Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 52012PC0676

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot intrekking van Beschikking 2009/587/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort op Malta

/* COM/2012/0676 final */

52012PC0676

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot intrekking van Beschikking 2009/587/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort op Malta /* COM/2012/0676 final */


           

Aanbeveling voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot intrekking van Beschikking 2009/587/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort op Malta

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 12,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Bij Beschikking 2009/587/EG van de Raad van 7 juli 2009[1] is op aanbeveling van de Commissie overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG) besloten dat er in Malta een buitensporig tekort bestond. De Raad merkte op dat het overheidstekort op Malta in 2008 4,7 % van het bbp bereikte, en aldus in grote mate de referentiewaarde van 3 % van het bbp overschreed, terwijl de bruto-overheidsschuld sinds 2003 boven de referentiewaarde van 60 % van het bbp lag en in 2008 64,1 % van het bbp bedroeg[2].

(2)       Overeenkomstig artikel 104, lid 7, VEG en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten[3] heeft de Raad eveneens op 7 juli 2009 op aanbeveling van de Commissie een aanbeveling tot Malta gericht waarin het land werd verzocht om uiterlijk in 2010 aan de heersende situatie een einde te maken. De aanbeveling is openbaar gemaakt.

(3)       Op 16 februari 2010 heeft de Raad, op basis van een aanbeveling van de Commissie, geconcludeerd dat met inachtneming van zijn aanbeveling overeenkomstig artikel 104, lid 7 VEG effectieve actie was ondernomen, maar dat zich na de aanneming van zijn aanbeveling op Malta onverwachte schadelijke economische gebeurtenissen met belangrijke ongunstige gevolgen voor de overheidsfinanciën hadden voorgedaan. De Raad nam bijgevolg overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) een herziene aanbeveling aan Malta aan tot verlenging met één jaar, d.w.z. tot 2011, van de termijn voor de correctie van het buitensporig tekort. De aanbeveling is openbaar gemaakt.

(4)       Volgens artikel 126, lid 12 VWEU moet een besluit van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort worden ingetrokken wanneer de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

(5)       Overeenkomstig artikel 4 van het aan het VWEU gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten, verstrekt de Commissie de voor de toepassing van de procedure benodigde gegevens. In het kader van de toepassing van dit protocol dienen de lidstaten ingevolge artikel 3 van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het VWEU gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten tweemaal per jaar, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober, gegevens over het overheidstekort en de overheidsschuld, alsook over andere, daarmee samenhangende variabelen te verstrekken[4].

(6)       Wanneer zij bezien of een procedure bij buitensporige tekorten moet worden ingetrokken, moeten de Commissie en de Raad een besluit nemen op basis van ter kennis gebrachte gegevens. Bovendien mag de procedure bij buitensporige tekorten alleen worden ingetrokken als uit de prognoses van de Commissie blijkt dat het tekort gedurende de prognoseperiode de drempel van 3 % van het bbp niet zal overschrijden.

(7)       Uit de gegevens die de Commissie (Eurostat) overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 479/2009 na de vóór 1 april 2012 door Malta gedane kennisgeving heeft verstrekt en uit de voorjaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

– Na de piek in 2008 is het overheidstekort geleidelijk verkleind en is het in 2011 op 2,7 % van het bbp, dat wil zeggen onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp, uitgekomen. De significante verbetering vergeleken met 2010, toen het overheidstekort 3,6 % van het bbp bedroeg, was hoofdzakelijk het gevolg van een stijging van de inkomsten met 0,7 % van het bbp. De impact van netto tekortverminderende eenmalige maatregelen in 2011 wordt in de najaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie op 0,7 % van het bbp geraamd. Het structurele saldo, d.w.z. het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, is in 2011 met naar schatting 1 procentpunt van het bbp verbeterd en is boven de door de Raad aanbevolen gevraagde inspanning van ten minste ¾ % van het bbp uitgekomen.

– Volgens de najaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie zal, hoofdzakelijk dankzij inkomstenverhogende maatregelen, waarvan de meeste als eenmalig worden beschouwd, het tekort in 2012 verder dalen tot 2,6 % van het bbp; de netto tekortverminderende impact van eenmalige maatregelen wordt op 1 % van het bbp geraamd. Bij ongewijzigd beleid, d.w.z. zonder het opnemen van de consolidatiemaatregelen waarin de begroting 2013 voorziet, die na de afsluitingsdatum van de prognoses is aangenomen, zal het overheidstekort naar verwachting in 2013 tot 2,9 % van het bbp vergroten alvorens in 2014 opnieuw tot 2,6 % van het bbp te verkleinen en zal het aldus tot aan de prognosehorizon onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp blijven. Het stabiliteitsprogramma van april 2012 beoogt lagere tekorten, namelijk van 2,2 %, 1,7 % en 1,1 % van het bbp in respectievelijk 2012, 2013 en 2014. Het verschil tussen de najaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie en de doelstelling voor 2012 van het stabiliteitsprogramma is hoofdzakelijk te verklaren uit een meer dynamische groei van de inkomsten volgens dit laatste.

– Wat betreft de jaren na de door de Raad vastgestelde termijn van 2011 wijzen de budgettaire verwachtingen van de najaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie voor 2012 niet op een verbetering van het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, en voor 2013 op een verbetering met ¼ procentpunt van het bbp. Dit is minder dan de benchmark van 0,5 % van het bbp voor de correctie in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn die vereist is overeenkomstig het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, met name Verordening (EG) nr. 1466/97[5]. Deze trage correctie wordt verwacht tegen de achtergrond van in het algemeen genomen evenwichtige conjunctuuromstandigheden, hetgeen betekent dat de outputgap naar schatting in de buurt van nul zal liggen. Tegelijk zal de samenstelling van de groei naar verwachting relatief belastingopbrengstenarm zijn. Vooral in 2012 wordt de economische groei gedreven door netto-uitvoer, terwijl de binnenlandse vraag vergeleken met de voorbije trends naar verwachting eerder zwak zal uitvallen. In 2014 zal de verbetering naar verwachting ½ procentpunt van het bbp bedragen. Voorts zal in 2012 het reële groeipercentage van de overheidsuitgaven, ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, naar verwachting onder het in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 bedoelde benchmarkreferentiepercentage van potentiële bbp-groei op middellange termijn blijven. Bij ongewijzigd beleid zou de reële nettogroei van de uitgaven in 2013 en 2014 evenwel significant van deze benchmarkreferentierente afwijken.

– De bruto-overheidsschuld als aandeel van het bbp bevindt zich sinds 2008 in een stijgende trend en bereikte in 2011 70,9 % van het bbp. Volgens de najaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie zal de schuldratio blijven stijgen en in 2012 72,4 % van het bbp, in 2013 73,1 % van het bbp en in 2014 72,8 % van het bbp bereiken. Volgens het stabiliteitsprogramma 2012 daarentegen zou de schuldratio na 2011 beginnen dalen tot 67,4 % van het bbp in 2014. Het verschil tussen de twee verwachtingen is het gevolg van een lager primair overschot en een hogere stock-flow adjustment in de najaarsprognoses.

(8)       De Raad herinnert eraan dat, beginnend in 2012, dat wil zeggen het jaar volgend op de correctie van het buitensporig tekort, en gedurende een periode van drie jaar, Malta voldoende vooruitgang zou moeten maken in de richting van naleving van het vereiste volgens het schuldcriterium, overeenkomstig artikel 2, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97.

(9)       Volgens de Raad is het buitensporige tekort op Malta tegen de termijn van 2011 gecorrigeerd en dient Beschikking 2009/587/EG derhalve te worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort op Malta is gecorrigeerd.

Artikel 2

Beschikking 2009/587/EG wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Republiek Malta.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

[1]               PB L 202 van 4.8.2009, blz. 42.

[2]               Het overheidstekort en de overheidsschuld voor 2008 werden vervolgens herzien tot momenteel 4,6 % van het bbp respectievelijk 62,0 % van het bbp.

[3]               PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

[4]               PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.

[5]               PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

Naar boven