This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0130
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Regulation (EC) No 261/2004 establishing common rules on compensation and assistance to passengers in the event of denied boarding and of cancellation or long delay of flights and Regulation (EC) No 2027/97 on air carrier liability in respect of the carriage of passengers and their baggage by air
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en Verordening (EG) nr. 2027/97 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer van passagiers en hun bagage
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en Verordening (EG) nr. 2027/97 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer van passagiers en hun bagage
/* COM/2013/0130 final - 2013/0072 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en Verordening (EG) nr. 2027/97 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer van passagiers en hun bagage /* COM/2013/0130 final - 2013/0072 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 1.1. Het huidige wetgevingskader Volgens Verordening (EG) nr. 261/2004[1] moeten
luchtvaartmaatschappijen, al naargelang van de omstandigheden van de verstoring
van de reis: –
bijstand verlenen aan passagiers, zoals maaltijden,
drankjes, telefoongesprekken en hotelaccommodatie; –
herroutering en terugbetaling aanbieden; –
een vaste vergoeding per passagier betalen, die –
afhankelijk van de afstand van de vlucht – kan oplopen tot 600 euro; en –
de passagiers vooraf informatie verstrekken over
hun rechten. Luchtvaartmaatschappijen zijn niet verplicht
een financiële vergoeding te betalen als zij kunnen aantonen dat de annulering
of vertraging door buitengewone omstandigheden werd veroorzaakt. De
verplichting tot het verstrekken van verzorging en bijstand blijft echter ook
in dergelijke situaties gelden. De verordening verplicht de lidstaten ook om
nationale handhavingsorganen op te richten, die erop moeten toezien dat de
verordening correct wordt toegepast. De rechten van de passagiers uit hoofde van de
verordening mogen niet worden verward met hun rechten uit hoofde van het Verdrag
van Montreal. Dit verdrag heeft betrekking op individuele
schadevergoedingen aan reizigers, die geval per geval worden beoordeeld op
basis van de individuele situatie van de passagier, maar Verordening (EG) nr.
261/2004 heeft betrekking op gestandaardiseerde rechten (met betrekking tot
bijstand en verzorging) die gelden voor alle passagiers, ongeacht hun
individuele situatie. Volgens het Verdrag van Montreal (in de
EU-wetgeving opgenomen bij Verordening (EG) nr. 2027/97[2]) heeft een passagier recht op
schadevergoeding als zijn bagage slecht wordt behandeld (beperkt tot
ongeveer 1 200 euro), behalve als de luchtvaartmaatschappij kan aantonen
dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de schade te voorkomen of
dat het onmogelijk was dergelijke maatregelen te nemen. In tegenstelling tot
Verordening (EG) nr. 261/2004 hoeven volgens Verordening (EG) nr. 2027/97 en
het Verdrag van Montreal geen handhavingsorganen te worden opgericht om toe te
zien op de correcte toepassing. 1.2. Recente ontwikkelingen Luchtvaartmaatschappijen ontzeggen passagiers
vaak hun rechten in geval van instapweigering, langdurige vertraging,
annulering of slechte behandeling van hun bagage, met name de rechten uit
hoofde van Verordening (EG) nr. 261/2004 ("de verordening") en
Verordening (EG) nr. 2027/97. In het Verslag van de Commissie over het
EU-burgerschap van oktober 2010 "Het wegnemen van de belemmeringen
voor de rechten van EU-burger[3]"
zijn maatregelen aangekondigd om te zorgen voor een reeks gemeenschappelijke
rechten voor reizigers in de hele EU, ongeacht het vervoersmiddel, en om ervoor
zorgen dat deze rechten worden gehandhaafd. Een van de initiatieven van het witboek
vervoer van 28 maart 2011 is "werk maken van een uniforme
interpretatie van het EU-recht inzake passagiersrechten en van een
geharmoniseerde en effectieve handhaving om gelijke concurrentievoorwaarden te
creëren voor bedrijven en om Europese burgers dezelfde bescherming te
waarborgen"[4]. In de mededeling van de Commissie van 11
april 2011[5]
wordt melding gemaakt van de uiteenlopende interpretaties van de bepalingen van
Verordening (EG) nr. 261/2004 ten gevolge van grijze zones en hiaten in de
huidige tekst, en van de niet-uniforme handhaving in de lidstaten. Bovendien is
het moeilijk voor passagiers om hun individuele rechten af te dwingen. Op 29 maart 2012 heeft het Europees
Parlement (EP) een resolutie[6]
goedgekeurd in reactie op de bovenvermelde mededeling van de Commissie. Het EP
is van oordeel dat de adequate toepassing van de bestaande regels door de
lidstaten en de luchtvaartmaatschappijen, de handhaving van toereikende en
eenvoudige rechtsmiddelen en de verstrekking van passende informatie aan
passagiers over hun rechten de hoeksteen moeten vormen van het herstel van het
vertrouwen van passagiers. Het EP betreurt dat de door de lidstaten ingestelde
handhavingsorganen niet altijd een daadwerkelijke bescherming van
passagiersrechten verzekeren. Met betrekking tot Verordening (EG) nr. 261/2004
verzoekt het EP de Commissie de passagiersrechten te verduidelijken, en met
name het begrip 'buitengewone omstandigheden'. De EU-wetgeving moet volledig in
overeenstemming zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese
Unie[7]. Specifiek moet volgens
artikel 38 een hoog niveau van consumentenbescherming worden verzekerd in het
beleid van de Unie. Andere relevante bepalingen hebben betrekking op de
bescherming van persoonsgegevens (artikel 8), het verbod op discriminatie
(artikel 21), de integratie van personen met een handicap (artikel 26) en het
recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht
(artikel 47). De jurisprudentie heeft een bepalende
invloed gehad op de interpretatie van de verordening. In zaak C-344/04 (IATA)
heeft het Europees Hof van Justitie bevestigd dat de verordening volledig in
overeenstemming is met het Verdrag van Montreal en dat de twee
rechtsinstrumenten elkaar aanvullen. In zaak C-549/07 Wallentin-Herrman heeft
het Hof verduidelijkt dat een technisch probleem met een luchtvaartuig niet mag
worden beschouwd als een 'buitengewone omstandigheid'. In de Sturgeon-zaak (Gevoegde
zaken C-402/07 en C-432/07) heeft het Hof geoordeeld dat passagiers, in geval
van een langdurige vertraging van minstens drie uur bij aankomst, recht hebben
op compensatie. Dit voorstel
verdedigt de belangen van luchtvaartpassagiers door ervoor te zorgen dat
luchtvaartmaatschappijen een hoog niveau van passagiersbescherming in acht
nemen in geval van verstoring van de vlucht, maar houdt ook rekening met de
financiële gevolgen voor de luchtvervoerssector en garandeert dat
luchtvaartmaatschappijen onder geharmoniseerde voorwaarden hun activiteiten
kunnen uitoefenen op een geliberaliseerde markt. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN DE EFFECTBEOORDELING 2.1. Raadpleging Tussen 19 december 2011 en 11 maart 2012 is
een openbare raadpleging gehouden; 410 reacties werden ontvangen. De resultaten
zijn beschikbaar op de website van de Commissie[8].
Bovendien heeft een consultant individuele en meer gedetailleerde interviews
afgenomen van 98 belanghebbenden uit alle belanghebbendengroepen. Op 30 mei 2012 hebben de Commissie en het
Europees Economisch en Sociaal Comité ten slotte samen een conferentie
georganiseerd om de belanghebbenden de gelegenheid te geven te reageren op de
resultaten van de openbare raadpleging. De presentaties die op deze conferentie
zijn gegeven en de notulen van de conferentie zijn beschikbaar op de website
van de Commissie[9]. De vertegenwoordigers van de consumenten en
passagiers hadden vooral aandacht voor de slechte naleving en handhaving,
vooral wat de financiële vergoedingen in geval van vertragingen betreft. De
luchtvaartmaatschappijen en hun belangenverenigingen vonden dan weer dat de
kosten van de verordening te hoog opliepen, vooral omdat
luchtvaartmaatschappijen onbeperkt aansprakelijk kunnen worden gesteld voor
incidenten die niet hun fout zijn (bijv. de aswolkcrisis in april 2010). De
luchtvaartmaatschappijen hadden zware kritiek op de gevolgen van het
Sturgeon-arrest omdat het buitensporige kosten met zich meebrengt. De verenigingen
van reisagenten en touroperators waren het grotendeels eens met de
luchtvaartmaatschappijen, op enkele punten na, zoals het recht op herroutering
of het gebruik van afzonderlijke delen van een ticket
("no-showbeleid"). De luchthavens hebben zich sterk gekant
tegen eventuele verantwoordelijkheden die zij in de herziene verordening zouden
krijgen. Het standpunt van de nationale en
subnationale overheden die gereageerd hebben op de openbare raadpleging was
op de meeste punten vergelijkbaar met dat van de
consumenten-/passagiersverenigingen, zij het dat zij gevoeliger waren voor de
economische, budgettaire en juridische beperkingen. 2.2. Effectbeoordeling De Commissie heeft vier beleidsopties
beoordeeld om de toepassing en handhaving van de passagiersrechten te
verbeteren. Het verschil tussen deze opties zit in het evenwicht tussen
strengere handhaving en aangepaste economische stimulansen voor
luchtvaartmaatschappijen: hogere kosten zetten de luchtvaartmaatschappijen
ertoe aan de nalevingskosten tot een minimum te beperken en te proberen
passagiers hun rechten te ontzeggen. Een strenger sanctiebeleid zet aan tot
betere naleving. Als een optie de kosten voor de naleving van de verordening
doet toenemen, moet het handhavingsbeleid dus strenger en beter gecoördineerd
zijn, en omgekeerd. Wanneer alleen aandacht zou worden besteed aan
de handhaving en niet aan de economische effecten die een negatieve invloed
hebben op de naleving, zouden aanzienlijke overheidsmiddelen moeten worden
besteed aan de handhavingsorganen. Optie 1: focus op economische stimulansen
(lichte wijzigingen inzake handhaving): in optie 1
wordt de handhaving beter gecoördineerd, vooral via een verbetering van de
informatiestroom tussen de nationale handhavingsorganen en de Commissie. De
nadruk ligt vooral op de beperking van de kosten door sommige
verzorgingsverplichtingen (zoals catering, accommodatie) te vervangen door de
verplichting voor de luchtvaartmaatschappijen om een facultatieve verzekering
aan te bieden aan de passagiers. Optie 2: evenwicht tussen strengere
handhaving en economische stimulansen: het
handhavingsbeleid wordt versterkt door een betere coördinatie van de nationale
handhavingsorganen. De nationale handhavingsorganen moeten betere informatie
over hun activiteiten verstrekken aan de Commissie en de Commissie mag om
onderzoeken vragen, met name in gevallen waar verscheidene lidstaten bij betrokken
zijn. De extra kosten ten gevolge van betere verzorging en bijstand worden
gecompenseerd door aanpassingen van het totale bedrag van de financiële
compensatie. Dit is mogelijk door ervoor te zorgen dat compensatiebetalingen
minder frequent voorkomen, hetgeen op de volgende twee manieren kan worden
bereikt: ·
Variant 2a: de duur van
de vertraging die passagiers recht geeft op compensatie verhogen van drie uur
tot minstens vijf uur; ·
Variant 2b: het begrip
"buitengewone omstandigheden" ruimer interpreteren, zodat ook de
meeste technische gebreken hieronder vallen. Zowel voor variant 2a als voor 2b is in de
effectbeoordeling nagegaan of een aanvullende aanpassing van de vaste
compensatiebedragen nuttig zou zijn. In optie 2 is de verplichting om accommodatie
te verstrekken in buitengewone omstandigheden van lange duur beperkt tot 3 of 4
dagen. Om de gevolgen voor de passagiers te beperken, worden noodplanning en
snellere herroutering ingevoerd. Optie 3: focus op handhaving: in deze optie wordt de nadruk gelegd op strengere handhaving en
worden de bestaande passagiersrechten verduidelijkt, zodat ze effectiever
kunnen worden toegepast. Optie 4: gecentraliseerde handhaving: in optie 4 ligt de nadruk op een volledig gecentraliseerd
handhavingsbeleid dat een tegengewicht moet vormen voor de negatieve prikkels
die uitgaan van de nalevingskosten: een centraal EU-handhavingsorgaan maakt
daarom deel uit van deze optie. In opties 3 en 4 wordt minstens een deel van
de kosten van de luchtvaartmaatschappijen terugbetaald uit een sectorfonds, dat
wordt gefinancierd door een heffing op elk ticket. Op die manier wordt
gegarandeerd dat permanente verzorging wordt verstrekt in buitengewone
omstandigheden van lange duur. Alle beleidsopties hebben enkele kenmerken
gemeen: ·
de verduidelijking van een aantal punten (bijv.
buitengewone omstandigheden, herrouteringsverplichtingen, verzorging tijdens
vertragingen op het tarmac, rechten in geval van gemiste aansluitingen enz.); ·
een functionele scheiding tussen de algemene
handhaving en de behandeling van individuele klachten, waarbij deze laatste aan
alternatieve geschillenbeslechtingsorganen kan worden toevertrouwd. Er zijn
duidelijke klachtenbehandelingsprocedures, zowel voor de
luchtvaartmaatschappijen als voor de organen die verantwoordelijk zijn voor de
behandeling van individuele klachten (inclusief uiterste antwoordtermijnen); ·
betrokkenheid van andere marktspelers: de
luchtvaartmaatschappijen krijgen meer mogelijkheden om schade te verhalen op
derde partijen die verantwoordelijk zijn voor verstoringen; het opstellen van
noodplannen voor luchthavengebruikers. Uit de effectbeoordeling blijkt dat optie 2 de
voorkeur geniet boven de andere omdat ze de passagiersrechten op de meest
effectieve en efficiënte wijze zou versterken en tegelijk rekening houdt met
het financiële effect op de luchtvaartsector. Variant 2a geniet licht de
voorkeur op 2b omdat een te korte termijn voor compensatie in geval van
vertragingen (zoals in 2b) tot meer annuleringen zou kunnen leiden en omdat 2a
voor een betere samenhang zorgt tussen het recht op compensatie en het recht op
terugbetaling (beide rechten worden pas ten vroegste na 5 uur toegekend). De
effectbeoordeling geeft niet aan of een van de verdere subvarianten van optie
2a de voorkeur geniet (bijv. aangepaste compensatieniveaus en/of meerdere
termijnen voor compensatie bij vertragingen). De nalevingskosten voor de
luchtvaartmaatschappijen onder optie 2 zijn vergelijkbaar met die van de
huidige verordening, maar de mogelijke stijging ervan wordt beperkt in het geval
een steeds groter aandeel van de passagiers compensatie vraagt of in geval van
buitengewone omstandigheden van lange duur. De Commissie heeft besloten een voorstel in te
dienen dat in de lijn ligt van de conclusie van de effectbeoordeling, m.a.w.
dat overeenstemt met optie 2a, inclusief een uniforme drempel van 5 uur voor
compensatie voor vertragingen op alle vluchten in de EU. Wat de subopties
betreft, is in het voorstel niet gekozen voor een wijziging van de
compensatieniveaus, maar voor een verlenging van de vertragingsduur die moet
worden overschreden alvorens compensatie verschuldigd is in het geval van
extra-EU-reizen van meer dan 3 500 km, omdat luchtvaartmaatschappijen het
hoofd moeten bieden aan specifieke problemen wanneer zij een oplossing moeten
zoeken voor vertragingen die zich ver van hun thuisbasis voordoen (9 uur voor
extra-EU-reizen tussen 3 500 en 6 000 km en 12 uur voor
extra-EU-reizen van 6 000 km en meer). 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL 3.1. Rechtsgrondslag Het voorstel is gebaseerd op artikel 100, lid
2, van het VWEU. 3.2. Subsidiariteit en
evenredigheid Ten eerste hebben de lidstaten slechts
beperkte mogelijkheden om de consumenten te beschermen omdat Verordening (EG)
nr. 1008/2008 inzake de exploitatie van luchtdiensten[10] hen niet toestaat extra eisen
op te leggen aan luchtvaartmaatschappijen die activiteiten binnen de EU
uitvoeren. Ten tweede hebben de meeste problemen met de
rechten van luchtvaartpassagiers betrekking op verschillen in de
toepassing/handhaving van Verordeningen (EG) nr. 261/2004 en (EG) nr. 2027/97
in de lidstaten, hetgeen ten koste gaat van de passagiersrechten en het gelijke
speelveld voor de luchtvaartmaatschappijen. Deze problemen kunnen alleen worden
opgelost door een gecoördineerd optreden van de EU. Het voorstel is ook in overeenstemming met het
evenredigheidsbeginsel. De extra kosten voor de marktdeelnemers en de nationale
autoriteiten blijven beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om de toepassing en
handhaving van de passagiersrechten te verbeteren. De stijging van de kosten
ten gevolge van verzorgings- en bijstandsverlening of compensatie in geval van
langdurige vertraging wordt gecompenseerd door de verlenging van de
vertragingsduur die recht geeft op compensatie. 3.3. Toelichting bij het voorstel 3.3.1. Zorgen voor effectieve en
samenhangende handhaving van de passagiersrechten Het doel van het voorstel is de handhaving te
verbeteren door kernbeginselen en impliciete passagiersrechten, die in het
verleden tot veel geschillen tussen luchtvaartmaatschappijen en passagiers
hebben geleid, te verduidelijken, en door het handhavingsbeleid op nationaal
niveau te verbeteren en beter te coördineren. 3.3.1.1. Verduidelijking van kernbeginselen ·
Definitie van "buitengewone
omstandigheden": In het voorstel wordt de
definitie van deze term in overeenstemming gebracht met het arrest van het
Europees Hof van Justitie in zaak C-549/07 (Wallentin-Hermann), namelijk een
gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit
van de betrokken luchtvaartmaatschappij, en waarop laatstgenoemde geen
daadwerkelijke invloed kan uitoefenen wegens de aard of de oorsprong van die
gebeurtenis. Ter verduidelijking bevat het voorstel ook een niet-uitputtende
lijst van omstandigheden die als buitengewoon en omstandigheden die niet als
buitengewoon dienen te worden beschouwd (artikel 1, lid 1, onder e), van het
voorstel – artikel 2, onder m), van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 261/2004
– en bijlage 1). ·
Recht op compensatie in geval van langdurige
vertraging: Het voorstel voorziet expliciet in de
opname van het recht op compensatie in geval van langdurige vertraging, zoals
omschreven door het Europees Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-407/07 en
C-432/07 (Sturgeon), in de tekst van Verordening (EG) nr. 261/2004. Om een
toename van het aantal annuleringen te voorkomen (die meestal meer ongemak met
zich meebrengen voor passagiers) wordt voorgesteld de tijdsdrempel die recht
geeft op compensatie op te trekken van drie tot vijf uur voor alle reizen
binnen de EU. Voor reizen in de EU wordt één drempel voorgesteld, maar voor
reizen van/naar derde landen wordt de drempel afhankelijk van de afstand van de
reis, teneinde rekening te houden met de praktische problemen waarmee
luchtvaartmaatschappijen te kampen hebben als zij de oorzaken van vertragingen
op ver weg gelegen luchthavens moeten aanpakken (zie punt 3.3.2 hieronder)
(artikel 1, lid 5, van het voorstel – artikel 6, lid 2, van de gewijzigde
Verordening (EG) nr. 261/2004). ·
Recht op herroutering:
In het voorstel wordt verduidelijkt dat, als een luchtvaartmaatschappij niet
zelf binnen 12 uur herroutering kan aanbieden, zij mogelijkheden met andere
luchtvaartmaatschappijen of andere vervoerswijzen moet onderzoeken, voor zover
er plaatsen beschikbaar zijn (artikel 1, lid 8, van het voorstel – artikel 8,
lid 5, van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 261/2004). ·
Recht op verzorging:
Momenteel is de tijdsdrempel voor verzorging afhankelijk van de afstand van de
vlucht (2, 3 of 4 uur). In het voorstel wordt dit vereenvoudigd door één
tijdsdrempel van 2 uur in te voeren voor alle afstanden (artikel 1, lid 5, van
het voorstel – artikel 6, lid 1, onder i), van de gewijzigde Verordening (EG)
nr. 261/2004). ·
Gemiste aansluitende vlucht: In het voorstel wordt bevestigd dat passagiers die een aansluitende
vlucht missen omdat hun vorige vlucht vertraging had, recht hebben op
verzorging (die moet worden verstrekt door de luchtvaartmaatschappij die de
gemiste vlucht exploiteert omdat deze het best geplaatst is om de verzorging te
verstrekken) en, in bepaalde omstandigheden, op compensatie (die moet worden
verstrekt door de luchtvaartmaatschappij die de vertraagde vlucht exploiteert,
omdat zij aan de basis lag van de vertraging). Dit recht geldt echter alleen
als de aansluitende vluchten deel uitmaken van één vervoerscontract, omdat in
dat geval de betrokken luchtvaartmaatschappijen zich ertoe verbonden hebben de
aansluiting tussen de vluchten te verzorgen en dus weet hebben van deze
aansluiting. De luchtvaartmaatschappijen behouden het recht de kosten onderling
te verdelen (artikel 1, lid 6, van het voorstel – artikel 6 bis van de
gewijzigde Verordening (EG) nr. 261/2004). ·
Wijziging van het vluchtschema: In het voorstel wordt bevestigd dat passagiers van vluchten waarvan
het vluchtschema minder dan twee weken vóór de oorspronkelijk geplande
vertrektijd wordt gewijzigd, soortgelijke rechten hebben als passagiers van
vertraagde vluchten (artikel 1, lid 5, van het voorstel – artikel 6 van de
gewijzigde Verordening (EG) nr. 261/2004). ·
Vertragingen op het tarmac: In het voorstel wordt duidelijk uiteengezet welke rechten passagiers
hebben als hun vliegtuig vertraging oploopt op het tarmac, met name het recht
om uit te stappen na vijf uur (in lijn met het recht op terugbetaling) (artikel
1, lid 5, van het voorstel – artikel 6, lid 5, van de gewijzigde Verordening
(EG) nr. 261/2004). ·
Gedeeltelijk verbod op het "no
show"-beleid: In het voorstel wordt bevestigd dat
passagiers niet mogen worden geweigerd op een terugvlucht omdat ze de heenreis
niet hebben afgelegd met hetzelfde ticket. De luchtvaartmaatschappijen behouden
echter wel het recht om bepaalde regels op te leggen voor het opeenvolgende
gebruik van vluchten die deel uitmaken van eenzelfde reis. De Commissie heeft
besloten om het "no show"-beleid niet volledig te verbieden omdat
luchtvaartmaatschappijen dan geen indirecte vluchten meer kunnen aanbieden
tegen lagere prijzen dan directe vluchten, hetgeen de concurrentie niet ten
goede zou komen (artikel 1, lid 3, onder b), van het voorstel – artikel 4, lid
4, van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 261/2004). ·
Recht op informatie:
Passagiers hebben recht op informatie over de verstoringen van de vlucht van
zodra deze informatie beschikbaar is (artikel 1, lid 13, van het voorstel –
artikel 14 van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 261/2004). 3.3.1.2. Zorgen voor effectieve en
samenhangende sancties In het voorstel wordt de rol van de nationale
handhavingsorganen verduidelijkt: zij zijn verantwoordelijk voor de algemene
handhaving, terwijl de buitengerechtelijke behandeling van individuele klachten
wordt toevertrouwd aan klachtenbehandelingsorganen die in het kader van de
nieuwe richtlijn betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen[11] (de "ADR-richtlijn")
de status kunnen krijgen van alternatieve geschillenbeslechtingsorganen. Beide
instanties werken nauw samen (artikel 1, lid 15, van het voorstel – artikelen
16 en 16 bis van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 261/2004). De nationale handhavingsorganen zullen een proactiever
toezichtsbeleid voeren dan nu het geval is, en hun rol wordt uitgebreid tot
toezicht op de naleving van de bagagebepalingen van Verordening (EG) nr.
2027/97 (en van het Verdrag van Montreal) (artikel 2, lid 4, van het voorstel –
artikel 6 ter van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 2027/97). Dankzij rapporteringsverplichtingen en formele
coördinatieprocedures zal de uitwisseling van informatie en de coördinatie
tussen de nationale handhavingsorganen onderling en tussen de nationale
handhavingsorganen en de Commissie verbeteren (artikel 1, lid 15, van het
voorstel – artikel 16 ter van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 261/2004). 3.3.1.3. Zorgen voor effectieve behandeling
van individuele vorderingen en klachten Volgens het voorstel moeten
luchtvaartmaatschappijen de passagiers bij de reservering informatie
verstrekken over hun procedures voor de behandeling van vorderingen en
klachten. Zij moeten ook elektronische middelen ter beschikking stellen voor
het indienen van klachten en informatie verstrekken over de organen die bevoegd
zijn voor de afhandeling van klachten. De luchtvaartmaatschappijen moeten
binnen twee maanden antwoord geven aan de passagiers (artikel 1, lid 15, van
het voorstel – artikel 16 bis van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 261/2004). 3.3.2. Beter rekening houden met de
financiële draagkracht van de luchtvaartmaatschappijen Een beperkt aantal maatregelen heeft tot doel
de kosten van bepaalde aspecten van Verordening (EG) nr. 261/2004 binnen de
perken te houden: ·
Het recht op compensatie in geval van vertraging
ontstaat na vijf uur voor alle reizen in de EU. Om rekening te houden met de
specifieke problemen die luchtvaartmaatschappijen ondervinden als zij de
oorzaken van vertragingen op ver weg gelegen luchthavens moeten aanpakken,
worden deze drempels in het geval van reizen van/naar derde landen afhankelijk
gesteld van de reisafstand: 5 uur voor extra-EU-reizen van 3 500 km of
minder, 9 uur voor extra-EU-reizen tussen 3 500 en 6 000 km, en 12
uur voor extra-EU-reizen van 6 000 km en meer (artikel 1, lid 5, van het
voorstel - artikel 6, lid 2, van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 261/2004). ·
In geval van vertraging en annulering door
buitengewone omstandigheden mag de luchtvaartmaatschappij het recht op
accommodatie beperken tot drie nachten, met een maximum van 100 euro per nacht
en per passagier (artikel 1, lid 9, van het voorstel – artikel 9, lid 4, van de
gewijzigde Verordening (EG) nr. 261/2004). De gevolgen voor de passagiers
worden echter verzacht door twee extra maatregelen: ten eerste moeten de luchtvaartmaatschappijen
sneller herroutering aanbieden (zie hierboven), waardoor het risico dat
passagiers zo lang komen vast te zitten, wordt beperkt; ten tweede moeten
luchthavens, luchtvaartmaatschappijen en andere actoren in de
luchtvervoersketen noodplannen opstellen om optimaal verzorging en bijstand te
kunnen verstrekken aan gestrande passagiers (artikel 1, lid 4, van het voorstel
– artikel 5, lid 5, van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 261/2004). De
beperking van het recht op accommodatie geldt niet voor passagiers met beperkte
mobiliteit, hun begeleiders, zwangere vrouwen, personen die behoefte hebben aan
specifieke medische bijstand en onbegeleide kinderen, voor zover ze de
luchtvaartmaatschappij 48 uur vóór de geplande vertrektijd op de hoogte hebben
gebracht (artikel 1, lid 11, van het voorstel – artikel 11, leden 3 en 4, van
de gewijzigde Verordening (EG) nr. 261/2004). ·
Gezien de specifieke kenmerken van kleinschalige
(regionale) activiteiten zijn luchtvaartmaatschappijen niet verplicht accommodatie
te verstrekken aan passagiers op vluchten van minder dan 250 km met
luchtvaartuigen met een maximumcapaciteit van 80 stoelen (behalve op
aansluitende vluchten). Ook deze uitzondering geldt niet voor personen met
beperkte mobiliteit, hun begeleiders, zwangere vrouwen, personen met specifieke
medische behoeften en onbegeleide kinderen (artikel 1, leden 9 en 11, van het
voorstel – artikel 9, lid 5, artikel 11, leden 3 en 4, van de gewijzigde
Verordening (EG) nr. 261/2004). ·
In het voorstel is ook specifiek bepaald dat de
nationale wetgeving geen beperking mag inhouden van het recht van de
luchtvaartmaatschappijen om schade te verhalen op derde partijen die
verantwoordelijk zijn voor de vertragingen of annuleringen (artikel 1, lid 12,
van het voorstel – artikel 13 van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 261/2004). 3.3.3. Zorgen voor betere handhaving van
de passagiersrechten met betrekking tot slecht behandelde bagage Rekening houdende met het VN-Verdrag inzake de
rechten van personen met een handicap en het Handvest van de grondrechten van
de Europese Unie (artikels 21 en 26), moeten passagiers met beperkte
mobiliteit hetzelfde recht op vrij verkeer, vrije keuze en
niet-discriminatie hebben als andere burgers. De aansprakelijkheid van
luchtvaartmaatschappijen voor mobiliteitshulpmiddelen wordt verhoogd tot
de werkelijke waarde van de hulpmiddelen. Dit wordt bereikt door
luchtvaartmaatschappijen, overeenkomstig het Verdrag van Montreal, te
verplichten automatisch de optie aan te bieden om gratis de in het Verdrag
uiteengezette bijzondere belangenverklaring af te leggen (artikel 2, lid 4, van
het voorstel – artikel 6 bis van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 2027/97). Het voorstel zorgt ook voor meer transparantie
met betrekking tot de toegestane bagage. Luchtvaartmaatschappijen
moeten, zowel bij de boeking als in de luchthaven, duidelijk aangeven hoeveel
hand- en ruimbagage is toegestaan (artikel 2, lid 4, van het voorstel – artikel
6 quinquies van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 2027/97). Het voorstel bevat maatregelen met betrekking
tot muziekinstrumenten. Het verplicht luchtvaartmaatschappijen om kleine
instrumenten onder bepaalde voorwaarden toe te laten in de passagierscabine, en
om hun regels met betrekking tot het vervoer van grotere instrumenten in het vrachtruim
te verduidelijken (artikel 2, lid 4, van het voorstel – artikel 6 sexties van
de gewijzigde Verordening (EG) nr. 2027/97). Omdat passagiers volgens het Verdrag van
Montreal binnen een strikte termijn een vordering bij de
luchtvaartmaatschappij moeten indienen voor slecht behandelde bagage,
wordt voorgesteld dat luchtvaartmaatschappijen in de luchthaven een formulier
ter beschikking stellen dat passagiers kunnen gebruiken om een klacht in te
dienen wegens vertraagde, beschadigde of verloren bagage (zoals het
"Property Irregularity Report" of PIR). De luchtvaartmaatschappijen
moeten dit formulier aanvaarden als een vordering in het kader van Verordening
(EG) nr. 2027/97 en het Verdrag van Montreal (artikel 2, lid 1, van het
voorstel - artikel 3, lid 2, van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 2027/97). Volgens het voorstel worden de nationale
handhavingsorganen die in het kader van Verordening (EG) nr. 261/2004 zijn
aangewezen, eveneens verantwoordelijk voor de handhaving van de
bepalingen van Verordening (EG) nr. 2027/97 met betrekking tot de rechten van
passagiers in geval van vertraagde, verloren of beschadigde bagage (artikel 2,
lid 4, van het voorstel – artikel 6 ter van de gewijzigde Verordening (EG) nr.
2027/97). 3.3.4. De aansprakelijkheidsplafonds
aanpassen aan de inflatie Bij Verordening (EG) nr. 2027/97, zoals
gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 889/2002, wordt het Verdrag van Montreal
opgenomen in de EU-wetgeving en wordt het toepassingsgebied ervan uitgebreid
tot binnenlandse vluchten (naast internationale vluchten). In het Verdrag van
Montreal zijn aansprakelijkheidsplafonds vastgesteld met betrekking tot het
vervoer van passagiers, bagage en vracht; deze plafonds zijn met ingang van 30
december 2009 met 13,1 % verhoogd. Bij het onderhavige voorstel worden ook
de plafonds in de EU-verordening verhoogd, teneinde ze aan te passen aan de
herziene bedragen in het Verdrag van Montreal (artikel 2, leden 2 en 3, en
bijlage 2 van het voorstel - artikel 5, lid 2, en artikel 6, lid 1, van de
gewijzigde Verordening (EG) nr. 2027/97). 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen gevolgen voor de
begroting van de EU. 2013/0072 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr.
261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie
en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of
langdurige vertraging van vluchten en Verordening (EG) nr. 2027/97 betreffende
de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer
van passagiers en hun bagage (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van een
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[12],
Gezien het advies van het Comité van de
regio's[13], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Verordening (EG) nr. 261/2004
van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van
gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan
luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging
van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91[14] en Verordening (EG) nr.
2027/97 van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van
luchtvervoerders bij ongevallen[15]
hebben er in grote mate toe bijgedragen dat de rechten van luchtvaartpassagiers
worden beschermd wanneer hun reisplannen worden verstoord door instapweigering,
langdurige vertraging, annulering of slecht behandelde bagage. (2) Door een aantal
tekortkomingen die tijdens de toepassing van deze rechten aan het licht zijn
gekomen, hebben deze verordeningen niet de verhoopte resultaten op het gebied
van passagiersbescherming opgeleverd. Om te garanderen dat de passagiersrechten
in de hele Unie op effectievere, efficiëntere en consequentere wijze worden
toegepast, zijn een aantal aanpassingen van het huidige wetgevingskader nodig.
Dit werd benadrukt in het Verslag van de Commissie over het EU-burgerschap 2010
"Het wegnemen van de belemmeringen voor de rechten van EU-burger"[16], waarin maatregelen zijn
aangekondigd om een reeks gemeenschappelijke rechten te garanderen, met name
voor luchtvaartpassagiers, en om deze rechten te handhaven. (3) Om de rechtszekerheid voor
luchtvaartmaatschappijen en passagiers te vergroten, is een preciezere
definitie van het begrip "buitengewone omstandigheden" nodig, waarbij
rekening moet worden gehouden met het arrest van het Europees Hof van Justitie
in zaak C-549/07 (Wallentin-Hermann). Deze definitie moet verder worden
verduidelijkt aan de hand van een niet-uitputtende lijst van omstandigheden die
al dan niet als buitengewoon dienen te worden beschouwd. (4) In zaak C-173/07 (Emirates)
heeft het Europees Hof van Justitie geoordeeld dat het concept 'vlucht' in de
zin van Verordening (EG) nr. 261/2004 moet worden uitgelegd als in wezen
bestaande uit een luchtvervoershandeling, dus als een 'onderdeel' van het
luchtvervoer, die wordt uitgevoerd door een luchtvaartmaatschappij die het
traject ervan vaststelt. Om onzekerheid te vermijden, moet een duidelijke
definitie van het begrip "vlucht" worden opgesteld, en van de
aanverwante begrippen "aansluitende vlucht" en "reis". (5) In zaak C-22/11 (Finnair)
heeft het Europees Hof van Justitie geoordeeld dat het concept
"instapweigering" niet alleen betrekking heeft op instapweigeringen
die het gevolg zijn van overboekingen, maar ook op instapweigeringen om andere
redenen, zoals operationele redenen. Op basis daarvan is er geen reden om de
huidige definitie van "instapweigering" te wijzigen. (6) Verordening (EG) nr. 261/2004
is ook van toepassing op passagiers die luchtvervoer hebben geboekt als
onderdeel van een pakketreis. Er zij echter op gewezen dat passagiers de
rechten uit hoofde van deze verordening niet mogen cumuleren met die uit hoofde
van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen,
met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten[17]. De passagiers moeten kunnen
kiezen onder welke wetgeving zij hun vorderingen indienen, maar hebben niet het
recht om voor hetzelfde probleem compensatie te krijgen op basis van beide
wetteksten. De passagiers dienen zich niet te bekommeren over de wijze waarop
luchtvaartmaatschappijen en touroperators deze vorderingen onderling verdelen. (7) Om het niveau van de
bescherming te verbeteren, mogen passagiers niet worden geweigerd op de
terugvlucht van een retourticket omdat ze de heenreis niet met dat ticket
hebben afgelegd. (8) Soms krijgen passagiers een
administratieve boete wegens spelfouten in hun naam. Redelijke correcties van
fouten in een boeking moeten gratis worden aangebracht, voor zover het geen
wijziging van tijdstip, datum, traject of passagier betreft. (9) Voorts moet duidelijk worden
gesteld dat, in geval van annulering, de keuze tussen terugbetaling,
voortzetting van de reis door herroutering of reizen op een latere datum,
toekomt aan de passagier en niet aan de luchtvaartmaatschappij. (10) Luchthavens en
luchthavengebruikers, zoals luchtvaartmaatschappijen en
grondafhandelingsbedrijven, moeten samenwerken om het effect van meervoudige
vluchtverstoringen op de passagiers tot een minimum te beperken door te zorgen
voor verzorging en herroutering. Zij moeten noodplannen opstellen voor
dergelijke gebeurtenissen en samenwerken bij de opstelling van dergelijke
plannen. (11) Verordening (EG) nr. 261/2004
moet expliciet voorzien in het recht op compensatie voor passagiers die te
lijden hebben onder langdurige vertraging, overeenkomstig het arrest van het
Europees Hof van Justitie in gevoegde zaken C-402/07 en C-432/07 (Sturgeon). Tegelijk
moet de tijdsduur die moet worden overschreden om recht te hebben op
compensatie worden verhoogd om rekening te houden met de financiële impact op
de sector en om te vermijden dat steeds meer vluchten worden geannuleerd. Om
homogene compensatievoorwaarden te garanderen voor burgers die binnen de EU
reizen, moet de drempel dezelfde zijn voor alle reizen in de Unie. Voor reizen
van en naar derde landen moet deze drempel echter afhankelijk zijn van de
afstand van de reis, teneinde rekening te kunnen houden met de operationele
moeilijkheden waarmee luchtvaartmaatschappijen worden geconfronteerd als zij te
kampen hebben met vertragingen op ver weg gelegen luchthavens. (12) Om rechtszekerheid te
garanderen moet in Verordening (EG) nr. 261/2004 expliciet worden bevestigd dat
wijzigingen van vluchtschema's soortgelijke gevolgen hebben voor passagiers als
langdurige vertragingen, en dus aanleiding moeten geven tot dezelfde rechten. (13) Passagiers die een
aansluitende vlucht missen, moeten voldoende verzorging krijgen terwijl zij
wachten op herroutering. Overeenkomstig het beginsel van gelijke behandeling
moeten dergelijke passagiers compensatie kunnen eisen op soortgelijke basis als
passagiers wier vlucht vertraging heeft of geannuleerd is, omdat ook zij met vertraging
op hun eindbestemming aankomen. (14) Om de passagiersbescherming te
verbeteren, moet worden verduidelijkt dat passagiers in geval van vertraging
recht hebben op verzorging en compensatie, ongeacht of zij in de
luchthaventerminal wachten of al aan boord van het luchtvaartuig zijn.
Aangezien deze laatsten echter geen toegang hebben tot de diensten in de
terminal, moeten hun rechten op basisbehoeften en op uitstappen worden
versterkt. (15) Als een passagier ervoor
gekozen heeft zo snel mogelijk herroutering te krijgen, stellen
luchtvaartmaatschappijen vaak als voorwaarde dat er stoelen beschikbaar moeten
zijn op hun eigen vluchten en ontzeggen zij de passagier de mogelijkheid op
snellere herroutering. Daarom dient te worden bepaald dat luchtvaartmaatschappijen
na het verstrijken van een bepaalde tijdsduur herroutering met een andere
maatschappij of een andere vervoerswijze moeten aanbieden als dit de
voortzetting van de reis kan bespoedigen. Dergelijke alternatieve herroutering
kan alleen als er plaatsen beschikbaar zijn. (16) Nu zijn
luchtvaartmaatschappijen onbeperkt aansprakelijk voor de accommodatie van hun
passagiers in geval van buitengewone omstandigheden van lange duur. Als de duur
van de accommodatieverstrekking niet wordt beperkt, kan deze onzekere factor de
financiële stabiliteit van een luchtvaartmaatschappij in gevaar brengen. Daarom
moeten luchtvaartmaatschappijen de verstrekking van verzorging na een bepaalde
periode kunnen beperken. Bovendien moeten noodplanning en snelle herroutering het
risico op langdurig gestrande passagiers doen afnemen. (17) Voor bepaalde kleinschalige
activiteiten bleek de toepassing van sommige passagiersrechten, met name het
recht op accommodatie, niet in verhouding te staan tot de inkomsten van de
luchtvaartmaatschappijen. Vluchten met kleine luchtvaartuigen over korte
afstanden moeten dan ook worden vrijgesteld van de verplichting om accommodatie
te betalen, maar de luchtvaartmaatschappij moet de passagiers nog steeds helpen
dergelijke accommodatie te vinden. (18) Voor gehandicapten, personen
met beperkte mobiliteit en andere personen met bijzondere behoeften, zoals
onbegeleide kinderen, zwangere vrouwen en personen die behoefte hebben aan
specifieke medische bijstand, kan het moeilijker zijn om accommodatie te vinden
wanneer hun vlucht wordt verstoord. Daarom gelden de beperkingen op het recht
op accommodatie in buitengewone omstandigheden of voor regionale activiteiten
niet voor deze categorieën passagiers. (19) De luchtvaartmaatschappijen
zijn niet als enige verantwoordelijk voor het huidige niveau van langdurige
vertragingen en geannuleerde vluchten in de EU. Om alle actoren in de
luchtvaartketen aan te sporen om tijdige en efficiënte oplossingen te zoeken en
het ongemak van langdurige vertragingen en annuleringen voor de passagiers tot
een minimum te beperken, moeten luchtvaartmaatschappijen het recht hebben om
verhaal te halen bij derde partijen die hebben bijgedragen tot de
gebeurtenissen die tot compensatie of andere verplichtingen hebben geleid. (20) Passagiers moeten niet alleen
correcte informatie krijgen over hun rechten in geval van verstoring van de
vlucht, maar ook over de oorzaak van de verstoring, zodra deze informatie
beschikbaar is. Deze informatie moet eveneens worden verstrekt als de passagier
zijn ticket heeft gekocht via een in de Unie gevestigde tussenpersoon. (21) Om een betere handhaving van
passagiersrechten te garanderen, moet de rol van de nationale
handhavingsorganen preciezer worden omschreven en duidelijk worden
onderscheiden van de behandeling van individuele klachten van passagiers. (22) Passagiers moeten passende
informatie krijgen over de relevante procedures voor het indienen van
vorderingen en klachten bij luchtvaartmaatschappijen en moeten binnen een
redelijke termijn antwoord krijgen. Passagiers moeten ook de mogelijkheid
hebben om buitengerechtelijke klachten tegen luchtvaartmaatschappijen in te
dienen. Aangezien het recht op een doeltreffende voorziening in rechte echter
als fundamenteel recht is erkend in artikel 47 van het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie, mogen dergelijke maatregelen de toegang van
passagiers tot rechtbanken niet verhinderen of belemmeren. (23) In zaak C-139/11 (Moré vs KLM)
heeft het Europees Hof van Justitie verduidelijkt dat de termijnen voor het
indienen van compensatievorderingen worden vastgesteld overeenkomstig de
nationale wetgeving van elke lidstaat. (24) Een regelmatige
informatiestroom tussen de Commissie en de handhavingsorganen zou de Commissie
in staat stellen de nationale organen beter te controleren, te coördineren en
te ondersteunen. (25) Om uniforme voorwaarden voor
de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 261/2004 te garanderen, moeten
uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden verleend. Deze bevoegdheden
moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het
Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de
algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop
de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren[18]. (26) De adviesprocedure moet worden
gebruikt voor het vaststellen van uitvoeringsbesluiten met betrekking tot de
inhoud van de activiteitenverslagen die de lidstaten bij de Commissie indienen. (27) Om te garanderen dat bij
verlies of beschadiging van mobiliteitshulpmiddelen de volledige waarde wordt
vergoed, moeten luchtvaartmaatschappijen personen met beperkte mobiliteit
gratis de mogelijkheid bieden om een bijzondere belangenverklaring af te leggen
waardoor zij, overeenkomstig het Verdrag van Montreal, volledige vergoeding van
verlies of schade kunnen eisen. (28) Er heerst soms verwarring bij
passagiers over de bagage die zij aan boord mogen meenemen, zowel wat de
afmetingen, het gewicht als het aantal stukken bagage betreft. De
luchtvaartmaatschappijen moeten dit duidelijk aangegeven bij de boeking en in
de luchthaven, zodat de passagiers weten hoeveel hand- en ruimbagage zij
volgens hun ticket mogen meenemen. (29) Muziekinstrumenten moeten in
de mate van het mogelijke als bagage in de passagierscabine worden aanvaard;
als dit niet mogelijk is, moeten ze in passende omstandigheden in het
vrachtruim van het luchtvaartuig worden vervoerd. Verordening (EG) nr. 2027/97
moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. (30) Om te garanderen dat de
rechten die passagiers genieten uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2027/97
correct en consequent worden toegepast, moeten de bij Verordening (EG) nr.
261/2004 aangewezen nationale handhavingsorganen ook toezicht houden op de
rechten uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2027/97 en deze handhaven. (31) Gezien de korte termijnen voor
het indienen van klachten wegens verloren, beschadigde of vertraagde bagage
moeten luchtvaartmaatschappijen in de luchthaven een klachtenformulier ter
beschikking stellen. Dit kan ook in de vorm van het gemeenschappelijke
"Property Irregularity Report (PIR)". (32) Artikel 3, lid 2, van
Verordening (EG) nr. 2027/97[19]
is achterhaald omdat verzekeringskwesties nu geregeld zijn bij Verordening (EG)
nr. 785/2004. Het dient te worden geschrapt. (33) De in Verordening (EG) nr.
2027/97 vermelde monetaire beperkingen moeten worden aangepast aan de
economische ontwikkelingen, zoals in 2009 bepaald door de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) overeenkomstig artikel 24, lid 2, van het
Verdrag van Montreal. (34) Om de blijvende
overeenstemming tussen Verordening (EG) nr. 2027/97 en het Verdrag van Montreal
te garanderen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om handelingen vast te
stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie. Deze bevoegdheid stelt de Commissie in staat de in
Verordening (EG) nr. 2027/97 vermelde monetaire beperkingen te wijzigen, in het
geval ze worden aangepast door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie
(ICAO) overeenkomstig artikel 24, lid 2, van het Verdrag van Montreal. (35) Deze verordening moet in
overeenstemming zijn met de grondrechten en de beginselen van het Handvest van
de grondrechten van de Europese Unie, met name inzake consumentenbescherming,
het recht op bescherming van persoonsgegevens, het verbod op elke vorm van
discriminatie, de integratie van personen met een handicap en het recht op een
doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EG) nr. 261/2004 wordt als volgt
gewijzigd: 1. Artikel 2 wordt als volgt
gewijzigd: (a)
De definitie onder c) wordt vervangen door: '"communautaire luchtvaartmaatschappij":
een luchtvaartmaatschappij met een geldige exploitatievergunning die door een
lidstaat is verleend overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr.
1008/2008 van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de
exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap[20].' (b)
De definitie onder d) wordt vervangen door: '"organisator": een persoon in de zin
van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990
betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en
rondreispakketten[21];' (c)
De definitie onder i) wordt vervangen door: '"persoon met beperkte mobiliteit": alle
personen die zijn gedefinieerd in artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr.
1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de
rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per
luchtvervoer reizen[22].' (d)
De volgende zin wordt toegevoegd aan de definitie
van "annulering" onder l): 'Een vlucht waarbij het luchtvaartuig is
opgestegen maar, om welke reden dan ook, gedwongen was om te landen op een andere
luchthaven dan die van bestemming of om terug te keren naar de luchthaven van
vertrek, wordt als een geannuleerde vlucht beschouwd.' (e)
De volgende definities worden toegevoegd: 'm) "buitengewone omstandigheden":
omstandigheden die, door hun aard of oorsprong, niet inherent zijn aan de
normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij,
en waarop deze geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. Met het oog op de
toepassing van deze verordening worden onder meer de in de bijlage
uiteengezette omstandigheden als buitengewone omstandigheden beschouwd; n) "vlucht": een
luchtvervoersactiviteit tussen twee luchthavens; met tussenstops om louter
technische of operationele redenen wordt geen rekening gehouden; o) "aansluitende vlucht": een
vlucht die, in het kader van één vervoerscontract, tot doel heeft de passagier
naar een overstappunt te brengen waar hij op een andere vlucht kan overstappen
of, indien van toepassing in de context, die andere vlucht die vanuit het
overstappunt vertrekt; p) "reis": een vlucht of een reeks
aansluitende vluchten waarmee de passagier van een luchthaven van vertrek naar
zijn eindbestemming wordt vervoerd, overeenkomstig het vervoerscontract; q) "luchthaven": een gebied dat
speciaal is aangepast om luchtvaartuigen te laten landen, opstijgen en
manoeuvreren, inclusief de randinstallaties die nodig kunnen zijn voor de
behoeften van het luchtverkeer en diensten, waaronder de installaties die nodig
zijn om commerciële luchtdiensten te ondersteunen; r) "luchthavenbeheersorgaan": een
orgaan dat, al dan niet samen met andere activiteiten, volgens nationale
wetten, regels of contracten tot doel heeft de infrastructuur van de luchthaven
of het luchthavennetwerk te beheren en de activiteiten van de verschillende
exploitanten op de desbetreffende luchthaven of het desbetreffende
luchthavennetwerk te coördineren en te controleren; s) "ticketprijs": de volledige
prijs die moet worden betaald voor een ticket, inclusief het vervoerstarief en
alle toepasselijke belastingen, heffingen, toeslagen en vergoedingen voor alle
facultatieve en niet-facultatieve diensten waarop het ticket betrekking heeft; t) "vluchtprijs": de waarde die
wordt verkregen door de ticketprijs te vermenigvuldigen met de verhouding
tussen de afstand van de vlucht en de totale afstand van de reis of reizen
waarop het ticket betrekking heeft; u) "vertrektijd": het tijdstip
waarop het luchtvaartuig de vertrekstand verlaat, achteruitgeduwd of op eigen
kracht (off-blocktijd); v) "aankomsttijd": het tijdstip
waarop het luchtvaartuig de aankomststand bereikt en de parkeerrem wordt
ingeschakeld (in-blocktijd); w) "vertraging op het tarmac": bij
vertrek, de tijdspanne dat het luchtvaartuig op de grond blijft tussen het
ogenblik waarop de passagiers beginnen in te stappen en het ogenblik waarop het
luchtvaartuig opstijgt of, bij aankomst, de tijdspanne tussen het ogenblik
waarop het luchtvaartuig landt en het ogenblik waarop de passagiers beginnen
uit te stappen; x) "nacht": de periode tussen
middernacht en 6 uur 's ochtends; y) "onbegeleid kind": een kind dat
reist zonder begeleidende ouder of voogd en waarbij de luchtvaartmaatschappij
de verantwoordelijkheid voor verzorging heeft aanvaard overeenkomstig haar
gepubliceerde regels.' 2. Artikel 3 wordt als volgt
gewijzigd: (a)
Lid 2 wordt vervangen door: 'Lid 1 is van toepassing op voorwaarde dat de
passagiers: a) een bevestigde boeking voor de vlucht in
kwestie hebben en zich - behalve in geval van annulering als bedoeld in artikel
5 en in geval van een wijziging van het vluchtschema als bedoeld in artikel 6 -
bij de incheckbalie melden, - zoals bepaald en op het tijdstip dat van tevoren
door de luchtvaartmaatschappij, de organisator of een erkend reisbureau
schriftelijk (waaronder via elektronische weg) is aangegeven, of, indien geen tijdstip is aangegeven, - uiterlijk 45 minuten vóór de geplande
vertrektijd; of b) door een luchtvaartmaatschappij of organisator
van de vlucht waarvoor zij een boeking hadden, zijn overgeplaatst naar een
andere vlucht, ongeacht de reden.' (b)
Lid 4 wordt vervangen door: '4. Onverminderd het bepaalde in artikel 8, lid 6,
is deze verordening alleen van toepassing op passagiers die met een
gemotoriseerd luchtvaartuig met vaste vleugels worden vervoerd. Als een deel
van de reis echter, overeenkomstig het vervoerscontract, wordt uitgevoerd met
een andere vervoerswijze of per helikopter, is deze verordening van toepassing
op de hele reis en wordt het deel van de reis dat met een andere vervoerswijze
wordt uitgevoerd, beschouwd als een aansluitende vlucht met het oog op de
toepassing van deze verordening.' (c)
Lid 6 wordt vervangen door: '6. Deze verordening is eveneens van toepassing op
passagiers die worden vervoerd in het kader van contracten voor pakketreizen,
maar is niet van invloed op de rechten van de passagiers volgens Richtlijn
90/314/EEG van de Raad. De passagiers hebben het recht vorderingen in te dienen
krachtens deze verordening en krachtens Richtlijn 90/314/EEG van de Raad, maar
mogen voor dezelfde feiten geen rechten cumuleren uit hoofde van beide wetteksten
als deze rechten dezelfde belangen beschermen of hetzelfde doel hebben. Deze
verordening is niet van toepassing in gevallen waarin een pakketreis wordt
geannuleerd om andere redenen dan annulering of vertraging van de vlucht.' 3. Artikel 4 wordt als volgt
gewijzigd: (a)
Lid 3 wordt vervangen door: '3. Indien passagiers tegen hun wil de toegang tot
een vlucht wordt geweigerd, compenseert de luchtvaartmaatschappij die de vlucht
uitvoert hen onmiddellijk overeenkomstig artikel 7 en verleent zij hun bijstand
overeenkomstig artikel 8. Als de passagier kiest voor herroutering bij de
eerste gelegenheid, overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder b), en als het
luchtvaartuig minstens twee uur na de oorspronkelijk geplande vertrektijd
vertrekt, verleent de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de
passagier bijstand overeenkomstig artikel 9.' (b)
De volgende twee leden worden toegevoegd: '4. Leden 1, 2 en 3 zijn eveneens van toepassing
op retourtickets als de passagier de toegang tot de terugvlucht wordt geweigerd
omdat hij/zij de heenvlucht niet heeft genomen of daarvoor geen toeslag heeft
betaald. 5. Als de passagier of een tussenpersoon die
namens de passagier handelt een spellingsfout in de naam van een of meerdere
passagiers op hetzelfde vervoerscontract meldt, hetgeen tot instapweigering kan
leiden, corrigeert de luchtvaartmaatschappij dit minstens één keer tot 48 uur
vóór vertrek zonder extra heffingen voor de passagier of de tussenpersoon,
behalve als dit verboden is uit hoofde van de nationale of internationale
wetgeving.' 4. Artikel 5 wordt als volgt
gewijzigd: (a)
Lid 1, onder a) en b), wordt vervangen door: 'a) krijgen de betrokken passagiers door de
luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de keuze tussen terugbetaling en
voortzetting van hun reis door herroutering of reizen op een latere datum,
overeenkomstig artikel 8; en b) krijgen de betrokken passagiers door de
luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de in artikel 9 gespecificeerde
verzorging in geval van herroutering, wanneer de verwachte vertrektijd van de
vlucht minstens twee uur later is dan de geplande vertrektijd van de
geannuleerde vlucht; en' (b)
Lid 3 wordt vervangen door: '3. Een luchtvaartmaatschappij die een vlucht
uitvoert, is niet verplicht compensatie te betalen overeenkomstig artikel 7
indien zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone
omstandigheden en dat de annulering ondanks het treffen van alle redelijke
maatregelen niet kon worden voorkomen. Dergelijke buitengewone omstandigheden
kunnen alleen worden ingeroepen als ze een invloed hebben op de desbetreffende
vlucht of de vorige vlucht die met hetzelfde luchtvaartuig werd uitgevoerd. ' (c)
Het volgende lid 5 wordt toegevoegd: '5. Op luchthavens met een jaarlijks verkeer van
minstens drie miljoen passagiers gedurende minstens drie opeenvolgende jaren
ziet het luchthavenbeheersorgaan erop toe dat de activiteiten van de luchthaven
en de luchthavengebruikers, met name de luchtvaartmaatschappijen en de
verleners van grondafhandelingsdiensten, worden gecoördineerd via een noodplan
voor situaties van meervoudige annuleringen en/of vertragingen van vluchten
waardoor een aanzienlijk aantal passagiers stranden op de luchthaven, inclusief
in gevallen van insolventie van luchtvaartmaatschappijen of intrekking van
exploitatievergunningen. Het doel van het noodplan is ervoor te zorgen dat
gestrande passagiers passende informatie en bijstand krijgen. Het
luchthavenbeheersorgaan deelt het noodplan en alle wijzigingen ervan mee aan
het krachtens artikel 16 aangewezen nationale handhavingsorgaan. Op luchthavens
die onder de bovenvermelde drempel blijven, levert het luchthavensbeheersorgaan
alle redelijke inspanningen om de luchthavengebruikers te coördineren en om
gestrande passagiers in dergelijke situaties bij te staan en te informeren.' 5. Artikel 6 wordt vervangen
door: 'Artikel
6 Langdurige
vertraging 1. Als een luchtvaartmaatschappij die een
vlucht uitvoert redelijkerwijs verwacht dat de vlucht vertraging zal oplopen of
als zij de geplande vertrektijd uitstelt tot na de oorspronkelijk geplande
vertrektijd, moet zij de passagiers het volgende aanbieden: i) als de vertraging minstens twee uur
bedraagt: de in artikel 9, lid 1, onder a), en in artikel 9, lid 2, vermelde
bijstand; en ii) als de vertraging minstens vijf uur
bedraagt en één of meerdere nachten omvat: de in artikel 9, lid 1, onder b) en
c), vermelde bijstand; en iii) als de vertraging minstens vijf uur
bedraagt: de in artikel 8, lid 1, onder a), vermelde bijstand. 2. Overeenkomstig artikel 7 hebben
passagiers recht op compensatie van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht
uitvoert als de passagier zijn eindbestemming bereikt: a) vijf uur of meer na de geplande aankomsttijd
voor alle intracommunautaire reizen en voor reizen van/naar derde landen van
hoogstens 3 500 km; b) negen uur of meer na de geplande aankomsttijd
voor reizen van/naar derde landen tussen 3 500 en 6 000 km; c) twaalf uur of meer na de geplande aankomsttijd
voor reizen van/naar derde landen van 6 000 km of meer. 3. Lid 2 is eveneens van toepassing als de luchtvaartmaatschappij
die de vlucht uitvoert de geplande vertrek- en aankomsttijden heeft gewijzigd
waardoor een vertraging ontstaat ten opzichte van de aankomsttijd van het
oorspronkelijke vluchtschema, tenzij de passagier meer dan 15 dagen vóór de oorspronkelijk
geplande vertrektijd in kennis was gesteld van de wijziging van het
vluchtschema. 4. Een luchtvaartmaatschappij die een vlucht
uitvoert, is niet verplicht compensatie te betalen overeenkomstig artikel 7 als
zij kan aantonen dat de vertraging of wijziging van het vluchtschema
veroorzaakt is door buitengewone omstandigheden en dat de vertraging of
wijziging van het vluchtschema ondanks het treffen van alle redelijke
maatregelen niet kon worden voorkomen. Dergelijke buitengewone omstandigheden
kunnen alleen worden ingeroepen als ze een invloed hebben op de desbetreffende
vlucht of de vorige vlucht die met hetzelfde luchtvaartuig werd uitgevoerd. 5. Als een vertraging op het tarmac meer dan
één uur duurt, stelt de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, met
inachtneming van de veiligheidsvoorschriften, gratis toiletfaciliteiten en
drinkwater ter beschikking, zorgt zij voor passende verwarming of koeling van
de passagierscabine en ziet zij erop toe dat passende medische bijstand
beschikbaar is, indien nodig. Als een vertraging op het tarmac de maximumduur
van vijf uur bereikt, keert het luchtvaartuig terug naar de gate of naar een
ander geschikt uitstappunt waar de passagiers kunnen uitstappen en dezelfde
bijstand kunnen genieten als vermeld in lid 1, tenzij het luchtvaartuig zijn
plaats op het tarmac niet kan verlaten om veiligheids- of beveiligingsredenen.' 6. Het volgende artikel wordt
ingevoegd: 'Artikel
6 bis Gemiste
aansluitende vlucht 1. Als een passagier een aansluitende vlucht
mist ten gevolge van een vertraging of wijziging van het vluchtschema van een
voorgaande vlucht, biedt de communautaire luchtvaartmaatschappij die de
aansluitende vlucht uitvoert de passagier het volgende aan: i) de in artikel 9, lid 1, onder a), en artikel 9,
lid 2, vermelde bijstand als de passagiers minstens twee uur langer moet
wachten op aansluiting; en ii) herroutering, zoals gespecificeerd in artikel
8, lid 1, onder b); en iii) als de geplande vertrektijd van de
alternatieve vlucht of het andere vervoer dat krachtens artikel 8 wordt
aangeboden minstens 5 uur later is dan de geplande vertrektijd van de gemiste
vlucht en de vertraging één of meer nachten omvat: de in artikel 9, lid 1,
onder b) en c), gespecificeerde bijstand. 2. Als een passagier een aansluitende vlucht
op een EU-luchthaven mist ten gevolge van een vertraging van een voorgaande
vlucht, heeft hij recht op compensatie van de communautaire
luchtvaartmaatschappij die de voorgaande vlucht uitvoerde, overeenkomstig
artikel 6, lid 2. De vertraging wordt berekend op basis van de geplande
aankomsttijd op de eindbestemming. 3. Lid 2 laat alle regelingen inzake
schadeloosstelling tussen de getroffen luchtvaartmaatschappijen onverlet. 4. Leden 1 en 2 zijn ook van toepassing op
luchtvaartmaatschappijen uit derde landen die een aansluitende vlucht uitvoeren
naar of van een EU-luchthaven.' 7. Artikel 7 wordt als volgt
gewijzigd: (a)
In lid 1 wordt het woord "vluchten"
vervangen door "reizen". (b)
Leden 2, 3 en 4 worden vervangen door: '2. Als de passagier ervoor gekozen heeft zijn
reis voort te zetten overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder b), heeft hij
tijdens zijn reis naar de eindbestemming slechts één keer recht op compensatie,
zelfs als zich tijdens de herroutering een nieuwe annulering of gemiste
aansluiting voordoet. 3. De in lid 1 vermelde compensatie wordt contant,
via (elektronische) overschrijving of met een bankcheque betaald. 4. De in lid 1 vermelde afstanden worden gemeten
volgens de groot-cirkelmethode. 5. De luchtvaartmaatschappij kan een vrijwillige
overeenkomst sluiten met de passagier ter vervanging van de in lid 1
uiteengezette compensatiebepalingen, voor zover deze overeenkomst wordt
bevestigd door een document dat door de passagier is ondertekend en waarin hij
wordt herinnerd aan het recht op compensatie uit hoofde van deze verordening.' 8. Artikel 8 wordt vervangen
door: 'Artikel
8 Recht op
terugbetaling of herroutering 1. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen,
krijgen de passagiers gratis de keuze tussen drie opties: a) - terugbetaling van de ticketprijs binnen
zeven dagen na het verzoek van de passagier, op de in artikel 7, lid 3,
bepaalde wijze, voor het gedeelte of de gedeelten van de reis die niet zijn
afgelegd en voor het gedeelte of de gedeelten die reeds zijn afgelegd indien
verder reizen in het licht van het oorspronkelijke reisplan van de passagier
geen zin meer heeft, alsmede, in voorkomend geval, - bij de eerste gelegenheid een retourvlucht naar
het eerste vertrekpunt of; b) voortzetting van de reisplannen van de
passagiers door herroutering onder vergelijkbare vervoersvoorwaarden naar hun
eindbestemming, bij de eerste gelegenheid; of c) herroutering onder vergelijkbare
vervoersvoorwaarden naar hun eindbestemming, op een latere datum naar keuze van
de passagier, indien er plaats beschikbaar is. 2. Lid 1, onder a), is ook van toepassing op
passagiers wier vlucht onderdeel is van een pakket, behalve wat het recht op
terugbetaling betreft indien Richtlijn 90/314/EEG aanleiding geeft tot dit
recht. 3. Als een luchtvaartmaatschappij die een vlucht
uitvoert een passagier een vlucht aanbiedt naar of van een andere luchthaven
dan die waarvoor was geboekt, draagt de luchtvaartmaatschappij die de vlucht
uitvoert de kosten van de overbrenging van de passagier van die andere
luchthaven naar de luchthaven waarvoor was geboekt of, wat de luchthaven van
bestemming betreft, naar een andere met de passagier overeengekomen
nabijgelegen bestemming. 4. Als de passagier ermee instemt mag voor de in
lid 1, onder a), vermelde terugvlucht(en) of de in lid 1, onder b) of c),
vermelde herroutering gebruik worden gemaakt van diensten die door een andere
luchtvaartmaatschappij worden geëxploiteerd, die een andere route volgen of
waarbij gebruik wordt gemaakt van een andere vervoerswijze. 5. Als passagiers de in lid 1, onder b), vermelde
optie kiezen, hebben zij het recht op herroutering met een andere
luchtvaartmaatschappij of een andere vervoerswijze als de
luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de passagier niet met haar eigen
diensten binnen 12 uur na de geplande aankomsttijd ter bestemming kan brengen.
Onverminderd artikel 22, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1008/2008[23] mogen de andere
luchtvaartmaatschappijen of vervoersexploitanten aan de luchtvaartmaatschappij
waarmee het vervoerscontract werd gesloten geen prijs vragen die hoger is dan
de gemiddelde prijs die hun eigen passagiers in de voorbije drie maanden voor
gelijkwaardige diensten hebben betaald. 6. Telkens als passagiers overeenkomstig lid 1 een
volledige of gedeeltelijke herroutering met een andere vervoerswijze krijgen
aangeboden, is deze verordening van toepassing op het vervoer met die andere
vervoerswijze als betrof het vervoer met een luchtvaartuig met vaste vleugels.' 9. Artikel 9 wordt als volgt
gewijzigd: (a)
Lid 1, onder c), wordt vervangen door: 'c) vervoer tussen de luchthaven en de plaats van
de accommodatie (hotel, verblijfplaats van de passagier of andere
accommodatie).' (b)
De volgende leden worden toegevoegd: '4. Als de luchtvaartmaatschappij die de vlucht
uitvoert kan aantonen dat de annulering, vertraging of wijziging van het
vluchtschema werd veroorzaakt door buitengewone omstandigheden en dat de
annulering, vertraging of wijziging van het vluchtschema ondanks het treffen
van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen, mag zij de totale kosten
van de accommodatie die overeenkomstig lid 1, onder b), ter beschikking moet
worden gesteld, beperken tot 100 euro per nacht en per passagier en tot maximum
drie nachten. Als de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert ervoor kiest
deze beperking toe te passen, moet zij de passagiers niettemin informatie
verstrekken over accommodatie die na deze drie nachten beschikbaar is; deze
verplichting komt bovenop de in artikel 14 vermelde informatieverplichting. 5. De verplichting om accommodatie ter beschikking
te stellen overeenkomstig lid 1, onder b), geldt niet als de vlucht hoogstens
250 km lang is en wordt uitgevoerd met een luchtvaartuig met een
maximumcapaciteit van hoogstens 80 stoelen, behalve als het een aansluitende
vlucht betreft. Als de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert deze
uitzondering wenst toe te passen, moet zij de passagiers niettemin informatie
verstrekken over beschikbare accommodatie. 6. Als een passagier voor terugbetaling kiest
overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder a), als hij zich op de luchthaven
bevindt waar zijn reis begint, of als hij kiest voor herroutering op een latere
datum overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder c), heeft hij voor de
desbetreffende vlucht geen recht op verzorging uit hoofde van artikel 9, lid 1.' 10. In artikel 10, lid 2, onder
a), b) en c), wordt de term 'prijs van het ticket' vervangen door 'prijs van de
vlucht'. 11. Het volgende lid wordt
toegevoegd aan artikel 11: '3. De luchtvaartmaatschappij die de vlucht
uitvoert, past de in artikel 9, leden 4 en 5, vermelde beperkingen niet toe als
de passagier een persoon met beperkte mobiliteit, een begeleider van een
persoon met beperkte mobiliteit, een onbegeleid kind, een zwangere vrouw of een
persoon met specifieke medische behoeften is, voor zover de luchtvaartmaatschappij
of haar vertegenwoordiger of de organisator minstens 48 uur vóór de geplande
vertrektijd van de vlucht in kennis is gesteld van de bijzondere behoeften.
Deze kennisgeving geldt voor de volledige reis en de terugreis, als voor beide
reizen een contract met dezelfde luchtvaartmaatschappij is gesloten.' 12. Artikel 13 wordt vervangen
door: 'Artikel
13 Recht op
schadevergoeding In gevallen waarin een luchtvaartmaatschappij die
een vlucht uitvoert compensatie betaalt of voldoet aan de overige
verplichtingen die krachtens deze verordening op haar rusten, mag geen enkele
bepaling van deze verordening of van de nationale wetgeving worden uitgelegd
als een beperking van het recht van de luchtvaartmaatschappij om van een derde
partij die heeft bijgedragen tot de gebeurtenis die aanleiding heeft gegeven
tot de compensatie of andere verplichtingen, compensatie te vragen voor de
kosten die uit hoofde van deze verordening moeten worden gemaakt.' 13. Artikel 14 wordt vervangen
door: 'Artikel
14 Verplichting
tot informatieverstrekking aan de passagiers 1. Het luchthavenbeheersorgaan en de
luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, zien erop toe dat bij de
incheckbalie (waaronder ook zelfbedieningsincheckautomaten) en de boarding gate
een duidelijk leesbaar en voor de passagiers duidelijk zichtbaar bericht
uithangt met de volgende tekst: "Indien u niet tot uw vlucht wordt
toegelaten, of indien deze is geannuleerd of voor minstens twee uur is
vertraagd, vraag dan bij de incheckbalie of bij de boarding gate om de tekst
waarin uw rechten vermeld staan, met name uw recht op bijstand en eventuele
compensatie". 2. Als een luchtvaartmaatschappij die een vlucht
uitvoert, overgaat tot instapweigering of annulering van een vlucht bezorgt zij
iedere daardoor getroffen passagier een schriftelijke mededeling waarin de
regels voor compensatie en bijstand overeenkomstig deze verordening zijn
uiteengezet, inclusief informatie over eventuele beperkingen overeenkomstig
artikel 9, leden 4 en 5. Zij verstrekt ook elke passagier wiens vlucht minstens
twee uur vertraging heeft of waarvan het vluchtschema minstens twee uur wordt
gewijzigd, een soortgelijke mededeling. De contactgegevens van de bevoegde
klachtenbehandelingsorganen die krachtens artikel 16 bis zijn aangewezen, worden
eveneens schriftelijk aan de passagiers verstrekt. 3. Ten behoeve van blinden en visueel
gehandicapten wordt het bepaalde van dit artikel met behulp van alternatieve
passende middelen toegepast. 4. Het luchthavenbeheersorgaan ziet erop toe dat
algemene informatie over passagiersrechten duidelijk en zichtbaar wordt
uitgehangen in de passagierszones van de luchthaven. Zij ziet er ook op toe dat
de passagiers die aanwezig zijn in de luchthaven informatie krijgen over de
annulering van hun vlucht en over hun rechten als de luchtvaartmaatschappij
onverwacht haar activiteiten stopzet ten gevolge van insolventie of de
intrekking van haar exploitatievergunning. 5. In geval van annulering of vertraging bij
vertrek verstrekt de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de
passagiers zo snel mogelijk, en uiterlijk 30 minuten na de geplande
vertrektijd, informatie over de situatie en over de verwachte vertrektijd,
zodra deze informatie beschikbaar is, voor zover de luchtvaartmaatschappij de
contactgegevens van de passagier heeft ontvangen overeenkomstig leden 6 en 7,
in geval het ticket via een tussenpersoon is gekocht. 6. Als de passagier zijn ticket niet rechtstreeks
koopt bij de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert maar bij een in de
Unie gevestigde tussenpersoon, verstrekt deze tussenpersoon de contactgegevens
van de passagier aan de luchtvaartmaatschappij, voor zover de passagier daartoe
uitdrukkelijk en schriftelijk toestemming heeft gegeven. Deze toestemming mag
alleen worden gegeven op "opt in"-basis. De luchtvaartmaatschappij
mag deze contactgegevens uitsluitend gebruiken om de bij dit artikel
vastgestelde informatieverplichting na te komen en niet voor
marketingdoeleinden; zij schrapt de contactgegevens binnen 72 uur na uitvoering
van het vervoerscontract. De verwerking, raadpleging en opslag van deze
gegevens vinden plaats overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG van het Europees
Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in
verband met [24]de
verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die
gegevens. 7. Een tussenpersoon wordt vrijgesteld van de
toepassing van lid 6 als hij kan aantonen dat er een alternatief systeem
bestaat dat garandeert dat de passagier in kennis wordt gesteld zonder dat de
relevante contactgegevens hoeven te worden meegedeeld.' 14. Artikel 16 wordt vervangen
door: 'Artikel
16 Handhaving 1. Elke lidstaat wijst een nationaal
handhavingsorgaan aan dat verantwoordelijk is voor de handhaving van de
verordening met betrekking tot vluchten vanop de luchthavens die zich op het
grondgebied van deze lidstaat bevinden en met betrekking tot vluchten vanuit
een derde land naar deze luchthavens. De lidstaten delen de Commissie mee welk
orgaan overeenkomstig dit lid is aangewezen. 2. Het nationaal handhavingsorgaan houdt
nauwlettend toezicht op de naleving van de voorschriften van deze verordening
en neemt de nodige maatregelen om te garanderen dat de rechten van de
passagiers worden gerespecteerd. Met het oog daarop verstrekken
luchtvaartmaatschappijen en luchthavenbeheersorganen op verzoek de relevante
documenten aan het nationale handhavingsorgaan. Om zijn taken te kunnen
uitvoeren houdt het nationale handhavingsorgaan ook rekening met de informatie
die het ontvangt van het bij artikel 16 bis aangewezen orgaan. Het mag ook
besluiten handhavingsmaatregelen te nemen op basis van individuele klachten die
het heeft ontvangen van het bij artikel 16 bis aangewezen orgaan. 3. De door de lidstaten vastgestelde sancties voor
inbreuken op deze verordening moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend
zijn. 4. Indien bij de artikelen 16 en 16 bis
verschillende organen zijn aangewezen, worden rapporteringsmechanismen opgezet
om de uitwisseling van informatie tussen die organen te garanderen, zodat het
nationale handhavingsorgaan zijn toezichts- en handhavingstaken kan uitvoeren
en het bij artikel 16 bis opgerichte orgaan de informatie kan verzamelen die
nodig is om individuele klachten te onderzoeken. 5. Voor elk jaar publiceert het nationaal
handhavingsorgaan uiterlijk eind april van het volgende kalenderjaar
statistieken over zijn activiteiten, waaronder de opgelegde sancties. 6. De luchtvaartmaatschappijen delen
contactgegevens voor de onder deze verordening vallende kwesties mee aan de
nationale handhavingsorganen van de lidstaten waarin zij actief zijn.' 15. De volgende artikelen worden
ingevoegd: 'Artikel
16 bis Vorderingen
en klachten van passagiers 1. Op het ogenblik van de reservatie verstrekken
luchtvaartmaatschappijen de passagiers informatie over hun procedure voor de
behandeling van vorderingen en klachten in verband met de in deze verordening
uiteengezette rechten en over de relevante contactadressen waar de passagiers
vorderingen en klachten kunnen indienen, inclusief via elektronische weg. De luchtvaartmaatschappijen
verstrekken de passagiers ook informatie over het orgaan of de organen dat
(die) bevoegd is (zijn) voor de behandeling van klachten van passagiers. 2. Als een passagier bij de luchtvaartmaatschappij
klacht wenst in te dienen met betrekking tot zijn rechten uit hoofde van deze
verordening, moet hij deze uiterlijk drie maanden na de datum waarop de vlucht
plaatsvond of was gepland bij de luchtvaartmaatschappij indienen. Binnen 7
dagen na ontvangst van de klacht bevestigt de luchtvaartmaatschappij de
ontvangst van de klacht aan de passagier. Binnen twee maanden na ontvangst van
de klacht geeft de luchtvaartmaatschappij de passagier een volledig antwoord. 3. Overeenkomstig de relevante EU-wetgeving en
nationale wetgeving wijst elke lidstaat een nationaal orgaan of organen aan dat
(die) verantwoordelijk is (zijn) voor de buitengerechtelijke beslechting van
geschillen tussen luchtvaartmaatschappijen en passagiers met betrekking tot de
rechten uit hoofde van deze verordening. 4. Elke passagier mag bij elk krachtens lid 3
aangewezen nationaal orgaan een klacht indienen over een vermeende inbreuk op
deze verordening op een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat of met
betrekking tot een vlucht van een derde land naar een luchthaven op dat grondgebied.
Dergelijke klachten mogen ten vroegste twee maanden na het indienen van een
klacht bij de betrokken luchtvaartmaatschappij worden ingediend, tenzij de
luchtvaartmaatschappij al een definitief antwoord op de klacht heeft gegeven. 5. Binnen zeven dagen na ontvangst van de klacht
bevestigt het aangewezen orgaan de ontvangst van de klacht en stuurt het een
kopie naar het betrokken nationale handhavingsorgaan. De klager moet uiterlijk
binnen drie maanden na ontvangst van de klacht een definitief antwoord krijgen.
Het nationaal handhavingsorgaan ontvangt eveneens een kopie van het definitieve
antwoord. Artikel
16 ter Samenwerking
tussen lidstaten en de Commissie 1. De Commissie steunt de dialoog tussen de
lidstaten over de nationale interpretatie en toepassing van deze verordening
via het in artikel 16 quater vermelde comité. 2. De lidstaten verstrekken de Commissie jaarlijks
en uiterlijk eind april van het volgende kalenderjaar een verslag over hun
activiteiten. De Commissie kan aan de hand van uitvoeringsbesluiten een
beslissing nemen over de kwesties die in deze verslagen aan bod moeten komen.
Deze uitvoeringsbesluiten worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 16
quater vermelde procedure. 3. De lidstaten verstrekken de Commissie
regelmatig relevante informatie over de manier waarop zij de verordening
toepassen en interpreteren. De Commissie stelt deze informatie in elektronisch
formaat ter beschikking van andere lidstaten. 4. Op verzoek van een lidstaat of op eigen
initiatief onderzoekt de Commissie gevallen waarin bepalingen van deze
verordening, met name met betrekking tot buitengewone omstandigheden,
verschillend worden geïnterpreteerd en gehandhaafd, en verduidelijkt zij de
bepalingen van de verordening teneinde een gemeenschappelijke benadering te
bevorderen. Daartoe kan de Commissie een aanbeveling vaststellen, na
raadpleging van het in artikel 16 quater vermelde comité. 5. Op verzoek van de Commissie onderzoeken de
nationale handhavingsorganen specifieke verdachte praktijken van een of meerdere
luchtvaartmaatschappijen en brengen zij binnen vier maanden na het verzoek bij
de Commissie verslag uit van hun bevindingen. Artikel
16 quater Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité
inzake passagiersrechten, dat is samengesteld uit twee vertegenwoordigers van
elke lidstaat, waarvan minstens één een nationaal handhavingsorgaan
vertegenwoordigt. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr.
182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel
4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.' 16. Artikel 17 wordt vervangen
door: 'Artikel
17 Verslag De Commissie brengt uiterlijk op 1 januari 2017
bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking en de
resultaten van deze verordening, met name wat betreft het effect op de
compensaties voor langdurige vertraging en de beperking van de accommodatie in
buitengewone omstandigheden van lange duur. De Commissie brengt ook verslag uit
over de verbeterde bescherming van passagiers op vluchten vanuit derde landen
die door niet-communautaire luchtvaartmaatschappijen worden uitgevoerd, in het
kader van internationale luchtvervoersovereenkomsten. Dit verslag gaat indien
nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen.' 17. Bijlage 1 bij deze verordening
wordt als bijlage 1 toegevoegd aan Verordening (EG) nr. 261/2004. Artikel 2 Verordening (EG) nr. 2027/97 wordt als volgt
gewijzigd: 1. Artikel 3, lid 2, wordt
vervangen door: '2. De communautaire luchtvaartmaatschappij stelt
op de luchthaven een klachtenformulier ter beschikking waarmee de passagier
onmiddellijk een klacht kan indienen wegens beschadigde of vertraagde bagage.
Een dergelijk klachtenformulier, dat de vorm kan aannemen van een Property
Irregularity Report (PIR), wordt door de luchtvaartmaatschappij op de
luchthaven aanvaard als een klacht uit hoofde van artikel 31, lid 2, van het
Verdrag van Montreal. Deze mogelijkheid heeft geen invloed op het recht van de
passagier om via andere middelen een klacht in te dienen binnen de in het
Verdrag van Montreal gestelde termijnen.' 2. Artikel 5, lid 2, wordt
vervangen door: '2. Onverminderd lid 1 moet het voorschot in geval
van overlijden ten minste het equivalent in euro van 18 096 SDR per
passagier bedragen. De Commissie krijgt de bevoegdheid om, door middel van een
gedelegeerd besluit overeenkomstig artikel 6 quater, dit bedrag aan te passen
in het licht van een beslissing van de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie overeenkomstig artikel 24, lid 2, van het Verdrag
van Montreal. Elke wijziging in het bovenvermelde bedrag zal ook tot een
wijziging van het overeenkomstige bedrag in de bijlage leiden.' 3. De volgende zin wordt
toegevoegd aan artikel 6, lid 1: 'De Commissie krijgt de bevoegdheid om, door
middel van een gedelegeerd besluit overeenkomstig artikel 6 quater, de in de
bijlage vermelde bedragen, met uitzondering van het in artikel 5, lid 2,
vermelde bedrag, aan te passen in het licht van een beslissing van de
Internationale Burgerluchtvaartorganisatie overeenkomstig artikel 24, lid 2,
van het Verdrag van Montreal.' 4. De volgende artikelen worden
ingevoegd: 'Artikel
6 bis 1. Bij het vervoer van ingecheckte rolstoelen of
andere mobiliteitshulpmiddelen biedt de luchtvaartmaatschappij en haar agenten
elke persoon met beperkte mobiliteit, zoals gedefinieerd in artikel 2, onder
a), van Verordening (EG) nr. 1107/2006[25]
de keuze om bij de boeking of ten laatste wanneer de hulpmiddelen aan de
luchtvaartmaatschappij worden overgedragen gratis een bijzondere
belangenverklaring af te leggen, overeenkomstig artikel 22, lid 2, van het
Verdrag van Montreal. 2. In geval van vernieling, verlies of
beschadiging van mobiliteitshulpmiddelen is de aansprakelijkheid van de
luchtvaartmaatschappij beperkt tot het bedrag dat de passagier heeft aangegeven
op het ogenblik dat de ingecheckte mobiliteitshulpmiddelen werden overhandigd
aan de communautaire luchtvaartmaatschappij. 3. In geval van vernieling, verlies, beschadiging
of vertraging bij het vervoer van ingecheckte rolstoelen of andere
mobiliteitshulpmiddelen is de aansprakelijkheid van de communautaire
luchtvaartmaatschappij beperkt tot het bedrag dat de passagier heeft
aangegeven, tenzij de luchtvaartmaatschappij aantoont dat de gevorderde som
groter is dan het werkelijke belang bij de aflevering op de bestemming. Artikel
6 ter 1. Het bij artikel 16 van Verordening (EG) nr.
261/2004 aangewezen nationaal handhavingsorgaan ziet toe op de naleving van
deze verordening, en met name op: - de voorwaarden van de luchtvervoerscontracten; - het systematisch aanbieden van een bijzondere
belangenverklaring voor ingecheckte mobiliteitshulpmiddelen, en van een passend
niveau van compensatie in geval van beschadiging van mobiliteitshulpmiddelen; - de betaling van een voorschot krachtens artikel
5 , lid 1, voor zover van toepassing; - de toepassing van artikel 6. 2. Met het oog op het toezicht op de bescherming
van passagiers met beperkte mobiliteit en gehandicapte passagiers in geval van
beschadiging van hun mobiliteitshulpmiddelen, onderzoekt het nationale
handhavingsorgaan ook de informatie over klachten inzake
mobiliteitshulpmiddelen die zijn ingediend bij de krachtens artikel 16 bis van
Verordening (EG) nr. 261/2004 aangewezen organen, en houdt het rekening met
deze informatie. 3. De door de lidstaten vastgestelde sancties voor
inbreuken op deze verordening moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend
zijn. 4. In hun jaarverslagen overeenkomstig artikel 16,
lid 6, van Verordening (EG) nr. 261/2004 publiceren de nationale
handhavingsorganen ook statistieken over hun activiteiten en over de sancties
die zij hebben opgelegd in verband met de toepassing van deze verordening. Artikel
6 quater 1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast
te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde
voorwaarden. 2. De in artikel 6, lid 1, bedoelde
bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met
ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening. 3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de
artikel 6, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het
besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde
bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in
het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere
datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde
handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling
heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees
Parlement en de Raad. 5. Een overeenkomstig artikel 6, lid 1,
vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het
Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden
na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad
bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór
het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld
dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief
van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd. Artikel
6 quinquies 1. Luchtvaartmaatschappijen genieten volledige
commerciële vrijheid om de voorwaarden voor het vervoer van bagage vast te
stellen, maar zij moeten duidelijk aangegeven, zowel bij de boeking als aan de
incheckbalies (en aan zelfbedienings-incheckautomaten) hoeveel bagage
passagiers maximaal mogen meenemen in de cabine en het ruim van het
luchtvaartuig op elk van de vluchten waarvoor de passagier een reservering
heeft, inclusief eventuele beperkingen op het aantal stukken bagage binnen een
maximaal toegestane hoeveelheid bagage. Als extra heffingen in rekening worden
gebracht voor het vervoer van bagage, moeten de luchtvaartmaatschappijen de
bijzonderheden van die heffingen duidelijk aangeven bij de boeking en, op
verzoek, in de luchthaven. 2. Als toegestane stukken handbagage wegens
buitengewone omstandigheden, zoals veiligheidsredenen of een wijziging van het
type luchtvaartuig na de boeking, niet in de cabine mogen worden meegenomen,
mag de luchtvaartmaatschappij deze in het ruim van het luchtvaartuig vervoeren
zonder extra kosten voor de passagier. 3. Deze rechten laten de beperkingen op handbagage
uit hoofde van EU- en internationale beveiligingsregels, zoals Verordeningen
(EG) nr. 300/2008 en (EG) nr. 820/2008, onverlet. Artikel
6 sexties 1. Een communautaire luchtvaartmaatschappij staat
toe dat een passagier een muziekinstrument meeneemt in de passagierscabine van
een luchtvaartuig, met inachtneming van de toepasselijke veiligheidsregels en
de technische specificaties en beperkingen van het desbetreffende
luchtvaartuig. Muziekinstrumenten mogen in de passagierscabine van een
luchtvaartuig worden meegenomen mits ze veilig kunnen worden opgeborgen in een
geschikt bagagecompartiment in de cabine of onder een geschikte
passagiersstoel. Een luchtvaartmaatschappij mag bepalen dat een
muziekinstrument deel uitmaakt van de toegestane hoeveelheid handbagage van een
passagier, en niet bovenop die toegestane hoeveelheid mag worden meegenomen. 2. Als een muziekinstrument te groot is om veilig
in een geschikt bagagecompartiment in de cabine of onder een geschikte
passagiersstoel te worden opgeborgen, mag de luchtvaartmaatschappij vragen een
tweede ticket te betalen als het muziekinstrument als handbagage op een tweede
stoel wordt vervoerd. Als een tweede ticket wordt gekocht, levert de
luchtvaartmaatschappij redelijke inspanningen om ervoor te zorgen dat het
muziekinstrument zich naast de passagier bevindt. Voor zover beschikbaar worden
muziekinstrumenten, op verzoek, in een verwarmd deel van het vrachtruim van het
luchtvaartuig vervoerd, voor zover de toepasselijke veiligheidsregels, de
beschikbare ruimte en de technische specificaties van het luchtvaartuig dit
mogelijk maken. Een luchtvaartmaatschappij vermeldt in haar voorwaarden
duidelijk de basis voor het vervoer van muziekinstrumenten en de toepasselijke
heffingen.' 5. Artikel 7 wordt vervangen
door: 'Artikel
7 De Commissie brengt uiterlijk 1 januari 2017 bij
het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking en de resultaten
van deze verordening. Dit verslag gaat indien nodig vergezeld van
wetgevingsvoorstellen.' 6. De bijlage bij Verordening (EG)
nr. 2027/97 wordt vervangen door bijlage 2 bij de onderhavige verordening. Artikel 3 Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter Bijlage 1 'Bijlage: niet-exhaustieve lijst van
omstandigheden die met het oog op de toepassing van deze verordening als
buitengewone omstandigheden worden beschouwd 1. De volgende omstandigheden worden als
buitengewoon beschouwd: i. natuurrampen die het onmogelijk maken de vlucht
veilig uit te voeren; ii. technische problemen die niet inherent zijn
aan de normale vluchtuitvoering met het luchtvaartuig, zoals de vaststelling
van een defect tijdens de vluchtuitvoering waardoor de vlucht niet op normale
wijze kan worden voortgezet, of een verborgen
constructiefout die door de fabrikant of een bevoegde autoriteit is ontdekt en
die de veiligheid van de vlucht in het gedrang brengt; iii. beveiligingsrisico's, sabotage of
terroristische daden waardoor het onmogelijk is de vlucht veilig uit te voeren; iv. levensbedreigende gezondheidsrisico's of
medische noodgevallen die het noodzakelijk maken de vlucht te onderbreken of om
te leiden; v. beperkingen inzake luchtverkeersbeheer of de
sluiting van een gedeelte van het luchtruim of van een luchthaven; vi. meteorologische omstandigheden die niet
verenigbaar zijn met een veilige vlucht; en vii. arbeidsgeschillen bij de
luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of bij de verleners van
essentiële diensten, zoals luchthavens en verleners van
luchtvaartnavigatiediensten. 2. De volgende omstandigheden worden niet als
buitengewoon beschouwd: i. technische problemen die inherent zijn aan de
normale vluchtuitvoering met het luchtvaartuig, zoals een probleem dat wordt
vastgesteld tijdens routineonderhoud of tijdens de aan de vlucht voorafgaande
inspectie van het luchtvaartuig of dat het gevolg is van het niet of niet
correct uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden of de aan de vlucht voorafgaande
inspectie; en ii. de onbeschikbaarheid van cockpit- of
cabinebemanningsleden (tenzij dit het gevolg is van arbeidsgeschillen).' Bijlage 2 'BIJLAGE Aansprakelijkheid
van luchtvaartmaatschappijen voor passagiers en hun bagage Deze mededeling bevat een samenvatting van de
aansprakelijkheidsregels die door communautaire luchtvaartmaatschappijen worden
toegepast, zoals vereist krachtens de EU-wetgeving en het Verdrag van Montreal. Compensatie
in geval van overlijden of verwonding Er staan geen financiële beperkingen op de
aansprakelijkheid voor verwondingen of overlijden van passagiers ten gevolge
van een ongeval aan boord van het luchtvaartuig of tijdens het in- of
uitstappen. Voor schade tot 113 000 SDR (bedrag bij benadering in plaatselijk
munt) mag de luchtvaartmaatschappij haar aansprakelijkheid niet afwijzen of
beperken. Boven dat bedrag is de luchtvaartmaatschappij niet aansprakelijk als
zij kan aantonen dat ze niet nalatig is geweest of anderszins in gebreke is gebleven,
of dat de schade uitsluitend te wijten was aan de nalatigheid of andere fout
van een derde partij. Voorschotten Als een passagier gewond raakt of overlijdt,
moet de luchtvaartmaatschappij binnen 15 dagen na de identificatie van de
persoon die recht heeft op compensatie een voorschot uitbetalen om aan de
onmiddellijke economische behoeften tegemoet te komen. In geval van overlijden
bedraagt het voorschot minstens 18 096 SDR (bedrag bij benadering in
plaatselijk munt). Vertraging
van passagiers In geval van vertraging is de
luchtvaartmaatschappij aansprakelijk voor schade die ontstaat, tenzij zij alle
redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen of dat het
onmogelijk was dergelijke maatregelen te nemen. De aansprakelijkheid voor vertraging
is beperkt tot 4 694 SDR (bedrag bij benadering in plaatselijke munt). Verlies,
beschadiging of vertraging van bagage In geval van verlies, beschadiging of
vertraging van bagage is de luchtvaartmaatschappij aansprakelijk tot een
maximum van 1 113 SDR (bedrag bij benadering in plaatselijke munt) per
passagier, waarbij deze beperking geldt per passagier en niet per stuk
ingecheckte bagage, tenzij de passagier en de luchtvaartmaatschappij een hogere
limiet zijn overeengekomen in een bijzondere belangenverklaring. In geval van
beschadiging of verlies van bagage is de luchtvaartmaatschappij niet
aansprakelijk als de beschadiging of het verlies is veroorzaakt door de
inherente kwaliteit of een defect van de bagage. In geval van vertraging van
bagage is de luchtvaartmaatschappij niet aansprakelijk als zij alle redelijke
maatregelen heeft genomen om de schade ten gevolge van de vertraging van de
bagage te voorkomen of als het onmogelijk was dergelijke maatregelen te nemen.
In geval van handbagage, waaronder persoonlijke artikelen, is de
luchtvaartmaatschappij uitsluitend aansprakelijk indien de schade door haar
schuld is ontstaan. Hogere
limieten voor bagage Als een passagier de aansprakelijkheidslimiet
wil verhogen, kan hij uiterlijk bij de check-in een bijzondere
belangenverklaring afleggen. De luchtvaartmaatschappij mag hiervoor een
aanvullende vergoeding in rekening brengen. Deze aanvullende vergoeding wordt
gebaseerd op een tarief dat in verhouding staat tot de extra kosten die het
vervoeren en verzekeren van de desbetreffende bagage met zich meebrengen
bovenop de aansprakelijkheidslimiet van 1 131 SDR. Het tarief wordt op
verzoek aan de passagiers meegedeeld. Aan gehandicapte passagiers en passagiers
met beperkte mobiliteit moet systematisch en gratis de mogelijkheid worden
aangeboden om een bijzondere belangenverklaring af te leggen voor het vervoer
van hun mobiliteitshulpmiddelen. Termijnen
voor het indienen van klachten over bagage In geval van beschadigde, vertraagde, verloren
of vernielde bagage moet de passagier in elk geval zo snel mogelijk
schriftelijk een klacht indienen bij de luchtvaartmaatschappij. In geval van
beschadigde bagage geldt een termijn van 7 dagen en in geval van vertraagde
bagage 21 dagen; in beide gevallen begint de termijn te lopen vanaf de datum
waarop de bagage ter beschikking van de passagier werd gesteld. De
luchtvaartmaatschappij moet de passagiers de mogelijkheid bieden om in de
luchthaven een klachtenformulier in te vullen, zodat de termijnen gemakkelijk
kunnen worden nageleefd. Een dergelijk klachtenformulier, dat ook de vorm kan
aannemen van een Property Irregularity Report (PIR), moet door de
luchtvaartmaatschappij op de luchthaven worden aanvaard als een klacht. Aansprakelijkheid
van de luchtvaartmaatschappij waarmee het vervoerscontract is gesloten en de
luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert Als de luchtvaartmaatschappij die de vlucht
uitvoert niet dezelfde is als de luchtvaartmaatschappij waarmee het
vervoerscontract is gesloten, heeft de passagier het recht een klacht of
vordering in te dienen bij elk van beide maatschappijen. Dit geldt ook in
gevallen waarin de passagier met de luchtvaartmaatschappij een bijzondere
belangenverklaring is overeengekomen. Termijn
voor gerechtelijke procedure Een gerechtelijke procedure tot het verkrijgen
van schadeloosstelling moet worden ingeleid binnen twee jaar na de datum van
aankomst van het luchtvaartuig of de datum waarop het luchtvaartuig moest zijn
aangekomen. Grondslag
voor de informatie De grondslag voor de hierboven beschreven
regels is het Verdrag van Montreal van 28 mei 1999, dat in de Gemeenschap ten
uitvoer is gelegd bij Verordening (EG) nr. 2027/97 (zoals gewijzigd bij
Verordening (EG) nr. 889/2002 en bij Verordening (EU) nr. xxx) en bij de
nationale wetgeving van de lidstaten.' [1] Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement
en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels
inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en
annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van
Verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1). [2] Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober
1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen (PB L
285 van 17.10.1997, blz. 1), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 889/2002
van het Europees Parlement en de Raad van 13 mei 2002 (PB L 140 van 30.5.2002,
blz. 2). [3] COM(2010) 603, 16 oktober 2010. [4] Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte –
werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem, COM(2011) 144
definitief, zie blz. 23: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2011:0144:FIN:NL:PDF [5] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement
en de Raad betreffende de toepassing van Verordening (EG) nr. 261/2004 tot
vaststelling van gemeenschappelijke regels voor compensatie en bijstand aan
luchtreizigers in geval van instapweigering en bij annulering of langdurige
vertraging van vluchten (http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2011:0174:FIN:NL:PDF).
COM(2011) 174 definitief. [6] Resolutie van het Europees Parlement van 29 maart 2012
over de werking en toepassing van verworven rechten van luchtreizigers,
2011/2150(INI), http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=TA&language=NL&reference=P7-TA-2012-99 [7] PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1. [8] http://ec.europa.eu/transport/passengers/consultations/2012-03-11-apr_en.htm [9] http://ec.europa.eu/transport/passengers/events/2012-05-30-stakeholder-conference_en.htm [10] Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement
en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de
exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap, PB L 293 van 31.10.2008. [11] Zie de voorstellen van de Commissie: http://ec.europa.eu/consumers/redress_cons/adr_policy_work_en.htm [12] PB C , , blz. . [13] PB C , , blz. . [14] PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1. [15] PB L 285 van 17.10.1997, blz. 1; gewijzigd in PB L 140 van
30.5.2002, blz. 2. [16] COM(2010) 603 definitief. [17] PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59. [18] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [19] Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober
1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen (PB L
285 van 17.10.1997, blz. 1), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 889/2002
van het Europees Parlement en de Raad van 13 mei 2002 (PB L 140 van 30.5.2002,
blz. 2). [20] PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3. [21] PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59. [22] PB L 204 van 26.7.2006, blz. 1. [23] PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3. [24] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. [25] Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement
en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met
beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen, PB L 204 van 26.7.2006, blz.
1.