This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0093
Proposal for a DECISION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on accounting rules and action plans on greenhouse gas emissions and removals resulting from activities related to land use, land use change and forestry
Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake boekhoudregels en actieplannen met betrekking tot broeikasgasemissies en -verwijderingen als gevolg van activiteiten met betrekking tot landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw
Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake boekhoudregels en actieplannen met betrekking tot broeikasgasemissies en -verwijderingen als gevolg van activiteiten met betrekking tot landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw
/* COM/2012/093 final - 2012/0042 (COD) */
Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake boekhoudregels en actieplannen met betrekking tot broeikasgasemissies en -verwijderingen als gevolg van activiteiten met betrekking tot landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw /* COM/2012/093 final - 2012/0042 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL De noodzaak om nu iets te doen aan de
klimaatverandering Eind 2010 is in de context van het Raamverdrag
van de VN inzake klimaatverandering (UNFCCC) erkend dat de opwarming van de
aarde niet hoger mag worden dan 2 ˚C[1] boven het niveau vóór de industriële
revolutie. Dit is van essentieel belang als de negatieve gevolgen van de
menselijke inmenging met het klimaatsysteem moeten worden beperkt. De mondiale
emissies moeten daarom af gaan nemen. Voor deze langetermijndoelstelling moeten
de mondiale broeikasgasemissies tegen 2050 zijn teruggebracht met ten minste 50 %
ten opzichte van het niveau van 1990[2]. Ontwikkelde landen zouden als groep hun
emissies tegen 2050 met 80 tot 95 % moeten hebben teruggebracht in
vergelijking met het niveau van 1990. Op de middellange termijn heeft de Unie zich
ertoe verbonden haar broeikasgasemissies tegen 2020 met 20 % te verlagen
ten opzichte van het niveau van 1990 en met 30 % als de voorwaarden juist
zijn[3]. De
sector voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) maakt
geen deel uit van die toezegging. Echter, Richtlijn 2009/29/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG
teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de
Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden[4] (het Europees emissiehandelssysteem,
"EU ETS") en Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun
broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap
op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen[5] (de
beschikking inzake de verdeling van de emissiereductie-inspanningen,
"ESD") vermelden dat alle sectoren van de economie moeten bijdragen
aan het bereiken van de broeikasgasemissiereductiedoelstellingen van de Unie
voor 2020. Bovendien wordt de Commissie in artikel 9 van Beschikking nr. 406/2009/EG
verzocht na te gaan hoe landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in
de emissiereductieverbintenis van de Unie kunnen worden opgenomen en een
wetsvoorstel te doen, waarbij wordt gezorgd voor het permanente karakter en de
milieu-integriteit van de bijdrage van landgebruik, verandering in landgebruik
en bosbouw alsmede voor een nauwkeurige monitoring. Na uitgebreid overleg met de lidstaten en
belanghebbende partijen, en een effectbeoordeling, stelt de Commissie
dienovereenkomstig een besluit vast om als eerste stap een juridisch kader te
bieden voor deugdelijke, geharmoniseerde en uitgebreide boekhoudregels voor de
LULUCF-sector die zijn ontworpen om te voldoen aan het specifieke profiel van
deze sector. In het voorstel wordt een juridisch kader vastgesteld voor de
LULUCF-sector dat losstaat van de kaders die de bestaande verbintenissen
reguleren (EU ETS en ESD), dat wil zeggen dat de sector in deze fase niet
officieel wordt meegenomen in de emissiereductiedoelstelling met betrekking tot
broeikasgassen van 20 %. Pas op het moment dat er is voorzien in
deugdelijke boekhoudregels en bewaking en rapportage, kan de LULUCF-sector
officieel worden opgenomen in de emissiereductiedoelstellingen van de Unie. Hiertoe
heeft de Commissie eveneens een voorstel ingediend om Beschikking nr. 280/2004/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende een
bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de
uitvoering van het Protocol van Kyoto[6]
in te trekken, en deze te vervangen door een Verordening van het Europees
Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de
uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie
op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot
klimaatverandering[7]. De rol van landgebruik en bosbouw bij
klimaatverandering In de Unie zijn emissies van broeikasgassen
voornamelijk afkomstig uit energieproductie en andere door de mens veroorzaakte
bronnen. Tegelijkertijd wordt koolstof door fotosynthese geabsorbeerd
(verwijderd) uit de atmosfeer en opgeslagen in bomen en bijbehorende
houtproducten, en in andere planten en grond. Daarom kunnen een juist
landgebruik en beheerspraktijken in de bosbouw en landbouw de emissies van
koolstof beperken en de verwijderingen ervan uit de atmosfeer uitbreiden.
Dergelijke praktijken vallen onder de LULUCF-sector, die voornamelijk
kooldioxide-emissies (CO2) en -verwijderingen door terrestrische
ecosystemen omvat, doorgaans geraamd als veranderingen in het koolstofreservoir[8]. In 2009
heeft de LULUCF-sector een hoeveelheid koolstof uit de atmosfeer verwijderd die
gelijk is aan ongeveer 9 % van de totale broeikasgasemissies van de Unie
in andere sectoren. Landbouw, bosbouw, aanverwante industrieën en
energie zijn de belangrijkste economische sectoren die relevant zijn voor
LULUCF en kunnen op diverse manieren bijdragen aan de emissiereductie en de
uitbreiding van putten. Landbouwmaatregelen, gericht op het verminderen
van de conversie van grasland en koolstofverliezen door het cultiveren van
organische grond, zouden het verbeteren van agronomische praktijken zoals het
gebruiken van verschillende gewassoorten (bijv. meer peulgewassen) en een uitbreiding
van vruchtwisselingen kunnen omvatten. Boslandbouwpraktijken, die grotere
koolstofreservoirs in de bodem opleveren, kunnen bijdragen door vee te houden
of voedingsgewassen te verbouwen op grond waarop ook bomen worden gekweekt voor
hout, energie of andere houtproducten. Organisch materiaal kan ook weer op de
grond worden teruggebracht of daar achtergelaten om de productiviteit van
akkerland en grasland te verbeteren, terwijl het opnieuw bevochtigen, braak
laten liggen of niet draineren van organische grond, inclusief veengrond, en
het herstellen van aangetaste grond significante voordelen kan hebben voor de
reductie en biodiversiteit. Gezien dit alles zou het opnemen van akker- en
graslandbeheer in de boekhouding van emissies een noodzakelijke stap zijn naar
de volledige erkenning van de bijdrage van deze activiteiten aan het halen van
de klimaatveranderingsverbintenissen. Ook bosbouw heeft veel potentieel om de
reductie te stimuleren. Hiertoe behoren praktijken als
het omzetten van niet-bosbouwgrond in bos (d.w.z. bebossing)[9], het
vermijden dat bos wordt omgezet in andere grondsoorten (d.w.z. ontbossing), het
opslaan van koolstof in bestaande bossen door langere vruchtwisselingsperioden
van bomen, het vermijden van kaalkap (bijv. bosbeheer met betrekking tot
uitdunnen of selectief kappen) en omzetting naar niet door menselijke
activiteit verstoorde bossen, en meer wijdverbreid gebruik van preventieve
maatregelen om de gevolgen van verstoringen zoals branden, plagen en stormen te
beperken. Even belangrijk is dat bestaande bossen productiever kunnen worden
gemaakt door vruchtwisselingen dichter bij het productiemaximum te laten
plaatsvinden, meer te produceren uit bossen met een lage productie en de
productie van houtafsnijdsel en takkenhout te verhogen, vooropgesteld dat de
biodiversiteit, vruchtbaarheid van de grond en organisch materiaal behouden
kunnen blijven. Ook door de samenstelling van soorten te wijzigen en door de
groeisnelheden kan een effect worden bereikt. Naast de mogelijkheden die rechtstreeks zijn
gekoppeld aan bos- en landbouw, zijn er potentiële reductievoordelen in de
aanverwante industrieën (bijv. pulp en papier, houtverwerking) en in
sectoren voor hernieuwbare energie als landbouwgrond en bossen worden
beheerd voor de productie van hout en energie. Hoewel koolstof wordt opgeslagen
in bomen en andere planten en grond, kan het ook gedurende tientallen jaren worden
opgeslagen in producten (bijv. bouwhout). Industrie- en klantgericht beleid kan
op een aanzienlijke manier bijdragen aan het vergroten van het gebruik en het
recyclen van hout en/of de productie van pulp, papier en houten producten op de
lange termijn, en zo de meer emissie-intensieve equivalenten (bijv. beton,
staal, kunststof uit fossiele brandstoffen) vervangen. Het is zelfs zo dat de
bio-industrie gebruik kan maken van gewassen die worden geteeld voor
materiaalvervanging (bijv. hennep en gras voor isolatie in plaats van
glasvezel, stro voor de productie van meubels, panelen van autoportieren
gemaakt van vlas of sisal, bio-kunststoffen) of voor energie (bijv. het gebruik
van biomassa in plaats van fossiele brandstoffen). Uit onderzoeken is gebleken dat
voor elke ton koolstof in houtproducten in plaats van niet-houtproducten een
gemiddelde broeikasgasemissiereductie van ongeveer twee ton koolstof kan worden
verwacht[10]. Het opnemen van een verplichte boekhouding
voor bosbeheer, akkerbeheer en graslandbeheer zou de zichtbaarheid vergroten
van door landbouwers, bosbouwers en op bosbouw gebaseerde industrieën genomen
maatregelen en de basis bieden voor het vaststellen van beleidsprikkels om hun
reductiemaatregelen te vergroten. Als dergelijke inspanningen worden
bijgehouden in een boekhouding, worden de algemene broeikasgevolgen ervan
juister weergegeven en verhoogt de kostenefficiëntie van het bereiken van de emissiereductiedoelstellingen. Aangezien het gebruik van landbouwgrond,
bosbouw en aanverwante industrieën zeer uiteenloopt in de lidstaten voor wat
het emissiepotentieel binnen de Unie betreft, zal geen enkele aanpak voor alle
lidstaten geschikt zijn. Er is een aangepaste aanpak nodig om de verschillende
vormen van grondgebruik en bosbouwpraktijken aan te pakken. De belangrijkste
voorwaarde voor het beschermen en uitbreiden van de koolstofreservoirs en de
mate van verwijdering is het bieden van een gelijk speelveld tussen de
verschillende soorten maatregelen in de diverse sectoren in de lidstaten (bijv.
graslandbeheer of productie van bio-energie), door middel van een accurate en
geharmoniseerde boekhouding van emissies en verwijderingen door de
LULUCF-sector. Huidig beleid is onvoldoende Hoewel de LULUCF-sector nog niet meetelt voor
de emissiereductiedoelstelling van de Unie voor 2020, telt deze gedeeltelijk
mee voor de verbintenis van de Unie krachtens het Protocol van Kyoto
("Protocol van Kyoto") in het kader van het UNFCCC, goedgekeurd bij
Beschikking van de Raad 2002/358/EG[11]
voor de periode van 2008 tot 2012. Echter, de bestaande internationale
boekhoudregels, een mix van vrijwillige en verplichte praktijken, hebben
aanzienlijke nadelen. Belangrijker nog is dat boekhouding voor de meeste
LULUCF-activiteiten vrijwillig is, met name voor bosbeheer (goed voor ongeveer 70 %
van de sector) en het beheer van akker- en grasland (goed voor ongeveer 17 %
van de sector). Als gevolg hiervan verschilt het boekhouden in deze eerste verbintenisperiode
krachtens het Protocol van Kyoto sterk tussen de lidstaten. Een ander nadeel is
het gebrek aan stimulansen voor de reductie van klimaatverandering in de
bosbouw. Verbetering van de boekhouding is noodzakelijk om een gelijk
speelveld te creëren binnen de landbouw, bosbouw en aanverwante industrieën en
energiesectoren in de lidstaten teneinde hun consistente behandeling op de
interne markt te kunnen waarborgen. Een deugdelijke en geharmoniseerde raming van
emissies en verwijderingen in landbouw en bosbouw vereist een investering in de
capaciteit voor bewaking en rapportage. Niettemin zijn er nog steeds
aanzienlijke lacunes en moet de accuraatheid en volledigheid van de verstrekte
gegevens worden verbeterd, met name wat betreft gegevens over landbouwgrond. Verbeteringen
in bewaking en rapportage ondersteunen dan ook niet alleen de boekhouding,
maar zouden ook een deugdelijke, duidelijke en zichtbare indicator zijn van de
voortgang in landbouw en bosbouw. Bevorderen van synergie met bredere
beleidsdoelstellingen is eveneens belangrijk. Er zijn
stimulansen om het gebruik van bio-energie te bevorderen[12], maar
tot op heden is er geen samenhangende aanpak van de verzachting van de
klimaatverandering in de LULUCF-sector door middel van maatregelen in landbouw,
bosbouw en aanverwante industrieën. De reductie
van de klimaatverandering kan zelfs een steeds belangrijker rol spelen bij het
gemeenschappelijk landbouwbeleid. In het plattelandsontwikkelingsbeleid van de
Unie na 2013 kunnen reductie en aanpassing van de klimaatverandering worden
aangepakt door betere stimulansen te bieden voor koolstofvastlegging in
landbouw en bosbouw. Sommige hiervan zouden tegelijkertijd de
koolstofreservoirs uitbreiden en beschermen en extra baten genereren voor
biodiversiteit en voor de aanpassing door het waterhoudend vermogen te
vergroten en erosie te verlagen. Een verplichte boekhouding van bijbehorende
koolstofstromen zou de positieve bijdrage van deze maatregelen zichtbaarder
maken en hun volledige bijdrage aan het behalen van de
klimaatveranderingsdoelstelling waarborgen. Een boekhouding voor de LULUCF-sector
zou ook de voordelen van duurzame bio-energie verduidelijken door de hieraan
gerelateerde emissies beter tot uitdrukking te laten komen, met name die welke
voortkomen uit de verbranding van biomassa, waarvan op dit moment niet wordt
boekgehouden. Dit zou de stimulansen versterken die worden geboden door de
duurzaamheidscriteria in de context van de doelstellingen op het gebied van
hernieuwbare energie. De LULUCF-sector is echter niet als andere
sectoren. Emissies en verwijderingen van broeikasgassen in deze sector zijn het
resultaat van relatief langzame natuurlijke processen. Het kan tientallen jaren
duren voordat maatregelen als bebossing een aanzienlijk effect hebben. Daarom
moeten voor de lange termijn maatregelen worden overwogen om in de bosbouw en
landbouw voor meer verwijderingen en minder emissies te zorgen. Bovendien zijn
emissies en verwijderingen omkeerbaar: dergelijke omkeringen kunnen ontstaan
doordat extreme gebeurtenissen als branden, stormen, droogtes of plagen
gevolgen hebben gehad voor bos en grond of door beheersbesluiten (bijv. om
bomen te kappen of te planten). Daarnaast zijn de jaar-tot-jaarfluctuaties
van emissies en verwijderingen in bossen groot en kunnen ze in sommige
lidstaten maar liefst 35 % van de totale emissies bedragen als gevolg van
natuurlijke verstoringen en de oogst. Dit maakt het voor lidstaten moeilijk om
de jaarlijkse doelstellingen te halen. Hoewel emissies en verwijderingen door de
LULUCF-sector worden meegedeeld krachtens het UNFCCC en gedeeltelijk worden
gerapporteerd krachtens het Protocol van Kyoto, is de sector weggelaten uit de klimaatverbintenissen
van de Unie krachtens het klimaat- en energiepakket vanwege de erkenning van
ernstige tekortkomingen in internationale boekhoudregels voor emissies en
verwijderingen door deze sector. Ook was de verwachting op het moment dat de
emissiereductiedoelstelling van de Unie werd vastgesteld, dat de klimaattop in
Kopenhagen in 2009 tot een internationale overeenkomst inzake
klimaatverandering zou hebben geleid, inclusief herziene boekhoudregels voor de
LULUCF-sector, die dan door de Unie zouden kunnen worden aangenomen. Dat is
toen niet gebeurd. Tijdens de zeventiende Conferentie van de
partijen bij het UNFCCC, waarin de partijen bij het Kyoto-protocol bijeenkomen,
is in december 2011 in Durban echter vooruitgang geboekt. In dit kader worden
in Besluit -/CMP.7 regels, definities en voorwaarden vastgesteld voor de
boekhouding van de LULUCF-sector vanaf een tweede verbintenisperiode krachtens
het Protocol van Kyoto. Met name de boekhouding voor activiteiten op het gebied
van bosbeheer, inclusief houtproducten, wordt verplicht en er zijn definities
vastgesteld voor natuurlijke verstoringen en drainage en het opnieuw
bevochtigen van waterrijke gebieden. Het is dan ook belangrijk om door te gaan
op het niveau van de Unie, parallel aan het internationale proces. Een
wetgevingsvoorstel inzake boekhouding voor emissies en verwijderingen door aan
de LULUCF-sector gerelateerde activiteiten in de Unie moet in overeenstemming
zijn met de besluiten die op internationaal niveau worden genomen, teneinde
voor het juiste niveau van samenhang te zorgen. Tegelijkertijd moet de Unie
echter de kans krijgen om het goede voorbeeld te geven, gericht op een
internationale overeenkomst vanaf de tweede verbintenisperiode van het Protocol
van Kyoto. Het doel van dit voorstel is dan ook om de
LULUCF-sector geleidelijk te integreren in het klimaatbeleid van de Unie door
middel van een afzonderlijk juridisch kader dat rekening houdt met het
specifieke profiel van de sector en door voor een deugdelijk en geharmoniseerd
boekhoudkader te zorgen. Maar het allerbelangrijkst is dat het de boekhouding
van antropogene broeikasgasemissies uit alle economische activiteiten binnen de
Unie zou voltooien. Als onderdeel hiervan zou de zichtbaarheid van bestaande en
nieuwe reductie-inspanningen in landbouw, bosbouw en aanverwante industrieën
groter worden en zou er een basis worden geboden voor het vaststellen van
toereikende beleidsstimulansen (bijv. in het kader van het GLB en het Stappenplan
voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa[13]). Het
vaststellen van gemeenschappelijke boekhoudregels voor de Unie zou het
speelveld tussen lidstaten ook gelijker maken. De veranderingen in
koolstofreservoirs als gevolg van het gebruik van in eigen land geproduceerde
biomassa zou worden vastgelegd, waardoor de boekhouding van bio-energie op het
niveau van de economie wordt voltooid. Dit zou de milieu-integriteit van het
klimaatbeleid van de Unie versterken. Tot slot zou het een belangrijke en
noodzakelijke stap zijn naar een kosteneffectief nastreven van ambitieuzere
klimaatdoelstellingen. Het is hierom dan ook van belang deugdelijke en
geharmoniseerde boekhoudregels vast te stellen voor de sector en hun bijdrage
aan het halen van de klimaatveranderingsdoelstellingen te waarborgen. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING Raadpleging van belanghebbende partijen Begin 2010 is een deskundigengroep
klimaatbeleid voor de LULUCF-sector opgericht in het kader van het Europese
klimaatveranderingsprogramma. De groep bestond uit een brede reeks
belanghebbende partijen: milieu-ngo's, handelsorganisaties, deskundigen uit de
overheid en onderzoekers. Het doel van de groep was het definiëren van belangrijke
kwesties met betrekking tot de opname van de LULUCF-sector in de inspanningen
van de Unie ter verzachting van de klimaatverandering en het leveren van
inbreng dienaangaande. Dit hielp bij het bepalen van de reikwijdte en het sturen
van het werk van de Commissie. Het beknopte verslag met de belangrijkste
resultaten is beschikbaar op de desbetreffende websites van de Commissie[14]. In 2010 werd een publieke onlineraadpleging
gehouden om inzichten te verzamelen over de mogelijkheden en uitdagingen met
betrekking tot het opnemen van de LULUCF-sector in de broeikasgasemissiereductieverbintenissen[15]. Er zijn
in totaal 153 reacties ontvangen die de standpunten van particuliere
ondernemingen, organisaties voor bedrijven en industrie, particulieren en
particuliere grondeigenaren, niet-gouvernementele organisaties, academici en
onderzoekers, en overheden weergeven. Dezelfde vragen zijn vervolgens gebruikt
in een afzonderlijke raadpleging met lidstaten waarop 14 reacties werden
ontvangen. De volgende punten kunnen worden genoemd op basis van de gegevens
die via de publieke onlineraadpleging werden verzameld: ·
de meeste respondenten zijn van mening dat
landgebruikactiviteiten zouden kunnen bijdragen om de gevolgen van
klimaatverandering op te vangen, zelfs op korte termijn (tot 2020) en op de
langere termijn tussen 2020 en 2050; ·
de meerderheid antwoordde dat de LULUCF-sector een
onderdeel zou moeten zijn van de emissiereductiedoelstellingen voor
broeikasgassen voor 2020 van de Unie, en men neigt ernaar om de sector alleen
op te nemen als de Unie een ambitieuzere verbintenis zou aangaan; ·
de respondenten gaven in het algemeen de voorkeur
aan een afzonderlijk boekhoudkader voor de LULUCF-sector, in tegenstelling tot
opname in EU ETS of ESD; ·
de meerderheid van de respondenten was eveneens van
mening dat er behoefte is aan meer harmonisatie en standaardisatie bij het
rapporteren en bewaken binnen de Unie; ·
de grote meerderheid van de respondenten was van
mening dat het bestaande uniale en internationale beleid onvoldoende was om
ervoor te zorgen dat landgebruikactiviteiten bijdragen aan het opvangen van de
gevolgen van klimaatverandering. De volledige resultaten van de publieke onlineraadpleging
en de raadpleging van lidstaten zijn beschikbaar op de desbetreffende websites
van de Commissie[16]. Tot slot heeft de Commissie op 28 januari 2011
in Brussel ook een vergadering met belanghebbende partijen gehouden. Ongeveer 75
deelnemers, die lidstaten, handelsorganisaties, milieu-ngo's en
onderzoeksinstellingen vertegenwoordigden, hebben aan de besprekingen
deelgenomen. De notulen zijn eveneens beschikbaar op de desbetreffende websites
van de Commissie[17]. Effectbeoordeling De effectbeoordeling onderzocht drie
belangrijke kwesties die moeten worden behandeld wanneer wordt beoordeeld hoe
de LULUCF-sector moet worden opgenomen in de broeikasgasemissiereductieverbintenissen
van de Unie, namelijk het: ·
zorgen voor deugdelijke boekhoudregels voor
emissies en verwijderingen; ·
bereiken van deugdelijke bewaking en rapportage; ·
vaststellen van de juiste beleidscontext voor het opnemen
van de sector in de klimaatveranderingsverbintenissen van de Unie. Op basis van de beleidscontext voor het
opnemen van de sector in de verbintenissen van de Unie, die op dit moment wordt
gereguleerd door de ESD en het EU ETS, werden er in de effectbeoordeling drie
opties overwogen voor het opnemen van de LULUCF-sector, namelijk als onderdeel
van de ESD, als afzonderlijk kader of om de opname in zijn geheel uit te
stellen. Elke optie behandelde de kwesties van boekhouding en bewaking. De potentiële
sociale, economische en milieugevolgen van de diverse opties werden uitgebreid
overwogen. Uit de
effectbeoordeling bleek dat er goede redenen waren om de LULUCF-sector op te
nemen in de broeikasgasemissiereductieverbintenissen van de Unie, namelijk om
de beleidssamenhang, de milieu-integriteit en de economische efficiëntie ervan te
vergroten. Dit is echter alleen mogelijk als de juiste beleidscontext voor de
LULUCF-sector wordt vastgesteld. De hoge variëteit aan emissies en verwijderingen
in bossen betekent dat jaarlijkse emissiereductiedoelstellingen van het soort
dat voor andere sectoren geldt, ongeschikt zijn. Ook de lange doorlooptijden
die reductiemaatregelen nodig hebben om effect te sorteren, plaatsen de
LULUCF-sector op een ander niveau dan de meeste sectoren, In het licht hiervan
heeft de effectbeoordeling aangegeven dat een afzonderlijk juridisch kader
voor de LULUCF-sector de voorkeursoptie is. Wat de boekhouding betreft, omvatten
de aangewezen geschikte opties een verplichte boekhouding van emissies en
verwijderingen door zowel bosbouw- als landbouwactiviteiten waarbij een
gelijk gewicht werd gegeven aan maatregelen om de gevolgen voor het klimaat op
te vangen, ongeacht of die worden genomen in de bosbouw, landbouw, aanverwante
industrieën of energiesectoren. Dit is kostenefficiënter en zorgt voor een
gelijker speelveld, niet alleen voor de lidstaten, maar ook voor de diverse
sectoren van de interne markt van de Unie. Het biedt ook een kader voor stimulansen
voor reductiemaatregelen om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen
door landbouwers, bosbouwers en aanverwante industrieën, en zorgt ervoor dat zulke
maatregelen zichtbaar zijn en correct worden geregistreerd. Een brede dekking
van emissies en verwijderingen zorgt er eveneens voor dat potentiële omkeringen
worden weergegeven in het boekhoudsysteem. Reductiemaatregelen mogen echter
niet in de wacht worden gezet. Er kunnen nationale actieplannen worden
opgesteld om een strategie en voorspelling voor de LULUCF-sector te bieden. Dit
zou een tussenstap zijn naar de volledige integratie van de sector in het
huidige beleid. Bovendien heeft de effectbeoordeling ook aangegeven dat
bewaking en rapportage moesten worden verbeterd om het boekhoudkader en de
indicatoren die de voortgang in landbouw en bosbouw meten, te ondersteunen. De
Commissie stelt voor om dit te bereiken door middel van een afzonderlijk kader,
namelijk door de beschikking over een bewakingssysteem te herzien. Omwille van
vergelijkbaarheid en kostenefficiëntie kan eveneens beter gebruik worden
gemaakt van bewakingsinstrumenten in de gehele Unie, zoals LUCAS en CORINE. De volledige resultaten worden gepresenteerd
in de effectbeoordeling dit bij dit voorstel is gevoegd. Samenvatting van het voorstel Het belangrijkste
doel van dit besluit is het vaststellen van deugdelijke en uitgebreide
boekhoudregels voor de LULUCF-sector evenals het mogelijk maken van toekomstige
beleidsontwikkeling naar de volledige opname van de LULUCF-sector in de broeikasgasemissiereductieverbintenissen
van de Unie onder de juiste voorwaarden. Hiertoe wordt in dit besluit een kader
vastgesteld voor: ·
een boekhoudingsverplichting voor de lidstaten ten
aanzien van broeikasgasemissies door bronnen en broeikasgasverwijderingen door
putten die bij landbouw- en bosbouwactiviteiten in de LULUCF-sector horen, en
een vrijwillige boekhouding voor herbegroeiing en het draineren en opnieuw
bevochtigen van waterrijke gebieden; ·
de algemene boekhoudregels die moeten worden
toegepast; ·
de specifieke boekhoudregels voor bebossing,
herbebossing, ontbossing, bosbeheer, veranderingen in de houtproductenpool,
akkerlandbeheer, graslandbeheer, herbegroeiing en drainage en opnieuw
bevochtigen van waterrijke gebieden; ·
de specifieke boekhoudregels voor natuurlijke
verstoringen; ·
het aannemen van LULUCF-actieplannen in lidstaten
die zijn gericht op het beperken of verminderen van emissies door bronnen en
het handhaven of vergroten van verwijderingen door putten die bij
LULUCF-activiteiten horen, en voor de evaluatie van die plannen door de
Commissie; ·
de bevoegdheid van de Commissie om de in artikel 2
vastgestelde definities te wijzigen in het licht van veranderingen in de
definities die zijn gewijzigd door de instanties van het UNFCCC, het Protocol
van Kyoto of andere door de Unie gesloten multilaterale overeenkomsten met
betrekking tot klimaatverandering, om bijlage I te wijzigen om boekhoudperioden
toe te voegen en te zorgen voor consistentie tussen die boekhoudperioden en de desbetreffende
perioden die van toepassing zijn op emissiereductieverbintenissen van de Unie
in andere sectoren, om bijlage II te wijzigen met bijgewerkte referentieniveaus
overeenkomstig de voorgestelde referentieniveaus die door de lidstaten zijn
ingediend krachtens artikel 6 behoudens correcties die overeenkomstig dit
besluit zijn aangebracht, om de in bijlage III gespecificeerde informatie te
herzien overeenkomstig wetenschappelijke vooruitgang en om de voorwaarden te
herzien met betrekking tot de boekhoudregels voor natuurlijke verstoringen,
zoals vastgesteld in artikel 9, lid 2, in het licht van wetenschappelijke
vooruitgang of om herzieningen aan wetgeving te weerspiegelen die zijn
aangenomen door instanties van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Rechtsgrondslag De rechtsgrondslag van dit wetgevingsvoorstel
is artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (VWEU). Het voorstel streeft naar een legitiem doel binnen de reikwijdte
van artikel 191, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie, namelijk het bestrijden van de klimaatverandering. Het doel van dit
wetsvoorstel is het waarborgen van een accurate en consistente boekhouding van
lidstaten voor emissies door bronnen en verwijderingen door putten die
gerelateerd zijn aan de LULUCF-sector, en daardoor het verbeteren van de
beschikbaarheid van informatie voor beleids- en besluitvorming in de context
van de klimaatveranderingsverbintenissen van de Unie en het bieden van
stimulansen voor inspanningen om de gevolgen van de klimaatverandering te
verminderen. Deze doelstelling kan niet worden bereikt door minder beperkende
middelen dan dit wetgevingsvoorstel. Subsidiariteitsbeginsel Wil een maatregel van de Europese Unie
gerechtvaardigd zijn, dan moet het subsidiariteitsbeginsel worden nageleefd. (a)
Transnationale aard van het probleem (noodzaaktest) De klimaatverandering is een
grensoverschrijdende kwestie die gezamenlijke actie door de lidstaten vereist.
Uitsluitend nationale maatregelen zouden niet leiden tot de naleving van de
algemene emissiereductiedoelstellingen voor broeikasgassen die op het niveau
van de Unie zijn vastgesteld; ze zouden ook niet aan de doelstellingen voldoen
noch aan internationaal aangegane verbintenissen. Het is voor de Europese Unie
dan ook noodzakelijk een juridisch kader vast te stellen om waar mogelijk te
zorgen voor een geharmoniseerde boekhouding voor de LULUCF-sector om de
bijdrage van deze sector aan de klimaatveranderingsverbintenissen van de Unie
te bevorderen. (b)
Doelmatigheidstest (toegevoegde waarde) Vanwege de effectiviteit zou het nemen van
maatregelen op het niveau van de Unie duidelijke voordelen hebben ten opzichte
van maatregelen op het niveau van lidstaten. Omdat de overkoepelende klimaatveranderingsverbintenissen
op het niveau van de Unie zijn aangegaan, is het effectief om ook de vereiste
boekhoudregels op dit niveau vast te stellen. Bovendien vereist het overwinnen
van de geïdentificeerde problemen, zoals de noodzaak om te kunnen beschikken
over accurate en consistente boekhoudmethoden voor de verschillende
LULUCF-activiteiten, gemeenschappelijke regels in alle lidstaten. Dit kan
alleen maar op het niveau van de Europese Unie worden geregeld. Dit juridisch kader zorgt voor doelmatigheid
door het toepassen van een geharmoniseerde en gedegen boekhouding en
LULUCF-actieplannen, en door een gedetailleerdere beoordeling en evaluatie van
de voortgang in de lidstaten mogelijk te maken. Dit waarborgt de samenhang van
het klimaatbeleid van de Unie, zorgt voor verdere verbetering van de milieu-integriteit
van de klimaatveranderingsverplichtingen van de Unie en vergroot de economische
efficiëntie van het klimaatbeleid van de Unie. Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende redenen in
overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: Het gaat niet verder dan wat nodig is om de
doelstellingen voor het verbeteren van de kwaliteit van
klimaatveranderingsgegevens en het waarborgen van de naleving van
internationale en uniale eisen en verplichtingen, te bereiken. Het voorstel staat in verhouding tot de
algemene doelstelling van de Unie om de streefdoelen van de Unie die zijn
vastgesteld in het klimaat- en energiepakket, het Protocol van Kyoto, het
Akkoord van Kopenhagen en de Besluiten 1/CP.16, 1/CMP.6 en 2/CMP.6
("Overeenkomst van Cancún") te halen. Het voorstel voorziet in de uitvoering van
boekhoudregels die vergelijkbaar zijn met, maar deugdelijker en uitgebreider
zijn dan de regels die op internationaal niveau zijn besproken en toegepast,
met name met betrekking tot Besluit -/CMP.7. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Zoals is gespecificeerd in het financieel
memorandum bij dit besluit, wordt het besluit uitgevoerd met gebruik van de
bestaande begroting en zullen er geen gevolgen zijn voor het meerjarige
financiële kader. 5. AANVULLENDE INFORMATIE Het voorstel bevat een bepaling volgens welke
de Commissie de boekhoudregels in dit besluit uiterlijk binnen één jaar na het
einde van de eerste boekhoudperiode herziet. 2012/0042 (COD) Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE
RAAD inzake boekhoudregels en actieplannen met
betrekking tot broeikasgasemissies en -verwijderingen als gevolg van
activiteiten met betrekking tot landgebruik, verandering in landgebruik en
bosbouw HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[18], Gezien het advies van het Comité van de
Regio's[19], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
De sector landgebruik, verandering in landgebruik
en bosbouw ("LULUCF") is een nettoput die broeikasgassen uit de
atmosfeer verwijdert in een hoeveelheid die overeenstemt met een aanzienlijk
deel van de totale emissies van de Europese Unie. Dit leidt tot antropogene
emissies en verwijderingen van broeikasgas als een gevolg van de veranderingen
in de hoeveelheid koolstof die is opgeslagen in vegetatie en bodems. Emissies
en verwijderingen van broeikasgassen door de LULUCF-sector worden niet
meegeteld bij de doelstellingen van de Unie om de uitstoot van broeikasgassen
tegen 2020 met 20 % te verminderen krachtens Beschikking nr. 406/2009/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de
inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan
de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van
broeikasgassen tot 2020 te voldoen[20]
en Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003
tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten
binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de
Raad[21],
hoewel ze gedeeltelijk meetellen bij de gekwantificeerde emissiebeperking en
reductiedoelstelling krachtens artikel 3, lid 3, van het Protocol van Kyoto
("Protocol van Kyoto") voor het Raamverdrag van de VN inzake
klimaatverandering ("UNFCCC"), goedgekeurd bij Beschikking van de
Raad 2002/358/EG[22]. (2)
Artikel 9 van Beschikking nr. 406/2009/EG vereist
dat de Commissie nagaat hoe broeikasgasemissies en -verwijderingen als gevolg
van aan landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw gerelateerde
activiteiten kunnen worden opgenomen in de broeikasgasemissiereductieverbintenis
van de Unie, waarbij wordt gezorgd voor het permanente karakter en de
milieu-integriteit van de bijdrage van de sector alsmede voor een nauwkeurige
bewaking en boekhouding van de relevante emissies en verwijderingen. Dit
besluit moet daarom als eerste stap boekhoudregels vaststellen die toepasbaar
zijn op broeikasgasemissies en ‑verwijderingen door de LULUCF-sector.
Teneinde het behoud en de uitbreiding van koolstofreservoirs in de tussentijd
te waarborgen, moet het er eveneens voor zorgen dat lidstaten
LULUCF-actieplannen aannemen waarin maatregelen worden vastgesteld om de
emissies te beperken of te verminderen en verwijderingen door de LULUCF-sector
te handhaven of te vergroten. (3)
De zeventiende Conferentie van de partijen bij het
UNFCCC heeft tijdens haar bijeenkomst in december 2011 in Durban Besluit -/CMP.7
van de Conferentie van de partijen waarin de partijen bij het Protocol van
Kyoto bijeenkomen (Besluit -/CMP.7") aangenomen. In dat besluit worden
boekhoudregels vastgesteld voor de LULUCF-sector vanaf een tweede verbintenisperiode
krachtens het Protocol van Kyoto. Dit besluit moet overeenkomen met dat besluit
om het juiste niveau van samenhang te waarborgen tussen de interne regels van
de Unie en de methoden die binnen het UNFCCC zijn afgesproken. Dit besluit moet
ook de bijzonderheden van de LULUCF-sector van de Unie weerspiegelen. (4)
De LULUCF-boekhoudregels moeten de inspanningen
weerspiegelen die in de landbouw en bosbouw zijn gedaan om de bijdrage van
veranderingen in het gebruik van grond aan de emissiereductie te vergroten. Het
besluit moet voorzien in boekhoudregels die op verplichte basis toepasbaar zijn
op de bosbouwactiviteiten van bebossing, herbebossing, ontbossing en bosbeheer,
en op de landbouwactiviteiten van grasland- en akkerlandbeheer. Het besluit moet
ook voorzien in boekhoudregels die op vrijwillige basis toepasbaar zijn op
herbegroeiing en het draineren en opnieuw bevochtigen van waterrijke gebieden. (5)
Teneinde de milieu-integriteit van de op de
LULUCF-sector toepasbare boekhoudregels te waarborgen, moeten deze regels zijn
gebaseerd op de boekhoudbeginselen die zijn vastgelegd in Besluit -/CMP.7 en
Besluit 16/CMP van de Conferentie van de partijen waarin de partijen bij het
Protocol van Kyoto bijeenkomen. (6)
De boekhoudregels moeten door de mens veroorzaakte
veranderingen in emissies en verwijderingen nauwkeurig weergeven. In dat opzicht
moet dit besluit voorzien in het gebruik van specifieke methoden met betrekking
tot verschillende LULUCF-activiteiten. Emissies en verwijderingen gerelateerd
aan bebossing, herbebossing en ontbossing zijn het rechtstreekse gevolg van
menselijke interventie en moeten daarom volledig worden meegenomen in de
boekhouding. Echter, gezien het feit dat niet alle emissies en verwijderingen door
bosbeheer antropogeen zijn, moeten de desbetreffende boekhoudregels voorzien in
het gebruik van referentieniveaus om de gevolgen van natuurlijke en
landspecifieke eigenschappen uit te sluiten. De referentieniveaus bestaan uit ramingen
van de jaarlijkse netto-emissies of -verwijderingen als gevolg van bosbeheer op
het grondgebied van een lidstaat gedurende de jaren van een boekhoudperiode, en
moeten transparant worden vastgesteld overeenkomstig Besluit -/CMP.7. Ze moeten
worden bijgewerkt om verbeteringen aan methoden of beschikbare gegevens in de
lidstaten te weerspiegelen. De boekhoudregels moeten zorgen voor een bovengrens
die toepasbaar is op nettobroeikasgasemissies en ‑verwijderingen voor
bosbeheer die in de boekhouding mag worden opgenomen, gezien de onderliggende
onzekerheden in de ramingen waarop de referentieniveaus zijn gebaseerd. (7)
De boekhoudregels moeten ervoor zorgen dat
lidstaten de tijd waarin emissies van broeikasgassen uit gekapt hout hebben
plaatsgevonden, accuraat weergeven in de boekhouding, om stimulansen te bieden
voor het gebruik van houtproducten met lange levenscycli. De functie voor
eerste-ordeafname die van toepassing is op emissies uit houtproducten moet
daarom overeenkomen met vergelijking 12.1 van de richtsnoeren voor nationale
inventarissen inzake broeikasgassen van de Intergouvernementele Werkgroep
inzake Klimaatverandering ("IPCC") uit 2006 en de desbetreffende
standaard halfwaardetijden moeten zijn gebaseerd op tabel 3a.1.3 van de
IPCC-leidraad voor goede praktijken voor landgebruik, verandering in
landgebruik en bosbouw uit 2003. (8)
Omdat jaar-tot-jaarfluctuaties in
broeikasgasemissies en ‑verwijderingen als gevolg van
landbouwactiviteiten veel kleiner zijn dan de fluctuaties bij
bosbouwactiviteiten, moeten lidstaten een boekhouding bijhouden voor
broeikasgasemissies en ‑verwijderingen door activiteiten voor akkerland-
en graslandbeheer ten opzichte van het basisjaar, overeenkomstig hun herziene
oorspronkelijke verslag op basis van emissiegegevens uit het basisjaar zoals
ingediend bij het UNFCCC krachtens Besluit 13/CMP.1. van de Conferentie van de
partijen waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen
("Besluit 13/CMP.1"). (9)
Natuurlijke verstoringen, zoals ongecontroleerde
bosbranden, insecten- en ziekteplagen, extreme weersomstandigheden en
geologische verstoringen kunnen leiden tot broeikasgasemissies of -reducties
van een tijdelijke aard in de LULUCF-sector, of kunnen de omkeer van eerdere verwijderingen
veroorzaken. Een omkeer kan ook het resultaat zijn van beheersbesluiten, zoals
besluiten om bomen te kappen of te planten; dit besluit moet ervoor zorgen dat
een door de mens veroorzaakte omkeer van verwijderingen altijd nauwkeurig wordt
weerspiegeld in de LULUCF-boekhouding. Bovendien moet dit besluit de lidstaten
een beperkte mogelijkheid bieden om emissies die het gevolg zijn van
verstoringen waarop zij geen invloed kunnen uitoefenen, uit de
LULUCF-boekhouding te houden. Echter, de manier waarop lidstaten die bepalingen
toepassen, mag niet leiden tot onnodig onvoldoende boekhouden. (10)
Rapportageregels voor broeikasgasemissies en andere
informatie met betrekking tot klimaatverandering, inclusief informatie over de
LULUCF-sector, vallen binnen de reikwijdte van Verordening (EU) nr. .../...
(Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad
betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van
broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal
niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering (COM/2011/789
definitief – 2011/372 (COD)), en vallen daarom buiten het toepassingsgebied van
dit besluit. (11)
De jaar-tot-jaarfluctuaties in emissies en
verwijderingen, de frequente noodzaak om bepaalde opgegeven gegevens opnieuw te
berekenen, en de lange tijd die nodig is voordat gewijzigde beheerpraktijken in
landbouw en bosbouw gevolgen hebben voor de hoeveelheid koolstof die is
opgeslagen in vegetatie en in de grond, zouden de boekhouding van de
LULUCF-sector onnauwkeurig en onbetrouwbaar maken als deze jaarlijks werd
vastgesteld. Dit besluit moet dan ook voorzien in langere en passendere
boekhoudperioden. (12)
In de LULUCF-actieplannen van lidstaten moeten
maatregelen worden vastgesteld om emissies te beperken of te verminderen en om
verwijderingen door de LULUCF-sector te handhaven of te verhogen. Elk
LULUCF-actieplan moet bepaalde informatie bevatten, zoals gespecificeerd in dit
besluit. Bovendien moet er, teneinde de beste praktijken te stimuleren, in een
bijlage bij dit besluit een indicatieve lijst met maatregelen worden opgesteld,
die in die plannen kunnen worden opgenomen. De Commissie moet de inhoud en
uitvoering van LULUCF-actieplannen van lidstaten periodiek evalueren en waar
nodig aanbevelingen doen om de maatregelen van de lidstaat te verbeteren. (13)
De bevoegdheid om wetgeving aan te nemen
overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie moet worden gedelegeerd aan de Commissie om de in artikel 2
vastgestelde definities te wijzigen in het licht van veranderingen in de
definities die zijn aangenomen door de instanties van het UNFCCC, het Protocol
van Kyoto of andere door de Unie gesloten multilaterale overeenkomsten met
betrekking tot klimaatverandering, om bijlage I te wijzigen teneinde
boekhoudperioden toe te voegen en te zorgen voor consistentie tussen die
boekhoudperioden en de desbetreffende perioden die van toepassing zijn op emissiereductieverbintenissen
van de Unie in andere sectoren, om bijlage II te wijzigen met bijgewerkte
referentieniveaus overeenkomstig de voorgestelde referentieniveaus die door
lidstaten zijn ingediend krachtens artikel 6 onder voorbehoud van correcties
die overeenkomstig dit besluit zijn aangebracht, om de in bijlage III
gespecificeerde informatie te herzien overeenkomstig wetenschappelijke
vooruitgang en om de voorwaarden te herzien met betrekking tot de
boekhoudregels voor natuurlijke verstoringen, zoals vastgesteld in artikel 9,
lid 2, om wetenschappelijke vooruitgang of herzieningen aan wetgeving te
weerspiegelen die zijn aangenomen door instanties van de UNFCCC of het Protocol
van Kyoto. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende
werkzaamheden het nodige overleg pleegt, ook op deskundigenniveau. Bij het
voorbereiden en vaststellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie
erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op
passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend. (14)
Daar de doelstellingen van de voorgestelde
maatregel door de aard ervan niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen
worden verwezenlijkt en derhalve wegens hun omvang en gevolgen beter op het
niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het
in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde
subsidiariteitsbeginsel, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in
hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet
verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD: Artikel 1 Onderwerp
en toepassingsgebied In dit besluit worden boekhoudregels
vastgesteld die van toepassing zijn op emissies en verwijderingen als gevolg
van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw. Het voorziet ook in
LULUCF-actieplannen voor lidstaten om emissies te beperken of te verminderen en
verwijdering te handhaven of te vergroten, en in de evaluatie van die plannen
door de Commissie. Artikel 2 Definities 1.
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan
onder: (a)
"emissies": antropogene
broeikasgasemissies per bron; (b)
"verwijderingen": verwijderingen van
antropogene broeikasgassen per put; (c)
"bebossing": de direct door mensen
veroorzaakte omzetting van grond die gedurende een periode van ten minste
vijftig jaar geen bos is geweest, in bos door middel van het planten, zaaien
en/of het door mensen veroorzaakte stimuleren van natuurlijke zaadbronnen,
waarbij de omzetting heeft plaatsgevonden na 1 januari 1990; (d)
"herbebossing": elke directe door mensen
veroorzaakte omzetting van grond die geen bos is in bos door het planten,
zaaien en/of het door mensen veroorzaakte stimuleren van natuurlijke
zaadbronnen op grond die bedekt was met bos, maar is omgezet in grond zonder
bos waarbij de omzetting heeft plaatsgevonden na 1 januari 1990; (e)
"ontbossing": de direct door mensen
veroorzaakte omzetting van bos in grond die geen bos is, waarbij de omzetting
heeft plaatsgevonden na 1 januari 1990; (f)
"bosbeheer": elke activiteit die het
gevolg is van een systeem van praktijken dat toepasbaar is op een bos en
gericht is op het verbeteren van elke ecologische, economische of sociale
functie van het bos; (g)
"akkerlandbeheer": elke activiteit die het
gevolg is van een systeem van praktijken die toepasbaar zijn op grond waarop
landbouwgewassen worden verbouwd en op braakliggende grond of grond die
tijdelijk niet wordt gebruikt voor de productie van gewassen; (h)
"graslandbeheer": elke activiteit die het
gevolg is van een systeem van praktijken dat toepasbaar is op grond die wordt
gebruikt voor veehouderij en is gericht op het beheren en beïnvloeden van de
kwantiteit en het soort vegetatie en gehouden vee; (i)
"herbegroeiing": elke direct door mensen
veroorzaakte activiteit die is bedoeld om het koolstofreservoir te vergroten
van elk gebied dat minimaal 0,05 hectare omvat, door toename van vegetatie,
waarbij die activiteit niet bestaat uit bebossing of herbebossing; (j)
"koolstofreservoir": de hoeveelheid van
het element koolstof die is opgeslagen in een koolstofpool, uitgedrukt in
miljoenen ton; (k)
"drainage en opnieuw bevochtigen van
waterrijke gebieden": elke activiteit die het gevolg is van een systeem
voor het draineren of opnieuw bevochtigen van grond die minimaal een gebied van
1 hectare bestrijkt en waarop organische grond aanwezig is, mits de activiteit
geen andere activiteit vormt die in artikel 3, lid 1, wordt genoemd, en waarbij
drainage het direct door mensen veroorzaakte verlagen van de grondwaterlaag is,
en opnieuw bevochtigen de door mensen veroorzaakte gedeeltelijke of gehele
omkeer van drainage; (l)
"bron": elk proces, elke activiteit of
elk mechanisme waarbij broeikasgas, aerosol of een precursor van een
broeikasgas wordt uitgestoten in de atmosfeer; (m)
"put": elk proces, elke activiteit of elk
mechanisme waarbij broeikasgas, aerosol of een precursor van een broeikasgas
wordt verwijderd uit de atmosfeer; (n)
"koolstofpool": het geheel of deel van
een biogeochemische voorziening of systeem binnen het grondgebied van een
lidstaat waarbinnen koolstof, elke koolstofhoudende precursor van een
broeikasgas of elk koolstofhoudend broeikasgas wordt opgeslagen; (o)
"precursor van een broeikasgas": een
chemische samenstelling die een rol speelt in chemische reacties waardoor de in
artikel 3, lid 2, genoemde broeikasgassen worden geproduceerd; (p)
"houtproduct": elk van houtkap afkomstig
product, waaronder hout en boomschors dat na de kap is afgevoerd; (q)
"bos": een grondgebied van ten minste 0,5
hectare met een kroonbedekking of een gelijksoortige staande voorraad van ten
minste 10 %, bedekt met bomen die in volwassen staat op hun plaats van
groei een potentiële hoogte van ten minste vijf meter kunnen bereiken,
inclusief groepen van groeiende jonge natuurlijke bomen, of een aanplant die nog
een kroonbedekking of gelijksoortige staande voorraad moet bereiken van ten
minste 10 % of een boomhoogte van ten minste vijf meter, inclusief elk
gebied dat normaal gesproken deel uitmaakt van het bosgebied maar waarop
tijdelijk geen bomen staan als gevolg van menselijk ingrijpen, zoals kap, of
als gevolg van natuurlijke oorzaken, maar waarvan verwacht kan worden dat het
weer als bos zal terugkeren; (r)
"kroonbedekking": het deel van een vast
gebied dat wordt bedekt door boomkronen, uitgedrukt als percentage; (s)
"staande voorraad": de dichtheid van
staande en groeiende bomen op met bos bedekte grond, gemeten overeenkomstig een
door de lidstaat vastgestelde methode; (t)
"natuurlijke verstoring": elke
niet-antropogene gebeurtenis of omstandigheid die aanzienlijke emissies in
bossen of landbouwgronden veroorzaakt en plaatsvindt buiten de wil van de
betrokken lidstaat, mits de lidstaat eveneens objectief niet in staat is om het
effect van de gebeurtenis of de omstandigheid op de emissies aanzienlijk te
beperken, zelfs niet na de gebeurtenis; (u)
"halfwaardetijd": het aantal jaren
voordat de koolstofinhoud van een houtproduct is afgenomen tot de helft van de
oorspronkelijke hoeveelheid; (v)
"de instantane oxidatiemethode": een
boekhoudmethode die uitgaat van het feit dat het in de atmosfeer vrijkomen van
de volledige hoeveelheid koolstof die in houtproducten is opgeslagen,
plaatsvindt op het moment dat een lidstaat die producten krachtens dit besluit
opneemt in zijn boekhouding; (w)
"reddingskap": elke activiteit die
bestaat uit het redden van hout dat is aangetast door een natuurlijke
verstoring en dat in elk geval nog gedeeltelijk kan worden gebruikt. 2.
De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig
artikel 12 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in lid 1 van
dit artikel genoemde definities bij te stellen in het licht van veranderingen
aan de definities die zijn aangenomen door de instanties van het UNFCCC, het
Protocol van Kyoto of andere door de Unie gesloten multilaterale overeenkomsten
met betrekking tot klimaatverandering. Artikel 3 Verplichting
om een LULUCF-boekhouding op te stellen en bij te houden 1.
Voor elke in bijlage I gespecificeerde
boekhoudperiode moeten de lidstaten een boekhouding opstellen en bijhouden
waarin alle emissies en verwijderingen als gevolg van de activiteiten op hun
grondgebied nauwkeurig worden weergegeven, en waarbij die activiteiten binnen
de volgende categorieën vallen: (a)
bebossing; (b)
herbebossing; (c)
ontbossing; (d)
bosbeheer; (e)
akkerlandbeheer; (f)
graslandbeheer. De lidstaten kunnen ook een boekhouding opstellen
en bijhouden waarin emissies en verwijderingen als gevolg van herbegroeiing, en
drainage en opnieuw bevochtigen van waterrijke gebieden accuraat worden
weergegeven. 2.
De in lid 1 genoemde boekhouding bevat emissies en
verwijderingen van de volgende broeikasgassen: (a)
koolstofdioxide (CO2); (b)
methaan (CH4); (c)
stikstofoxide (N2O). 3.
Lidstaten nemen een bepaalde in lid 1 genoemde
activiteit in hun boekhouding op vanaf het begin van de activiteit of vanaf 1
januari 2013, naargelang welk van de twee het laatste is. Artikel 4 Algemene
boekhoudregels 1.
Lidstaten geven in de in artikel 3, lid 1, genoemde
boekhouding bronnen aan met het plusteken (+) en putten met het minteken (-). 2.
Emissies en verwijderingen als gevolg van elke
activiteit die binnen één of meer in artikel 3, lid 1, genoemde
activiteitencategorieën vallen, worden slechts in één categorie meegeteld. 3.
De lidstaten stellen, op basis van transparante en
verifieerbare gegevens, de gebieden vast waarop een activiteit wordt uitgeoefend
die binnen een in artikel 3, lid 1, genoemde categorie valt. Zij zorgen ervoor
dat alle dergelijke gebieden nauwkeurig kunnen worden geïdentificeerd in de
boekhouding voor de respectieve categorie. 4.
De lidstaten nemen in de in artikel 3, lid 1,
genoemde boekhouding elke wijziging op in het koolstofreservoir van de volgende
koolstofpools: (a)
bovengrondse biomassa; (b)
ondergrondse biomassa; (c)
afval; (d)
dood hout; (e)
organische koolstof in de grond; (f)
houtproducten. Echter, de lidstaten kunnen ervoor kiezen om in
hun boekhouding geen wijzigingen op te nemen in het koolstofreservoir voor
koolstofpools genoemd in de eerste alinea, onder a) tot en met e), wanneer de
koolstofpool geen afnemende put of een bron is. De lidstaten gaan er enkel
vanuit dat een koolstofpool geen afnemende put of een bron is indien dit is
aangetoond op basis van transparante en verifieerbare gegevens. 5.
Lidstaten voltooien hun in artikel 3, lid 1,
genoemde boekhouding aan het eind van elke in bijlage I opgenomen
boekhoudperiode door de totale emissies en totale verwijderingen in die boekhouding
gedurende die boekhoudperiode op te geven. 6.
De lidstaten houden een volledig en accuraat
register bij van methoden en gegevens die zijn gebruikt ter nakoming van hun
verplichtingen uit hoofde van dit besluit. 7.
De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig
artikel 12 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I te wijzigen
teneinde boekhoudperioden toe te voegen en om consistentie tussen die
boekhoudperioden en de desbetreffende perioden die van toepassing zijn op emissiereductieverbintenissen
van de Unie in andere sectoren te waarborgen. Artikel 5 Boekhoudregels voor bebossing, herbebossing en ontbossing 1.
In de boekhouding voor herbebossing geven de
lidstaten emissies en verwijderingen weer die uitsluitend het gevolg zijn van
activiteiten welke plaatsvinden op grond die op 1 januari 1990 geen bos was. 2.
Wanneer de lidstaten in hun boekhouding nettoveranderingen
in emissies en verwijderingen van kooldioxide (CO2) weergeven,
afkomstig van bebossing, herbebossing en ontbossing, geven dergelijke veranderingen
de totale verwijderingen en emissies weer voor de jaren in elke in bijlage I
gespecificeerde boekhoudperiode, berekend door voor elk jaar van die
boekhoudperiode het koolstofreservoir op 31 december van dat jaar verminderd
met het koolstofreservoir op 1 januari van datzelfde jaar bij elkaar op te
tellen, op basis van transparante en verifieerbare gegevens. 3.
Wanneer de lidstaten in hun boekhouding emissies
van methaan (CH4) en stikstofoxide (N2O) opnemen die het
gevolg zijn van bebossing, herbebossing en ontbossing, vertegenwoordigen
dergelijke emissies de totale emissies voor de jaren in elke in bijlage I
gespecificeerde boekhoudperiode, berekend door de emissies die in elk jaar van
die boekhoudperiode voorkomen, bij elkaar op te tellen, op basis van transparante
en verifieerbare gegevens. 4.
De lidstaten blijven boekhoudingen opstellen en
bijhouden waarin de emissies en verwijderingen worden opgenomen door gebied dat
in de boekhoudingen krachtens artikel 4, lid 3, zijn geïdentificeerd als
bebossings-, herbebossings-, en ontbossingsgebieden, zelfs wanneer dergelijke
activiteiten niet langer worden uitgevoerd op dat gebied. 5.
De lidstaten gebruiken dezelfde ruimtelijke beoordelingseenheid
in berekeningen om het bos te bepalen dat onder bebossing, herbebossing en
ontbossing valt. Artikel 6 Boekhoudregels voor bosbeheer 1.
In boekhoudingen voor bosbeheer nemen lidstaten de
emissies en verwijderingen op die het resultaat zijn van dergelijke
activiteiten, berekend als emissies en verwijderingen in elke in bijlage I gespecificeerde
boekhoudperiode, verminderd met de waarde die is verkregen door het aantal
jaren in die boekhoudperiode te vermenigvuldigen met hun in bijlage II
gespecificeerde referentieniveau. 2.
Wanneer het resultaat van de in lid 1 bedoelde berekening
voor een boekhoudperiode negatief is, nemen de lidstaten in hun boekhouding
voor bosbeheer de totale emissies en verwijderingen op die niet meer bedragen
dan het equivalent van 3,5 % van de emissies van een lidstaat in zijn
basisjaar, zoals ingediend bij het UNFCCC in het herziene oorspronkelijke
verslag van die lidstaat aan de hand van emissiegegevens uit het basisjaar,
overeenkomstig de bijlage bij Besluit 13/CMP.1, met uitzondering van emissies
en verwijderingen door in artikel 3, lid 1, genoemde activiteiten,
vermenigvuldigd met het aantal jaren in die boekhoudperiode. 3.
De lidstaten waarborgen dat de door hen toegepaste
berekeningsmethoden met betrekking tot hun boekhouding voor
bosbeheeractiviteiten consistent zijn met de berekeningsmethoden die worden
toegepast voor de berekening van hun in bijlage II gespecificeerde
referentieniveaus met betrekking tot de volgende aspecten: (a)
koolstofpools en broeikasgassen; (b)
gebied onder bosbeheer; (c)
houtproducten; (d)
natuurlijke verstoringen. 4.
Uiterlijk één jaar voor het einde van elke
boekhoudperiode geven de lidstaten voorgestelde herziene referentieniveaus voor
de volgende boekhoudperiode aan de Commissie door, volgens de methode in
Besluit -/CMP.7 die wordt gebruikt voor het berekenen van de referentieniveaus
die in dat besluit zijn vastgesteld. 5.
Indien er wijzigingen zijn aan de betreffende
bepalingen van Besluit -/CMP.7, geven de lidstaten uiterlijk zes maanden na het
aannemen van die wijzigingen voorgestelde herziene referentieniveaus door aan
de Commissie waarin deze wijzigingen worden weerspiegeld. 6.
Indien verbeterde methoden beschikbaar worden
waardoor een lidstaat referentieniveaus op aanzienlijk nauwkeuriger wijze kan
berekenen, of wanneer er aanzienlijke verbeteringen zijn van de kwaliteit van
de voor een lidstaat beschikbare gegevens, zal de betreffende lidstaat
onverwijld voorgestelde herziene referentieniveaus aan de Commissie doen
toekomen waarin deze wijzigingen worden weerspiegeld. 7.
Voor de toepassing van de leden 4, 5 en 6
specificeren de lidstaten de hoeveelheid jaarlijkse emissies die voortkomen uit
natuurlijke verstoringen welke in hun voorgestelde herziene referentieniveaus
zijn opgenomen en de manier waarop zij die hoeveelheid hebben geraamd. 8.
De Commissie verifieert de accuraatheid van de
voorgestelde herziene referentieniveaus. 9.
De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig
artikel 12 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in bijlage II
gespecificeerde referentieniveaus waar nodig bij te werken. 10.
De lidstaten nemen in hun boekhouding voor
bosbeheer de gevolgen van elke wijziging van bijlage II op met betrekking tot
de volledige desbetreffende boekhoudperiode. Artikel 7 Boekhoudregels voor houtproducten 1.
De lidstaten nemen vanaf 1 januari 2013 emissies
uit koolstofhoudende houtproducten op in hun boekhouding krachtens artikel 3,
lid 1, zelfs wanneer die houtproducten vóór die datum zijn verkregen. 2.
De lidstaten nemen in hun boekhouding krachtens
artikel 3, lid 1 met betrekking tot houtproducten emissies op die het gevolg
zijn van de volgende houtproducten op basis van berekeningen overeenkomstig de
in bijlage III gespecificeerde functie voor eerste-ordeafname en de standaard
halfwaardetijden: (a)
papier; (b)
houten panelen; (c)
gezaagd hout. De lidstaten mogen landspecifieke halfwaardetijden
gebruiken in plaats van de in bijlage III gespecificeerde halfwaardetijden,
mits die waarden door de lidstaten worden vastgesteld op basis van transparante
en verifieerbare gegevens. In de boekhouding met betrekking tot uitgevoerde
houtproducten, mogen lidstaten landspecifieke halfwaardetijden gebruiken in
plaats van de in bijlage III gespecificeerde halfwaardetijden, mits die waarden
door de lidstaten worden vastgesteld op basis van transparante en verifieerbare
gegevens over het gebruik van die houtproducten in het invoerende land. 3.
Wanneer lidstaten in hun boekhouding krachtens
artikel 3, lid 1 koolstofdioxide‑emissies (CO2) opnemen
afkomstig van houtproducten in stortplaatsen voor vast afval, gebeurt dit op
basis van de instantane oxidatiemethode. 4.
Wanneer lidstaten in hun boekhouding emissies
opnemen afkomstig van houtproducten die zijn gekapt voor energiedoeleinden,
gebeurt dit eveneens op basis van de instantane oxidatiemethode. 5.
Een lidstaat neemt enkel emissies afkomstig van geoogste
houtproducten in zijn boekhouding op wanneer die emissies voortkomen uit
geoogste houtproducten welke zijn verwijderd van grond die krachtens artikel 3,
lid 1, in de boekhouding van die lidstaat is opgenomen. 6.
De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig
artikel 12 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in bijlage III
gespecificeerde informatie te herzien in het licht van wetenschappelijke
vooruitgang. Artikel 8 Boekhoudregels
voor akkerlandbeheer, graslandbeheer, herbegroeiing, en drainage en opnieuw
bevochtigen van waterrijke gebieden 1.
De lidstaten nemen in hun boekhouding voor
akkerlandbeheer en graslandbeheer emissies en verwijderingen als gevolg van
dergelijke activiteiten op, berekend als emissies en verwijderingen in elke in
bijlage I gespecificeerde boekhoudperiode, verminderd met de waarde die is
verkregen door het vermenigvuldigen van het aantal jaren in die boekhoudperiode
met de emissies en verwijderingen van een lidstaat als gevolg van dergelijke
activiteiten in zijn basisjaar, zoals ingediend bij het UNFCCC in het herziene
oorspronkelijke verslag van die lidstaat aan de hand van emissiegegevens uit
het basisjaar, overeenkomstig de bijlage bij Besluit 13/CMP.1. 2.
Wanneer een lidstaat ervoor kiest om een
boekhouding op te stellen en bij te houden voor herbegroeiing, en/of drainage
en opnieuw bevochtigen van waterrijke gebieden, past hij de in lid 1 genoemde
methode toe. De lidstaten nemen in de boekhouding voor drainage
en opnieuw bevochtigen van waterrijke gebieden emissies en verwijderingen op
die het gevolg zijn van activiteiten op alle grond die sinds 1990 is
gedraineerd en alle grond die sinds 1990 opnieuw is bevochtigd. Artikel 9 Boekhoudregels voor natuurlijke verstoringen 1.
Wanneer wordt voldaan aan de in lid 2 vastgestelde
voorwaarden, kunnen lidstaten niet-antropogene broeikasgasemissies door bronnen
die het gevolg zijn van natuurlijke verstoringen weglaten uit de berekeningen
die betrekking hebben op hun boekhoudverplichtingen krachtens artikel 3, lid 1,
onder a), b), d), e) en f). Indien lidstaten zulke emissies weglaten, laten zij
ook alle daaropvolgende verwijderingen op gebieden waar die natuurlijke
verstoringen zijn opgetreden weg. Echter, niet-antropogene broeikasgasemissies
door bronnen die het gevolg zijn van natuurlijke verstoringen die zijn
opgenomen in de berekening van hun referentieniveau krachtens artikel 6, lid 4,
artikel 6, lid 5, of artikel 6, lid 6, worden niet weggelaten. 2.
De lidstaten kunnen niet-antropogene
broeikasgasemissies door bronnen overeenkomstig lid 1 weglaten uit berekeningen
in het kader van hun boekhoudverplichtingen krachtens artikel 3, lid 1, onder
a), b), en d), wanneer die niet-antropogene broeikasgasemissies door dergelijke
natuurlijke verstoringen in één jaar meer dan 5 % bedragen van de totale
emissies van een lidstaat zijn basisjaar, zoals ingediend bij het UNFCCC in het
herziene oorspronkelijke verslag van die lidstaat aan de hand van
emissiegegevens uit het basisjaar, overeenkomstig de bijlage bij Besluit 13/CMP.1,
met uitzondering van emissies en verwijderingen door in artikel 3, lid 1, genoemde
activiteiten, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: (a)
de lidstaat identificeert alle landoppervlakten die
zijn weggelaten uit de boekhouding van de lidstaat krachtens artikel 3, lid 1,
onder a), b) en d), met inbegrip van geografische locatie, jaar en typen van
natuurlijke verstoringen; (b)
de lidstaat maakt een raming van de jaarlijkse
niet-antropogene broeikasgasemissies door bronnen die het gevolg zijn van
natuurlijke verstoringen en de daaropvolgende verwijderingen in de weggelaten
gebieden; (c)
er heeft geen verandering van landgebruik
plaatsgevonden op de weggelaten landoppervlakten en de lidstaat gebruikt
transparante en verifieerbare methoden en criteria om gewijzigd landgebruik op
deze grondgebieden te identificeren; (d)
de lidstaat neemt waar mogelijk maatregelen om de
gevolgen van de natuurlijke verstoringen te beheren of te controleren; (e)
de lidstaat neemt waar mogelijk maatregelen om de
weggelaten gebieden te herstellen; (f)
emissies die het gevolg zijn van houtproducten die
gespaard zijn door reddingskap, zijn niet weggelaten uit de boekhouding. 3.
De lidstaten kunnen ook afzonderlijk
niet-antropogene broeikasgasemissies door bronnen overeenkomstig lid 1 weglaten
uit berekeningen in het kader van hun boekhoudverplichtingen uit hoofde van
artikel 3, lid 1, onder e) en f), wanneer die niet-antropogene
broeikasgasemissies uit zulke natuurlijke verstoringen in een jaar meer dan 5
procent bedragen van de totale emissies van een lidstaat in zijn basisjaar,
zoals ingediend bij het UNFCCC in het herziene oorspronkelijke verslag van die
lidstaat aan de hand van emissiegegevens uit het basisjaar, overeenkomstig de
bijlage bij Besluit 13/CMP.1, met uitzondering van emissies en verwijderingen
door in artikel 3, lid 1, genoemde activiteiten, mits aan de voorwaarden van artikel
9, lid 2, is voldaan. 4.
Lidstaten nemen in hun in artikel 3, lid 1,
genoemde boekhouding emissies op die het gevolg zijn van door reddingskap
gespaard gebleven houtproducten overeenkomstig artikel 7. 5.
De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig
artikel 12 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in de eerste
paragraaf van lid 2 genoemde voorwaarden te herzien in het licht van
wetenschappelijke voortgang of om de herzieningen van wetgeving te
weerspiegelen die zijn aangenomen door instanties van het UNFCCC of het
Protocol van Kyoto. Artikel 10 LULUCF-actieplannen 1.
Uiterlijk zes maanden na het begin van elke in
bijlage I genoemde boekhoudperiode stellen de lidstaten ontwerpactieplannen
voor de LULUCF-sector vast teneinde emissies te beperken of te verminderen en
verwijderingen te handhaven of te vergroten als gevolg van de in artikel 3, lid
1, genoemde activiteiten, en dienen ze deze in bij de Commissie. De lidstaten
zorgen ervoor dat een brede reeks belanghebbende partijen worden geraadpleegd. De ontwerpactieplannen voor de LULUCF-sector
behelzen de duur van de betreffende boekhoudperiode die in bijlage I wordt
gespecificeerd. 2.
De lidstaten nemen in hun ontwerpactieplannen voor
de LULUCF-sector de volgende informatie op met betrekking tot elk van de in
artikel 3, lid 1, genoemde activiteiten: (a)
een omschrijving van trends van emissies en
verwijderingen in het verleden; (b)
ramingen voor emissies en verwijderingen voor de
respectieve boekhoudperiode; (c)
een analyse van het potentieel om emissies te
beperken of te verminderen en verwijderingen te handhaven of te vergroten; (d)
een lijst van maatregelen, met inbegrip van, waar
mogelijk, de in bijlage IV gespecificeerde maatregelen, die moeten worden
aangenomen om het reductiepotentieel na te streven, wanneer dit is
geïdentificeerd overeenkomstig de onder c) genoemde analyse; (e)
beleid waarin wordt voorzien om de onder d)
genoemde maatregelen ten uitvoer te brengen, met inbegrip van een omschrijving
van de verwachte gevolgen van die maatregelen voor emissies en verwijderingen; (f)
tijdschema's voor het aannemen en ten uitvoer
brengen van de onder d) genoemde maatregelen. 3.
De Commissie evalueert een ontwerpactieplan voor de
LULUCF-sector van een lidstaat binnen drie maanden nadat alle desbetreffende
informatie van die lidstaat is ontvangen. De Commissie maakt de resultaten van
die evaluatie bekend en kan indien nodig aanbevelingen doen teneinde de
inspanningen van de lidstaten om emissies te beperken of te verminderen en
verwijderingen te handhaven of te verhogen, te verbeteren. De lidstaten houden naar behoren rekening met de
bevindingen van de Commissie en maken binnen drie maanden na ontvangst van de
evaluatie door de Commissie hun LULUCF-actieplannen in elektronische vorm bekend
en maken deze beschikbaar voor het publiek. 4.
De lidstaten dienen op de datum halverwege elke in
bijlage I gespecificeerde boekhoudperiode, en aan het eind van elke in bijlage
I gespecificeerde boekhoudperiode, een verslag in bij de Commissie waarin de
voortgang met de tenuitvoerlegging van hun LULUCF-actieplannen wordt beschreven. 5.
De Commissie evalueert de tenuitvoerlegging van de
LULUCF-actieplannen van de lidstaten binnen zes maanden nadat de in lid 4
genoemde verslagen zijn ontvangen. De Commissie maakt die verslagen en de resultaten
van die evaluatie bekend en kan indien nodig aanbevelingen doen, teneinde de
inspanningen van de lidstaten om emissies te beperken of te verminderen en
verwijderingen te handhaven of te verhogen, te verbeteren. De lidstaten houden
naar behoren rekening met de bevindingen van de Commissie. Artikel 11 Evaluatieclausule De Commissie evalueert de boekhoudregels in
dit besluit uiterlijk binnen een jaar na het einde van de eerste in bijlage I gespecificeerde
boekhoudperiode. Artikel 12 Uitoefening
van de delegatie 1.
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te
stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde
voorwaarden. 2.
De in artikel 2, lid 2, artikel 4, lid 7, artikel 6,
lid 9, artikel 7, lid 6, en artikel 9, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie
aan de Commissie wordt aan de Commissie toegekend voor een onbepaalde periode die
ingaat op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit. 3.
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel
2, lid 2, artikel 4, lid 7, artikel 6, lid 9, artikel 7, lid 6, en artikel 9,
lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot
intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid.
Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de
geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft
vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees
Parlement en de Raad. 5.
Een overeenkomstig artikel 2, lid 2, artikel 4, lid
7, artikel 6, lid 9, artikel 7, lid 6, en artikel 9, lid 4, vastgestelde
gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement
noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving
van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt,
of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het
verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen
geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het
Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd. Artikel 13 Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2013. Artikel 14 Dit besluit is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, op 12.3.2012 Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter BIJLAGE I IN
ARTIKEL 3, LID 1 BEDOELDE BOEKHOUDPERIODEN Boekhoudperiode || Jaren Eerste boekhoudperiode || Van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2020 BIJLAGE II IN
ARTIKEL 6 BEDOELDE REFERENTIENIVEAUS VAN LIDSTATEN Lidstaat || Gg koolstofdioxide (CO2) equivalenten per jaar Oostenrijk || -6516 België || -2499 Bulgarije || -7950 Cyprus || -157 Tsjechische Republiek || -4686 Denemarken || 409 Estland || -2741 Finland || -20466 Frankrijk || -67410 Duitsland || -22418 Griekenland || -1830 Hongarije || -1000 Ierland || -142 Italië || -22166 Letland || -16302 Litouwen || -4552 Luxemburg || -418 Malta || -49 Nederland || -1425 Polen || -27133 Portugal || -6830 Roemenië || -15793 Slowakije || -1084 Slovenië || -3171 Frankrijk || -23100 Zweden || -41336 Verenigd Koninkrijk || -8268 BIJLAGE III IN ARTIKEL 7 GENOEMDE FUNCTIE VOOR EERSTE-ORDEAFNAME EN STANDAARD
HALFWAARDETIJDEN De functie voor de
eerste-ordeafname begint met en gaat door tot het
huidige jaar: , waarin: jaar het
koolstofreservoir van de houtproductenpool in het begin van jaar , Gg C afnameconstante
van eerste-ordeafname gegeven in eenheden van jaar-1 , waarbij
HWT de halfwaardetijd is van de houtproductenpool in jaren.) de instroom
naar de houtproductenpool gedurende jaar , Gg C jaar-1 verandering
van koolstofreservoir van de houtproductenpool gedurende jaar , Gg C jaar-1, Standaard
halfwaardetijden (HWT): 2 jaar
voor papier, 25
jaar voor houten panelen, 35
jaar voor gezaagd hout. BIJLAGE IV MAATREGELEN DIE KUNNEN WORDEN OPGENOMEN IN LULUCF-ACTIEPLANNEN OVEREENKOMSTIG
ARTIKEL 10, LID 2, ONDER d) (a)
Maatregelen met betrekking tot akkerlandbeheer,
zoals: –
verbeteren van agronomische praktijken door het
selecteren van betere gewasvariëteiten; –
betere vruchtwisseling en voorkomen of verminderen
van het gebruik van kale braaklegging; –
verbeteren van voedingsstofbeheer,
grondbewerkings-/reststofbeheer en waterbeheer; –
stimuleren van boslandbouwpraktijken en potentieel
voor verandering van landvegetatie (gebruik); (b)
Maatregelen met betrekking tot graslandbeheer en
verbeteringen aan weilanden, zoals: –
voorkomen van de conversie van grasland naar
akkerland en het omdraaien van akkerland naar inlandse vegetatie; –
verbeteren van graslandbeheer door veranderingen
aan de intensiteit en timing van begrazing op te nemen; –
verhogen van de productiviteit; –
verbeteren van voedingsstofbeheer; –
verbeteren van brandbeheer; –
introduceren van geschiktere soorten en met name
diepgewortelde soorten; (c)
Maatregelen om het beheer van organische
landbouwgrond te verbeteren, met name veengrond, zoals: –
stimuleren van duurzame
moerascultiveringspraktijken; –
stimuleren van aangepaste landbouwpraktijken, zoals
het minimaliseren van grondverstoring of uitputtende praktijken; (d)
Maatregelen om drainage te voorkomen en het opnieuw
bevochtigen van waterrijke gebieden te stimuleren; (e)
Maatregelen met betrekking tot bestaand of
gedeeltelijk gedraineerd veen, zoals: –
voorkomen van verdere drainage; –
stimuleren van opnieuw bevochtigen en herstel van
venen; –
voorkomen van veenbranden; (f)
Herstel van aangetaste grond; (g)
Maatregelen met betrekking tot bosbouwactiviteiten
zoals: –
voorkomen van ontbossing; –
bebossing en herbebossing; –
behoud van koolstof in bestaande bossen; –
uitbreiden van de productie in bestaande bossen; –
vergroten van de houtproductenpool; –
verbeteren van bosbeheer, ook door samenstellen,
verzorgen en uitdunnen van geoptimaliseerde soorten, en bodembehoud; (h)
Versterken van de bescherming tegen natuurlijke
verstoringen zoals brand, plagen en stormen. FINANCIEEL MEMORANDUM 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstelling(en) 1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.6. Duur
en financiële gevolgen 1.7. Beheersvorm(en) 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake het toezicht en de verslagen 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en)
van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonde(e)l(en) voor
uitgaven 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de
geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.2. Geraamde gevolgen
voor de beleidskredieten 3.2.3. Geraamde gevolgen
voor de administratieve kredieten 3.2.4. Verenigbaarheid met
het huidige meerjarige financiële kader 3.2.5. Bijdrage van derden
aan de financiering 3.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten FINANCIEEL
MEMORANDUM
1.
KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.
Benaming van het voorstel/initiatief
Besluit
van het Europees Parlement en de Raad inzake boekhoudregels en actieplannen
voor broeikasgasemissies en ‑verwijderingen als resultaat van
activiteiten met betrekking tot landgebruik, verandering in landgebruik en
bosbouw
1.2.
Betrokken beleidsterrein(en) in de
ABM/ABB-structuur[23]
MILIEU-
EN KLIMAATACTIE (7)
1.3.
Aard van het voorstel/initiatief
x Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie ¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een
proefproject/een voorbereidende actie[24] ¨ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande
actie ¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar
een nieuwe actie
1.4.
Doelstellingen
1.4.1.
De met het voorstel/initiatief beoogde strategische
meerjarendoelstelling(en) van de Commissie
Het
voorstel is in overeenstemming met de Europa 2020-strategie en beoogt bij te
dragen aan de realisatie van de emissiereductiedoelstellingen van de Unie.
1.4.2.
Specifieke doelstelling(en) en betrokken
ABM/ABB-activiteiten
Specifieke doelstelling nr. Uitvoering van EU-beleid en -wetgeving inzake klimaatactie
(ABB-code 07 12) Betrokken AMB/ABB-activiteit(en) 07 12 01 (Uitvoering van beleid en wetgeving van de Unie
inzake klimaatactie)
1.4.3.
Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen die het
voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen In het voorstel wordt een deugdelijk en geharmoniseerd
juridisch kader vastgesteld teneinde verslag uit te brengen over broeikasgasemissies
en –verwijderingen door activiteiten met betrekking tot landgebruik,
verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) in de Unie, door een
gedetailleerde beoordeling van de voortgang in de lidstaten. Meer specifiek zou
het: - de zichtbaarheid verbeteren van en stimulansen bieden voor
de reductie-inspanningen door de uitbreiding van verwijderingen en de reductie
van emissies in landbouw en bosbouw en door de productie van houtproducten in
de industrie; - de milieu-integriteit van de verbintenissen versterken
door te waarborgen dat emissies en verwijderingen correct worden weerspiegeld
en door een duurzame en klimaatvriendelijke productie van bio-energie te
bevorderen door bestaande beleidsmaatregelen aan te vullen; en - de economische efficiëntie verbeteren bij het streven naar
ambitieuzere doelstellingen door alle sectoren te laten bijdragen. Resultaat- en effectindicatoren Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan
worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd. De volgende indicatoren horen bij de algemene, specifieke en
operationele doelstellingen van het voorstel: - trends in emissies en verwijderingen; - aantal gevallen van niet-naleving door lidstaten, tijdig
bij de Commissie ingediende LULUCF-actieplannen (LAP's) en verslagen van
lidstaten, lidstaten die hun referentieniveaus tijdig indienen bij de
Commissie; - de naleving van de verslagen van de lidstaten van de eisen
van het voorstel; - de volledigheid van de bij de Commissie ingediende
verslagen van lidstaten en van de mate van toepassing van algemene
boekhoudregels door de lidstaten; - beschikbaarheid van gegevens en informatie op de gebieden
die worden beoogd in het voorstel.
1.5.
Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.
Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet
worden voorzien
De doelstellingen van dit voorstel zijn tweeledig: - het waarborgen van een deugdelijke en geharmoniseerde
boekhouding van emissies en verwijderingen door de LULUCF-sector in de
lidstaten; - het stimuleren van reductie-inspanningen door lidstaten
door middel van het vaststellen en uitvoeren van LAP's.
1.5.2.
Toegevoegde waarde van de deelname van de EU
Het nemen van maatregelen op het niveau van de Unie heeft
duidelijke voordelen ten opzichte van uitsluitend maatregelen op
lidstaatniveau, vanwege de effectiviteit. Omdat de overkoepelende klimaatveranderingsverbintenissen
op het niveau van de Unie zijn aangegaan, is het effectief om ook de vereiste
boekhoudregels op dit niveau vast te stellen. Bovendien vereist het overwinnen
van de aangegeven problemen, zoals de noodzaak van nauwkeurige en consistente
boekhoudregels voor verschillende LULUCF-activiteiten, een gemeenschappelijke
aanpak in alle lidstaten, die alleen op het niveau van de Unie kan worden
gewaarborgd. Dit juridisch kader waarborgt effectieve toegevoegde waarde
door het inzetten van gemeenschappelijk en accuraat boekhouden in alle
lidstaten, het vaststellen van LAP's en dus door het vaststellen van een
gedetailleerdere beoordeling en waardering van de voortgang in de lidstaten.
Dit zorgt voor de samenhang van het klimaatbeleid van de Unie, voor de verdere
verbetering van de milieu-integriteit van de klimaatveranderingsverbintenissen
van de Unie en verbetert de economische efficiëntie van het klimaatbeleid van
de Unie.
1.5.3.
De lering die uit reeds verrichte soortgelijke
activiteiten is getrokken
Het
voorstel is gebaseerd op ervaring die op internationaal niveau is opgedaan en
is bedoeld om de tekortkomingen van de bestaande boekhoudregels krachtens het
Protocol van Kyoto aan te pakken. Er is een gedetailleerde beoordeling
uitgevoerd om een deugdelijk en geharmoniseerd boekhoudkader voor de
LULUCF-sector voor te stellen.
1.5.4.
Samenhang en eventuele synergie met andere
relevante instrumenten
Het voorstel is in overeenstemming met de Europa 2020-strategie
en het kerninitiatief van de Europa 2020-strategie voor een Europa dat de
natuurlijke hulpbronnen ontziet. Het is ook een aanvulling op het bestaande
beleid van de Unie inzake klimaat, energie en sociaal beleid. Het is tevens een aanvulling op het gemeenschappelijk
landbouwbeleid na 2013 in het licht van de tenuitvoerlegging van de
"vergroenende componenten", en in de context van het beleid voor
plattelandsontwikkeling van de Unie kunnen stimulansen voor koolstofvastlegging
in de landbouw en bosbouw aanzienlijk worden verbeterd. Een juiste boekhouding
van bijbehorende positieve koolstofstromen zou de positieve bijdrage van deze
via het gemeenschappelijk landbouwbeleid uitgevoerde beleidsmaatregelen
zichtbaarder maken. Een boekhouding voor de LULUCF-sector zou het duurzame
gebruik van bio-energie dan ook ondersteunen, en zou eveneens een deugdelijke,
duidelijke en zichtbare indicator zijn voor de voortgang in de landbouw en
bosbouw. Zonder uitgebreide, verplichte boekhouding van LULUCF-activiteiten
worden de inspanningen die door lidstaten, landbouwers en bosbouwers zijn
gedaan om reducties voor klimaatverandering te leveren, niet weerspiegeld in de
inspanningen van de Unie om haar emissiereductiedoelstellingen voor broeikasgassen
te behalen.
1.6.
Duur en financiële gevolgen
¨ Voorstel/initiatief
met een beperkte geldigheidsduur ¨ Voorstel/initiatief is van kracht
vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ ¨ Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en
met JJJJ x Voorstel/initiatief
met een onbeperkte geldigheidsduur De
uitvoering wordt beoogd op 1 januari 2013 te starten, afhankelijk van de
voortgang van het wetgevingsproces.
1.7.
Beheersvorm(en)[25]
x Direct
gecentraliseerd beheer door de Commissie ¨ Indirect
gecentraliseerd beheer door uitvoeringstaken te
delegeren aan: ¨ uitvoerende agentschappen ¨ door de Gemeenschappen opgerichte
organen[26] ¨ nationale publiekrechtelijke organen
of organen met een openbaredienstverleningstaak ¨ personen aan wie de uitvoering van
specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de
Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken
basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement ¨ Gedeeld beheer met de lidstaten ¨ Gedecentraliseerd
beheer met derde landen ¨ Gezamenlijk
beheer met internationale organisaties (geef aan
welke) Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra
informatie onder "Opmerkingen". Opmerkingen De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het
uitvoeren van het grootste gedeelte van dit voorstel. De Commissie beoordeelt
de informatie in de verslagen die door de lidstaten zijn ingediend en doet waar
nodig aanbevelingen.
2.
BEHEERSMAATREGELEN
2.1.
Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden. De lidstaten voegen jaarlijks informatie toe aan hun
LULUCF-boekhouding en doen aan het eind van elke boekhoudperiode verslag van
emissies en verwijderingen door de LULUCF-sector krachtens dit voorstel. De krachtens dit voorstel opgestelde verslagen worden door
de Commissie beoordeeld voor elke boekhoudperiode, op basis van technisch
deskundige bijstand. Er is een studie nodig om de uitvoering van dit besluit te
beoordelen in de context van de evaluatieclausule.
2.2.
Beheers- en controlesysteem
2.2.1.
Geconstateerde risico's
Omdat
het voorstel een besluit is, zijn de uitvoeringsrisico's beperkt want de
voorgestelde verplichtingen zijn gebaseerd op reeds vastgestelde internationale
regels die door de lidstaten worden toegepast in het kader van hun verbintenissen
krachtens het Protocol van Kyoto.
2.2.2.
Controlemiddel(en)
De
maatregelen om eventuele risico's aan te pakken, bestaan uit: constructieve
dialoog en samenwerking met de lidstaten, contact houden met de bevoegde
diensten van de Commissie, met name om te waarborgen dat aan de bijbehorende gegevensbehoeften
wordt voldaan, raadplegen van deskundigen, met name bij het vaststellen van de
gedelegeerde handelingen, toegang tot externe technische deskundigheid voor de
bijbehorende evaluaties, uitvoeren van studies bij het herzien van het wetgevingsbesluit
en het organiseren van themaconferenties, waar nodig.
2.3.
Maatregelen ter voorkoming van fraude en
onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en
beschermingsmaatregelen. Gezien de betrokken bedragen en het type aanbesteding, bevat
dit voorstel geen speciale risico's op fraude. De Commissie beheert en
controleert het werk door middel van alle relevante reguliere hulpmiddelen,
zoals het jaarlijkse beheersplan van DG CLIMA. De interne controlestandaarden 2, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 15 en
16 zijn hier in het bijzonder relevant. Bovendien worden de beginselen die zijn
vastgelegd in Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (het
"Financieel Reglement") en de uitvoeringsbepalingen hiervan, volledig
toegepast. De aanbestedingsprocedures worden beheerd door het
gemeenschappelijk financiële circuit van DG CLIMA: een gedeeltelijk
gedecentraliseerd circuit waarvan de belangrijkste eigenschap de hiërarchische
onafhankelijkheid van de ordonnateur is ten opzichte van de personen die de financiële
inleiding en verificatie uitvoeren. Bovendien onderzoekt een intern controlecomité (ENVAC) de
procedure die leidt tot de keuze van de opdrachtnemer en verifieert zij de
consistentie van de procedures die zijn aangenomen door de ordonnateurs aan de
hand van de regels en bepalingen van het Financieel Reglement en de
uitvoeringsregels voor een combinatie van willekeurige steekproef en een op
risico gebaseerde steekproef van openbare aanbestedingen. Naast deze maatregelen wordt er voor het aannemen van gedelegeerde
handelingen gewaarborgd dat de mensen die deelnemen aan de raadpleging van
deskundigen, onafhankelijk en voldoende gekwalificeerd zijn.
3.
GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.
Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en
betrokken begrotingsonde(e)l(en) voor uitgaven
·
Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven In volgorde van de rubrieken van het
meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Nummer [Omschrijving………………………...…….] || GK/NGK[27] || van EVA-landen[28] || van kandidaat-lidstaten[29] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement 5 || 07 01 02 11 Overige beheersuitgaven ter ondersteuning van het beleidsgebied "Milieu- en klimaatactie" || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE · Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen In volgorde
van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de
begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Nummer [Rubriek……………………………………..] || GK/NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement […] || [XX.YY.YY.YY] […] || […] || JA/ NEE || JA/ NEE || JA/ NEE || JA/ NEE
3.2.
Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.
Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de
uitgaven
in miljoen euro (tot op 3 decimalen) Rubriek van het meerjarige financiële kader: || Nummer van de categorie || Rubriek 2 DG: CLIMA || || || Jaar N[30] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || Jaar N+4 || Jaar N+5 || Jaar N+6 || TOTAAL Beleidskredieten || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1) || - || - || - || - || - || - || - || - Betalingen || (2) || - || - || - || - || - || - || - || - Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1a) || - || - || - || - || - || - || - || - Betalingen || (2a) || - || - || - || - || - || - || - || - Uit het budget van bepaalde operationele programma's gefinancierde administratieve kredieten[31] || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel 07 01 04 05 (en daaropvolgende onderdelen) || || (3) || 0,100 || - || - || 0,600 || - || - || 0,600 || 1,300 TOTAAL kredieten voor DG CLIMA || Vastleggingen || =1+1a +3 || 0,100 || - || - || 0,600 || - || - || 0,600 || 1,300 Betalingen || =2+2a +3 || 0,100 || - || - || 0,600 || - || - || 0,600 || 1,300 TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || || || || || || || Betalingen || (5) || || || || || || || || TOTAAL uit de programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || 0,100 || - || - || 0,600 || - || - || 0,600 || 1,300 TOTAAL kredieten voor RUBRIEKEN 1 t/m 4 van het meerjarige financiële kader (referentiebedrag) || Vastleggingen || =4+ 6 || 0,100 || - || - || 0,600 || - || - || 0,600 || 1,300 Betalingen || =5+ 6 || 0,100 || - || - || 0,600 || - || - || 0,600 || 1,300 Wanneer het voorstel/initiatief
gevolgen heeft voor meerdere rubrieken: TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || || || || || || || Betalingen || (5) || || || || || || || || TOTAAL uit de programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || 0,100 || || || 0,600 || || || 0,600 || 1,300 TOTAAL kredieten voor RUBRIEKEN 1 t/m 4 van het meerjarige financiële kader (referentiebedrag) || Vastleggingen || =4+ 6 || 0,100 || || || 0,600 || || || 0,600 || 1,300 Betalingen || =5+ 6 || 0,100 || || || 0,600 || || || 0,600 || 1,300 Rubriek van het meerjarige financiële kader: || 5 || "Administratieve uitgaven" in miljoen euro (tot
op 3 decimalen) || || || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || Jaar N+4 || Jaar N+5 || Jaar N+6 || TOTAAL DG: CLIMA || Mensen || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,889 Andere administratieve uitgaven || 0,348 || 0,348 || 0,348 || 0,348 || 0,348 || 0,348 || 0,348 || 2,433 TOTAAL DG CLIMA || Kredieten || 0,475 || 0,457 || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 3,322 TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 3,322 in miljoen euro (tot
op 3 decimalen) || || || Jaar N[32] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || Jaar N+4 || Jaar N+5 || Jaar N+6 || TOTAAL TOTAAL kredieten voor RUBRIEKEN 1 t/m 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 0,575 || 0,475 || 0,475 || 1,075 || 0,475 || 0,475 || 1,075 || 4,622 Betalingen || 0,575 || 0,475 || 0,475 || 1,075 || 0,475 || 0,475 || 1,075 || 4,622
3.2.2.
Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig x Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Vastleggingskredieten,
in miljoen euro (tot op 3 decimalen) Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || Jaar N+4 || Jaar N+5 || Jaar N+6 || TOTAAL OUTPUTS Soort output[33] || Gem. kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Totaal aantal dagen || Totale kosten SPECIFIEKE DOELSTELLING: Tenuitvoerlegging van EU-beleid en wetgeving inzake klimaatmaatregelen (ABB-code 07 12) - Output || Evaluatie || 0,004 || 27 || 0,100 || || || || || 27 || 0,100 || || || || || 27 || 0,100 || 81 || 0,300 - Output || Studie || 0,500 || || || || || || || || || || || || || 1 || 0,500 || 1 || 0,500 - Output || Evaluatieclausule || 0,500 || || || || || || || 1 || 0,500 || || || || || || || 1 || 0,500 Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || 27 || 0,100 || 0 || - || 0 || - || 28 || 0,600 || 0 || - || 0 || - || 28 || 0,600 || 83 || 1,300 TOTALE KOSTEN || 0 || 0,100 || 0 || - || 0 || - || 0 || 0,600 || 0 || - || 0 || - || 0 || 0,600 || 0 || 1,300
3.2.3.
Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3.1.
Samenvatting
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten
nodig x Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten
nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: in miljoen euro (tot op 3 decimalen) || Jaar N[34] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || Jaar N+4 || Jaar N+5 || Jaar N+6 || TOTAAL RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || Jaar N+4 || Jaar N+5 || Jaar N+6 || Mensen (1 AD VTE werkt al bij DG CLIMA) || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,889 Andere administratieve uitgaven - 07 01 02 11 01 Missies (5 per jaar ; 0,0015 M EUR /missie) - 07 01 02 11 01 Conferenties (2 per jaar ; 150 M EUR /conferentie) - 07 01 02 11 02 Vergaderingen (2 per jaar ; 168 deskundigen max (28 *6); 1 dag ; 0,135 M EUR /vergadering) SUBTOTAAL || 0,0075 0,070 0,270 0,348 || 0,0075 0,070 0,270 0,348 || 0,0075 0,070 0,270 0,348 || 0,0075 0,070 0,270 0,348 || 0,0075 0,070 0,270 0,348 || 0,0075 0,070 0,270 0,348 || 0,0075 0,070 0,270 0,348 || 0,053 0,490 1,890 2,433 Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 3,322 Buiten RUBRIEK 5[35] van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Mensen || || || || || || || || Andere administratieve uitgaven || || || || || || || || Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || TOTAAL || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 0,475 || 3,322
3.2.4.
Geraamde personeelsbehoeften
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig x Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1
decimaal) || || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || Jaar N+4 || Jaar N+5 || Jaar N+6 || Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) || || 07 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,127 || || XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || || || || XX 01 05 01 (onderzoek onder contract) || || || || || || || || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || || || || Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[36] || || XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen") || || || || || || || || || XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || || || || || || || || XX 01 04 jj[37] || - zetel[38] || || || || || || || || || - delegaties || || || || || || || || XX 01 05 02 (AC, END, INT onderzoek onder contract) || || || || || || || || || 10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek) || || || || || || || || || Andere begrotingsonderdelen (te vermelden) || || || || || || || || || TOTAAL || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,127 || 0,127 || XX is het
beleidsterrein of de begrotingstitel. De benodigde personele
middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer
van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel
aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure
met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen
worden toegewezen. Beschrijving van de uit te voeren taken: Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || De juiste maatregelen nemen om de diverse eisen van de Commissie uit te voeren (bijv. beoordelen van verslagen van lidstaten, analyses uitvoeren, toezicht uit te voeren op de uitvoering, enz.) Extern personeel ||
3.2.5.
Verenigbaarheid met het huidige meerjarige
financiële kader
x Het voorstel is verenigbaar met de
bestaande financiële programmering. ¨ Het voorstel/initiatief vergt
herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader ¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing
van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële
kader[39].
3.2.6.
Bijdrage van derden aan de financiering
xHet voorstel/initiatief voorziet niet in
medefinanciering door derden Het voorstel/initiatief
voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:
3.3.
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
x Het voorstel/initiatief heeft geen
financiële gevolgen voor de ontvangsten. ¨ Het voorstel/initiatief heeft de
hieronder beschreven financiële gevolgen: ¨ voor de eigen middelen ¨ voor de diverse ontvangsten [1] Besluit 1/CP.16
van de Conferentie van de partijen bij het UNFCCC (de "Afspraken van
Cancún"). [2] Op basis
van het vierde evaluatieverslag van het Intergouvernementele Werkgroep inzake
klimaatverandering (IPCC). [3] Conclusies
van de Europese Raad van 8 en 9 maart 2007. [4] PB L 140
van 5.6.2009, blz. 63. [5] PB L 140
van 5.6.2009, blz. 136. [6] PB L 49
van 19.2.2004, blz. 1. [7] COM(2011)
789 definitief – 2011/0372 (COD). [8] Overige
broeikasgassen uit landbouwactiviteiten, bijv. methaan- en stikstofoxiden
afkomstig van herkauwers en meststoffen, vallen niet onder de LULUCF-sector,
die zich voornamelijk bezighoudt met koolstofemissies en verwijdering uit
vegetatie en grond. Andere dan CO2-emissies uit de landbouw zijn opgenomen in
een afzonderlijke landbouwinventaris. [9] Er is ook
een wisselwerking, namelijk conversie mag niet leiden tot
"koolstoflekkage", d.w.z. een vervanging van in eigen land
geproduceerde voedingsmiddelen door ingevoerde voedingsmiddelen die een
negatievere koolstofvoetafdruk hebben. [10] Zie bijv. Sathre R. and O'Connor J. (2010), "A synthesis of
research on wood products and greenhouse gas impacts", 2e druk, Vancouver,
B. C. FP Innovations, blz. 117. [11] PB L 130
van 15.5.2002, blz. 1. [12] Richtlijn 2009/28/EG.
[13] COM(2011) 571 definitief. [14] http://ec.europa.eu/clima/events/0029/index_en.htm [15] http://ec.europa.eu/clima/consultations/0003/index_en.htm
[16] http://ec.europa.eu/clima/events/0029/index_en.htm
[17] http://ec.europa.eu/clima/events/0029/index_en.htm
[18] PB C van,
blz. . [19] PB C van,
blz. . [20] PB L 140
van 5.6.2009, blz. 136. [21] PB L 275
van 25.10.2003, blz. 32. [22] PB L 130
van 15.5.2002, blz. 1. [23] ABM: activiteitsgestuurd
management – ABB: activiteitsgestuurde begroting. [24] In de zin
van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement. [25] Nadere
gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement
zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html [26] In de zin
van artikel 185 van het Financieel Reglement. [27] GK =
Gesplitste kredieten/ NGK = Niet-gesplitste kredieten [28] EVA: Europese
Vrijhandelsassociatie. [29] Kandidaat-lidstaten
en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke
Balkan. [30] Het jaar N
is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt
begonnen. [31] Technische
en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering
van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen),
onderzoek onder contract, eigen onderzoek. [32] Het jaar N
is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt
begonnen. Het voorstel wordt beoogd in 2013 van kracht te gaan, afhankelijk van
de voortgang met het wetgevingsproces. [33] Outputs
zijn de te verstrekken producten en diensten (bijv. aantal gefinancierde
studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.). [34] Het jaar N
is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt
begonnen. Het voorstel wordt beoogd in 2013 van kracht te gaan, afhankelijk van
de voortgang met het wetgevingsproces. [35] Technische
en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering
van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen),
onderzoek onder contract, eigen onderzoek. [36] AC =
arbeidscontractant; INT = uitzendkracht; JED = jonge deskundige in delegaties;
AL = plaatselijk functionaris; END= gedetacheerd nationaal deskundige; [37] Submaximum
voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere
"BA"-onderdelen). [38] Vooral
voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
(ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF). [39] Zie de
punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.