Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013IP0584

    Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2013 over Eco-innovatie — Werkgelegenheid en groei via het milieubeleid 2012/2294(INI))

    PB C 468 van 15.12.2016, p. 146–154 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.12.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 468/146


    P7_TA(2013)0584

    Eco-innovatie — Werkgelegenheid en groei via het milieubeleid

    Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2013 over Eco-innovatie — Werkgelegenheid en groei via het milieubeleid 2012/2294(INI))

    (2016/C 468/19)

    Het Europees Parlement,

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Europa 2020: — Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (COM(2010)2020),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Innovatie voor een duurzame toekomst — Het actieplan voor eco-innovatie (Eco-AP)” (COM(2011)0899),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Europa 2020-kerninitiatief Innovatie-Unie” (COM(2010)0546),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Efficiënt gebruik van hulpbronnen — Vlaggenschipinitiatief in het kader van de Europa 2020-strategie” (COM(2011)0021),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Stimulering van technologieën voor duurzame ontwikkeling: een Actieplan voor de Europese Unie inzake Milieutechnologieën” (COM(2004)0038),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Een strategische visie voor Europese normen: de duurzame groei van de Europese economie tussen nu en 2020 bevorderen en versnellen” (COM(2011)0311),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Rio+20: naar een groene economie en betere governance” (COM(2011)0363),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050” (COM(2011)0112),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen: een Europese bijdrage aan volledige werkgelegenheid” (COM(2010)0682),

    gezien het voorstel voor een verordening van de Commissie tot vaststelling van Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020 (COM(2011)0809),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld '„Horizon 2020’ — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)” (COM(2011)0808),

    gezien het witboek van de Commissie getiteld „Aanpassing aan de klimaatverandering: naar een Europees actiekader” (COM(2009)0147),

    gezien het groenboek van de Commissie getiteld „Van uitdagingen naar kansen: naar een gemeenschappelijk strategisch kader voor EU-financiering van onderzoek en innovatie” (COM(2011)0048),

    gezien het nieuwe „jongerengarantie”-instrument,

    gezien zijn resolutie van 11 november 2010 over Europese innovatiepartnerschappen in het kader van het kerninitiatief Innovatie-Unie (1),

    gezien zijn resolutie van 24 mei 2012 over efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa (2),

    gezien zijn resolutie van 29 september 2011 over de ontwikkeling van een gemeenschappelijk EU-standpunt voorafgaande aan de Conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling (Rio+20) (3),

    gezien zijn resolutie van 15 maart 2012 over een routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050 (4),

    gezien zijn resolutie van 8 maart 2011 over innoverende financiering op mondiaal en Europees niveau (5),

    gezien zijn resolutie van 8 juni 2011 over „Investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa” (6),

    gezien het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van „Horizon 2020” — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) (COM(2011)0811),

    gezien het voorstel aan de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) (COM(2011)0874),

    gezien zijn resolutie van 12 mei 2011 over de „Innovatie-Unie: voorbereiding van Europa op een wereld na de crisis” (7),

    gezien zijn resolutie van 14 juni 2012„Op weg naar een banenrijk herstel” (8),

    gezien zijn resolutie van 7 september 2010 over de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie (9),

    gezien zijn resolutie van 11 september 2012 over de rol van vrouwen in de groene economie (10),

    gezien zijn resolutie van 6 mei 2010 over het witboek van de Commissie: „Aanpassing aan de klimaatverandering: naar een Europees actiekader” (11),

    gezien zijn resolutie van 27 september 2011 over het groenboek van de Commissie „Van uitdagingen naar kansen: naar een gemeenschappelijk strategisch kader voor EU-financiering van onderzoek en innovatie” (12),

    gezien het verslag van de Flash Eurobarometer 315 over „Attitudes of European entrepreneurs towards eco-innovation (Houding van Europese ondernemers tegenover eco-innovatie), maart 2011”,

    gezien het in mei 2013 gepubliceerde verslag „Analysing and reporting on the results achieved by CIP Eco-Innovation market replication projects” van het Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie (EACI),

    gezien het initiatief voor groene banen (2008) van UNEP, IAO, IOE en ITUC getiteld „Green Jobs: Towards Decent Work in a Sustainable, Low-Carbon World”,

    gezien het verslag (2009) van Greenpeace en de Europese Raad voor hernieuwbare energie (EREC) getiteld „Working for the climate: renewable energy and the green job revolution”,

    gezien het verslag van 2007 van de Europese Confederatie van vakbonden (ETUC) en het Agentschap voor sociale ontwikkeling (SDA) over „Climate Change and Employment: Impact on employment in the European Union-25 of climate change and CO2 emission reduction measures by 2030”,

    gezien het in januari 2013 verschenen Eurofound-rapport getiteld „Greening of industries in the EU: Anticipating and managing the effects on quantity and quality of jobs”, en de bijbehorende databank met casestudies,

    gezien het in 2011 verschenen Eurofound-rapport met als titel „Industrial relations and sustainability: the role of social partners in the transition towards a green economy”,

    gezien artikel 48 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie regionale ontwikkeling (A7-0333/2013),

    A.

    overwegende dat een schoon en gezond milieu een eerste vereiste is voor het behoud van welvaart en een hoge levenskwaliteit in Europa, maar dat hiervoor ook de kracht en het concurrentievermogen van de economie vereist zijn;

    B.

    overwegende dat, met het oog op uitdagingen op milieugebied, zoals klimaatverandering, uitputting van hulpbronnen en aantasting van de biodiversiteit, onze economie radicaal moet worden omgevormd, waarbij schone technologieën een centrale rol spelen;

    C.

    overwegende dat de schaal van de crisis een unieke en historische kans biedt om in onze economieën echte verandering teweeg te brengen, door de weg te bereiden voor een duurzame langetermijnontwikkeling;

    D.

    overwegende dat de groei van groene technologie in de afgelopen jaren heeft laten zien dat investeren in groene groei niet een kostbare plicht, maar een enorme economische kans is; overwegende dat, hoewel vrijwel elke sector door de recessie zware verliezen heeft geleden, de groene sector, ondanks een terugval in de groei, nog steeds groeit;

    E.

    overwegende dat de huidige hulpbronnenintensieve economie moet worden vervangen door een hulpbronnenefficiënte economie, door gevestigde industrieën om te vormen tot groene industrieën met een hoge toegevoegde waarde die werkgelegenheid creëren, maar tegelijkertijd het milieu beschermen;

    F.

    overwegende dat milieuvriendelijke oplossingen een nieuwe generatie high-techproducten en -diensten, een beter Europees concurrentievermogen en nieuwe hoogwaardige banen zullen voortbrengen;

    G.

    overwegende dat eco-innovatie nieuwe processen om productieprocessen schoon te maken bevordert, evenals nieuwe managementmethoden en nieuwe technologieën, alsook nieuwe diensten om bedrijven groener te maken, en daardoor Europa helpt zijn mogelijkheden optimaal te benutten en tegelijkertijd de huidige problemen aan te pakken;

    H.

    overwegende dat de prijzen van hulpbronnen gedurende de afgelopen jaren aanzienlijk zijn gestegen en het concurrentievermogen van bedrijven derhalve steeds sterker afhankelijk is van hun hulpbronnenefficiëntie;

    I.

    overwegende dat in de loop der tijd is gebleken dat autoriteiten moeilijk kunnen voorspellen welke innovatieve technologieën concurrerend op de markt zullen zijn;

    J.

    overwegende dat fiscale stimulansen een nuttig instrument kunnen zijn om eco-innovatie in Europa te bevorderen;

    K.

    overwegende dat Europa een vooraanstaande rol speelt op het gebied van de ontwikkeling van nieuwe technologie; overwegende dat er veel belemmeringen bestaan voor de ontwikkeling en het op grotere schaal gebruiken van milieutechnologieën, zoals bestaande technologieën waarvan moeilijk los te komen is, prijssignalen die vaak gunstiger zijn voor minder eco-efficiënte oplossingen, moeilijke toegang tot financiering en weinig bewustzijn bij consumenten; overwegende dat de uitdaging daarom ligt in de verbetering van de algehele milieuprestatie van producten gedurende hun hele levenscyclus, de stimulering van de vraag naar betere producten en productietechnieken en hulp aan de consumenten om hun keuzes met kennis van zaken te laten maken;

    L.

    overwegende dat etiketten waarop de milieukenmerken van producten en diensten worden aangegeven, moeten voorzien in duidelijke, objectieve informatie en de consument niet mogen misleiden of „greenwashen”;

    M.

    overwegende dat ecobedrijven nu 3,4 miljoen banen verschaffen en een jaarlijkse omzet van naar schatting 319 miljard EUR hebben; overwegende dat groene technologie in veel landen al de grootste werkgever is of dit spoedig zal zijn;

    N.

    overwegende dat eco-innovatie de hoeksteen vormt voor de ontwikkeling door de EU van een ecologisch, economisch en sociaal duurzame groeistrategie, die moet leiden tot kwalitatief goede werkgelegenheid in diverse sectoren;

    O.

    overwegende dat het „Eco-Innovation Scoreboard 2010” (Eco-IS) in verschillende lidstaten een veelbelovende eco-innovatieprestatie laat zien, maar dat desondanks geen enkel EU-land of geen enkele groep landen momenteel als model voor de eco-innovatieprestatie in de EU kan fungeren;

    P.

    overwegende dat uit het verslag van de Flash Eurobarometer 315 uit 2011, over de houding van Europese ondernemers tegenover eco-innovatie, blijkt dat kmo's met hogere materiële kosten te kampen hebben, hoewel de meeste bedrijven ter vermindering van de materiële kosten nieuwe of aanzienlijk verbeterde eco-innovatieve productieprocessen of –methoden hebben ingevoerd, en dat ze ook last hebben van onvoldoende toegang tot bestaande subsidies en fiscale stimulansen en van de onzekere marktvraag;

    Q.

    overwegende dat uit de analyse van het eco-innovatie-initiatief van het CIP blijkt dat de verwachte voordelen op het gebied van milieu, economie en werkgelegenheid de overheidsuitgaven ruimschoots compenseren;

    R.

    overwegende dat het meten van eco-innovatie een belangrijke vereiste is voor het toezicht houden op en evalueren van de prestatie en vorderingen van EU-lidstaten op het gebied van slimme en duurzame groei, maar dat de gegevens over eco-innovatie beperkt beschikbaar zijn en dat de kwaliteit hiervan per indicator sterk verschilt;

    S.

    overwegende dat beleidsmakers en andere belanghebbenden verschillende opvattingen hebben over wat eco-innovatie is en wat het doel hiervan zou moeten zijn;

    T.

    overwegende dat er voor de definitie van termen als „eco-innovatie” en „slimme groene banen” verschillende beoordelingscriteria worden gebruikt (bv. bij de definities van de IAO, het UNEP, het CEDEFOP, de OESO en Eurostat), die tot verschillende statistieken met betrekking tot eco-innovatie, groene banen en groei zouden kunnen leiden;

    U.

    overwegende dat in de resolutie van het Parlement van 7 september 2010 over de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie wordt verwezen naar de IAO-definitie van duurzame banen en wordt benadrukt dat eco-innovatie een belangrijke rol vervult in alle industriële en verwerkende sectoren;

    V.

    overwegende dat er momenteel meer dan 240 projecten worden gefinancierd door de eco-innovatieregeling, en dat de Commissie in mei 2013 een nieuwe oproep heeft gedaan om nog 45 eco-innovatieprojecten met nieuwe milieuoplossingen te selecteren; overwegende dat de werking en de financiering van het eco-innovatie-initiatief van het CIP veelbelovende Europese ontwikkelaars van eco-innovatie heeft ondersteund door het risicokapitaal te verstrekken dat anders niet toegankelijk zou zijn;

    W.

    overwegende dat het nieuwe Horizon 2020-programma voor onderzoek en innovatie van de EU voor de periode 2014-2020 het financiële instrument is voor de tenuitvoerlegging van de Innovatie-Unie; overwegende dat in het volgende meerjarig financieel kader (MFK 2014-2020) het eco-innovatie-initiatief ook wordt gedekt door LIFE (programma voor het milieu en klimaatactie 2014-2020);

    X.

    overwegende dat er sprake is een verontrustende stijging van de werkloosheid onder jongeren, en van een sterke behoefte aan beleid dat meer en betere kansen op werk voor jongeren oplevert;

    Y.

    overwegende dat het „nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen”-initiatief van de Commissie, dat voorziet in samenwerking met de lidstaten, door het Parlement positief is ontvangen;

    Algemene beleidsmaatregelen voor het creëren van slimme, duurzame groei en banen

    1.

    verzoekt de Commissie te blijven werken aan een EU-brede visie op eco-innovatie in het kader van de omschakeling naar een hulpbronnenefficiënte, koolstofarme economie, maar zich ook te richten op concrete doelen, prioritaire gebieden en mijlpalen;

    2.

    steunt het vlaggenschipinitiatief van de Commissie in het kader van de Europa 2020-strategie, dat bedoeld is om nu over te schakelen op een duurzame economie; onderstreept voorts dat gerichte investeringen in de ecologische transformatie van de regio's van de EU een zeer nuttige instrument vormen om de strategische doelstellingen van regionale convergentie en territoriale cohesie te bereiken;

    3.

    wijst op het potentieel van de EU 2020-strategie voor het direct en indirect creëren van kwalitatief goede werkgelegenheid; verzoekt de Commissie en de lidstaten derhalve hun inspanningen op dit gebied op te voeren; is ermee ingenomen dat de Commissie zich inzet voor de bevordering van een geïntegreerde strategie voor groene groei in het kader van het vlaggenschipinitiatief „Innovatie-Unie”, in het bijzonder via het actieplan voor eco-innovatie, en beschouwt dit als een stap in de goede richting;

    4.

    benadrukt het belang van wetgeving als een middel om de vraag naar milieutechnologieën te vergroten; is van mening dat het concurrentievermogen van Europese producten afhangt van de positie van Europa als een al dan niet mondiale voorloper op het vlak van eco-efficiënte goederen en productie;

    5.

    verzoekt de lidstaten strategieën te ontwikkelen om de vaardigheden van de beroepsbevolking af te stemmen op de door de groene technologiesector geboden mogelijkheden, waarbij naar verschillende subsectoren en hun behoeften aan gekwalificeerde werknemers moet worden gekeken;

    6.

    wijst met nadruk op de zowel ecologische als economische voordelen van overschakeling op een groene duurzame economie, in termen van nieuw te creëren duurzame banen in zowel de EU als de ontwikkelingslanden, namelijk door intensievere betrokkenheid bij de innovatiegerichte productie van brandstoffen en materialen, alsook door het scheppen van werkgelegenheid middels de verwerking en distributie van biomaterialen voor het bedrijfsleven en voor publieke en particuliere verbruikers en huishoudelijke consumenten; benadrukt dat het in de lijn der verwachting ligt dat deze mogelijkheden kwalitatief hoogstaande en duurzame banen voor zowel geschoolde als ongeschoolde werknemers zullen opleveren; onderkent dat er — met gebruikmaking van bestaande financiële instrumenten — voor de lange termijn een stabiel regelgevingskader moet worden ontwikkeld om duurzaamheid te bevorderen;

    7.

    wijst op de complexe problemen die zich voordoen op het gebied van voedselzekerheid, klimaatverandering, bodemkwaliteit, grondstoffenschaarste, overschakeling op hernieuwbare energiesystemen en energie-efficiëntie, enz.; onderkent dat veel van deze problemen grotendeels door middel van eco-innovatie kunnen worden aangepakt; wijst er nogmaals op dat een dergelijke overschakeling noopt tot een geïntegreerde aanpak die zich zowel uitstrekt tot het onderwijs als tot opleiding, ontwikkeling van vaardigheden, onderzoek en innovatie, investeringen in de particuliere en overheidssector en de ontwikkeling van infrastructuur, welke alle op hun manier bijdragen aan de totstandbrenging van diverse en duurzame werkgelegenheidsperspectieven;

    8.

    is van mening dat innovatieve Europese bedrijven niet alleen subsidies nodig hebben, maar ook betere wetgeving, betere banden met de onderzoeksbasis en een betere en meer diverse toegang tot middelen en financiering, van subsidies tot leningen en aandelenfinanciering; verzoekt de lidstaten en de Commissie derhalve hiervoor op nationaal en Europees niveau de juiste voorwaarden te creëren;

    9.

    benadrukt dat bij werkgelegenheid in de groene technologie niet alleen moet worden gekeken naar de productie van hernieuwbare energie, de verbetering van energie-efficiëntie en de transportsector, omdat groene groei kansen biedt voor alle sectoren, die om die reden ontwikkelingsmogelijkheden voor „groene” producten moeten onderzoeken en consumenten moeten doordringen van het belang van het kopen hiervan;

    10.

    is van mening dat een snelle ontwikkeling van schone technologie vereist is om het concurrentievermogen van bedrijven te vergroten; roept de Commissie derhalve op om eco-innovatie een centrale plaats in haar industrieel beleid te geven;

    11.

    verzoekt de Commissie de ontwikkeling van voorschriften voor etiketinformatie en duidelijke definities te vergemakkelijken, teneinde de milieukenmerken van producten en diensten vast te stellen en kenbaar te maken;

    12.

    is van mening dat een nieuwe duurzame economie in de EU waarborgen moet bieden voor een evenwichtige economische en sociale ontwikkeling; vraagt om een ambitieus duurzaam industriebeleid dat zich vooral richt op een efficiënt gebruik van hulpbronnen; herinnert eraan dat door hulpbronnenefficiëntie en materiaalefficiëntie de kosten voor de industrie en de gezinnen dalen, middelen voor andere investeringen vrijkomen en de EU-economie minder afhankelijk wordt van schaarse hulpbronnen en de hoogst onstabiele markten voor hulpbronnen; benadrukt dat de groene economie uitzicht moet bieden op volwaardige, goed betaalde banen met gelijke kansen voor mannen en vrouwen, met bijzondere aandacht voor milieubescherming;

    13.

    beklemtoont dat eco-industrieën momenteel wel 3,4 miljoen banen leveren met een geraamde jaarlijkse omzet van 319 miljard EUR, maar dat het potentieel om regionale groei, werkgelegenheid en milieuvoordelen te verwezenlijken grotendeels onbenut blijft, en herinnert in dit verband aan de hoge kosten van het uitblijven van maatregelen;

    14.

    benadrukt dat het welslagen van eco-innovaties afhankelijk is van gerichte langetermijninvesteringen, in het bijzonder op het gebied van onderwijs, opleiding, onderzoek en ontwikkeling, infrastructuur enz.;

    15.

    is ingenomen met de bestaande universitaire programma’s en beroepsopleidingsprogramma’s gericht op ecologische, economische en sociale duurzaamheid, en benadrukt dat er in verband met de ontwikkeling van duurzame werkgelegenheid aan nieuwe onderwijsbehoeften moeten worden voldaan;

    16.

    is er absoluut van overtuigd dat een op de markteconomie gebaseerd milieubeleid een drijvende kracht voor groei en werkgelegenheid in alle sectoren van de economie zou kunnen worden, en benadrukt dat innovatieve ondernemingen deze kansen in het belang van het milieu en van de werknemers optimaal kunnen benutten wanneer er betrouwbare, investeringsvriendelijke kadervoorwaarden voorhanden zijn;

    17.

    erkent dat bedrijven die overschakelen op nieuwe nichesectoren de jonge generatie werkenden kunnen aantrekken en dat dit nieuwe kansen op banen in de eco-innovatiesfeer kan opleveren;

    Het Eco-Innovatie-concept

    18.

    is ingenomen met de mededeling van de Commissie getiteld „Innovatie voor een duurzame toekomst — Het actieplan voor eco-innovatie (Eco-AP)” (COM(2011)0899);

    19.

    wijst op de potentiële synergie-effecten van eco-innovatie bij het scheppen van duurzame kwaliteitsbanen, de bescherming van het milieu en de vermindering van de economische afhankelijkheid;

    20.

    onderstreept de ruime betekenis van het begrip eco-innovatie, waaronder elke vorm van innovatie wordt verstaan die op de verwezenlijking van duurzame ontwikkeling gericht is door middel van het beperken van de gevolgen voor het milieu of een efficiënter en meer verantwoord gebruik van hulpbronnen;

    21.

    verzoekt de Commissie de verschillende visies op eco-innovatie en de uitdagingen die hieraan verbonden zijn in kaart te brengen en een gemeenschappelijk begrip te creëren van de verschillende strategische mogelijkheden die eco-innovatie voor de toekomst te bieden heeft;

    22.

    is van mening dat de Eurostat-definitie van „groene banen” (in de milieugoederen- en -dienstensector), waarin bijvoorbeeld wordt gesteld dat het belangrijkste doel van „groene” technologieën en producten milieubescherming of goed beheer van hulpbronnen dient te zijn, van nut is om uiteenlopende statistieken te vermijden, maar vindt dat er voor de gehele EU een verdere uniforme definitie van „groene banen” en groei moet worden ontwikkeld, waarin bijvoorbeeld ook het openbaar vervoer zou moeten worden opgenomen; acht het nuttig een uitgebreidere definitie van „groene banen” in overweging te nemen, waarin als volgende stap extra banen/activiteiten worden opgenomen;

    23.

    wijst op de onbenutte mogelijkheden om door eco-innovatie tot milieuverbetering te komen, aangezien hiermee naar verwachting een bijdrage wordt geleverd aan de verlaging van de emissies van broeikasgassen, andere verontreinigende stoffen en van afvalproductie door middel van onder meer het gebruik van gerecycleerde materialen en de productie van kwaliteitsproducten die minder schadelijk zijn voor het milieu, en milieuvriendelijkere productieprocessen en diensten worden bevorderd; wijst op de noodzaak om acties te richten op de knelpunten en obstakels die de commerciële exploitatie van eco-innovatie, evenals internationale handel in eco-innovatieve producten en diensten, in de weg staan;

    24.

    verzoekt de Commissie specifieke aanbevelingen op het gebied van eco-innovatie op te nemen in het Europees semester, teneinde duurzame groei te bevorderen;

    25.

    onderkent dat eco-innovatie duidelijke kansen biedt voor nieuwe nichebedrijven, en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), starters, zelfstandigen en ondernemers mogelijkheden biedt om te profiteren van nieuwe markten en ondernemingsmodellen, en daarnaast bestaande traditionele economische sectoren nieuw leven kan inblazen met mogelijkheden om bestaande arbeidsplaatsen milieuvriendelijker in te richten door aanpassing aan duurzame en hulpmiddelenefficiënte productie- en werkmethoden;

    26.

    verzoekt de Commissie een systematische aanpak van eco-innovatiebeleid te ontwikkelen, met deugdelijke kadervoorwaarden die gelijke concurrentievoorwaarden voor eco-innovatie in bedrijven mogelijk maken evenals een infrastructuur, waardoor bedrijven en consumenten duurzame keuzes kunnen maken;

    27.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten milieunormen voor openbare aanbestedingen te ontwikkelen, teneinde de rol van overheidsinstellingen als „pilot customer” te vergroten;

    28.

    wijst in het bijzonder op het belang van de toegang tot adequate opleidingen en de ontwikkeling van vaardigheden in het kader van eco-innovatie, om werkgevers over de nodige geschoolde arbeidskrachten te doen beschikken, jongeren toe te rusten met de nodige kennis, vaardigheden en competenties waarmee zij de nieuwe kansen die innovatie biedt kunnen benutten, en de overschakeling van werknemers uit sectoren in verval naar nieuwe, milieuvriendelijke sectoren te faciliteren; wijst in dit verband op de mogelijkheden die door het leerlingwezen en andere vormen van beroepsopleiding worden geboden om deze nieuwe vaardigheden te ontwikkelen;

    29.

    doet de aanbeveling om het creatieve en innovatieve potentieel van jongeren te bevorderen teneinde aan duurzame ontwikkeling bij te dragen, en de toegang tot financiering voor hen te verbeteren;

    De EU, de lidstaten en de regio’s

    30.

    benadrukt de noodzaak om eco-innovatie in alle beleidsterreinen op te nemen, aangezien het hier om transversaal beleid gaat; verzoekt de Commissie en de lidstaten in dit verband samenwerking tussen ministeries en beleidsniveaus aan te moedigen en de uitvoering van het betrokken beleid regelmatig te controleren;

    31.

    roept alle belangrijke spelers op tot samenwerking op het gebied van groene groei, innovatie en werkgelegenheid in elke sector, en gebruik te maken van de bestaande instrumenten, zoals technologieplatforms, panels van deskundigen op het gebied van vaardigheden, gezamenlijke technologie-initiatieven, leidende markten, clusters en industriële groepen van hoog niveau;

    32.

    roept de Commissie en de lidstaten op tot ontwikkeling van nieuwe wetgeving en versterking van de bestaande wetgeving op het gebied van de ontwikkeling en het gebruik van hernieuwbare energie en meer energie-efficiëntie, waarbij juridische zekerheid en gelijke concurrentievoorwaarden worden geboden en publieke en particuliere investeringen worden bevorderd;

    33.

    verzoekt de lidstaten te zorgen voor een betere coördinatie van dit beleid, en in het bijzonder regionale partnerschappen voor groei, innovatie, werkgelegenheid en gelijke kansen voor vrouwen en mannen, alsmede grensoverschrijdende initiatieven te ondersteunen;

    34.

    wijst op het werkgelegenheidspotentieel van het eco-innovatieconcept in een duurzame economie; verzoekt de Commissie te voorzien in een platform waarmee de lidstaten hun inspanningen voor het creëren van nieuwe duurzame werkgelegenheid en groei kunnen coördineren;

    35.

    dringt er bij de lidstaten op aan ervaring en optimale werkmethoden uit te wisselen op het gebied van werkgelegenheidskansen naar aanleiding van de aanpak van de economische, sociale en milieueffecten van de klimaatverandering;

    36.

    verzoekt om de horizontale integratie van het begrip eco-innovatie in de structuur- en cohesiefondsen; beveelt de plaatselijke en regionale autoriteiten aan om, in overeenstemming met de wettelijke en institutionele structuur van elke lidstaat, een ontwikkelingsstrategie goed te keuren conform de doelstellingen van de EU 2020-strategie, met het oog op het creëren van nieuwe banen in een duurzame economie;

    37.

    is van oordeel dat de bestaande en voorgestelde EU-milieuwetgeving een groot potentieel herbergt voor het scheppen van nieuwe banen op gebieden als lucht, bodem en water, energie, overheidsdiensten, landbouw, vervoer, toerisme, bosbouw en milieubeheer en roept de lidstaten op tot uitvoering van deze wetgeving;

    38.

    benadrukt dat de efficiëntie van de EU-koolstofmarkt dringend moet worden verbeterd om klimaatvriendelijke technologieën investeringszekerheid te verschaffen;

    39.

    roept op tot het creëren van sterkere verbanden tussen elementair onderzoek en industriële innovatie, en tussen innovatie en het productieproces; dringt er bij de Commissie op aan ten behoeve van onderzoek/advies voor elke lidstaat casestudies op het gebied van eco-innovatie te initiëren;

    40.

    benadrukt dat EU-eco-innovatie betere hulpbronnenefficiëntie buiten onze grenzen stimuleert, en zodoende de exploitatie van mondiale grondstoffen vermindert; verzoekt lidstaten daarom dringend hun nationale hulpbronnenefficiëntiestrategieën te versterken en hun kennis op internationale fora te delen;

    41.

    onderstreept het belang van betere integratie van optimale praktijken op het gebied van eco-innovatie in de reële economie, opdat verbeteringen beter zichtbaar worden in het dagelijks leven van burgers;

    42.

    benadrukt dat onderzoek de basis is voor innovatie en eco-innovatie; wijst op de gunstige groeivooruitzichten van eco-innovatie en op het potentieel van Europa om op dit gebied uit te groeien tot een wereldleider, met de mogelijkheden die dit biedt voor nieuwe kwaliteitsbanen;

    43.

    is van oordeel dat eco-innovatie volledig aansluit op de prioriteiten van de structuurfondsen om in de komende programmeringsperiode in onderzoek, innovatie, klimaat en milieu te investeren;

    44.

    wijst op de essentiële rol die partnerschappen en synergieën tussen de onderwijssector, het bedrijfsleven en de lokale en regionale overheden kunnen spelen bij het verstrekken van de nodige opleidingen, o.a. voor het verwerven van vaardigheden op het gebied van de exacte vakken voor zowel mannen als vrouwen, loopbaanbegeleiding, kwaliteitsontwikkeling, gesubsidieerde stages en duale leermogelijkheden, met het oog op een ruime toegang tot de arbeidsmarkt en tot kwaliteitsbanen middels eco-innovatie;

    45.

    spoort de lidstaten ertoe aan prikkels voor ondernemingen, in het bijzonder voor kmo's, te creëren, teneinde de investeringen van de particuliere sector in activiteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling te bevorderen; staat in dit verband positief tegenover het Actieplan voor eco-innovatie;

    46.

    dringt er bij de lidstaten op aan grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen met het oog op de verspreiding van technologie en optimale praktijken in de gehele EU, en daardoor het concurrentievermogen van Europa te vergroten;

    47.

    dringt erop aan de toepassing van de beste eco-innovaties te bevorderen, in het bijzonder in de ontwikkelingslanden, waar bijvoorbeeld een effectiever proces voor de productie van houtskool, composttoiletten, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, waterzuiveringssystemen en tal van andere innovaties in aanzienlijke mate en tegen relatief lage kosten kunnen bijdragen tot de verbetering van de levenskwaliteit en van de volksgezondheid en de bevordering van duurzaam ondernemerschap en duurzame werkgelegenheid;

    48.

    dringt er bij de lidstaten op aan om, in het kader een maatschappelijk verantwoorde overgang naar hoogwaardige groene banen, zo snel mogelijk gebruik te maken van het Europees Sociaal Fonds ter financiering van programma's voor de bijscholing, opleiding en omscholing van werknemers;

    Financiering van eco-innovatie

    49.

    wijst op het potentieel van begrotingsbeleid en verzoekt de lidstaten belastingen op werkgelegenheid te verschuiven naar gebruik van hulpbronnen en verontreiniging, teneinde eco-innovatie te stimuleren;

    50.

    verzoekt de Commissie met klem milieuonvriendelijke subsidies te definiëren als „een resultaat van een overheidsmaatregel die consumenten of producenten een voordeel verleent om hun inkomen aan te vullen of hun kosten te verlagen, maar hiermee goede milieuvriendelijke praktijken tegenwerkt”; roept de Commissie en de lidstaten op om onverwijld concrete plannen vast te stellen om op basis van deze definitie alle milieuonvriendelijke subsidies geleidelijk af te schaffen;

    51.

    roept de Commissie en de lidstaten om vóór 2020 alle milieuonvriendelijke subsidies geleidelijk af te schaffen, met inbegrip van subsidies en financiële steun voor fossiele brandstoffen en subsidies die inefficiënt gebruik van hernieuwbare hulpbronnen aanmoedigen, en hierover verslag uit te brengen via de nationale hervormingsprogramma's;

    52.

    benadrukt dat eco-innovatie moet worden ondersteund door de nieuwe EU-instrumenten en -middelen van de vlaggenschipinitiatieven „Innovatie-Unie” en „Efficiënt gebruik van hulpbronnen”, en van het cohesiebeleid na 2013 en Horizon 2020;

    53.

    is van mening dat het belangrijk is dat eco-innovaties en milieutechnologieën op de lange termijn financieel houdbaar en concurrerend zijn; is van mening dat met investeringssteun van de overheid milieuvriendelijke productiemethoden moeten worden bevorderd indien overheidssteun wordt verleend;

    54.

    is ingenomen met de financieringsmogelijkheden voor eco-innovatie in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en de programma’s Cosme, Horizon 2020 en LIFE, maar dringt aan op extra financiering ter bevordering van de praktische toepassing van reeds ontwikkelde eco-innovaties;

    55.

    verzoekt de Commissie de benodigde instrumenten ten uitvoer te leggen en voldoende begrotingsmiddelen toe te kennen om een soepele overgang tussen het CIP-programma en het Horizon 2020-programma op het gebied van eco-innovatie te waarborgen, en de procedurele en financiële belasting voor kleine en middelgrote ondernemingen te verlichten; herinnert eraan dat betrokkenheid van mannen en vrouwen in gelijke mate bij de besluitvorming in alle fasen en aspecten van de financiering van essentieel belang is;

    56.

    verzoekt de lidstaten eco-innovatie in hun strategieën voor de periode 2014-2020 op te nemen teneinde de groene economie, groei en werkgelegenheid te bevorderen, en daarbij de ontwikkeling van ondernemerschap op een gelijk speelveld te garanderen en de samenwerking tussen onderwijs, wetenschap en bedrijfsleven te ondersteunen;

    57.

    benadrukt dat de huidige prioritaire gebieden voor eco-innovatie 2012 weliswaar beperkt zijn tot een aantal specifieke terreinen, maar dat het initiatief inzake eco-innovatie een transversaal programma is dat eco-innovatieve projecten in verschillende sectoren steunt; wijst er daarom nogmaals op dat activiteiten in alle sectoren en bedrijfstakken voor financiering in aanmerking behoren te komen;

    58.

    roept de Commissie in het bijzonder op meer en duidelijk omlijnde, gerichte middelen beschikbaar te stellen voor markttoepassingsprojecten, risicokapitaal, netwerken voor en internationale expansie van eco-innovatie en het in de handel brengen hiervan in de EU door kmo's;

    59.

    is van mening, aangezien nieuwe bedrijfsmodellen beroering beginnen te brengen in de traditionele toeleveringsketens, dat het vermogen om rekening te houden met de globalisering en de gevolgen hiervan voor de economie en de toeleveringsketens van de EU in de komende financieringsperiode beter tot uiting moet komen in de prioriteiten voor het eco-innovatie-initiatief;

    60.

    is van mening dat het potentieel van kmo's en coöperaties bij de bevordering van eco-innovatie, nog niet volledig uitgeput is; verzoekt derhalve om specifieke financieringsmogelijkheden voor kmo's en coöperatieven in verband met eco-innovatieve concepten;

    61.

    is ervan overtuigd dat er innovatieve financiële instrumenten nodig zijn om de mogelijkheden voor capaciteitsopbouw en netwerken te verbeteren;

    62.

    benadrukt dat een verhoging van de middelen gepaard moet gaan met een vereenvoudiging van de financieringsprocedures;

    63.

    wijst erop dat het toekomstige cohesiebeleid als ex-antevoorwaarde stelt dat EU-regio's over een strategie voor slimme specialisatie beschikken; moedigt regio's aan om bewustmakingscampagnes voor alle doelgroepen te organiseren teneinde eco-innovatie in regionale en nationale slimme-specialisatiestrategieën te integreren;

    o

    o o

    64.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


    (1)  PB C 74 E van 13.3.2012, blz. 11.

    (2)  PB C 264 E van 13.9.2013, blz. 59.

    (3)  PB C 56 E van 26.2.2013, blz. 106.

    (4)  PB C 251 E van 31.8.2013, blz. 75.

    (5)  PB C 199 E van 7.7.2012, blz. 15.

    (6)  PB C 380 E van 11.12.2012, blz. 89.

    (7)  PB C 377 E van 7.12.2012, blz. 108.

    (8)  PB C 332 E van 15.11.2013, blz. 81.

    (9)  PB C 308 E van 20.10.2011, blz. 6.

    (10)  PB C 353 E van 3.12.2013, blz. 38.

    (11)  PB C 81 E van 15.3.2011, blz. 115.

    (12)  PB C 56 E van 26.2.2013, blz. 1.


    Top