van nationaliteit moet worden teruggedrongen; –
de kloof tussen de theoretische rechten van migrerende
werknemers uit de EU en hun rechten in de praktijk moet worden gedicht door de
correcte toepassing van de bestaande wetgeving te vergemakkelijken; –
het aantal voorvallen waarbij migrerende werknemers
uit de EU unfair worden behandeld, moet worden verminderd; –
migrerende werknemers uit de EU moeten in staat
worden gesteld hun rechten te doen naleven. 2. RESULTATEN VAN HET OVERLEG MET
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN VAN DE EFFECTBEOORDELING 2.1. Overleg met belanghebbende
partijen a) Netwerk van deskundigen op het gebied
van het vrije verkeer van werknemers Het
netwerk van juridische deskundigen op het gebied van het vrije verkeer van
werknemers brengt jaarlijks verslag uit over de rechtstoestand in de Europese
Unie[15].
In het eerste verslag van januari 2011[16] werd vooral aandacht geschonken aan de
wijze waarop het recht op gelijke behandeling van migrerende werknemers uit de
EU op grond van nationaliteit kan worden gehandhaafd, en aan het bestaande
rechtskader in elke lidstaat. Geconcludeerd werd dat dit recht zelden in
dezelfde mate wordt beschermd en gewaarborgd als het recht op gelijke
behandeling op andere gronden (ras, geslacht, leeftijd, enzovoort). In de
meeste EU-landen worden migrerende werknemers uit de EU nog steeds beschouwd als
werknemers van wie de status eerder vergelijkbaar is met die van werknemers uit
derde landen dan van nationale werknemers. Veel migrerende werknemers uit de EU
die met discriminatie op grond van hun nationaliteit worden geconfronteerd,
moeten rekenen op een genereuze interpretatie van nationale wetgeving die is
goedgekeurd ter uitvoering van Europese richtlijnen ter bestrijding van
discriminatie op andere gronden. In het tweede verslag van oktober 2011 werd
een overzicht gegeven van de belangrijkste problemen per lidstaat bij de
toepassing van de regels inzake het vrije verkeer van werknemers. Sommige
problemen, die in een aantal lidstaten blijkbaar systemisch van aard zijn, zijn
gewoonweg vormen van onwettige discriminatie. De meeste problemen vloeien voort
uit indirecte discriminatie of ongerechtvaardigde beperkingen van het recht van
werknemers op vrij verkeer. Er worden bijvoorbeeld verblijfsvoorwaarden gesteld
om in aanmerking te komen voor bepaalde sociale en fiscale voordelen, er gelden
buitensporige taaleisen of de lidstaten houden bij de berekening van de
anciënniteit en aanverwante voordelen van een werknemer in de overheidssector
geen rekening met de in een soortgelijke functie gewerkte jaren in een andere
EU-lidstaat. b) Discussies
binnen het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers Tijdens een aantal bijeenkomsten van het Raadgevend Comité voor het
vrije verkeer van werknemers tussen oktober 2010 en oktober 2012 werd gesproken
over de obstakels voor het vrije verkeer van werknemers, de discriminatie op
grond van nationaliteit en de noodzaak om de bestaande EU-regels beter te
handhaven. De leden van het Raadgevend Comité (vertegenwoordigers van de
lidstaten en de sociale partners op Europees en nationaal niveau) werden ook
verzocht een vragenlijst van de Commissie te beantwoorden. Doel van de
vragenlijst was na te gaan wat op nationaal niveau wordt gedaan om werknemers
uit de EU te informeren, te assisteren, te steunen en te beschermen met
betrekking tot de uitvoering van Verordening (EU) nr. 492/2011. Volgens de leden
van het comité is het belangrijk dat de bestaande rechten daadwerkelijk worden
nageleefd. Daarom werden een aantal suggesties gedaan variërend van
voorlichtingsactiviteiten tot een strengere handhaving van de regels en een
betere toegang tot informatie en ondersteuning voor migrerende werknemers uit
de EU. Tijdens de bijeenkomst van het Raadgevend Comité op 30 oktober 2012
gaven de sociale partners (zowel het EVV als Business Europe) te kennen dat ze
het in grote lijnen met het voorstel voor een richtlijn eens zijn. c) Openbare raadpleging De Commissie heeft tussen juni en augustus 2011 een openbare
raadpleging gehouden. Burgers, nationale autoriteiten, vakbonden,
werkgeversorganisaties en verenigingen (ngo's, zelfstandigenorganisaties,
enzovoort) gaven hun mening over een aantal kwesties: de belangrijkste
problemen waarmee werknemers die van hun recht op vrij verkeer willen
gebruikmaken, worden geconfronteerd; de mate waarin werknemers momenteel worden
beschermd; en de maatregelen die de EU moet nemen om werknemers te helpen ten
volle van hun rechten te kunnen profiteren. Er werden in totaal 243 reacties ontvangen: 169 van burgers en 74 van
organisaties (waaronder nationale autoriteiten). Bij de organisaties kwamen de meeste
reacties van vakbonden (27 % van de respondenten), gevolgd door ngo's (17 %),
nationale autoriteiten (15 %) en werkgeversorganisaties (12 %). Het merendeel van de respondenten was het
erover eens dat de werknemers in de EU beter moeten worden beschermd tegen
discriminatie op grond van nationaliteit. Volgens vakbonden, ngo's,
privébedrijven, regionale en plaatselijke autoriteiten en burgers is het op de
eerste plaats zaak voor EU-wetgeving te zorgen. De nationale autoriteiten waren
verdeeld. De werkgevers gaven duidelijk te kennen dat voorlichting uiterst
belangrijk is. De meeste respondenten vonden het belangrijk contactpunten of
structuren in de lidstaten op te richten. Ook de uitwisseling van goede
praktijken tussen EU-landen werd als een belangrijk instrument beschouwd.
Volgens non-profitorganisaties, vakbonden, privébedrijven en regionale
autoriteiten is de ondersteuning van organisaties belangrijk[17]. 2.2. Effectbeoordeling In het kader van haar beleid ter verbetering van de regelgeving heeft
de Commissie een effectbeoordeling van de beleidsalternatieven uitgevoerd op
basis van een externe studie[18],
die in april 2012 werd voltooid[19].
De verschillende beleidsalternatieven omvatten een reeks opties waarbij
de mate van EU-tussenkomst verschilt: het behoud van het status-quo,
veranderingen zonder regelgeving of veranderingen via regelgeving. Bij de
laatste optie (veranderingen via regelgeving) zijn verschillende scenario's
mogelijk variërend van een beperkte tussenkomst (een niet-bindend
rechtsinstrument zoals een aanbeveling) tot een maximale tussenkomst (in de
vorm van een bindend rechtsinstrument zoals een richtlijn). Al deze opties zijn onderzocht in het licht van de algemene
doelstellingen. Uit de effectbeoordeling is gebleken dat een bindend wetgevingsinitiatief
de uitoefening van het recht op vrij verkeer daadwerkelijk ten goede zou komen.
Dankzij een bindend rechtsinstrument dat de lidstaten verplicht adequate
maatregelen te nemen met het oog op doeltreffende mechanismen ter verspreiding
van informatie en advies ten behoeve van de burgers, kunnen de doelstellingen
doeltreffend en efficiënt worden verwezenlijkt. De voorkeur gaat uit naar een richtlijn in combinatie met andere
initiatieven (bijvoorbeeld door het Technisch Comité[20] voor het
vrije verkeer van werknemers opgestelde gemeenschappelijke richtsnoeren over
specifieke onderwerpen). In een document met gemeenschappelijke richtsnoeren
zou het specifieke thema van de toepassing van het EU‑recht op het gebied van
het vrije verkeer van werknemers aan bod kunnen komen. Een richtlijn die maatregelen introduceert ten behoeve van migrerende
werknemers uit de EU die bij de uitoefening van hun recht op vrij verkeer met
obstakels worden geconfronteerd, zou de nationale autoriteiten bewuster moeten
maken van het probleem en hen moeten stimuleren maatregelen te nemen om
discriminatie op grond van nationaliteit tegen te gaan. Door het probleem meer
zichtbaarheid te verlenen zouden de burgers beter over hun rechten worden
geïnformeerd en ook de werkgevers (in de particuliere en de overheidssector) en
andere betrokken partijen (ngo's, sociale partners, enzovoort) zich beter van
het probleem bewust worden. Bovendien zou een richtlijn – zonder extra lasten
voor de werkgevers – aanzienlijk bijdragen aan een beter inzicht en een betere
handhaving van het EU-recht door de lidstaten specifiek te verplichten de
betrokken partijen beter te informeren. Doordat de richtlijn bovendien voorziet
in een specifiek rechtsmiddel om inbreuken op de rechten uit hoofde van
artikel 45 VWEU te voorkomen en derde partijen de kans te geven namens
migrerende werknemers uit de EU tussenbeide te komen, zal het voor de burgers
gemakkelijker worden hun rechten uit te oefenen en daarbij een beroep op
bijstand te doen. De ontwerp-effectbeoordeling is in juli 2012
door de Impact Assessment Board (IAB) goedgekeurd. Het advies van de IAB, de
definitieve effectbeoordeling en de samenvatting ervan worden samen met dit
voorstel gepubliceerd. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL 3.1. Algemene context – samenvatting
van de voorgestelde maatregel Dit voorstel voor een richtlijn beoogt de praktische toepassing van
artikel 45 VWEU en Verordening (EU) nr. 492/2011 in heel de Europese Unie te
verbeteren en te versterken door een algemeen gemeenschappelijk kader van
adequate bepalingen en maatregelen vast te stellen met het oog op een betere en
uniformere naleving van de rechten die het EU-recht verleent aan werknemers en
hun familieleden die van hun recht op vrij verkeer gebruikmaken. Het voorstel voor een richtlijn bevat met name bepalingen om: - ervoor te zorgen dat migrerende werknemers
uit de EU op nationaal niveau over een adequaat rechtsmiddel kunnen beschikken.
Elke werknemer uit de EU die vindt dat hij/zij het slachtoffer is geworden van
discriminatie op grond van nationaliteit, moet een beroep kunnen doen op
adequate administratieve en/of juridische procedures om die discriminatie aan
te vechten; - werknemers nog beter te beschermen door
ervoor te zorgen dat verenigingen, organisaties of andere rechtspersonen met
een rechtmatig belang bij de bevordering van het recht op vrij verkeer van
werknemers een administratieve of juridische procedure kunnen opstarten namens
of ten behoeve van migrerende werknemers uit de EU van wie de rechten zijn
geschonden; - op nationaal niveau structuren of organen op
te richten die het recht op vrij verkeer bevorderen door informatie te
verstrekken en migrerende werknemers uit de EU die het slachtoffer zijn van
discriminatie op grond van nationaliteit, te steunen en bij te staan; - de problematiek beter bekend te maken door
werkgevers, werknemers en andere belanghebbende partijen gemakkelijk
toegankelijke relevante informatie te verstrekken; - de dialoog met relevante
niet-gouvernementele organisaties en de sociale partners te bevorderen. 3.2. Rechtsgrondslag Dit voorstel is evenals Verordening (EU) nr. 492/2011
gebaseerd op artikel 46 VWEU, dat de vaststelling van verordeningen en
richtlijnen volgens de gewone wetgevingsprocedure mogelijk maakt. 3.3. Subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel De problemen bij de naleving en de handhaving
van het EU-recht inzake het vrije verkeer van werknemers – en met name van
Verordening (EU) nr. 492/2011 – houden verband met de doelstellingen van
artikel 3, lid 3, VEU (de Europese Unie brengt een interne markt tot stand op
basis van een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die
gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang), artikel 45
VWEU (vrij verkeer van werknemers uit de EU en non-discriminatie op grond van
nationaliteit) en artikel 18 VWEU (non-discriminatie op grond van nationaliteit
van EU-burgers). De geldende EU-regels moeten adequaat en
doeltreffend worden toegepast. Als Verordening (EU) nr. 492/2011 in de
lidstaten verschillend wordt toegepast en gehandhaafd, heeft dat kwalijke
gevolgen voor het vrije verkeer als fundamentele vrijheid. Blijkbaar is het
bijzonder moeilijk ervoor te zorgen dat alle werknemers in gelijke mate van hun
recht op vrij verkeer binnen de EU kunnen gebruikmaken. Alleen op EU-niveau kan
daarom voor de nodige juridische duidelijkheid en rechtszekerheid worden
gezorgd. De doelstellingen van het voorstel kunnen
onvoldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en daarom zijn maatregelen
op EU-niveau vereist. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat
deze richtlijn niet verder dan wat voor de verwezenlijking van de
doelstellingen nodig is. Om de toepassing en de handhaving van Verordening (EU)
nr. 492/2011 in de praktijk te verbeteren worden preventieve maatregelen
voorgesteld. Zo wordt bijvoorbeeld voorgesteld voor adequate rechtsmiddelen en
voor informatie, bijstand en advies te zorgen in overeenstemming met de
nationale tradities en gebruiken. Gezien de aard van de voorgestelde maatregelen
laat het voorstel de lidstaten de vrijheid om die uitvoeringsmaatregelen te
kiezen die het best passen bij hun nationale rechtsstelsels en -procedures. 3.4. Nadere toelichting van het
voorstel 3.4.1. HOOFDSTUK I:
ALGEMENE BEPALINGEN 3.4.1.1. Artikel 1 - Doel Artikel 45 VWEU is een bepaling van het
EU-recht die rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten en die EU-burgers
zonder omwegen het recht geeft in een andere lidstaat te gaan werken en er op
een aanbod tot tewerkstelling in te gaan, er te werken zonder behoefte aan een
werkvergunning, er te verblijven teneinde er een beroep uit te oefenen en er
verblijf te houden na er gewerkt te hebben. Het waarborgt ook dat alle
werknemers gelijk worden behandeld wat betreft de toegang tot werkgelegenheid,
de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden. Het impliceert dus de afschaffing
van elke discriminatie (direct of indirect) op grond van nationaliteit bij de
uitoefening van deze rechten en van elk ongerechtvaardigd obstakel dat de
uitoefening van het recht op vrij verkeer belemmert[21]. Ook Verordening (EU) nr. 492/2011 is een
rechtsinstrument dat rechtstreeks toepasselijk is. De lidstaten hoeven
bijgevolg geen uitvoeringsmaatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat hun
burgers de bij die verordening verleende rechten genieten. De bij die verordening aan individuele personen
verleende rechten, waarvan dit voorstel de handhaving zal vergemakkelijken,
komen aan bod in hoofdstuk I "Tewerkstelling, gelijkheid van behandeling
en familie van de werknemers" (de artikelen 1 tot en met 10). De artikelen
gaan met name over de toegang tot werkgelegenheid (afdeling 1, arbeid in
loondienst, artikelen 1 tot en met 6), gelijke behandeling op het gebied van
werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden (afdeling 2, verrichten van arbeid en
gelijke behandeling, artikelen 7, 8 en 9) en de familieleden van werknemers
(afdeling 3, familie van de werknemers, artikel 10). Dit voorstel voor een richtlijn is niet van
betrekking op hoofdstuk II van Verordening (EU) nr. 492/2011 (Tot
elkaar brengen en compensatie van aanbiedingen van en aanvragen om werk, artikel
11 tot en met 20), hoofdstuk III (Organen belast met het tot stand brengen
van een nauwe samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van het vrije
verkeer en de tewerkstelling van werknemers, artikelen 20 tot en met 34) en
hoofdstuk IV (Slotbepalingen, artikelen 35 tot en met 42). 3.4.1.2. Artikel 2 - Werkingssfeer Het voorstel wijzigt de werkingssfeer van
Verordening (EU) nr. 492/2011 niet. Het is alleen van toepassing op
discriminatie op grond van nationaliteit op onder die verordening vallende
gebieden en bevat nieuwe bepalingen met betrekking tot bescherming, informatie
en bijstand (zie de artikelen 3 tot en met 7 van dit voorstel voor een
richtlijn). Het zorgt ervoor dat het beginsel van gelijke behandeling beter
wordt gewaarborgd en het versterkt de rechtsmiddelen wanneer werknemers die van
hun recht op vrij verkeer binnen de Europese Unie gebruikmaken, met
ongerechtvaardigde obstakels op het gebied van de toegang tot werkgelegenheid
worden geconfronteerd. De volgende gebieden vallen onder dit voorstel
voor een richtlijn: -
toegang tot werkgelegenheid; -
arbeidsvoorwaarden (met name op het gebied van beloning en ontslag); -
toegang tot sociale en fiscale voordelen; -
toetreding tot vakorganisaties; -
toegang tot opleidingen; -
toegang tot huisvesting; - toegang tot onderwijs
voor de families van werknemers. 3.4.2. HOOFDSTUK II - HANDHAVING 3.4.2.1. Artikel 3 – Verdediging van
rechten – Rechtsmiddelen - Termijnen Krachtens dit artikel zijn de lidstaten wettelijk verplicht op
nationaal niveau voor adequate rechtsmiddelen ten behoeve van migrerende
werknemers uit de EU te zorgen. Het artikel gaat ook over de handhaving en de
verdediging van rechten, wat zelf een grondrecht is. Volgens het Handvest van
de grondrechten van de Europese Unie heeft eenieder wiens door het recht van de
Unie gewaarborgde rechten en vrijheden zijn geschonden of niet worden
geëerbiedigd, recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Het voorsel
heeft betrekking op zowel gerechtelijke als buitengerechtelijke rechtsmiddelen,
met inbegrip van alternatieve mechanismen voor geschillenbeslechting
(bijvoorbeeld verzoening en bemiddeling). Ombudsmannen, organen die zich voor
de gelijke behandeling van iedereen inzetten, of soortgelijke structuren kunnen
ook een alternatief voor rechtbanken vormen. Overeenkomstig artikel 47 van
het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bepaalt dit artikel dat –
wanneer de lidstaten alleen in administratieve procedures voorzien – zij ervoor
moeten zorgen dat elke administratieve beslissing voor een rechtbank kan worden
aangevochten. Overeenkomstig de jurisprudentie van het
Europees Hof van Justitie[22]
bepaalt lid 2 van dit artikel dat lid 1 van toepassing is onverminderd de
nationale voorschriften met betrekking tot de termijnen voor de handhaving van
het beginsel van gelijke behandeling. Voorwaarde is wel dat deze termijnen zodanig
zijn dat niet geacht kan worden dat zij de uitoefening van de uit hoofde van
het EU-recht verleende rechten inzake het vrije verkeer van werknemers nagenoeg
onmogelijk of buitensporig moeilijk maken. 3.4.2.2. Artikel 4 – Actie van
verenigingen, organisaties of andere rechtspersonen Krachtens
dit artikel zijn de lidstaten verplicht ervoor te zorgen dat verenigingen,
organisaties of rechtspersonen (bijvoorbeeld vakbonden, ngo's of andere
organisaties) een administratieve of juridische procedure kunnen opstarten
namens of ten behoeve van migrerende werknemers uit de EU, wanneer hun rechten
uit hoofde van de richtlijn of Verordening (EU) nr. 492/2011 worden geschonden.
Het is aan de lidstaten om – in overeenstemming met de nationale rechtsstelsels
en -procedures – te bepalen hoe dit artikel in de praktijk moet worden
toegepast. Verenigingen,
organisaties of andere rechtspersonen kunnen een belangrijke rol spelen bij de
verdediging van rechten namens of ten behoeve van werknemers en hun
familieleden[23].
De bijstand kan van lidstaat tot lidstaat verschillen afhankelijk van hun
rechtsstelsels, procedures, tradities en gebruiken (de vakbonden kunnen bijvoorbeeld
tussenbeide komen, de kosten dragen of slachtoffers van discriminatie
bijstaan). Zoals
bij artikel 3 bepaalt lid 2 van artikel 4 dat lid 1 van toepassing is
onverminderd de nationale voorschriften met betrekking tot de termijnen voor
het ondernemen van actie. 3.4.3. HOOFDSTUK III – BEVORDERING
VAN GELIJKE BEHANDELING – CONTACTPUNTEN, STRUCTUREN OF ORGANEN - DIALOOG 3.4.3.1. Artikel 5 – Contactpunten,
structuren of organen Krachtens dit artikel moeten op nationaal niveau informatie-, promotie-
en ondersteuningsstructuren of organen worden opgericht om migrerende
werknemers uit de EU bij te staan en de uit hoofde van het EU-recht aan hen en
hun familieleden verleende rechten te bevorderen, te analyseren en te
monitoren. Deze functies mogen echter ook worden uitgeoefend door bestaande
organen die al door de lidstaten zijn opgericht om discriminatie op andere
gronden in het kader van de uitvoering van de EU-wetgeving te bestrijden, of
door agentschappen die op nationaal niveau belast zijn met de bescherming van
de mensenrechten of de vrijwaring van de rechten van individuele personen. In
dat geval moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de bestaande organen voldoende
middelen krijgen om de extra taken uit te voeren. De opleiding van deskundigen
komt in dit verband in aanmerking voor steun uit het Europees Sociaal Fonds. Deze structuren of organen hebben onder meer tot taak: a) informatie aan alle relevante
stakeholders te verstrekken en migrerende werknemers uit de EU beter bij te
staan; advies en bijstand te verlenen aan vermeende slachtoffers van
discriminatie bij de afwikkeling van hun klachten, onverminderd de rechten van
de in artikel 4 vermelde rechtspersonen. Terwijl in sommige landen organen die
zich voor de gelijke behandeling van iedereen inzetten en die in het kader van
EU-richtlijnen ter bestrijding van discriminatie op andere gronden zijn
opgericht, juridische status hebben en een proces bij de rechtbank kunnen
aanspannen, kunnen zij in andere landen alleen bijstand aan de eiser verlenen
of opmerkingen bij de rechtbank indienen; b) onafhankelijk onderzoek te doen naar
discriminatie op grond van nationaliteit; c) onafhankelijke verslagen te
publiceren en aanbevelingen te doen met betrekking tot gelijkheid van
behandeling en de bestrijding van discriminatie op grond van nationaliteit; d) informatie te publiceren over alle kwesties
met betrekking tot de toepassing op nationaal niveau van het EU-recht inzake
het vrije verkeer van werknemers. De lidstaten moeten zelf beslissen of een volledig nieuwe structuur
moet worden opgericht of de bovenstaande taken ter bestrijding van
discriminatie in alle lidstaten kunnen worden toevertrouwd aan de bestaande
organen. De bestaande organen in 19 lidstaten die zich voor de gelijke
behandeling van iedereen inzetten, zouden ook de bevoegdheid op zich kunnen
nemen voor de bestrijding van discriminatie op grond van nationaliteit[24]. Bovendien bepaalt dit artikel dat naar synergieën moet worden gestreefd
tussen bestaande of nieuwe structuren of organen en andere informatie-,
promotie- en ondersteuningsmiddelen op EU-niveau, zoals Uw Europa, Solvit,
Eures, Enterprise Europe Network en de Points of Single Contact. Door op bestaande structuren voort te bouwen kan profijt worden
getrokken van bestaande kennis en ervaring. Het vergroot ook de eenvoud en de
toegankelijkheid doordat verwarring en onzekerheid worden vermeden over de
vraag waar men met problemen terechtkan. 3.4.3.2. Artikel 6 -Dialoog Krachtens dit artikel zijn de lidstaten verplicht – in overeenstemming
met hun nationale tradities en gebruiken – adequate maatregelen te nemen om de
dialoog te bevorderen met sociale partners en niet-gouvernementele organisaties
die er – in overeenstemming met hun nationale wetgeving en gebruiken –
rechtmatig belang bij hebben bij te dragen aan de bestrijding van discriminatie
op grond van nationaliteit. 3.4.4. HOOFDSTUK IV – TOEGANG TOT
INFORMATIE 3.4.4.1. Artikel 7 – Verspreiding van
informatie Dit
artikel voorziet in de verspreiding van informatie over de uit de richtlijn en
de artikelen 1 tot en met 10 van Verordening (EU) nr. 492/2011
voortvloeiende rechten van werknemers en hun familieleden op gelijke
behandeling. Hoe doeltreffender het systeem van publieksvoorlichting en
preventie is, hoe minder er behoefte zal zijn aan individueel verhaal. Het
voorstel voor een richtlijn laat de keuze van informatiemiddelen over aan de
lidstaten, maar online- of digitale informatie met links naar de bestaande
informatiemiddelen op EU-niveau, de Uw Europa-website en de Eures-website zou
verplicht moeten worden gemaakt. Ter
aanvulling kan een beroep worden gedaan op andere vormen van
publieksvoorlichting die zich op de door nationale deskundigen en stakeholders
vermelde beste praktijken (bijvoorbeeld voorlichtingscampagnes of specifieke
informatie) baseren. Ook sociale partners, organen die zich voor de gelijke
behandeling van iedereen inzetten, ngo's en andere verenigingen kunnen een
belangrijke actieve rol spelen bij de verspreiding van informatie. 3.4.5. HOOFDSTUK V - SLOTBEPALINGEN 3.4.5.1. Artikel 8 - Minimumvereisten Het eerste lid is een
standaardbepaling ter vrijwaring van het beschermingsniveau, waardoor het voor
de lidstaten mogelijk is wetgeving goed te keuren die meer bescherming biedt
dan de voorgestelde richtlijn. Het tweede lid
bepaalt uitdrukkelijk dat de lidstaten de bevoegdheden van de in artikel 5
vermelde organen kunnen verruimen tot de bestrijding van discriminatie op grond
van nationaliteit ten behoeve van alle EU-burgers en hun familieleden die hun
recht op vrij verkeer uitoefenen, dat gewaarborgd wordt door artikel 21 VWEU en
Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004
betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de
lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden[25]. Het derde lid bepaalt
dat de lidstaten het beschermingsniveau tegen discriminatie niet mogen verlagen
bij de uitvoering van deze richtlijn. 3.4.5.2. Artikel 9 - Omzetting De lidstaten moeten
uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn de nodige
uitvoeringsmaatregelen nemen en aan bepaalde informatievereisten voldoen (ze
moeten de Commissie bijvoorbeeld meedelen hoe de richtlijn in nationaal recht
is omgezet en in alle uitvoeringsmaatregelen naar de richtlijn verwijzen). Overeenkomstig de
gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over
toelichtende stukken van 28 september 2011 zouden de lidstaten de
kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld moeten doen gaan van een
of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van deze richtlijn en
de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt
toegelicht. Aangezien voor sommige bepalingen van deze richtlijn (bijvoorbeeld
de bepalingen over de in artikel 5 vermelde structuren of organen) een aantal
lidstaten al over wetgeving beschikt om discriminatie op andere gronden in het
kader van het EU-recht te bestrijden of zich kan beroepen op agentschappen die
nationaal verantwoordelijk zijn voor de verdediging van de mensenrechten of de
bescherming van de rechten van burgers, zouden dankzij de toelichtende stukken
de specifieke maatregelen die zijn goedgekeurd of al worden uitgevoerd om
discriminatie op grond van nationaliteit te bestrijden, beter kunnen worden
geïdentificeerd. 3.4.5.3. Artikel 10 - Verslag Uiterlijk twee jaar
na het verstrijken van de omzettingstermijn moet de Commissie aan het Europees
Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag
uitbrengen over de toepassing van deze richtlijn. Zij kan zo nodig ook extra
maatregelen voorstellen. In het kader van haar uitvoeringsverslag en de op het
terrein opgedane ervaring zal de Commissie daarom ook toezicht houden op de
manier waarop de lidstaten de bevoegdheden van de in artikel 5 vermelde
structuren en organen hebben verruimd tot het recht op gelijke behandeling
zonder discriminatie op grond van nationaliteit van alle EU-burgers en hun
familieleden die van hun recht op vrij verkeer uit hoofde van het EU-recht
gebruikmaken. 3.4.5.4. Artikel 11 - Inwerkingtreding Dit is een standaardclausule
die bepaalt dat deze richtlijn in werking treedt op de dag na die van de
bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. 3.4.5.5. Artikel 12 - Adressaten Dit is een standaardclausule die bepaalt dat deze richtlijn gericht is
tot de lidstaten. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Dit voorstel zal naar verwachting slechts in
beperkte mate gevolgen hebben voor de begroting van de Unie. De kosten voor een
evaluatiestudie in 2015 worden op maximum 0,3 miljoen euro geraamd en gedekt
door middelen uit hoofde van het begrotingsonderdeel Vrij verkeer van
werknemers, coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en acties ten behoeve
van migranten, met inbegrip van migranten uit niet-lidstaten. De kosten voor
human resources (0,131 miljoen euro per jaar) worden gedekt uit hoofde van
rubriek 5 van het meerjarig financieel kader. Nadere informatie is te vinden in
het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum. 2013/0124 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende maatregelen om de uitoefening van
de in de context van het vrije verkeer van werknemers aan werknemers verleende
rechten te vergemakkelijken (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met
name artikel 46, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van de wetgevingshandeling aan de
nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[26], Gezien het advies van het Comité van de Regio's[27], Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Het vrije verkeer van
werknemers is een in artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie verankerde fundamentele vrijheid van de EU-burgers en een van de
pijlers van de interne markt in de Unie. De toepassing ervan wordt in het kader
van het EU-recht verder ontwikkeld om ervoor te zorgen dat EU-burgers en hun
familieleden hun rechten ten volle kunnen uitoefenen. (2) Het vrije verkeer van
werknemers is ook belangrijk voor de ontwikkeling van een echte arbeidsmarkt in
de Unie: werknemers kunnen van gebieden met veel werkloosheid naar gebieden met
arbeidstekorten gaan, meer mensen vinden een baan die beter bij hun
vaardigheden past, en knelpunten op de arbeidsmarkt kunnen uit de weg worden
geruimd. (3) Dankzij het vrije verkeer van
werknemers hebben burgers het recht om in een andere lidstaat te gaan werken en
er te verblijven om te werken. Door te waarborgen dat alle EU-burgers gelijk
behandeld worden, beschermt het vrije verkeer van werknemers de burgers tegen
discriminatie op grond van nationaliteit, wat betreft de werkgelegenheid, de
beloning en de overige arbeidsvoorwaarden. Het vrije verkeer van werknemers
moet onderscheiden worden van de vrijheid van dienstverrichting, die
ondernemingen onder meer het recht geeft om in een andere lidstaat diensten te
verrichten en daartoe eigen werknemers naar een andere lidstaat uit te sturen
("detacheren") om tijdelijk de werkzaamheden uit te voeren die
noodzakelijk zijn om er die diensten te verrichten. (4) Artikel 45 van het Verdrag
verleent aan werknemers en hun familieleden die van hun recht op vrij verkeer
willen gebruikmaken, aanzienlijke – in Verordening (EU) nr. 492/2011 van
het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije
verkeer van werknemers binnen de Unie[28]
gespecificeerde – rechten voor de uitoefening van deze fundamentele vrijheid. (5) De daadwerkelijke uitoefening
van het recht op vrij verkeer van werknemers vormt echter nog steeds een
belangrijk probleem en veel werknemers zijn zich erg vaak niet bewust van hun
rechten op vrij verkeer. Ze worden in andere EU-lidstaten nog steeds
gediscrimineerd op grond van hun nationaliteit. Er bestaat bijgevolg een kloof
tussen de wetgeving enerzijds en de praktische toepassing ervan anderzijds en
het is zaak deze kloof te dichten. (6) In juli 2010 heeft de
Commissie in haar mededeling "Het vrije verkeer van werknemers opnieuw
garanderen: rechten en belangrijkste ontwikkelingen"[29]
aangekondigd te zullen nagaan hoe kan worden tegemoetgekomen aan de nieuwe
behoeften en uitdagingen (vooral in het licht van nieuwe mobiliteitspatronen)
waarmee migrerende werknemers uit de EU en hun familieleden worden
geconfronteerd. Zij zal in het kader van de nieuwe strategie voor de interne
markt nagaan hoe de mechanismen voor de effectieve toepassing van het beginsel
van de gelijke behandeling van werknemers uit de EU en hun familieleden die van
hun recht op vrij verkeer gebruikmaken, kunnen worden bevorderd en versterkt. (7) In het verslag over het
EU-burgerschap 2010 "Het wegnemen van de belemmeringen voor de rechten van
EU-burgers"[30]
van 27 oktober 2010 stelt de Commissie dat de verschillende en onjuiste
toepassing van de wetgeving van de Unie inzake het vrije verkeer een van de
belangrijkste obstakels is waarmee burgers van de Unie worden geconfronteerd
bij de uitoefening van hun rechten uit hoofde van de wetgeving van de Unie. De
Commissie heeft daarom aangekondigd maatregelen te willen nemen om "het
vrije verkeer van EU-burgers en hun familieleden uit derde landen te vergemakkelijken
door de EU-regels strikt te handhaven, bijvoorbeeld op het gebied van
non-discriminatie; dit door goede praktijken en een betere kennis van de
EU-regelgeving bij het maatschappelijk middenveld te stimuleren en door onder
EU-burgers meer informatie te verspreiden over hun recht op vrij verkeer"
(maatregel 15 van het verslag over het EU-burgerschap 2010). (8) In haar
werkgelegenheidspakket van 18 april 2012 (mededeling van de Commissie
"Naar een banenrijk herstel")[31] heeft de Commissie haar voornemen
aangekondigd "een wetgevingsvoorstel in te dienen om mobiele werknemers te
ondersteunen (informatie en advies) bij de uitoefening van de rechten die
voortvloeien uit het Verdrag en Verordening 492/2011 betreffende het vrije
verkeer van werknemers in de Unie". (9) Een adequate en doeltreffende
toepassing en handhaving van de wetgeving zijn van cruciaal belang om de rechten
van werknemers te beschermen, terwijl een zwakke handhaving de doeltreffendheid
van de op dit gebied geldende regels van de Unie ondermijnt. (10) De interne markt kan ook
alleen naar behoren functioneren als de regels van de Unie inzake het vrije
verkeer van werknemers doeltreffender en uniformer worden toegepast. (11) De toepassing en de monitoring
van de regels van de Unie inzake vrij verkeer moeten worden verbeterd om de
werknemers beter over hun rechten te informeren en bij de uitoefening van die
rechten te helpen en te beschermen, en om te voorkomen dat overheden en
publieke of particuliere werkgevers de regels omzeilen. (12) Om de correcte toepassing van
de belangrijke regels inzake het vrije verkeer van werknemers te waarborgen en
op de naleving ervan toe te zien moeten de lidstaten adequate maatregelen nemen
om de werknemers te beschermen tegen discriminatie op grond van nationaliteit
en tegen ongerechtvaardigde obstakels voor de uitoefening van hun recht op vrij
verkeer. (13) Daarom moeten specifieke
regels worden vastgesteld om de belangrijke regels inzake het vrije verkeer van
werknemers doeltreffend te handhaven en om de toepassing van artikel 45 van
het Verdrag en van Verordening (EU) nr. 492/2011 te verbeteren en uniformer te
maken. (14) Werknemers die het slachtoffer
zijn geworden van discriminatie op grond van nationaliteit of van wie het recht
op vrij verkeer op ongerechtvaardigde wijze is beperkt, moeten in dit verband
over adequate en doeltreffende rechtsmiddelen kunnen beschikken. Wanneer de
lidstaten alleen in administratieve procedures voorzien, moeten zij ervoor
zorgen dat elke administratieve beslissing voor een rechtbank kan worden
aangevochten in de zin van artikel 47 van het Handvest. (15) Om een doeltreffender niveau
van bescherming te bieden moeten ook verenigingen en rechtspersonen
gerechtelijke stappen namens of ten behoeve van slachtoffers kunnen ondernemen
overeenkomstig door de lidstaten vastgestelde modaliteiten, onverminderd de
nationale procedurevoorschriften inzake vertegenwoordiging en verdediging in
rechte. (16) In overeenstemming met de
jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie[32] moeten de
in artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 2, vermelde termijnen zodanig zijn dat
niet geacht kan worden dat zij de uitoefening van de uit hoofde van het recht van
de Unie verleende rechten inzake het vrije verkeer van werknemers nagenoeg
onmogelijk of buitensporig moeilijk maken. (17) De burgers zouden beter tegen
discriminatie op grond van nationaliteit worden beschermd als in alle lidstaten
organisaties bestonden die bevoegd zijn om het beginsel van gelijke behandeling
te bevorderen, de problemen van burgers te analyseren, mogelijke oplossingen te
onderzoeken en specifieke bijstand te verlenen aan werknemers uit de Unie die
hun recht op vrij verkeer uitoefenen. (18) Het is aan de lidstaten om te
beslissen of de in artikel 5 van deze richtlijn vermelde taken worden
toegewezen aan bestaande organen die zich ook voor de bestrijding van
discriminatie op andere gronden inzetten. Wanneer de taken uit hoofde van
artikel 5 worden uitgevoerd door het mandaat van bestaande organen of
structuren te verruimen, zorgen de lidstaten ervoor dat de bestaande organen
voldoende middelen krijgen om de extra taken uit te voeren zonder dat de
uitvoering van al bestaande taken in het gedrang komt. (19) De lidstaten moeten synergieën
bevorderen met bestaande informatie- en ondersteuningsmiddelen op het niveau
van de Unie. Zij moeten er in dit verband voor zorgen dat bestaande of nieuwe
organen op de hoogte zijn van, gebruikmaken van en samenwerken met de bestaande
informatie- en ondersteuningsdiensten, zoals Uw Europa, Solvit, Eures,
Enterprise Europe Network en de Points of Single Contact. (20) De lidstaten moeten de dialoog
met niet-gouvernementele organisaties en tussen de sociale partners bevorderen
om verschillende vormen van discriminatie op grond van nationaliteit te
bestrijden. (21) De lidstaten moeten informatie
over de arbeidsvoorwaarden ruimer toegankelijk maken voor werknemers uit andere
lidstaten, voor werkgevers en voor andere belanghebbende partijen. (22) De lidstaten moeten bepalen
hoe gemakkelijk toegankelijke en relevante informatie over deze richtlijn en de
relevante bepalingen van Verordening (EU) nr. 492/2011 ter beschikking kan
worden gesteld van werkgevers, werknemers en andere personen. Deze informatie
moet ook via Uw Europa en Eures gemakkelijk toegankelijk zijn. (23) Deze richtlijn stelt
minimumvereisten vast en laat de lidstaten daarmee de keuze gunstigere
bepalingen aan te nemen of te handhaven. De lidstaten kunnen ook de
bevoegdheden van de organisaties die tot taak hebben migrerende werknemers uit
de Unie te beschermen tegen discriminatie op grond van nationaliteit, verruimen
tot het recht van alle burgers van de Unie en hun familieleden die hun recht op
vrij verkeer uitoefenen, op gelijke behandeling zonder discriminatie op grond
van nationaliteit, dat gewaarborgd wordt door artikel 21 VWEU en Richtlijn
2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het
recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de
burgers van de Unie en hun familieleden[33]. De uitvoering van de onderhavige richtlijn
mag niet als rechtvaardiging dienen om de reeds in de lidstaten bestaande
rechten te beknotten. (24) Met het oog op de
doeltreffende uitvoering van deze richtlijn moeten de lidstaten bij het
vaststellen van adequate maatregelen om aan hun verplichtingen uit hoofde van
deze richtlijn te voldoen, naar deze richtlijn verwijzen of naar aanleiding van
de officiële bekendmaking van de uitvoeringsmaatregelen naar deze richtlijn
verwijzen. (25) Overeenkomstig de gezamenlijke
politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken
van 28 september 2011 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in
gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen
vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de
onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale
omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. De wetgever vindt de overdracht van
dergelijke stukken in het kader van deze richtlijn gerechtvaardigd. (26) Nadat voldoende tijd sinds de
inwerkingtreding van de richtlijn is verstreken, moet de Commissie een verslag
over de uitvoering van de richtlijn opstellen, waarin met name wordt
geëvalueerd of het opportuun is een voorstel in te dienen om een betere
handhaving van de wetgeving inzake het vrij verkeer te waarborgen. (27) Deze richtlijn respecteert de
grondrechten en houdt zich aan de beginselen van het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie, met name de vrijheid van beroep en het recht
om te werken (artikel 15), het recht op non-discriminatie (artikel 21 en
vooral lid 2 over non-discriminatie op grond van nationaliteit), het recht op
collectieve onderhandelingen en collectieve actie (artikel 28), rechtvaardige
en billijke arbeidsomstandigheden en -voorwaarden (artikel 31), het recht op
vrijheid van verkeer en van verblijf (artikel 45) en het recht op een doeltreffende
voorziening in recht en op een onpartijdig gerecht (artikel 47). Ze moet in
overeenstemming met die rechten en beginselen worden uitgevoerd. (28) Aangezien het doel van deze
richtlijn, namelijk de vaststelling van een algemeen gemeenschappelijk kader van
adequate bepalingen, maatregelen en mechanismen voor een betere en uniformere
toepassing en handhaving in de praktijk van door het Verdrag en Verordening
(EU) nr. 492/2011 verleende rechten, niet voldoende door de lidstaten kan
worden verwezenlijkt en derhalve, gezien de draagwijdte en de gevolgen van de
richtlijn, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen
nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het
Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel
neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat
nodig is om die doelstelling te verwezenlijken, HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN
VASTGESTELD: HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1
Doel Deze richtlijn stelt bepalingen vast die de uniforme toepassing en
handhaving in de praktijk vergemakkelijken van de rechten die worden verleend
bij artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en
de artikelen 1 tot en met 10 van Verordening (EU) nr. 492/2011 van het
Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije
verkeer van werknemers binnen de Unie. Artikel 2
Werkingssfeer Deze richtlijn is van toepassing op de
volgende kwesties op het gebied van het vrije verkeer van werknemers: a) toegang tot werkgelegenheid; b) arbeidsvoorwaarden, met name op het
gebied van beloning en ontslag; c) toegang tot sociale en fiscale
voordelen; d) toetreding tot vakorganisaties; e) toegang tot opleidingen; f) toegang tot huisvesting; g) toegang tot onderwijs voor de kinderen
van werknemers. HOOFDSTUK II
HANDHAVING Artikel 3
Verdediging van rechten - Rechtsmiddelen - Termijnen 1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle
werknemers en hun familieleden die van oordeel zijn dat zij het slachtoffer
zijn of geworden zijn van ongerechtvaardigde beperkingen van hun recht op vrij
verkeer of die zich onrechtvaardig behandeld voelen omdat het beginsel van
gelijke behandeling niet op hen is toegepast, juridische en/of administratieve
procedures – met inbegrip van verzoeningsprocedures, wanneer zij dat raadzaam
achten – kunnen inroepen om de verplichtingen uit hoofde van artikel 45 van het
Verdrag en de artikelen 1 tot en met 10 van Verordening (EU)
nr. 492/2011 te doen naleven, zelfs als de verhouding waarin de discriminatie
zou hebben plaatsgehad beëindigd is. 2. Lid 1 is van toepassing onverminderd de
nationale voorschriften met betrekking tot de termijnen voor de handhaving van
die rechten. Deze termijnen zijn zodanig dat niet geacht kan worden dat zij de
uitoefening van de uit hoofde van het EU-recht verleende rechten nagenoeg
onmogelijk of buitensporig moeilijk maken. Artikel 4
Actie van verenigingen, organisaties of andere rechtspersonen 1. De lidstaten zorgen ervoor dat verenigingen, organisaties of andere
rechtspersonen die er overeenkomstig hun nationale wetgeving rechtmatig belang
bij hebben ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze richtlijn worden
nageleefd, namens of ten behoeve van werknemers en hun familieleden en met hun
instemming juridische en/of administratieve procedures kunnen opstarten om de rechten
uit hoofde van artikel 45 van het Verdrag en de artikelen 1 tot en
met 10 van Verordening (EU) nr. 492/2011 te doen naleven. 2. Lid 1 is van
toepassing onverminderd de nationale voorschriften met betrekking tot de
termijnen voor de handhaving van die rechten. Deze termijnen zijn zodanig dat
niet geacht kan worden dat zij de uitoefening van de uit hoofde van het
EU-recht verleende rechten nagenoeg onmogelijk of buitensporig moeilijk maken. HOOFDSTUK III BEVORDERING VAN
GELIJKE BEHANDELING – STRUCTUREN EN ORGANEN – DIALOOG Artikel 5
Structuren - organen 1. De lidstaten wijzen een structuur, een
orgaan of organen aan om de gelijke behandeling van alle werknemers of hun
familieleden zonder discriminatie op grond van nationaliteit te bevorderen, te
analyseren, te monitoren en te ondersteunen en zij treffen de nodige regelingen
voor het functioneren van een dergelijke structuur, een dergelijk orgaan of
dergelijke organen. Deze organen kunnen deel uitmaken van nationale
agentschappen die soortgelijke doelstellingen nastreven maar zich ook voor de
bestrijding van discriminatie op andere gronden inzetten. In dat geval zorgen
de lidstaten ervoor dat de bestaande organen voldoende middelen krijgen om de
extra taken uit te voeren zonder dat de uitvoering van al bestaande taken in
het gedrang komt. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat deze organen
onder meer bevoegd zijn om: a) onverminderd de rechten van
werknemers of hun familieleden en van de in artikel 4 vermelde verenigingen,
organisaties of andere rechtspersonen onafhankelijk juridisch en/of ander
advies te verstrekken aan werknemers of hun familieleden bij de afwikkeling van
hun klachten; b) onafhankelijk onderzoek te doen naar
discriminatie op grond van nationaliteit; c) onafhankelijke verslagen te
publiceren en aanbevelingen te doen over alle mogelijke kwesties in verband met
discriminatie; d) informatie te publiceren over zaken
die verband houden met de toepassing op nationaal niveau van EU-voorschriften
inzake het vrije verkeer van werknemers. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat bestaande of
nieuwe organen op de hoogte zijn van, gebruikmaken van en samenwerken met de
bestaande informatie- en ondersteuningsdiensten op het niveau van de Unie,
zoals Uw Europa, Solvit, Eures, Enterprise Europe Network en de Points of
Single Contact. Artikel 6
Dialoog De lidstaten
bevorderen de dialoog met de sociale partners en aangewezen
niet-gouvernementele organisaties die er – overeenkomstig hun nationale
wetgeving en gebruiken – rechtmatig belang bij hebben bij te dragen aan de
bestrijding van discriminatie op grond van nationaliteit met het oog op het
bevorderen van het beginsel van gelijke behandeling. HOOFDSTUK IV
TOEGANG TOT INFORMATIE Artikel 7
Verspreiding van informatie 1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle
betrokkenen op hun grondgebied via alle passende middelen adequate informatie
krijgen over de uit hoofde van deze richtlijn vastgestelde bepalingen tezamen
met de reeds van kracht zijnde relevante bepalingen van de artikelen 1 tot
en met 10 van Verordening (EU) nr. 492/2011. 2. De lidstaten
verstrekken heldere, gemakkelijk toegankelijke, exhaustieve en actuele
informatie over de rechten uit hoofde van het EU-recht betreffende het vrije
verkeer van werknemers. Deze informatie is ook gemakkelijk toegankelijk via Uw
Europa en Eures. HOOFDSTUK V
SLOTBEPALINGEN Artikel 8
Minimumvereisten 1. De lidstaten mogen bepalingen vaststellen of
handhaven die voor de bescherming van het beginsel van gelijke behandeling
gunstiger zijn dan die van deze richtlijn. 2. De lidstaten kunnen bepalen dat de
bevoegdheden van de in artikel 5 vermelde structuren en organen voor de
bevordering, de analyse, de monitoring en de ondersteuning van de gelijke
behandeling van alle werknemers of hun familieleden zonder discriminatie op
grond van nationaliteit worden verruimd tot het recht op gelijke behandeling
zonder discriminatie op grond van nationaliteit ten behoeve van alle EU-burgers
en hun familieleden die hun recht op vrij verkeer uitoefenen, dat gewaarborgd
wordt door artikel 21 VWEU en Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf
op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun
familieleden. 3. De uitvoering van deze richtlijn vormt onder
geen beding een gegronde reden voor een verlaging van het beschermingsniveau
van de werknemers op de door deze richtlijn bestreken gebieden, onverminderd
het recht van de lidstaten om als reactie op veranderde omstandigheden
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in te voeren die afwijken van die
welke op het tijdstip van kennisgeving van deze richtlijn bestaan, mits aan de
bepalingen van deze richtlijn wordt voldaan. Artikel 9
Omzetting 1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk [twee jaar na de
inwerkingtreding – specific date to be inserted by the OPOCE] aan deze
richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen
onverwijld mede. 2. Wanneer de lidstaten die bepalingen
aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan
naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld
door de lidstaten. 3. De lidstaten delen de Commissie de tekst
van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze
richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 10
Verslag Uiterlijk twee jaar na het verstrijken van de
omzettingstermijn brengt de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en
het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag uit over de toepassing van
deze richtlijn met het oog op het indienen – indien nodig – van de nodige amendementen. Artikel 11
Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de dag na
die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 12
Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de
lidstaten. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter FINANCIEEL MEMORANDUM 1. KADER VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstelling(en)
1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.6. Duur
en financiële gevolgen 1.7. Beheersvorm(en)
2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake het toezicht en de verslagen 2.2. Beheer-
en controlesystemen 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE FINANCIËLE
GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en)
van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting
van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.2. Geraamde
gevolgen voor de beleidskredieten 3.2.3. Geraamde
gevolgen voor de administratieve kredieten 3.2.4. Verenigbaarheid
met het huidige meerjarige financiële kader 3.2.5. Bijdrage
van derden aan de financiering 3.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten FINANCIEEL MEMORANDUM 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het
voorstel/initiatief Voorstel voor
een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen om
de uitoefening van de in de context van het vrije verkeer van werknemers aan
werknemers verleende rechten te vergemakkelijken. 1.2. Betrokken beleidsterrein(en)
in de ABM/ABB-structuur[34] Werkgelegenheid,
sociale dialoog 1.3. Aard van het
voorstel/initiatief ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een
voorbereidende actie[35]
x Het voorstel/initiatief betreft de
verlenging van een bestaande actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe
actie 1.4. Doelstellingen 1.4.1. De met het voorstel/initiatief
beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie Bijdragen aan de Europese doelstellingen voor 2020: - de toename van de arbeidsparticipatie bevorderen - een veilige, flexibele en mobiele Europese
arbeidsmarkt ontwikkelen - de sociale en economische samenhang bevorderen 1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en
betrokken ABM/ABB-activiteiten Specifieke
doelstelling nr. 2 (EMPL): De
geografische en beroepsmobiliteit van werknemers in Europa bevorderen om de
obstakels voor het vrije verkeer uit de weg te ruimen en bij te dragen aan de
verwezenlijking van een echte Europese arbeidsmarkt. 1.4.3. Verwachte resulta(a)t(en) en
gevolg(en) Vermeld de
gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de
begunstigden/doelgroepen Het voorstel beoogt een betere toepassing en handhaving van de rechten
op vrij verkeer in de praktijk, de bestrijding van discriminatie op grond van
nationaliteit en de afbouw van obstakels waarmee migrerende werknemers worden
geconfronteerd. 1.4.4. Resultaat- en
effectindicatoren Vermeld de
indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het
voorstel/initiatief is uitgevoerd. Tal van
indicatoren – zowel kwantitatieve (bijvoorbeeld het aantal klachten of de mate
waarin informatie is verstrekt) als kwalitatieve indicatoren (de verslagen over
de toepassing van de richtlijn en de wetgeving inzake vrij verkeer) – zullen
bij de monitoring worden gebruikt. Ook de overeenkomstig dit voorstel voor een
richtlijn opgerichte ondersteunende organen zullen bij de monitoring worden
betrokken en meer kwalitatieve gegevens kunnen verstrekken over discriminatie
op grond van nationaliteit. Bovendien is
de Commissie van plan het effect van deze richtlijn te evalueren door: - de diensten van de Commissie samen met het
Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers een systematische
evaluatie te laten uitvoeren; - twee jaar na de omzettingstermijn een verslag in
te dienen; - de activiteiten van de ondersteunende organen en
verenigingen te beoordelen; - te beoordelen of de richtlijn tot positieve
veranderingen heeft geleid; - de problemen op te sporen waarmee verenigingen,
organisaties en organen die zich voor de gelijke behandeling van iedereen
inzetten, worden geconfronteerd. 1.5. Motivering van het
voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of
lange termijn moet worden voorzien Het voorstel
beoogt de toepassing en de handhaving van de EU-regels inzake het vrije verkeer
van werknemers (artikel 45 VWEU en de artikelen 1 tot en met 10 van Verordening
(EU) nr. 492/2011 over de toegang tot werkgelegenheid en de arbeidsvoorwaarden)
in de praktijk te verbeteren en te versterken. Door in specifieke instrumenten
en mechanismen op het gebied van informatie en advies te voorzien staat het
voorstel er tegelijkertijd ook borg voor dat burgers hun rechten in de praktijk
doeltreffender kunnen uitoefenen: vormen van discriminatie op grond van
nationaliteit worden afgebouwd en de strijd tegen ongerechtvaardigde obstakels voor
het vrije verkeer van werknemers wordt bevorderd (een van de belangrijkste
voorwaarden voor de verwezenlijking van de interne markt). 1.5.2. Toegevoegde waarde van de
deelname van de EU De
vastgestelde problemen houden verband met de doelstellingen van artikel 3, lid
3, VEU, en artikel 45 VWEU. Het bestaande rechtskader, de toepassing en de
handhaving ervan in de praktijk en eerdere pogingen om de problemen met behulp
van niet-bindende maatregelen aan te pakken, zijn ontoereikend gebleken om de
problemen op te lossen. Daarom moeten de problemen op EU-niveau worden
aangepakt om de doelstellingen van het Verdrag beter te kunnen verwezenlijken. 1.5.3. Nuttige ervaring die bij
soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan Eerdere
pogingen om de problemen bij de uitvoering en de handhaving in de praktijk van
het EU-recht inzake het vrije verkeer van werknemers – en met name van
Verordening (EU) nr. 492/2011 – met niet-legislatieve middelen op te lossen
hebben gefaald. De problemen zijn aan de orde gesteld in interpretatieve
mededelingen van de juridische commissie in 2002 en 2010. Deze mededelingen
bevatten nadere toelichtingen voor de lidstaten in het licht van de
jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie. Bij de monitoring van de
toepassing van het EU-recht inzake het vrije verkeer zijn echter nog steeds een
aantal problemen vastgesteld. Sinds oktober 2010 heeft de Commissie een aantal
ex-postevaluaties uitgevoerd van de problemen waarmee werknemers uit de EU
worden geconfronteerd bij de uitoefening van hun recht op vrij verkeer (twee
onafhankelijke verslagen van het netwerk van deskundigen op het gebied van het
vrije verkeer van werknemers, die binnen het Raadgevend Comité voor het vrije
verkeer van werknemers zijn besproken en waarin werd geconcludeerd dat
discriminatie op grond van nationaliteit veel vaker in de lidstaten voorkomt
dan discriminatie op andere gronden (ras, geslacht, enz.)). In de meeste
EU-landen worden werknemers uit de EU nog steeds beschouwd als werknemers van
wie de status eerder vergelijkbaar is met die van onderdanen van derde landen
dan van nationale werknemers. Als ze soms worden beschermd tegen discriminatie
op grond van nationaliteit, is dat te danken aan een ruimere interpretatie van
de nationale wetgeving, die nationaliteit gelijkstelt met etnische afkomst.
Daarom is het zaak de burgers beter te beschermen tegen discriminatie op grond
van nationaliteit. Met het oog op
de opstelling van de effectbeoordeling is in 2012 een ex-ante-evaluatie
verricht door een externe consultant. 1.5.4. Samenhang en eventuele
synergie met andere relevante instrumenten Grondrechten:
het voorstel is consistent met de EU-strategie inzake grondrechten,
COM(2010) 573 definitief. Europa
2020-strategie: het initiatief zal bijdragen aan de werkgelegenheid in het
kader van de strategie voor slimme, duurzame en sociaal inclusieve groei
(Europa 2020). Akte voor de
interne markt: het voorstel zal vooral het vrije verkeer van werknemers
bevorderen en de interne markt beter doen functioneren. Dankzij het voorstel
kunnen meer werknemers een baan vinden die op hun vaardigheden is toegesneden.
Bovendien kunnen knelpunten op de Europese arbeidsmarkt uit de weg worden
geruimd. 1.6. Duur en financiële gevolgen x Voorstel/initiatief van beperkte duur ¨ Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met
[DD/MM]JJJJ x Financiële gevolgen vanaf 2013 tot en met 2020 De uitvoering van de richtlijn is niet in de
tijd beperkt maar zal na twee jaar worden geëvalueerd, nadat de
omzettingstermijn is verstreken. ¨ Voorstel/initiatief van onbeperkte
duur –
Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2013 tot en
met 2014, –
gevolgd door een volledige uitvoering. 1.7. Beheersvorm(en)[36] x Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie ¨ Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan: ¨ uitvoerende agentschappen ¨ door de Gemeenschappen opgerichte organen[37] ¨ nationale publiekrechtelijke organen of organen met een
openbaredienstverleningstaak ¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader
van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die
worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het
Financieel Reglement ¨ Gedeeld beheer met
lidstaten ¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen ¨ Gezamenlijk beheer
met internationale organisaties (geef aan welke) Verstrek, indien
meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder
"Opmerkingen". Opmerkingen 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake het toezicht en
de verslagen Vermeld frequentie
en voorwaarden. Twee jaar na
de omzettingstermijn zal een lopende evaluatie worden uitgevoerd. Tijdens deze
evaluatie zal vooral de initiële doeltreffendheid van de richtlijn worden
beoordeeld. Er zal vooral geëvalueerd worden of de handhaving en de
doeltreffendheid van de EU-regels inzake het vrije verkeer van werknemers zijn
verbeterd, nadat uit hoofde van deze richtlijn uitvoeringsmaatregelen op het
gebied van informatie en advies zijn genomen. Deze evaluatie zal worden uitgevoerd
door de Commissie met de hulp van externe deskundigen. De diensten van de
Commissie zullen voor een beschrijving van de opdracht zorgen. De stakeholders
zullen via het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers over de
ontwerpevaluatie worden geïnformeerd en worden verzocht hun opmerkingen kenbaar
te maken. Ze zullen ook op gezette tijden over de voortgang van de evaluatie en
de resultaten ervan worden geïnformeerd. De resultaten zullen openbaar worden
gemaakt. 2.2. Beheer- en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke risico's De risico's
zijn beperkt als gevolg van de beperkte financiële gevolgen. 2.2.2. Controlemiddel(en) Er zullen
risicobeperkende standaardmaatregelen worden genomen. 2.3. Maatregelen ter voorkoming
van fraude en onregelmatigheden Vermeld de
bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen. Er zullen
risicobeperkende standaardmaatregelen worden genomen. 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en) van het
meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven In volgorde van de rubrieken van het meerjarige
financiële kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Aantal [Omschrijving …...….] || GK/NGK ([38]) || Van EVA-landen[39] || van kandidaat-lidstaten[40] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement 1 || Vrij verkeer van werknemers en coördinatie van de socialezekerheidsstelsels || Gespl. || JA || Neen || Neen || NEEN || || || || || || Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen In volgorde van de rubrieken van het meerjarige
financiële kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Aantal [Omschrijving…..] || GK/NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement || [XX.YY.YY.YY] || || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE 3.2. Geraamde gevolgen voor de
uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde
gevolgen voor de uitgaven in miljoenen euro's (tot op 3
decimalen) Rubriek van het meerjarige financiële kader || 1 || Duurzame groei (vanaf 2014: Slimme en inclusieve groei) DG: EMPL[41] || || || Jaar 2013[42] || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL Beleidskredieten || || || || || || || || || 04.030500 || Vastleggingen || (1) || 0 || 0 || 0,300 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0,300 Betalingen || (2) || 0 || 0 || 0,150 || 0,150 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0,300 || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[43] || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || TOTAAL kredieten voor DG EMPL || Vastleggingen || =1+1a +3 || 0 || 0 || 0,300 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0,300 Betalingen || =2+2a+3 || 0 || 0 || 0,150 || 0,150 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0,300 TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 0 || 0 || 0,300 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0,300 Betalingen || (5) || 0 || 0 || 0,150 || 0,150 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0,300 TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || || || TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 1 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || 0 || 0 || 0,300 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0,300 Betalingen || =5+ 6 || 0 || 0 || 0,150 || 0,150 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0,300 Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || "Administratieve uitgaven" in miljoenen euro's (tot op 3
decimalen) || || || Jaar 2013 || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL DG: EMPL || Personele middelen || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 1,048 Overige administratieve uitgaven || || || || || || || || || TOTAAL DG EMPL || Kredieten || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 1,048 TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (Totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 1,048 in miljoenen euro's (tot op 3
decimalen) || || || Jaar 2013 || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 1,048 Betalingen || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 1,048 3.2.2. Geraamde gevolgen voor de
beleidskredieten ¨ Voor het
voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig x Voor het
voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt
beschreven: Vastleggingskredieten, in
miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Vermeld doel-stellingen en outputs ò || || || Jaar 2013 || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL OUTPUTS Soort output[44] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kosten SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2[45] Geografische en beroepsmobiliteit bevorderen || || || || || || || || || || || || || || || || || || Evaluatie door de Commissie met de hulp van deskundigen || Beoordeling van positieve effecten en vastgestelde problemen || 0,300 || || || || || || || || || || || 1 || 0,300 || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || || || || || || || || || || || 1 || 0,300 || || || || || || TOTALE KOSTEN || || || || || || || || || || || 1 || 0,300 || || || || || || 3.2.3. Geraamde gevolgen voor de
administratieve kredieten 3.2.3.1. Samenvatting ¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten
nodig x Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig,
zoals hieronder nader wordt beschreven: in miljoenen euro's (tot op 3
decimalen) || Jaar 2013 [46] || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || || Personele middelen || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 1,048 Overige administratieve uitgaven || || || || || || || || || Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 1,048 Buiten RUBRIEK 5[47] van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || || Personele middelen || || || || || || || || || Andere administratieve uitgaven || || || || || || || || || Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || || TOTAAL || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 0,131 || 1,048 3.2.3.2. Geraamde personeelsbehoeften ¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig x Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Raming in een geheel getal
(of met hoogstens 1 decimaal) || Jaar 2013 || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) (1 AD) || 131000 || 131000 || 131000 || 131000 || 131000 || 131000 || 131000 || 131000 XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || || || XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || || || Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[48] XX 01 02 01 (AC, INT, END van de "totale financiële middelen") (1 END) || || || || || || || || XX 01 02 01 (AC, INT, END van de "totale financiële middelen") (0,5 AC) || || || || || || || || XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || || || || || || XX 01 04 jj[49] || zetel[50] || || || || || || || || delegaties || || || || || || || XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden) || || || || || || || 10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek) || || || || || || || Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || || || TOTAAL || 131000 || 131000 || 131000 || 131000 || 131000 || 131000 || 131000 || 131000 XX is het
beleidsterrein of de begrotingstitel. De benodigde personele
middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer
van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel
aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure
met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen
worden toegewezen. Beschrijving van de uit te
voeren taken: Ambtenaren en tijdelijke functionarissen (1 AD) || toezicht op omzetting, inbreukprocedures, coördinatie van oproep tot het indienen van voorstellen/offerten, coördinatie van administratieve samenwerking || || 3.2.4. Verenigbaarheid met het
huidige meerjarige financiële kader x Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het meerjarige
financiële kader 2007‑2013 en 2014-2020. ¨ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarige financiële kader. Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder
vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. ¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[51]. Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de
betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. 3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering
x Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden ¨ Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder
wordt geraamd: Kredieten in miljoenen euro's
(tot op 3 decimalen) || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal Medefinancieringsbron || || || || || || || || TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || || 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten x Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de
ontvangsten. ¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven
financiële gevolgen: ¨ voor de eigen middelen ¨ voor de diverse ontvangsten in miljoenen euro's (tot op 3
decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[52] Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || invullen: zoveel kolommen als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) Artikel …. || || || || || || || || Voor de diverse
ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de)
betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven. Vermeld de wijze van
berekening van de gevolgen voor de ontvangsten. [1] Verordening
(EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011
betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie, PB L 141 van
27.5.2011, blz. 1-12. Bij deze verordening worden Verordening 1612/68 en
de opeenvolgende wijzigingen ervan gecodificeerd. [2] Een
volledige beschrijving van de rechten die voortvloeien uit artikel 45 VWEU en
Verordening 492/2011 is te vinden in de mededeling van de Commissie "Het
vrije verkeer van werknemers opnieuw garanderen: rechten en belangrijkste
ontwikkelingen" (COM(2010) 373 definitief van 13 juli 2010) en het aanvullende
werkdocument van de diensten van de Commissie. [3] Eurostat,
EU-arbeidskrachtenenquête 2011. Opgemerkt zij echter dat de beschikbare bronnen
het aantal mobiele burgers uit de EU die in een andere EU-lidstaat
wonen/werken, doorgaans te laag inschatten omdat sommige EU-burgers die in een
andere lidstaat wonen, zich niet laten registreren of omdat de enquêtes vooral
rekening houden met personen die "gewoonlijk" in een ander land
verblijven en niet met mobiele werknemers die slechts kort (bijvoorbeeld een
paar maanden) in een ander land verblijven. [4] Eurobarometer
363 "Internal Market: Awareness, Perceptions and Impacts", september
2011 http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_363_en.pdf [5] http://www.europarl.europa.eu/RegData/seance_pleniere/textes_adoptes/provisoire/2011/10-25/0455/P7_TA-PROV(2011)0455_EN.pdf [6] COM(2010)
373 definitief van 13 juli 2010. [7] COM(2010)
603. [8] Maatregel
15 van het verslag over het EU-burgerschap 2010. [9] COM(2012)
173 definitief van 18 april 2012. [10] http://ec.europa.eu/soteu2012/ [11] Verslag
van het Europees Parlement over de bevordering van de mobiliteit van werknemers
binnen de Europese Unie van juli 2011. Advies van het Europees Economisch en
Sociaal Comité "De resterende obstakels voor de mobiliteit op de interne
arbeidsmarkt in kaart gebracht" van maart 2009. [12] Besluit
nr. 1093/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012
over het Europees Jaar van de burger (2013), PB L 325 van 23.11.2012, blz. 1. [13] Zie
punt 2. [14] Eurobarometer
363 "Internal Market: Awareness, Perceptions and Impacts", september
2011 http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_363_en.pdf [15] De sinds
2006 door het netwerk opgestelde Annual European Reports kunnen via de volgende
link worden geraadpleegd:
http://ec.europa.eu/social/keyDocuments.jsp?type=0&policyArea=25&subCategory=475&country=0&year=0&advSearchKey=consolidated+report&mode=advancedSubmit&langId=en Ze zijn gebaseerd op de
jaarlijkse nationale verslagen voor elke lidstaat, die via de volgende link
kunnen worden geraadpleegd:
http://ec.europa.eu/social/keyDocuments.jsp?type=0&policyArea=25&subCategory=475&country=0&year=0&advSearchKey=%22national+report%22&mode=advancedSubmit&langId=en [16] Thematisch
verslag "Application of Regulation 1612/68", januari 2011
http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=475&langId=en [17] Een
samenvatting van de reacties is opgenomen in de bijlagen 7 en 8 van het
werkdocument van de diensten van de Commissie, dat als bijlage bij dit voorstel
is gevoegd ("Initiative to support EU migrant workers in the exercise of
their rights to free movement"). [18] Multiple
Framework Contract VT 2011/012, Study to analyse and assess the socio-economic
and environmental impact of possible EU initiatives in the area of freedom of
movement of workers, in particular with regard to the enforcement of the
current EU provisions (VT/2011/0476). [19] Study
to analyse and assess the impact of possible EU initiatives in the area of freedom
of movement for workers, in particular with regard to the enforcement of
current provisions, by Ramboll, http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=474&langId=en [20] Het bij
Verordening 492/2011 ingestelde Technisch Comité is samengesteld uit
vertegenwoordigers van de lidstaten. [21] Zie met
name zaak C-325/08: Arrest van het Hof van 16 maart 2010, Olympique Lyonnais
SASP tegen Olivier Bernard, Newcastle United FC, Jurispr. 2010, blz. I-2177. [22] Arrest van
16 mei 2000 in zaak C-78/98 Preston, Jurispr. 2000, blz. I-03201. [23] Dit recht
bestaat momenteel onder verschillende vormen in alle lidstaten behalve
Duitsland, Estland en Malta. [24] AT, BE,
BG, EE, FI, FR, HU, IE, IT, LT, LV, NL, PL, PT, RO, SE, SL, SK, UK. Nadere
informatie is te vinden in het werkdocument van de diensten van de Commissie
dat als bijlage bij dit voorstel is gevoegd ("Initiative to support EU
migrant workers in the exercise of their rights to free movement", punt
3.1.3). [25] PB L 158
van 30.4.2004. [26] PB C [...]
van [...], blz. [...]. [27] PB C
[...] van [...], blz. [...]. [28] PB L 141
van 27.5.2011, blz. 1. [29] COM(2010)
373 definitief van 13 juli 2010. [30] COM(2010)
603. [31] COM(2012)
173 definitief van 18 april 2012. [32] Arrest van
16 mei 2000 in zaak C-78/98 Preston, Jurispr. 2000, blz. 1-03201. [33] PB L 158
van 30.4.2004. [34] ABM:
Activity Based Management – ABB: Activity Based Budgeting. [35] In de zin
van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel
Reglement. [36] Nadere
gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement
zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html [37] In de zin
van artikel 185 van het Financieel Reglement. [38] GK =
gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten. [39] EVA:
Europese Vrijhandelsassociatie. [40] Kandidaat-lidstaten
en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke
Balkan. [41] Nadere
informatie over de algemene IMI-financiering is te vinden in COM(2011) 522
definitief (voorstel betreffende de IMI-verordening). [42] Het jaar N
is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt
begonnen. [43] Technische
en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering
van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen),
onderzoek door derden, eigen onderzoek. [44] Outputs
zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde
studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.). [45] Zoals
beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…". [46] Het jaar N
is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt
begonnen. [47] Technische
en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering
van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen),
onderzoek door derden, eigen onderzoek. [48] AC= Agent
Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris);
END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT=
Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige
in delegaties). [49] Onder het
maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere
"BA"-onderdelen). [50] Vooral
voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
(ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF). [51] Zie de
punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord. [52] Voor
traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten
nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25% aan inningskosten.