EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0240
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL AND THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE on the implementation by the Member States of Council Directive 2006/117 EURATOM on the supervision and control of shipments of radioactive waste and spent fuels
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ inzake de tenuitvoerlegging door de lidstaten van Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof.
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ inzake de tenuitvoerlegging door de lidstaten van Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof.
/* COM/2013/0240 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ inzake de tenuitvoerlegging door de lidstaten van Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof. /* COM/2013/0240 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ inzake de
tenuitvoerlegging door de lidstaten van Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad
van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van
radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof. INHOUDSOPGAVE 1........... Inleiding.......................................................................................................................... 4 1.1........ Achtergrond................................................................................................................... 4 1.2........ Rechtskader................................................................................................................... 5 1.3........ Algemene beginselen voor toezicht en
controle op overbrenging....................................... 6 2........... Tenuitvoerlegging van de algemene
bepalingen................................................................. 7 2.1........ Omzetting van de richtlijn................................................................................................ 7 2.2........ Uniform document voor toezicht en
controle op overbrenging.......................................... 7 2.3........ Bevoegde autoriteiten..................................................................................................... 8 2.4........ Toezending..................................................................................................................... 8 2.5........ Raadgevend comité........................................................................................................ 8 2.6........ Periodieke verslagen....................................................................................................... 9 3........... Verslagen van de lidstaten............................................................................................... 9 3.1........ Overbrenging................................................................................................................ 10 3.2........ Uitvoer uit de Gemeenschap......................................................................................... 10 4........... Conclusies.................................................................................................................... 11 1. Inleiding Bij Richtlijn 2006/117/Euratom[1] wordt een communautair systeem
vastgesteld voor toezicht en controle op grensoverschrijdende overbrengingen
van radioactief afval en verbruikte splijtstof teneinde een adequate
bescherming van de bevolking te waarborgen. Deze richtlijn is van toepassing op
grensoverschrijdende overbrengingen wanneer het land van herkomst, het land van
bestemming of een land van doorvoer een lidstaat van de Gemeenschap is. Zij
zorgt ervoor dat de lidstaten in kwestie in kennis worden gesteld van de
overbrenging van radioactief afval en verbruikte splijtstof naar of via hun
grondgebied en verplicht zijn toestemming te verlenen of redenen te geven voor
weigering van toestemming voor zulke overbrengingen. De richtlijn bepaalt dat de lidstaten
periodiek verslag moeten uitbrengen aan de Commissie en dat de Commissie op
haar beurt periodiek verslag uitbrengt aan het Europees Parlement, de Raad en
het Europees Economisch en Sociaal Comité. Doel van deze verslaglegging is een
nuttig overzicht te geven van de vergunningen die in de hele Gemeenschap zijn
verleend en na te gaan welke problemen de lidstaten in de praktijk zijn
tegengekomen bij de uitvoering van de bepalingen van de Richtlijn en de
oplossingen die zij hiervoor hebben gevonden. Dit is het eerste verslag van de Commissie over
de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad. Na de
inleiding biedt dit verslag: –
feedback over de tenuitvoerlegging van de algemene
bepalingen (hoofdstuk 4) van de richtlijn; –
een beknopt overzicht van de informatie van de
lidstaten die verslag uitbrengen aan de Commissie over de tenuitvoerlegging van
de richtlijn. Deze informatie werd opgesteld in overleg met de afzonderlijke
lidstaten. Nadere gegevens over de tenuitvoerlegging van de richtlijn door de
lidstaten worden verstrekt in het werkdocument van de diensten van de Commissie
SWD (2013)150. In de conclusie van het verslag worden de
uitdagingen geschetst waaraan meer aandacht moet worden besteed en die in nauwe
samenwerking met het raadgevend comité en de lidstaten zullen worden behandeld. 1.1. Achtergrond Alle EU-lidstaten produceren radioactief afval
dat gegenereerd wordt door talloze activiteiten zoals de
elektriciteitsproductie in kernreactoren en toepassingen met radio-isotopen in
de geneeskunde, de industrie, de landbouw en in onderzoek en opleiding. De
werking van kernreactoren brengt tevens verbruikte splijtstof voort.
"Verbruikte splijtstof" is splijtstof die is bestraald in en
permanent verwijderd uit een reactorkern. Wanneer afgewerkte splijtstof uit een
reactorkern wordt uitgeladen, wordt het opgeslagen in speciaal hiertoe
ingerichte reservoirs om de aanvankelijke hitte- en stralingsniveaus omlaag te
brengen. Vervolgens wordt de afgewerkte splijtstof over de weg, per spoor of
over zee overgebracht naar een tijdelijke opslagplaats of een opwerkingsfabriek
waar het zal worden opgewerkt. Veertien van de zevenentwintig lidstaten
hebben actieve kernreactoren en nog eens twee lidstaten hebben kernreactoren
die nu buiten werking worden gesteld[2].
De meeste lidstaten hebben onderzoeksreactoren. Elke lidstaat is volledig verantwoordelijk
voor de keuze van zijn nationale beleid met betrekking tot het beheer van
radioactief afval en verbruikte splijtstof. Verbruikte splijtstof kan worden
beschouwd als bruikbare grondstof die kan worden opgewerkt, of als radioactief
afval bestemd voor berging. Er moet dan ook bijzondere aandacht worden besteed
aan verbruikte splijtstof. Ongeacht de keuze die de lidstaten maken voor het
beheer van hun radioactief afval en verbruikte splijtstof, blijven transportverrichtingen
van dergelijk materiaal tussen de lidstaten en naar en vanuit de Gemeenschap
noodzakelijk. 1.2. Rechtskader Verrichtingen voor overbrenging van
radioactief afval of verbruikte splijtstof zijn onderworpen aan een aantal
voorschriften van communautaire rechtsinstrumenten[3] en internationale juridisch
bindende verdragen[4]
die met name betrekking hebben op het veilig vervoer van radioactief materiaal
en de omstandigheden waaronder radioactief afval of verbruikte splijtstof in
het land van bestemming wordt verwijderd of opgeslagen. Ingevolge de communautaire wetgeving is het
met het oog op de bescherming van de gezondheid van de werknemers en de
bevolking vereist dat overbrenging van radioactief afval of verbruikte
splijtstof tussen lidstaten en naar en vanuit de Gemeenschap wordt onderworpen
aan een dwingend en gemeenschappelijk stelsel van voorafgaande vergunningen.
Dit systeem van voorafgaande vergunningen voor overbrenging, dat in 1992 werd
vastgesteld[5],
werd in 2006 ingrijpend gewijzigd met de vaststelling van de richtlijn
betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen
en bestraalde splijtstof, hierna de “richtlijn overbrenging"[6] genoemd. In het licht van de
opgedane ervaring moesten de bepalingen van de richtlijn van 1992 worden
gewijzigd ter verduidelijking en om begrippen en definities toe te voegen,
oplossingen te vinden voor vraagstukken waar dit in het verleden niet was
gedaan en ter vereenvoudiging van de bestaande procedure voor de overbrenging
van radioactief afval tussen de lidstaten. Verder waren wijzigingen nodig om
samenhang te kunnen waarborgen met andere communautaire en internationale
bepalingen, en met name het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het
beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van
radioactief afval, waartoe de Gemeenschap op 2 januari 2006 toetrad. De verplichtingen uit hoofde van de richtlijn
overbrenging doen geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om hun verbruikte
splijtstof uit te voeren voor opwerkingsdoeleinden. De richtlijn houdt echter
niet in dat een lidstaat van bestemming overbrenging van radioactief afval of
verbruikte splijtstof met het oog op eindbehandeling of eindberging moet
accepteren, behalve wanneer het gaat om terugzending (naar het land van
herkomst). Iedere weigering van een dergelijke overbrenging dient te worden
gerechtvaardigd aan de hand van de in de richtlijn bepaalde criteria. De
richtlijn overbrenging verbiedt voorts de uitvoer van radioactief afval of
verbruikte splijtstof naar landen in Afrika, het Caribische Gebied en de Stille
Oceaan (ACS) of derde landen die niet over de middelen beschikken om
radioactief afval of verbruikte splijtstof veilig te beheren. Bij de recent vastgestelde Richtlijn 2011/70/Euratom
van de Raad[7],
hierna de “richtlijn betreffende afvalstoffen” genoemd, worden aanvullende
bindende voorwaarden ingevoerd voor de overbrenging van radioactief afval, met
inbegrip van verbruikte splijtstof dat in geval van berging als afval wordt
beschouwd. In artikel 4, lid 4, van de richtlijn betreffende afvalstoffen is in
beginsel bepaald dat radioactief afval wordt geborgen in de lidstaat waar het
is geproduceerd, tenzij op het moment van overbrenging een overeenkomst van
kracht is tussen de betrokken lidstaat en een andere lidstaat of een derde land
op grond waarvan een bergingsfaciliteit in één van deze landen zal worden
gebruikt. Een dergelijke overeenkomst is echter ook onderworpen aan de door de
Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 2, van de richtlijn overbrenging en de
bepalingen van de richtlijn betreffende afvalstoffen opgestelde criteria waarin
onder meer is bepaald dat een dergelijke bergingsfaciliteit ten tijde van de
overbrenging al veilig in werking moet zijn. De richtlijn betreffende afvalstoffen doet
geen afbreuk aan het recht van lidstaten om verbruikte splijtstof of afval van
derde landen te accepteren voor ver- of opwerking of dit terug te sturen naar
het land van herkomst. Het blijft de lidstaten bovendien vrij hun radioactief
afval of verbruikte splijtstoffen voor ver- of opwerking over te brengen naar
een andere lidstaat of een derde land. In beide gevallen blijft de
uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de veilige en verantwoorde berging van
dit materiaal, en voor al het als bijproduct gegenereerde afval, berusten bij
de lidstaat of het derde land van waaruit het radioactieve materiaal is
verzonden. 1.3. Algemene
beginselen voor toezicht en controle op overbrenging Een houder[8]
die van plan is radioactief afval of verbruikte splijtstof binnen de
Gemeenschap over te brengen, dan wel te doen overbrengen, dient bij de bevoegde
autoriteiten van de lidstaat van herkomst een naar behoren ingevulde aanvraag
voor een vergunning in. Een aanvraag kan verschillende overbrengingen omvatten
mits deze dezelfde kenmerken hebben en het om dezelfde route gaat (de landen en
grenzen die doorkruist worden) en dezelfde autoriteiten bevoegd zijn. Wanneer radioactief afval of verbruikte
splijtstof in de Gemeenschap moet worden ingevoerd, moet de ontvanger een
aanvraag indienen bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming.
Wanneer een overbrenging plaatsvindt vanuit een lidstaat naar een derde land,
nemen de bevoegde autoriteiten in het land van herkomst contact op met de
relevante autoriteiten in het land van bestemming. Overbrenging kan niet plaatsvinden voordat de
bevoegde autoriteiten van het land van bestemming en van een eventueel land van
doorvoer de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst in kennis hebben
gesteld van hun toestemming. De in de richtlijn overbrenging vastgestelde
termijn voor kennisgeving van toestemming of weigering bedraagt twee maanden na
ontvangst van de aanvraag. Weigering van een lidstaat van bestemming of
doorvoer moet op grond van de wetgeving inzake overbrenging en het beheer van
radioactief afval of verbruikte splijtstof of op grond van relevante,
nationale, EG- of international wetgeving die van toepassing is op het
transport van radioactief materiaal worden gerechtvaardigd. De bevoegde autoriteiten in de lidstaten van
doorvoer of van bestemming kunnen verdere voorwaarden opleggen voor de
overbrenging. De voorwaarden voor overbrenging binnen de Gemeenschap mogen
echter niet strenger zijn dan die welke zijn vastgelegd bij de nationale
wetgeving van een lidstaat voor de overbrenging van radioactief afval op zijn
eigen grondgebied. Wanneer niet kan worden voldaan aan de
voorwaarden voor overbrenging of de overbrenging niet kan worden uitgevoerd,
zien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst erop toe dat het
radioactief afval of de verbruikte splijtstof in kwestie door de houder ervan
wordt teruggenomen, tenzij een andere veilige regeling kan worden getroffen. 2. Tenuitvoerlegging
van de algemene bepalingen 2.1. Omzetting
van de richtlijn Op grond van de richtlijn overbrenging moesten
de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking
doen treden om vóór 25 december 2008 aan deze richtlijn te voldoen. Hoewel de meeste lidstaten zich aan deze
termijn hebben gehouden, heeft een aantal lidstaten de richtlijn niet tijdig
omgezet en heeft de Commissie tegen de desbetreffende lidstaten een
inbreukprocedure ingeleid. De lidstaten in kwestie hebben vervolgens de
maatregelen meegedeeld die zij hebben genomen om de richtlijn om te zetten en
de Commissie kon deze procedures in de tweede helft van 2009 afsluiten, met
uitzondering van Griekenland dat zijn omzettingsmaatregelen in september 2010
meedeelde. Eind 2010 is de omzetting van Richtlijn 2006/117/Euratom
voltooid. De richtlijn wordt nu in alle EU-lidstaten als ten uitvoer gelegd
beschouwd. 2.2. Uniform
document voor toezicht en controle op overbrenging De richtlijn overbrenging voorziet in het
gebruik van een uniform document voor alle overbrengingen binnen het
toepassingsgebied van de richtlijn. Rekening houdend met eerdere ervaringen
werd in april 2008 een nieuw besluit van de Commissie tot vaststelling van het
uniform document voor toezicht en controle op de overbrenging van radioactieve
afvalstoffen en verbruikte splijtstof bekendgemaakt in het Publicatieblad
van de Europese Unie[9]. Voor overbrenging van radioactief afval en
verbruikte splijtstof (met inbegrip van verbruikte splijtstof bestemd voor de
eindberging en als zodanig als afval ingedeeld) zijn in de bijlage van het
uniform document formulieren opgenomen voor: de vergunningaanvraag; de
ontvangstbevestiging voor de vergunningsaanvraag; de weigering van of
toestemming voor overbrenging; de beschrijving van de zending/lijst van colli
en bevestiging van ontvangst van de overbrenging. Het uniform document omvat
tevens een lijst van minimumeisen waaraan een correct ingevulde aanvraag moet
voldoen. Naar aanleiding van een strijdigheid tussen
Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad en de toelichting bij Besluit C(2008)793
van de Commissie van 5 maart 2008 tot vaststelling van het in Richtlijn 2006/117/Euratom
van de Raad bedoelde uniform document voor toezicht en controle op de
overbrenging van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof werd in het
Publicatieblad[10]
een rectificatie gepubliceerd om de tekst dienovereenkomstig aan te passen. Ook hebben de lidstaten gewag gemaakt van
bepaalde problemen bij het gebruik van het uniform document. Details over deze
inconsistentie en de problemen die zich hebben voorgedaan zijn te vinden in het
werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2013)150. Het raadgevend
comité zal zich over deze problemen buigen. 2.3. Bevoegde
autoriteiten De "bevoegde autoriteiten" zijn alle
autoriteiten die krachtens de respectieve wettelijke of bestuursrechtelijke
bepalingen van het land van herkomst, doorvoer of bestemming gemachtigd zijn
uitvoering te geven aan het toezichts- en controlesysteem voor overbrengingen
van radioactief afval of verbruikte splijtstof. Om de communicatie met de
Commissie te verbeteren moeten alle lidstaten de Commissie de vereiste
informatie verstrekken en de contactgegevens van hun bevoegde autoriteit(en). De lijst van bevoegde autoriteiten in de
lidstaten kan tevens worden geraadpleegd op de Europa‑website van de
Europese Commissie via de volgende link: http://ec.europa.eu/energy/nuclear/transport/shipment_directive_en.htm. 2.4. Toezending Overeenkomstig artikel 19 van de richtlijn
overbrenging werkt de Commissie aanbevelingen uit voor een veilig en
doeltreffend systeem voor de toezending van documenten en informatie met
betrekking tot de bepalingen van deze richtlijn. De Commissie richt tevens een
elektronisch communicatieplatform op en houdt dat bij om de contactgegevens van
de bevoegde autoriteiten in de lidstaten te kunnen verstrekken, de talen die
aanvaardbaar zijn voor de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat en alle
algemene voorwaarden en eventuele aanvullende eisen van de bevoegde
autoriteiten van elke lidstaat voor een vergunning voor overbrenging. De aanbeveling van de Commissie voor een
veilig en doelmatig systeem voor toezending van documenten en informatie werd
in juli 2009 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie[11]. Voor het elektronische platform richtte de
Commissie een website op (zie bovenstaande link) die alle relevante informatie
bevat met betrekking tot de richtlijn overbrenging. De beschikbaar gestelde
gegevens worden indien van toepassing bijgewerkt op basis van door elke
lidstaat aan de Commissie doorgegeven informatie overeenkomstig artikel 18, lid
2, van de richtlijn. 2.5. Raadgevend
comité Bij de uitoefening van de in de richtlijn
vastgelegde taken wordt de Commissie bijgestaan door een raadgevend comité dat
is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten. Op de eerste
bijeenkomst van dit comité in mei 2007 werden het mandaat en het werkprogramma
van het raadgevend comité voor de komende jaren vastgesteld. Het comité hield
negen bijeenkomsten die georganiseerd en voorgezeten werden door een
vertegenwoordiger van de Commissie. Het raadgevend comité formuleerde een advies: –
over de oprichting en het gebruik van het uniform
document; –
over de aanbeveling van de Commissie betreffende
criteria voor de uitvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof
naar derde landen; –
over de aanbeveling van de Commissie voor een
veilig en doelmatig systeem voor toezending van documenten. De adviezen van het comité zijn in de notulen
opgenomen. Uit de tot op heden opgedane ervaring blijkt
dat het raadgevend comité een goed en nuttig instrument is om de
vertegenwoordigers van de lidstaten in staat te stellen hun ervaringen
onderling en met de Commissie uit te wisselen. 2.6. Periodieke
verslagen De lidstaten zijn verplicht voor het eerst
eind 2011 en vervolgens om de drie jaar verslag uit te brengen aan de Commissie
over de tenuitvoerlegging van de richtlijn overbrenging. Op basis van de
verslagen van de lidstaten heeft de Commissie dit eerste samenvattend verslag
opgesteld voor het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en
Sociaal Comité om een nuttig overzicht te verschaffen van de in de Gemeenschap
verleende vergunningen, terwijl ook de aandacht wordt gevestigd op de
moeilijkheden die de lidstaten in de praktijk ondervinden en de toegepaste
oplossingen. Het raadgevend comité werd overeenkomstig
artikel 20 en de in artikel 21 van de richtlijn vastgelegde procedures
geraadpleegd over het ontwerpverslag en het bijbehorend werkdocument. Het raadgevend
comité had geen belangrijke opmerkingen. De commentaren hadden hoofdzakelijk
betrekking op aanpassing van contactgegevens. Bij de verslaglegging moet met name aandacht
worden besteed aan gevallen van terugzending naar aanleiding van niet-vergunde
overbrenging en niet-aangegeven radioactief afval (artikel 4 van de richtlijn).
De Commissie is in het kader van dit eerste verslag niet op de hoogte gebracht
van gevallen die onder de bepalingen van artikel 4 vallen. 3. Verslagen
van de lidstaten Om de rapportageprocedure te stroomlijnen
heeft de Commissie de lidstaten een modelverslag in twee delen ter beschikking
gesteld. Het eerste deel heeft betrekking op informatie over de
tenuitvoerlegging van de richtlijn, het tweede deel op informatie over overbrengingen.
Alle lidstaten hebben een verslag ingediend bij de Commissie. Deze informatie
werd vervolgens door de Commissie geanalyseerd en punten die verdere
toelichting vergden werden indien nodig bilateraal met de desbetreffende
lidstaat besproken. De voornaamste elementen van de verslagen van de lidstaten
zijn samengevat in dit verslag. Nadere bijzonderheden zijn te vinden in het
werkdocument van de diensten van de Commissie. Over het algemeen werden door de lidstaten
geen grote problemen gemeld bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn. Sommige
lidstaten toonden zich wel bezorgd over de volgende aspecten: –
Het feit dat er geen harmonisering bestaat op het
vlak van vrijgaveniveaus voor radioactief afval in de EU kan ertoe leiden dat
materiaal dat radioactieve stoffen bevat in een lidstaat wordt vrijgegeven
terwijl dat in een andere lidstaat wel als radioactief afval wordt beschouwd. –
Grensoverschrijdende overbrenging van sommig afval
dat in de natuur voorkomend radioactief materiaal bevat (NORM[12]-afval) en niet het resultaat
is van toegestane activiteiten in de zin van de geldende basisnormen voor de
bescherming. Dit soort afval valt noch onder deze richtlijn noch onder de
richtlijn betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën[13]. Beide punten zullen binnen het raadgevend
comité verder worden onderzocht en behandeld. 3.1. Overbrenging De richtlijn overbrenging bepaalt dat
overbrenging van radioactief afval en verbruikte splijtstof alleen mag
plaatsvinden met de voorafgaande geïnformeerde toestemming van de bevoegde
autoriteiten in alle betrokken lidstaten. Veertien van de 27 lidstaten hebben
toestemming verleend voor overbrengingen die binnen het toepassingsgebied van
de richtlijn vallen. Het gaat hier om een relatief gering aantal vergunningen.
In de door dit verslag bestreken periode (2008-2011) werden volgens opgaven van
de lidstaten 161 vergunningen[14]
afgegeven in het kader van de richtlijn. Van de vergunningen had 74% betrekking
op overbrenging van afval, de overige 26% had betrekking op overbrenging van
verbruikte splijtstof. In de meeste gevallen ging het om overbrenging
tussen lidstaten. Nadere informatie is te vinden in het bijgevoegde
werkdocument van de diensten van de Commissie. 3.2. Uitvoer
uit de Gemeenschap Onverminderd de bevoegdheid van elke lidstaat
om zelf zijn beleid te bepalen betreffende de cyclus van verbruikte splijtstof
en zoals reeds vermeld, doet de richtlijn overbrenging geen afbreuk aan het
recht van een lidstaat om verbruikte splijtstof voor opwerkingsdoeleinden uit
te voeren, rekening houdend met de beginselen van de gemeenschappelijke markt
op het gebied van kernenergie en met name het vrij verkeer van goederen binnen
de EU. Artikel 16, lid 1, van de richtlijn vermeldt duidelijk onder welke
voorwaarden overbrenging naar het buitenland verboden is. Het gaat er met name
om dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten geen toestemming mogen
verlenen voor overbrenging naar een derde land dat niet beschikt over de
administratieve en technische capaciteit en de regelgevingsstructuur om het
radioactief afval of de verbruikte splijtstof veilig te beheren, zoals in het
gezamenlijk Verdrag is vastgesteld. Met het oog hierop en na overeenkomstig de
procedure van artikel 21 overleg te hebben gepleegd met het raadgevend comité,
heeft de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 2, en rekening houdend met
onder meer de relevante veiligheidsnormen van het Internationale Organisatie
voor Atoomenergie (IAEA), criteria vastgesteld die het de lidstaten
vergemakkelijken te beoordelen of voldaan is aan de eisen voor uitvoer. Deze
criteria zijn als aanbeveling van de Commissie in december 2008 bekendgemaakt
in het Publicatieblad van de Europese Unie[15]. Het aantal door de lidstaten opgegeven
vergunningen voor uitvoer naar derde landen blijft relatief laag (17% van het
totale aantal opgegeven vergunningen). Negen lidstaten meldden in totaal 28
vergunningen te hebben verleend voor uitvoer buiten de EU naar Rusland, China,
Zwitserland, Japan en de VS. Zestien van deze vergunningen hadden betrekking op
de overbrenging van verbruikte splijtstof voor opwerking (6 vergunningen voor
verbruikte splijtstof van kernreactoren) of opwerking en opslag (10
vergunningen voor verbruikte splijtstof van onderzoeksreactoren). De overige 12
vergunningen werden verleend voor radioactief afval dat werd teruggebracht naar
het land van herkomst (d.w.z. radioactief afval afkomstig van de verwerking van
besmet materiaal in een van de lidstaten). De lidstaten vermeldden dat overbrenging en
uitvoer onder toezicht geschiedde en gecontroleerd werd in overeenstemming met
de procedures en bepalingen die zijn vastgesteld in de richtlijn overbrenging.
De Commissie kan aan de hand van de ingediende informatie echter niet nagaan of
volledig is voldaan aan alle uitvoercriteria van de aanbeveling van de
Commissie. Met name kan zij nagaan of de faciliteiten voor de behandeling van
bestraalde splijtstof in derde landen daadwerkelijk zijn onderworpen aan een
IAEA-veiligheidscontroleovereenkomst, samenhangend met de ondertekening en
ratificatie van het non-proliferatieverdrag en de daarmee verband houdende
aanvullende protocollen, en of voldaan is aan de eisen voor een hoog
veiligheidsniveau overeenkomstig de richtlijn betreffende afvalstoffen. De Commissie merkt in de verslagen van de
lidstaten tevens een algemene samenhang en complementariteit op met de
nationale verslagen die zijn opgesteld in het kader van de gezamenlijke
internationale overeenkomst inzake de veiligheid van het beheer van afgewerkte
splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactieve
afvalstoffen, omdat hierin hoofdzakelijk het rechtskader en de
verantwoordelijkheden worden beschreven. 4. Conclusies De richtlijn overbrenging is in alle
EU-lidstaten naar behoren omgezet. De algemene bepalingen in het kader van de
richtlijn zijn uitgevoerd door het vaststellen en bekendmaken van het besluit
en de aanbevelingen van de Commissie en de oprichting van het raadgevend
comité. Na evaluatie van de door de lidstaten in hun
eerste verslagleggingsronde ingediende informatie, merkt de Commissie op dat de
richtlijn nu volledig wordt uitgevoerd zodat een adequate bescherming van de
bevolking wordt gewaarborgd. De richtlijn biedt een goed gestructureerd en
operationeel kader voor toezicht en controle op overbrenging in alle lidstaten
en zorgt ervoor dat grensoverschrijdende overbrenging van radioactief afval en
verbruikte splijtstof alleen plaatsvindt met voorafgaande toestemming van de
bevoegde autoriteiten van alle betrokken lidstaten. Bij de uitvoering van de richtlijn
overbrenging hebben zich nog geen ernstige problemen voorgedaan. Vragen in
verband met de NORM-afval en vrijgaveniveaus met betrekking tot overbrenging
van radioactief afval zullen verder worden behandeld in het bij deze richtlijn
opgerichte raadgevend comité. De Commissie stelt, wat de overbrenging van
radioactief afval en verbruikte splijtstof betreft vast dat de bestaande
bepalingen, met name de bepalingen tot uitvoering van de richtlijn tot
vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking
en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren, de bevoegde
nationale autoriteiten in staat stellen toezicht te houden op deze overbrenging
op hun grondgebied. Dit verslag biedt een eerste beknopt overzicht
van de vergunningen die in het kader van de richtlijn overbrenging in de
Gemeenschap zijn verleend. Het gaat om een relatief gering aantal en er wordt
een duidelijk beeld geschetst van de situatie met betrekking tot uitvoer naar
landen buiten de EU. Hoewel de uitvoercriteria van de Commissie alleen
bekendgemaakt zijn als aanbeveling en juridisch dus niet bindend zijn, zal
volledige naleving in de praktijk door de lidstaten een heikel punt blijven dat
in nauwe samenwerking met het raadgevend comité verder moet worden onderzocht. Bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn
betreffende afvalstoffen worden de lidstaten verzocht concrete besluiten te
nemen voor een veilig beheer van hun radioactief afval en verbruikte
splijtstof. Dit zal tevens zeker een impact hebben op overbrenging binnen, in
en uit de EU. In toekomstige verslagen zal dan ook informatie worden verstrekt
over de verdere ontwikkeling van radioactief afval en verbruikte splijtstof. Ten slotte is in de verslagperiode van drie
jaar geen melding gemaakt van ongelukken die geleid hebben tot een lozing van
radioactieve stoffen in het milieu waarbij sprake was van nationale of
grensoverschrijdende transportbewegingen met radioactieve afvalstoffen of
verbruikte splijtstof. [1] PB L 337 van 5.12.2006, blz. 21. [2] De veertien lidstaten met actieve kernreactoren zijn
België, Bulgarije, Tsjechië, Finland, Griekenland, Duitsland, Hongarije,
Nederland, Roemenië, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd
Koninkrijk. Italië en Litouwen hebben alleen kernreactoren die buiten werking worden
gesteld. [3] Met name Richtlijn nr. 96/92/Euratom van de Raad van 13
mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de
gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling
verbonden gevaren. PB L 159 van 29.6.1996,
blz. 1. [4] Met name het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid
van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer
van radioactief afval. [5] Richtlijn 92/3/Euratom van de Raad van 3 februari 1992;
PB L 35 van 12.2.1992, blz. 24. [6] Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006
betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen
en bestraalde splijtstof. [7] Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011
tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig
beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval. PB L 199 van 2.8.2011,
blz. 48. [8] "Houder": iedere natuurlijke of rechtspersoon
die vóór de overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof
krachtens het toepasselijke nationale recht verantwoordelijk is voor dergelijk
materiaal en de uitvoering van deze overbrenging naar een ontvanger plant; [9] PB L 107 van 17.4.2008, blz. 32. [10] PB L 343 van 23 december 2011, blz. 149. [11] PB L 177 van 8.7.2009, blz. 5. [12] Natuurlijke radioactieve materialen (naturally occurring
radioactive materials - NORM). [13] Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 15 maart 2006. [14] Hierbij moet worden opgemerkt dat sommige vergunningen
werden afgegeven voor verschillende overbrengingen die over een bepaalde
periode werden uitgevoerd die de huidige verslagleggingsperiode kan
overschrijden. [15] PB L 338 van 17.12.2008, blz. 69.