This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0253
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Energy Technologies and Innovation
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Energietechnologieën en innovatie
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Energietechnologieën en innovatie
/* COM/2013/0253 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Energietechnologieën en innovatie /* COM/2013/0253 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET
COMITÉ VAN DE REGIO'S Energietechnologieën en innovatie 1. INLEIDING Technologie en innovatie zijn van cruciaal
belang voor al onze uitdagingen op energiegebied... De EU moet meer inspanningen leveren om
nieuwe, geavanceerde, goedkope en koolstofarme duurzame energietechnologieën op
de markt te brengen. Nieuwe technologieën zijn van levensbelang voor de
verwezenlijking van alle EU doelstellingen op het gebied van energie-,
klimaat-, economisch en sociaal beleid voor 2020[1], maar ook voor 2030 en 2050. De EU moet
kunnen beschikken over een sterke en dynamische strategie op het gebied van
technologie en innovatie, met het oog op het halen van haar
beleidsdoelstellingen, het verbeteren van haar concurrentiepositie en een
betere coördinatie van investeringen. … en vullen de EU-wetgeving op
energiegebied aan Het EU-beleid op het gebied van de interne
markt voor energie, energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen
ondersteunt de marktintroductie van deze technologieën, van fotovoltaïsche
(PV-)panelen tot efficiënte apparaten, slimme meters of domotica. De EU moet de
rol van technologie en innovatie binnen het energiebeleid verder versterken, niet
alleen wat specifieke technologieën betreft, maar ook door het op gang brengen
van nieuwe bedrijfsmodellen, van de aanpassing van de markt en de maatschappij
en van verbeteringen van het energiesysteem, hetgeen voor investeringen een
strategisch perspectief op de langere termijn biedt. … in een zich voortdurend wijzigend
energielandschap Als gevolg van het EU-beleid wordt er
wereldwijd steeds meer geïnvesteerd in hernieuwbare energie, waardoor een
grotere behoefte aan flexibiliteit en energiebeheer ontstaat. De geleidelijke
afschaffing van kernenergie in sommige landen en de snelle expansie van
onconventionele gasproductie verandert het economische belang van energie
wereldwijd. Om het Europese industriële concurrentievermogen te ondersteunen
moet het energietechnologie- en -innovatiebeleid van de EU de kosten van nieuwe
duurzame technologieën op de markt snel omlaag brengen en de invoering ervan
versnellen. Dit is des te belangrijker in tijden van economische teruggang met
rechtstreekse gevolgen voor particuliere investeringen en nationale
begrotingen. 2. WAT HEEFT DE EU BEREIKT? 2.1. Wetgeving heeft technologie
en innovatie op de markt gebracht De
interne energiemarkt van de EU draagt bij tot de vorming van open en
concurrerende markten waar industriële spelers investeren in nieuwe en
innovatieve technologieën en diensten. De omvang van de interne energiemarkt
geeft de marktkrachten de ruimte om technologische ontwikkeling en innovatie te
stimuleren. Dit wordt ondersteund door de inspanningen om met name de
netwerkinfrastructuur voor elektriciteit tot 2020 en ook daarna te
moderniseren, te integreren en uit te breiden. De EU heeft 12 prioritaire
corridors aangewezen, onder meer om wind- en zonne‑energie te integreren en
tegelijkertijd te zorgen voor continuïteit van de energievoorziening. De
technische voorschriften die worden ontwikkeld voor de interne markt (d.w.z.
netcodes) zijn gericht op de integratie van technologieën in reactie op het
veranderende energiesysteem. In het kader van deze werkzaamheden werken de
transmissiesysteembeheerders aan nieuwe modellen en slimmere
netwerkbeheersinstrumenten. Om van consumenten actieve deelnemers op een
geïntegreerde energiemarkt te maken moet met het EU-beleid ook het voortouw
worden genomen bij de ontwikkeling van "slimme" en IT-gerelateerde
technologieën, zoals slimme meters, elektrische auto's, vraagrespons,
micro-opwekking en technologie voor plaatselijke opslag om een flexibele vraag
en een betere beheersing van het verbruik mogelijk te maken. Om te voldoen aan de 2020-doelstellingen
ondersteunt het energiebeleid van de EU een verschuiving naar koolstofarme
opwekkingstechnologieën. Door de stimulans die uitging van de richtlijn
hernieuwbare energie en van de steun door de lidstaten is het gebruik van
hernieuwbare energiebronnen sterk gegroeid en zijn de kosten ervan aanzienlijk
gedaald. In het kader van de overgang naar een koolstofarm energiesysteem is in
het kader van het EU‑beleid ook de afvang en opslag van kooldioxide (CCS)
ondersteund en het streven naar veiliger kernenergie aangemoedigd. Dankzij het beleid en de wetgeving van de EU
op het gebied van energie-efficiëntie, waaronder de richtlijn
energie-efficiëntie en de richtlijn ecologisch ontwerp, komen momenteel volop
nieuwe technologieën op de markt. Parallel daaraan stimuleert de sectorale
energie-efficiëntiewetgeving op het gebied van ecologisch ontwerp de
ontwikkeling en invoering van energie-efficiënte apparaten (bv. boilers,
wasmachines, tv's en computers), waarmee de consument energie kan besparen. In
de bouwsector moedigt de EU-wetgeving de energie-efficiënte renovatie van
gebouwen en de nieuwbouw van bijna-energieneutrale gebouwen aan. In de
vervoerssector wordt het gebruik emissiearme en elektrische voertuigen
gestimuleerd. Het EU-systeem voor de handel in
emissierechten en de EU-beschikking inzake de verdeling van de inspanningen
hebben ervoor gezorgd dat de prijs van de uitstoot van broeikasgassen deel
uitmaakt van de operationele en investeringsbesluiten van bedrijven in de EU en
hebben een bijdrage geleverd aan de aanzienlijke emissiereducties. De rol van
dat systeem als belangrijke impuls voor koolstofarme langetermijninvesteringen
wordt momenteel echter in twijfel getrokken als gevolg van de lage en
veranderlijke koolstofprijs als gevolg van de crisis, waardoor een verkeerd
signaal wordt afgegeven. 2.2. Verbeteren van de
randvoorwaarden voor onderzoek en innovatie Met de Innovatie-Unie is een geïntegreerde
strategie opgezet voor onderzoek en innovatie, verbetering van de openbare
financiering en het aanpakken van de belemmeringen die een rem zijn op
particuliere investeringen. Er is grote vooruitgang geboekt bij het verbeteren
van de randvoorwaarden, onder meer door octrooibescherming op het niveau van de
Unie (een spectaculaire vermindering van de octrooikosten), een doeltreffende
EU-brede regeling voor durfkapitaal, en de modernisering van de regels voor
overheidsopdrachten. Op dit moment verbetert de Europese onderzoeksruimte het
effect van de onderzoeksfinanciering van de lidstaten en de randvoorwaarden
voor onderzoekers, onder meer door betere onderlinge afstemming van de
financiering uit verschillende lidstaten, door verbetering van de carrières en
de mobiliteit van onderzoekers en door hun toegang te geven tot een
wetenschappelijke infrastructuur van wereldklasse. 2.3. Het SET-plan ter
ondersteuning van het zevende kaderprogramma voor onderzoek Het Europees strategisch plan voor
energietechnologie (SET) is in 2008 opgezet als het technologische
stimuleringskader voor het energie- en klimaatbeleid van de EU. Het is
gebaseerd op een uitvoeringsstructuur met drie pijlers: een stuurgroep, de
Europese Industriële Initiatieven (EII's) en de Europese Alliantie voor
energieonderzoek (EERA), en wordt ondersteund door een informatiesysteem (SETIS)[2]. De
stuurgroep strategische energietechnologieën heeft een structurele dialoog met
lidstaten mogelijk gemaakt die heeft geleid tot een steeds verdere onderlinge
afstemming van het nationale beleid op het gebied van onderzoek en innovatie op
energiegebied, en ertoe heeft bijgedragen dat gezamenlijke acties worden
ondernomen om sneller en doeltreffender gemeenschappelijke doelstellingen te
bereiken. In het SET-plan is prioriteit gegeven aan die
technologieën die het meest relevant zijn voor de energie- en klimaatdoelstellingen
voor 2020: windenergie, zonne-energie, elektriciteitsnetten, CCS, bio-energie,
kernenergie, brandstofcellen en waterstof, energie-efficiëntie. Bij de opzet
van de EII's voor al deze sectoren is via stappenplannen voor technologie, waaronder
een speciaal stappenplan inzake materialen[3], vastgesteld wat de prioritaire onderzoeks-
en innovatiegebieden zijn; de initiatieven zijn vooral gericht op grote
projecten van Europees belang. De nationale onderzoekscapaciteit wordt via EERA
gebundeld om nieuwe oplossingen te ontwikkelen die na 2020 van invloed zullen
zijn. Europese middelen zijn beschikbaar gesteld,
vooral in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek (KP7), door
op verschillende onderdelen daarvan, zoals energietechnologieën en cruciale
ontsluitende technologieën (bv. ICT en materialen), een beroep te doen. Van 2007
tot en met 2012 is uit het onderdeel Energie van KP7 ongeveer 1,8 miljard euro
aan steun uitgetrokken voor ongeveer 350 projecten. In het kader van KP7 is ook
aanzienlijke steun verleend via publiek-private partnerschappen en financiële
instrumenten (zie hieronder). Bovendien is op EU-niveau steun verleend via het
Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) en de kennis- en
innovatiegemeenschap InnoEnergy. Substantiële extra financiering was afkomstig
van het Europees energieprogramma voor herstel (EEPR) en het "New Entrance
Reserve" (NER) 300-programma. De particuliere en de overheidsinvesteringen
in technologische ontwikkeling voor de sectoren van het SET-plan zijn gestegen
van 3,2 miljard euro in 2007 tot 5,4 miljard euro in 2010[4] (figuur 1).
Op dit moment neemt de industrie ongeveer 70 % van de totale onderzoeks-
en innovatie‑investeringen in de prioriteiten van het SET-plan voor haar
rekening, terwijl de lidstaten zo'n 20% en de Europese Commissie 10% bijdragen.
Figuur 1 Raming
van O&O-investeringen door overheid en bedrijfsleven in 2010 per
technologie en per bron (JRC/SETIS)[5] Als gevolg van deze inspanningen zijn
belangrijke resultaten op het gebied van technologische ontwikkelingen en
kostenvermindering bereikt voor de technologieën van het SET-plan. De voorbije twee decennia zijn de prijzen voor
fotovoltaïsche (PV) systemen in de hele wereld gedaald, voornamelijk als gevolg
van technologische en marktontwikkelingen. De kosten van PV-modules zijn scherp
gedaald (3 maal goedkoper in twee jaar tijd)[6]. Het streefcijfer uit het SET-plan van 1 euro
per kW[7]
in 2030 kan in 2020 reeds werkelijkheid worden, waardoor de kosten voor de
samenleving afnemen. Windenergie (voornamelijk onshore) draagt op
dit moment al voor een aanzienlijk deel bij tot de energieproductie: De 106 GW
aan windenergiecapaciteit die eind 2012 geïnstalleerd was, genereerde 210 TWh,
of 7 % van de Europese elektriciteitsproductie[8]. De
jaarlijkse omzet van de grote leveranciers van windenergie-installaties beliep
in 2012 20 miljard euro. Hoewel windenergie een wereldwijde markt is, is
de plaatselijke invloed ervan groot: het wereldwijde marktaandeel van een
windturbinefabrikant hangt sterk af van de vraag hoe sterk hun thuismarkt is. De EU
blijft ook actief op het gebied van offshore-windenergietoepassingen, aangezien
die technologie nog steeds beter wordt en de kosten nog steeds dalen. In de vervoerssector richten de inspanningen
van de EU zich op het bereiken van het streefcijfer van 10 % hernieuwbare
energie, in het bijzonder via alternatieve brandstoffen. Voor de aanpak van
indirecte veranderingen in landgebruik heeft de Commissie voorgesteld dat
maximaal de helft van het streefcijfer van 10 % met conventionele
biobrandstoffen mag worden bereikt, waardoor de vraag naar geavanceerde
biobrandstoffen toeneemt tot 6 Mtoe of 15 fabrieken, elk met een jaarlijkse
productiecapaciteit van 100 Ktoe. Er is een positief begin gemaakt met de financiering
uit KP7 van 9 grootschalige lignocellulose-biobrandstofdemonstratieprojecten
met een capaciteit van 40 000 tot 80 000 ton per jaar. 2.4. Het programma Intelligente
energie – Europa (IEE) Sinds 2007 heeft het innovatieprogramma
Intelligente energie ‑ Europa (IEE) de marktintroductie van technologieën
bevorderd en niet-technologische (financiële, regelgevings- en administratieve)
obstakels aangepakt. Het programma was voornamelijk gericht op
energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Uitgaande van meer dan 300
projecten heeft het meer dan 4 miljard EUR aan gerelateerde investeringen
gegenereerd in alle eindgebruikssectoren, inclusief de vervoerssector. Door IEE zijn nieuwe bedrijfsmodellen in de
economie geïntegreerd die als hefboom werken voor private financiering.
Energieprestatiecontracten (EPC) zijn bijvoorbeeld zo'n bedrijfsmodel; daarbij
worden de initiële investeringen in energiebesparende maatregelen terugbetaald
door de kostenbesparingen door grotere energie-efficiëntie. In het kader van het
IEE-programma is dit bedrijfsmodel tot dusver in tien lidstaten toegepast,
waaronder enkele waar het concept grotendeels onbekend was. Door IEE is eveneens samenwerking met
financiële instellingen tot stand gekomen waardoor met succes ongeveer 2
miljard euro aan investeringen in duurzame energie zijn gegenereerd (waarvan 38
miljoen euro EU-financiering) via faciliteiten ter ondersteuning van
projectontwikkeling (ELENA[9]
en het initiatief "mobilisering van plaatselijke investeringen in
energie"). Het programma heeft een voortrekkersrol gespeeld bij de
ondersteuning van bij de "energietransformatie" betrokken partijen,
zoals lokale en regionale autoriteiten, scholen, ziekenhuizen en de
sociale-woningbouwsector, en richt zich ook op de behoeften van beroepsbeoefenaren
door middel van opleiding en voorlichting. De investeringen genereren naar
verwachting een energiebesparing van meer dan 2000 GWh per jaar. Via het initiatief "Build Up Skills"
biedt het programma beroepsbeoefenaren de middelen om in de hele EU bijna-energieneutrale
gebouwen te kunnen bouwen. Op het gebied van energie-intensieve industrieën,
heeft het CARE+-project de kleine en middelgrote bedrijven in de chemie
gestimuleerd om energiebesparingen van 10 tot 20 % te verwezenlijken. 2.5. Publiek-private
partnerschappen en gemeenschappelijke onderneming Ondersteund in het kader van KP7, heeft de
Gemeenschappelijke Onderneming Brandstofcellen en Waterstof (FCH JU) de
tenuitvoerlegging van een industriegericht programma van onderzoeks- en
demonstratieactiviteiten mogelijk gemaakt dat betrekking heeft op zowel de
vervoerssector als de stationaire opwekking van elektriciteit. De 380 miljoen
euro aan subsidies die tot op heden zijn verstrekt, hebben een reeks
uiteenlopende toepassingen marktrijper gemaakt (bv. interne transportmiddelen,
noodstroomsystemen) en tegelijkertijd de kosten van die toepassingen verminderd
en de doelmatigheid en de levensduur ervan verbeterd. De publiek-private partnerschappen (PPP's) die
zich richten op onderzoek naar energie‑efficiëntie in gebouwen, naar fabrieken
van de toekomst en naar groene auto's hebben de belanghebbenden uit elk van
deze sectoren bijeengebracht om een gemeenschappelijke agenda op te stellen en
EU-financiering voor hun doelstellingen los te krijgen. Van 2009 tot 2012 heeft
de EU daarvoor 1,6 miljard euro vastgelegd, en heeft de particuliere sector
evenveel geïnvesteerd. De PPP's zijn erin geslaagd veel kleine en middelgrote
bedrijven ertoe te bewegen deel te nemen. 2.6. Verbeterde toegang tot
schuldfinanciering — Risicodelende financieringsfaciliteit (RSFF) In het kader van het zevende kaderprogramma
steunt de RSFF de Europese Investeringsbank (EIB), meer bepaald door 10 miljard
euro aan leningsverplichtingen (met 1 miljard euro EU-bijdrage) te verstrekken en
daardoor meer dan 20 miljard euro aan investeringen in onderzoek en innovatie,
vooral door grote en middelgrote ondernemingen, te activeren. De RSFF
ondersteunt de initiatiefnemers om onderzoeks- en innovatieactiviteiten met een
hoog risicogehalte te ondernemen. Van 2009 tot 2012 was de energiesector goed
voor 14 tot 18 % van de RSFF-portefeuille; het betrof onder meer zeer
grote investeringen in prototypes op het gebied van zonne- en windenergie en
investeringen in de verbetering van de energie-efficiëntie, met name in de
automobielsector. 2.7. Regionale dimensie — steun
van het cohesiebeleid Binnen de begroting voor het cohesiebeleid is
een aanzienlijk bedrag toegewezen aan duurzame energie, waarbij meer dan 10
miljard euro is uitgetrokken voor investeringen in energie-efficiëntie en
hernieuwbare energie in de programmeringsperiode 2007-2013. Een voorbeeld
daarvan is het Wave Hub-project in het zuidwesten van Engeland, dat het
grootste testterrein ter wereld moet worden voor voorzieningen die elektriciteit
produceren met golfkracht. Een ander voorbeeld is het clusterproject Groene
gebouwen in Neder-Oostenrijk, dat de bouwsector en vakmensen in de bouw in
contact brengt met onderzoekers om problemen als klimaatverandering aan te
pakken, en dat innovatie door samenwerking mogelijk maakt. 2.8 Beoordeling van het
energietechnologie en –innovatiekader van de EU Europa is op de goede weg om de ontwikkeling
van energietechnologieën te stimuleren en de juiste omstandigheden voor
innovatie te scheppen, maar er moet nog veel gebeuren. Het zich snel ontwikkelende energielandschap
vereist een systeembenadering en het vermogen op nieuwe ontwikkelingen te
reageren. Zowel de evaluatie van de uitvoering van het SET-plan[10] als de
openbare raadpleging[11]
die is uitgevoerd ter ondersteuning van deze mededeling bevestigen dat het
SET-plan meer op integratie van het energiesysteem, integratie van activiteiten
in de gehele innovatieketen en betere coördinatie van de EII's en de EERA ter
ondersteuning daarvan moet worden gericht. De industriële toeleveringsketen
moet verder worden ontwikkeld, en tegelijkertijd is een versterkte coördinatie
tussen de actoren en de investeringen in de onderzoeks- en innovatieketen nodig
om de ontwikkeling en de marktintroductie te versnellen. Bovendien is de inzet van de lidstaten voor
het SET-plan momenteel suboptimaal, ondanks het feit dat ze wel degelijk
gemeenschappelijke onderzoeks- en industriële doelstellingen hebben.
Gecoördineerde en/of gezamenlijke investeringen van de lidstaten onderling en met
de EU moeten worden bevorderd als hefboom voor investeringen door de
particuliere sector ter ondersteuning van de EII's, stappenplannen voor
technologie en de gemeenschappelijke programma's in het kader van de EERA. Ook
moet ervoor worden gezorgd dat de partners uit het bedrijfsleven, ook in PPP's,
zich duidelijk vastleggen op basis van een gedeelde visie en duidelijk
omschreven doelstellingen, terwijl de onderzoekscapaciteit in het kader van de
EERA beter moet worden geïntegreerd om door sterkere banden met de industrie
sneller tot resultaten te komen. Bij een externe evaluatie van het
IEE-programma in 2011[12]
is geconcludeerd dat het een essentiële rol heeft bij de ontwikkeling van
innoverende diensten, kennis- en capaciteitsopbouw en nieuwe bedrijfsmodellen
die als hefboom werken voor private financiering om energie-efficiëntie en
hernieuwbare technologieën op de markt te brengen. Voortbouwend op dit
succesvolle voorbeeld, moeten de maatregelen ter ondersteuning van de
marktintroductie van energie-innovatie worden uitgebreid met andere
beleidsterreinen op het gebied van energie en moeten zij nauwere banden aangaan
met de structuurfondsen en het cohesiefonds. In dezelfde geest is in de tussentijdse
evaluatie van de FCH JU[13]
aanbevolen meer aandacht te schenken aan toegepast onderzoek en grootschaliger
demonstratieactiviteiten in verband met de behoeften van het energiesysteem,
zoals het gebruik van waterstof voor de opslag van elektriciteit uit
hernieuwbare energiebronnen. Hieruit blijkt de noodzaak van een
geïntegreerde onderzoeks- en innovatieketen op EU-niveau die zich uitstrekt van
fundamenteel onderzoek tot marktintroductie. 3. TECHNOLOGIE- EN INNOVATIESTRATEGIE OP
HET GEBIED VAN ENERGIE TOT 2020 EN DAARNA De Europese technologie- en innovatiestrategie
op het gebied van energie moet het innovatietempo bij de allernieuwste
koolstofarme technologieën en innovatieve oplossingen verhogen, en zo de kloof
tussen het onderzoek en de markt overbruggen. Dit wordt duidelijk erkend in de
voorstellen van de Commissie voor Horizon 2020, die EU-steun voor onderzoek en
innovatie in een vereenvoudigd kader samenbrengen (inclusief de opvolgers van
de huidige KP7‑ en IEE II‑programma's en verdere steun aan het EIT). De
EU-financiering blijft echter een beperkt deel uitmaken van de totale
financiering in Europa, en de voornaamste beginselen en ontwikkelingen moeten
in de investeringen van zowel de particuliere sector als de lidstaten tot
uitdrukking komen. De uitvoering moet steeds meer worden toevertrouwd aan
partnerschappen die de nodige schaal en het nodige bereik tot stand kunnen
brengen, en die met de schaarse publieke en particuliere middelen een groter
effect bereiken. 3.1. Grondbeginselen Op EU-niveau waarde toevoegen Het optreden van de EU moet vooral betrekking
hebben op gebieden waar de EU daadwerkelijk meerwaarde kan toevoegen. Het
EU-optreden moet zich toespitsen op grootschalige inspanningen die verder gaan
dan wat de lidstaten alleen of bilateraal kunnen bereiken en moet innovatie
bevorderen door middel van regelgeving en financiering. Het moet de opbouw van
onderzoeks- en innovatiecapaciteit ondersteunen om ontwikkelingen te versnellen
en schaalvoordelen te genereren. Het energiesysteem als geheel bekijken
bij het vaststellen van prioriteiten De ontwikkeling van energietechnologieën moet
gericht zijn op het leveren van kosteneffectieve energiediensten aan
eindafnemers: licht, warmte, koeling, schoon vervoer enz. Afzonderlijke
technologische ontwikkelingen moeten worden beoordeeld op hun integratie in en
hun invloed op het gehele energiesysteem (productie, transmissie, distributie
en energiegebruik). Een systeemaanpak moet de bestaande tweedeling tussen de
bronnen en het eindgebruik van energie te boven komen, en moet daarom de
synergieën tussen sectoren uitbuiten (bv. energie, ICT, vervoer, landbouw),
gebruik maken van sectoroverschrijdende complementariteit en overloopeffecten
en tot slot op zoek gaan naar op de levenscyclus gebaseerde oplossingen die de
totale vraag naar energie verminderen door verspilling terug te dringen en
materialen opnieuw te gebruiken en te recyclen. Maatregelen in de energie‑innovatieketen
integreren en de band met het energiebeleid versterken Steun voor de innovatiecyclus, van
fundamenteel onderzoek tot de marktintroductie, omvat het volgende: steun voor
marktintroductiemaatregelen om capaciteit op te bouwen, bewijs leveren voor
concepten voor technologieën van de volgende generatie, aanpakken van
belemmeringen in de regelgeving, analyseren van de marktvoorwaarden van
specifieke technologieën en scheppen van een investeringsklimaat en
–vooruitzichten die bevorderlijk zijn voor investeringen in innovatie. Middelen bundelen en een portefeuille
van financiële instrumenten gebruiken Het energieprobleem vergt investeringen in
onderzoek en innovatie die de afzonderlijke lidstaten en de individuele
particuliere investeerders te boven gaan. In een tijd waarin door onderzoek
aangestuurde oplossingen dringend nodig zijn en de openbare middelen onder druk
staan, moeten de individuele investeringen van de lidstaten als hefboom worden
gebruikt om de industrie te ondersteunen met programma's die ambitieuze en
brede industriële ontwikkelingen mogelijk maken, en indirect met een betere
integratie van nationale institutionele financiering en onderzoeksinstellingen.
Verschillende stadia van innovatie en marktintroductie vereisen elk hun eigen
financieringsmechanismen. De benutting van synergieën met de EU-structuur- en
investeringsfondsen, en met name door middel van nationale en/of regionale
strategische beleidskaders inzake onderzoek en innovatie voor slimme
specialisatie[14]
moet worden versterkt. Andere programma's kunnen ook worden ingezet voor de
financiering van innovatie, zoals de financieringsfaciliteit voor Europese
verbindingen (intelligente netwerken en elektriciteitssnelwegen) of
financieringsinstrumenten zoals die welke zijn voorgesteld in het onderdeel
"toegang tot risicokapitaal" van Horizon 2020 of rechtstreeks door de
Europese Investeringsbank. Daarnaast kunnen in de toekomst ETS-financieringsmechanismen
(ETS = emisions trading scheme - emissiehandelssysteem) worden overwogen die
vergelijkbaar zijn met het "NER 300"‑programma. Na 2020: opties openhouden, met de
nadruk op de meest veelbelovende technologieën De meeste energietechnologieën hebben een
lange aanloopperiode, en dus zullen vandaag genomen investeringsbesluiten tot
ver na 2020 gevolgen hebben. Als gevolg daarvan moet de EU de aanzet te geven
tot de ontwikkeling van een waaier aan technologieën die waarschijnlijk pas na 2020
tot volle wasdom zullen komen. De technologie- en innovatiestrategie op
energiegebied voorziet in het opzetten van een kader dat op de korte en de
middellange termijn economische en levensvatbare energietechnologieën en
-oplossingen biedt voor de EU- en de mondiale markt. Deze strategie bouwt voort
op het voorstel "Horizon 2020" van de Europese Commissie waarover op
dit moment in het wetgevingsproces een besluit wordt genomen. Er wordt ook
rekening gehouden met de resultaten van het debat over het Groenboek over het
kader voor een klimaat- en energiebeleid voor 2030. 3.2 Voornaamste benodigde
ontwikkelingen Het potentieel aan energie-efficiëntie
volledig benutten, waarbij de nadruk ligt op het eindverbruik Investeren in energie-efficiëntie levert
besparingen op voor de consument en zorgt ervoor dat de EU-industrieën minder
afhankelijk zijn van de energieprijzen, hun kosten kunnen verlagen en hun
concurrentievermogen kunnen vergroten. Gebouwen, die
bijna 40 % van het eindverbruik van energie voor hun rekening nemen, staan
hoog op de prioriteitenlijst. Veel meer bestaande gebouwen moeten
energie-efficiënt worden gerenoveerd en nieuwe gebouwen moeten
bijna-energieneutraal worden gebouwd. Nieuwe bouwmaterialen, nieuwe ontwerpen
voor de integratie van duurzame energiebronnen in gebouwen, en nieuwe concepten
en bedrijfsmodellen voor energie-efficiënte renovatie van gebouwen moeten
worden ontwikkeld en gedemonstreerd. Dat moet worden ondersteund door
convergentie van de nationale en regionale regelgevingsaanpak om de administratieve
lasten te verminderen, de methoden voor het meten van de energieprestaties van
gebouwen vast te stellen, en de interne markt mogelijk te maken. De ontwikkeling en marktintroductie van
innovaties die de energiekosten van de industrie aanzienlijk verminderen moeten
prioriteit krijgen, met name voor energie-intensieve bedrijven en kleine en
middelgrote ondernemingen (zo zou het gebruik van industriële isolatie in heel
Europa het energieverbruik jaarlijks met 4 % doen dalen). Het gaat onder
meer om steun voor de opleiding van energie-auditors en energiemanagers, zodat
zij hun vaardigheden om door energie-efficiëntie in de industrie tot
besparingen te komen, verder kunnen ontwikkelen. Concurrerende oplossingen bieden voor
een schoon, duurzaam, veilig en efficiënt energiesysteem Innovaties die zorgen voor de flexibiliteit
en de zekerheid van het Europese energiesysteem zullen tot lagere kosten
voor de hele energie-infrastructuur leiden en dat systeem voorbereiden op het
opnemen van veel grotere hoeveelheden hernieuwbare energie.
Elektriciteitsopslagtechnologieën worden belangrijk op het transmissie- en
distributieniveau. Er zijn innovaties nodig om voor de
continuïteit van de elektriciteitsvoorziening te zorgen en de vraag naar
infrastructuur te rationaliseren door hernieuwbare elektriciteit
kosteneffectief te balanceren, op lokaal niveau door vraagrespons en
flexibiliteit en op transmissieniveau door innovatie op het gebied van het
transport van elektriciteit over lange afstanden om balancering tussen meerdere
locaties met hernieuwbare energiebronnen mogelijk te maken, bijvoorbeeld voor
de koppeling van offshore windenergie. Met technologieën die de actieve
participatie van de verbruikers mogelijk maken, kan de energie-efficiëntie
in de netwerken worden verbeterd door meer gebruik te maken van ICT. De
innovatie van distributienetwerken en de ontwikkeling van een marktomgeving
stellen consumenten in staat, met waarborging van een adequate bescherming van
de meest kwetsbaren, zo veel mogelijk te profiteren van de beste prijs‑ en
energievoorwaarden en hun eigen energie te produceren en te verkopen. Hoewel een aantal technologieën met succes
zijn ontwikkeld en, dankzij steun voor de toepassing, op de markt gebracht
(onshore wind- en fotovoltaïsche energie), is een open en flexibele
benadering voor de verdere ontwikkeling van een breed scala aan
kosteneffectieve en duurzame energieopties nodig. Andere veelbelovende
ontwikkelingen op het gebied van hernieuwbare energie zijn onder meer drijvende
en andere vormen van offshore windenergie op volle zee, oceaanenergie,
vorderingen op het gebied van geconcentreerde zonne-energie en nieuwe
fotovoltaïsche toepassingen. Verder moet het onderzoek naar verwarmings- en
koeltechnologieën, waterstof- en brandstofceltechnologieën meer aandacht
krijgen. Ook is innovatie nodig op het gebied van nieuwe materialen,
sleuteltechnologieën zoals ICT, nanotechnologie, micro- en nano-elektronica,
fotonica, biotechnologie en geavanceerde fabricageprocessen. Het ITER-project
(de Internationale Thermonucleaire Experimentele Reactor)[15] is een
speerpunt van de langetermijnstrategie van de EU voor onderzoek op het gebied
van fusie-energie. Er is technologische ontwikkeling nodig om de veilige
exploitatie van nucleaire systemen, de ontwikkeling van duurzame oplossingen
voor het beheer van radioactieve afvalstoffen en de nucleaire competenties te
ondersteunen. Hierbij moet de nadruk liggen op de veiligheid van de
bestaande nucleaire installaties, in het bijzonder in verband met de verlenging
van de levensduur, alsook op de veiligheid van toekomstige nucleaire systemen.
Er dient verder onderzoek te worden verricht op het gebied van langdurige
oplossingen voor het beheer van radioactief afval in Europa door de
ontwikkeling van de geologische opberging ervan. Deze inspanningen moeten
vergezeld gaan van multidisciplinair onderzoek naar de risico's van lage
stralingsdoses. Kernsplijtingsreactoren van de volgende generatie, zoals
"vierdegeneratiesystemen" zijn de potentiële langetermijnopties voor
kernenergie. De brandstofmix van het Europese vervoer
moet worden aangevuld met duurzame alternatieve brandstoffen, in overeenstemming met de strategie voor alternatieve brandstoffen[16] voor de
vervanging van olie als energiebron voor alle vormen van vervoer op de lange
termijn. Dit vereist gerichte ontwikkeling en kostenvermindering van de
brandstoffen (met name geavanceerde biobrandstoffen, biomethaan en waterstof)
en toegepaste technologieën op het gebied van vervoer. Innovatie bevorderen in reële omgevingen
en via een marktgestuurd kader Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar
steden die veel meer energie gebruiken dan ze kunnen produceren. Het is nodig
de energie-, informatie- en vervoersstromen op het niveau van de regio's, de
steden en de gemeenschappen verder te integreren en te optimaliseren. Dat is
het uitgangspunt van het Europese partnerschap voor innovatie "Slimme
steden en gemeenschappen"[17]:
de demonstratie van slimme stedelijke oplossingen op commerciële schaal op
basis van het gebruik van ICT in de sectoren energie en vervoer die
kosteneffectieve oplossingen kunnen aanbieden in stedelijke gebieden in Europa.
Voor de uitrol van alle innovatieve
energietechnologieën, de opschaling van de investeringen in de leveringsketens
en de ondersteuning van de ontwikkeling en uitvoering van beleid voor
elektriciteitsnetten, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie zijn
marktintroductiemaatregelen nodig om niet-technologische belemmeringen aan te
pakken, met inbegrip van: ·
de opbouw van de capaciteit van de marktdeelnemers
en overheden om doeltreffende beleidslijnen en maatregelen te introduceren
waarmee technologieën op de markt worden gebracht. Dit omvat de continue
ontwikkeling van beroepsgroepen (bv. de ontwikkeling van vaardigheden van
technici en ingenieurs); ·
de ondersteuning van de ontwikkeling en
verspreiding van innovatieve financieringsoplossingen voor hernieuwbare
energie en energie-efficiëntie, met inbegrip van financiering voor de invoering
daarvan. Nationale en regionale innovatiestrategieën
moeten een cruciale rol spelen bij het stimuleren van de innovatie in reële
omgevingen. Zij moeten worden ingezet ter ondersteuning van de opbouw van de
onderzoeks- en innovatiecapaciteit en de versnelling van de exploitatie en
verspreiding van resultaten van onderzoek en innovatie op de markt, met
bijzondere aandacht voor het scheppen van een innovatievriendelijk
bedrijfsklimaat voor het midden- en kleinbedrijf en het regionale en
plaatselijke bedrijfsleven, onder meer door de verbetering van de toegang tot
risicokapitaal. 4. TENUITVOERLEGGING VAN DE STRATEGIE OP
HET GEBIED VAN ENERGIETECHNOLOGIE EN -INNOVATIE Het SET-plan is nog steeds het belangrijkste
instrument om voor de hierboven aan de orde gestelde uitdagingen oplossingen te
zoeken. Het biedt het referentiepunt voor EU-, nationale, regionale en
particuliere investeringen in onderzoek en innovatie op energiegebied. Het SET-plan moet echter ook worden versterkt
om in te spelen op de nieuwe uitdagingen en om de onderzoeks- en
innovatiecapaciteit en -bronnen in Europa beter te kunnen consolideren. Daartoe
worden de volgende wijzigingen voorgesteld: ·
Om het energiesysteem en de innovatieketen te
integreren moet een geïntegreerd stappenplan worden ontwikkeld, onder
leiding van de stuurgroep van het SET-plan, waarin de belangrijkste in deze
mededeling vastgestelde beginselen en maatregelen zijn opgenomen. Dit
geïntegreerde stappenplan moet de (geactualiseerde) stappenplannen voor
technologie van het SET-plan consolideren met behoud van de specifieke
technologische kenmerken; het dient betrekking te hebben op de gehele
onderzoeks- en innovatieketen, van fundamenteel onderzoek tot demonstratie en
steun voor de marktintroductie; en het moet de rollen en de taken van de
verschillende belanghebbenden, zoals EERA, de EII's, het EIT, de betrokken
Europese PPP's en andere belanghebbenden zoals universiteiten, investeerders en
financiers duidelijk vaststellen en tegelijkertijd de synergieën en
wisselwerkingen tussen deze partijen bevorderen. Het eerste geïntegreerde
stappenplan moeten worden opgesteld tegen het einde van 2013. ·
Op basis van het geïntegreerde stappenplan moeten
de lidstaten en de Commissie werken aan de ontwikkeling van een actieplan
dat voorziet in gecoördineerde en/of gezamenlijke investeringen door de
afzonderlijke lidstaten, tussen de lidstaten onderling en met de EU. Deze
investeringen moeten verder gaan dan de subsidieprogramma's en omvatten acties
op het gebied van financiële instrumentering en aanbestedingen. Het actieplan
wordt opgesteld volgens een flexibele aanpak en bevat verschillende wijzen van
uitvoering, zoals onderlinge afstemming van de financiering door de lidstaten
en door de EU voor prioriteiten die zijn vastgesteld in het geïntegreerde
stappenplan, alsmede gezamenlijke investeringen tussen de lidstaten onderling
en/of met de Europese Unie. Het plan moet betrekking hebben op de
institutionele financierings- en onderzoekscapaciteiten van de EERA. Het plan
moet medio 2014 klaar zijn en regelmatig worden geactualiseerd en door
netwerken van financieringsinstanties worden ondersteund. ·
Door middel van een robuust rapportagesysteem op
basis van het Informatiesysteem voor strategische energietechnologieën
(SETIS) van het SET-plan wordt toezicht uitgeoefend op de toepassing van
het geïntegreerde stappenplan en het actieplan. Op basis van de door de
lidstaten verstrekte gegevens moet jaarlijks over de voortgang worden
gerapporteerd om de evaluatie van het effect op de doelstellingen van het
energiebeleid en een betere afstemming van de EU- en de nationale steun
mogelijk te maken. ·
In het kader van de stuurgroep van het SET-plan
moet een coördinatiestructuur worden opgezet om investeringen in
onderzoek en innovatie op het gebied van energie-efficiëntie te stimuleren. Dit
moet betrekking hebben op de relevante publiek-private partnerschappen op dit
gebied in de EU, het Europese partnerschap voor innovatie "Slimme steden
en gemeenschappen" en andere initiatieven ter vergemakkelijking van de
marktintroductie. Deze structuur moet bestaan uit personen uit de onderzoekswereld,
de industrie en ondernemingen, overheden en financiers. De samenstelling, werking en het mandaat van
de stuurgroep van het SET-plan moeten daarom wellicht worden versterkt om een
oplossing te vinden voor de ontwikkeling van het geïntegreerde stappenplan. Ook de Europese industriële initiatieven
en de daarmee verbonden Europese technologieplatforms moeten hun mandaat,
structuur en deelname aanpassen, onder meer door een versterking van het
industrie-element om hun stappenplan voor technologie te actualiseren en
bijdragen te leveren aan het geïntegreerde stappenplan. Verder moet er meer
aandacht komen voor opkomende technologieën en nieuwe ontwikkelingen, met name
energieopslag en oceaanenergie met een link naar de "blauwe
groei"-strategie. Tegelijkertijd moet de Europese alliantie voor
energieonderzoek in nauwe samenwerking met de Europese industriële
initiatieven haar onderzoekscapaciteiten verder integreren en het commerciële
effect op de markt van haar resultaten vergroten. In al deze structuren moeten nieuwe
belanghebbenden worden aangetrokken om de niet-technologische innovatie aan te
pakken en de wettelijke, financiële, markt- en gedragsbelemmeringen weg te
nemen om beter voorbereid te zijn op de markt. Het gaat daarbij onder meer om
plaatselijke actoren, het midden- en kleinbedrijf, ICT, regelgevers,
netwerkexploitanten, financiers en consumenten. De externe dimensie moet bijdragen tot het
versterken van de excellentie en de aantrekkelijkheid van de EU als
onderzoekspartner. Internationale samenwerking op het gebied van O&O moet
overeenkomstig de internationale samenwerkingsstrategie[18] en in het kader van Horizon 2020 gericht zijn op de belangrijkste
uitdagingen op het gebied van energieonderzoek en –innovatie, waarvoor zij een
toegevoegde waarde heeft en de EU voordelen biedt. De externe dimensie van het
energiebeleid, met inbegrip van de bilaterale energiedialogen[19] en de overeenkomsten inzake wetenschappelijke en technologische
samenwerking die door de Commissie zijn gesloten met derde partnerlanden,
moeten op een gecoördineerde en elkaar onderling versterkende wijze worden
uitgevoerd. Het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake
klimaatverandering (UNFCCC), dat voorziet in een
internationaal kader voor klimaat- en energietechnologieën, is ook een
belangrijke partner. Verwacht wordt dat de wereldwijde markt voor
technologieoverdracht naar opkomende en ontwikkelingslanden zal groeien als
gevolg van het bij dat verdrag overeengekomen technologiemechanisme. Landen als de VS, Japan en China zijn bezig
met het opzetten en uitvoeren van ambitieuze programma's voor een koolstofarme
economie, die wat betreft de samenwerking op het gebied van onderzoek en
innovatie voor de Europese onderzoekssector en industrie belangrijke
(markt)kansen bieden, bijvoorbeeld op het gebied van slimme netten,
brandstofcellen en waterstof, hernieuwbare energie of nucleaire veiligheid en
kernfusie. De multilaterale samenwerking tussen de EU, de VS en Japan, wat
betreft de kritieke grondstoffen voor energie, moet worden voortgezet. Het
potentieel van zonne-energie moet verder worden benut, in samenwerking met de
mediterrane partnerlanden. 5. CONCLUSIES De strategie van de EU op het gebied van
energietechnologie en -innovatie is een integrerend onderdeel van het
energiebeleid van de EU. Zij moet een aanvulling vormen op de bestaande
regelgevende maatregelen, ervoor zorgen dat de EU qua innovatie een
voortrekkersrol speelt op de internationale energiemarkten en inspelen op de
uitdagingen van de huidige economische situatie. Zij moet bijdragen aan de
versterking van ons concurrentievermogen op het gebied van de kosten voor of de
betrouwbaarheid van de aanvoer van energie. In deze mededeling formuleert de
Commissie haar strategie die ervoor moet zorgen dat de EU een technologie- en
innovatiesector van wereldklasse behoudt om het hoofd te bieden aan de
uitdagingen voor de periode tot 2020 en daarna. Ter ondersteuning van deze aanpak ·
zal de Commissie: ·
samen met de partijen die betrokken zijn bij het
SET-plan tegen eind 2013 zorgen voor de ontwikkeling van een geïntegreerd
stappenplan rond de prioriteiten die in de energietechnologie en
-innovatiestrategie van de EU zijn vastgesteld; ·
samen met de lidstaten medio 2014 een actieplan van
gezamenlijke en individuele investeringen ter ondersteuning van het
geïntegreerde stappenplan vaststellen; ·
samen met de lidstaten de meldingssystemen
versterken voor de monitoring van het geïntegreerde stappenplan en het
actieplan dat gebaseerd is op het Informatiesysteem voor strategische
energietechnologieën (SETIS) van het SET-plan. ·
samen met de lidstaten in het kader van de
stuurgroep de Europese industriële initiatieven en de daarmee verband houdende
Europese technologieplatforms verzoeken hun mandaat, structuur en deelname aan
te passen om hun technologische stappenplannen te actualiseren en bij te dragen
aan het geïntegreerde stappenplan; ·
een onder de stuurgroep van het SET-plan vallende
coördinatiestructuur tot stand brengen en investeringen in onderzoek en
innovatie op het gebied van energie-efficiëntie bevorderen; ·
roept de Commissie het Europees Parlement en de
Raad op om: –
hun steun aan het SET-plan als onderdeel van het
Europese beleid inzake energie en klimaatverandering en de versterking ervan op
het gebied van de ontwikkeling van energietechnologie en -innovatie, zoals
neergelegd in deze mededeling, te herbevestigen; –
hun goedkeuring te hechten aan de voorgestelde
hoofdbeginselen en ontwikkelingen die noodzakelijk zijn voor de
energietechnologie en -innovatie in de gehele EU; –
de stroomlijning van EU-, nationale, regionale en
particuliere middelen ten behoeve van deze geïntegreerde onderzoeks- en
innovatieaanpak te ondersteunen; ·
verzoekt de Commissie de lidstaten en de regio’s om
de uitvoering van het geïntegreerde stappenplan en het actieplan te
ondersteunen door middel van: –
betere coördinatie van hun energieonderzoeks- en
-innovatieprogramma’s, alsmede door middel van het gebruik van de middelen uit
de structuur- en investeringsfondsen en uit de inkomsten van de
EU-ETS-veilingen; –
versterkte samenwerking via gezamenlijke
activiteiten en clusters aan projecten met een Europese toegevoegde waarde; –
verdere integratie van de nationale institutionele
financierings- en onderzoekscapaciteit via de Europese Alliantie voor
energieonderzoek; –
het bieden van ondersteuning voor snellere
marktintroductie van duurzame energietechnologieën. [1] Zoals
vermeld in de mededeling over het SET-plan van 2007 - (COM (2007) 723) - en in
de mededeling over investeren in koolstofarme technologieën van 2009 (COM (2009)
519). [2] De
Stuurgroep inzake het SET-plan, die bestaat uit de EU-lidstaten, is bevoegd om
gemeenschappelijke acties uit te werken en middelen beschikbaar te stellen voor
de tenuitvoerlegging van het SET-plan. De Europese industriële initiatieven
zijn gebaseerd op de Europese technologieplatforms en daarin zijn
stappenplannen voor technologie uitgestippeld om de inspanningen van de EU, de
lidstaten en het bedrijfsleven op één lijn te brengen om gemeenschappelijke doelen
te bereiken. EERA omvat de leidende EU-onderzoekinstellingen en is gemachtigd
de gezamenlijke programma's uit te voeren door de verschillende nationale
capaciteiten in Europa te delen. Het Europees innovatiepartnerschap
"Slimme steden en gemeenschappen" begon als het
energie-efficiëntieonderdeel van het SET-plan en integreert nu op het niveau
van steden en gemeenschappen energie- en vervoerstoepassingen en innovatieve
ICT-oplossingen op werkelijke schaal. Het informatiesysteem voor strategische
energietechnologieën (SETIS) van de Commissie wordt geleid en gecoördineerd
door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (Joint Research Centre -
JRC). [3] SEC(2011)
1609 — werkdocument van de diensten van de Commissie "Materials Roadmap
Enabling Low Carbon Energy Technologies". [4] In COM(2009)
519 is geraamd dat 8 miljard euro per jaar nodig is om de maatregelen in het
kader van het SET-plan te kunnen uitvoeren. [5] Voor de
nucleaire sector hebben de uitgaven betrekking op Euratom. [6] Werkdocument
van de diensten van de Commissie, Evaluatie van technologie, figuur 3.2. [7] 1 euro
per kW voor sleutelklare 100 kW systemen tegen 2030 (uitgedrukt in prijzen
van 2011, exclusief btw). [8] Berekeningen
van het JRC op basis van een capaciteitsfactor van 23 %, het gemiddelde
cijfer voor Europa voor 2011. [9] De eerste
markttoepassing van de ELENA-faciliteit was een initiatief van de Europese
Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) in december 2009 ter
ondersteuning van investeringen in projecten inzake energie-efficiëntie en
hernieuwbare energie. De ELENA-faciliteit wordt beheerd door de EIB, de KfW, de
CEB (de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa) en de EBWO en wordt
gefinancierd door het IEE-programma van de Europese Commissie. [10] De
evaluatie van het SET-plan van JRC/SETIS is beschikbaar op: http://setis.ec.europa.eu/set-plan-implementation/set-plan-review-2010-2012 [11] Het volledige verslag van de openbare raadpleging is te
vinden op: http://ec.europa.eu/energy/technology/consultations/20130315_technology_innovation_en.htm [12] "Ex-ante evaluation of a successor of the
"Intelligent Energy- Europe II" (2007-2013)”, zie: http://ec.europa.eu/energy/intelligent/files/doc/2011_iee2_programme_ex_ante_en.pdf [13] Beschikbaar op: http://ec.europa.eu/research/evaluations/pdf/archive/other_reports_studies_and_documents/eval_fuel_cell_hydro_report_2011.pdf [14] Volgens
het voorstel voor Regionaal Beleid voor de periode 2014-2020 moeten de
lidstaten of regio's dergelijke strategieën ontwikkelen. [15] Gezamenlijk
ontwikkeld door Japan, China, India, Zuid-Korea, Rusland, de VS en de EU. [16] COM(2013) 17
final. [17] C(2012) 4701
final. [18] COM(2012) 497
final. [19] COM(2011) 539
definitief.