This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012DC0652
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL The state of the European carbon market in 2012
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD De toestand van de Europese koolstofmarkt in 2012
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD De toestand van de Europese koolstofmarkt in 2012
/* COM/2012/0652 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD De toestand van de Europese koolstofmarkt in 2012 /* COM/2012/0652 final */
INHOUDSOPGAVE 1........... Inleiding.......................................................................................................................... 3 2........... De toestand van de koolstofmarkt................................................................................... 4 3........... Een herziening van het
veilingschema als kortetermijnmaatregel......................................... 6 4........... Opties voor structurele maatregelen................................................................................. 7 4.1........ Optie a: Het EU-reductiestreefdoel
verhogen tot 30 % in 2020........................................ 7 4.2........ Optie b: Een aantal emissierechten intrekken
in fase 3...................................................... 8 4.3........ Optie c: Vroegtijdige herziening van
de jaarlijkse lineaire reductiefactor............................ 8 4.4........ Optie d: Uitbreiding van de
reikwijdte van de EU-ETS naar andere sectoren.................... 9 4.5........ Optie e: De toegang tot
internationale credits beperken.................................................... 9 4.6........ Optie f: Discretionaire
prijsbeheermechanismen............................................................. 10 5........... Conclusies.................................................................................................................... 11 VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT EN DE RAAD De toestand van de Europese koolstofmarkt in
2012 (Voor de EER relevante tekst) 1. Inleiding Dit verslag over de werking van de
koolstofmarkt wordt gepresenteerd overeenkomstig artikel 10, lid 5, en artikel 29
van de richtlijn betreffende de EU-regeling voor de handel in emissierechten[1]. In de ETS-richtlijn was dit
verslag gepland voor 2013, het eerste jaar van fase 3. Op
hun informele bijeenkomst in april 2012 hebben de milieuministers met
instemming kennisgenomen van het voornemen van de Commissie om het eerste
verslag al in 2012 op te stellen en uit te brengen. Van de aanvang af heeft de EU-regeling voor de
handel in emissierechten (EU-ETS) in de hele EU een prijssignaal voor koolstof
gegeven dat dagelijks operationele en strategische investeringsbeslissingen
beïnvloedt. Vanaf 2013 zal ongeveer de helft van de broeikasgasemissies (BKG)
in de EU onder de EU-ETS vallen. Zoals in artikel 1 van de ETS-richtlijn is
bepaald, is het systeem vastgesteld teneinde de emissies van broeikasgassen op
een kosteneffectieve en economisch efficiënte wijze te verminderen. Deze doelstelling is niet beperkt in de tijd. De ETS wordt cruciaal
voor het bevorderen van investeringen in een breed scala van koolstofarme
technologieën. Ze is zo ontworpen dat ze technologieneutraal, kosteneffectief
en volledig verenigbaar met de eengemaakte energiemarkt is. De ETS zal een
grotere rol moeten spelen in de overgang naar een koolstofarme economie tegen 2050.
Sinds het begin van de tweede handelsperiode in 2008 zijn de emissies met meer
dan 10 % gedaald, maar hoewel het prijssignaal van de EU-ETS hiertoe zeker
heeft bijgedragen, is de economische crisis duidelijk de belangrijkste oorzaak
van deze sterke vermindering van de emissies. De EU-ETS wordt desalniettemin algemeen
beschouwd als een liquide markt met een goed functionerende infrastructuur en
inspireert een groeiend aantal landen, zoals Australië, Zuid-Korea en China, om
het Europese voorbeeld te volgen en in eigen land koolstofmarkten op te zetten. Overeenkomstig artikel 29 van de
EU-ETS-richtlijn wordt met dit eerste verslag beoogd de werking van de
koolstofmarkt te analyseren en na te gaan of er al dan niet regelgeving nodig
is. Het beantwoordt ook aan de oproep die het Europees Parlement en de Raad in
de context van de richtlijn inzake energie-efficiëntie aan de Commissie hebben
gericht om - "in dat
verslag na te gaan welke mogelijkheden er zijn - onder meer het definitief
inhouden van het vereiste bedrag aan rechten - om zo spoedig mogelijk te komen
tot de vaststelling van verdere passende structurele maatregelen die de
emissiehandelsregeling tijdens fase 3 versterken, en ze effectiever maken". 2. De toestand van de
koolstofmarkt Bij de uitvoering
van de EU-ETS hebben overheden en bedrijven rijke operationele en marktervaring
opgedaan. Deze ervaring vormde de basis voor de grote herziening van de
operationele opzet van het systeem, die in 2008 is overeengekomen voor
toepassing met ingang van 2013 en die de volgende fundamentele wijzigingen
omvat: 1. een voor de gehele EU geldend
plafond voor emissierechten, in plaats van 27 afzonderlijke plafonds van de
lidstaten, dat jaarlijks met 1,74 % afneemt tot 2020 en daarna, en zo een
meer voorspelbare en stabiele regelgeving biedt; 2. veiling als
standaardtoewijzingssysteem in fase 3; 3. geharmoniseerde regels voor
kosteloze toewijzing, op basis van prestatiebenchmarks die vóór fase 3 worden
vastgesteld; 4. strengere regels voor het
type internationale credits dat in de EU-ETS mag worden gebruikt; 5. vervanging van de 27
nationale elektronische registers door één EU-register. Deze wijzigingen
houden vanuit regelgevend oogpunt een fundamentele transformatie van de
Europese koolstofmarkt in. Hoewel bepaalde werkzaamheden (bijvoorbeeld de
totstandbrenging van een veilinginfrastructuur) nog moeten worden voltooid, is
de regelgevende infrastructuur vandaag al goeddeels aanwezig. Bij het begin van de tweede handelsperiode
gold het plafond voor fase 2 van de ETS als ambitieus. Door de crisis die vanaf
2008 om zich heen greep, is het beeld echter sterk gewijzigd: sindsdien heeft de ETS te maken met een overschot aan emissierechten
en internationale credits (zie de tabel hieronder). Het aantal in omloop
gebrachte emissierechten, evenals het aanbod en het gebruik van internationale
credits, is elk jaar toegenomen, met name in 2011. Tegen eind 2011 waren er 8 171
miljoen emissierechten in omloop gebracht en waren er 549 miljoen
internationale credits ter naleving van de regelgeving gebruikt, waardoor er in
de periode 2008-2011 alles samen 8 720 miljoen eenheden beschikbaar waren om de
regelgeving na te komen. De geverifieerde emissies in de periode 2008-2011
bedroegen daarentegen slechts 7 765 miljoen ton CO2-eq. Als gevolg daarvan was
het overschot begin 2012 opgelopen opgelopen tot 955 miljoen emissierechten[2]. Zelfs zonder het uit het gebruik van internationale credits
voortvloeiende deel mee te rekenen, zou het overschot nog steeds 406 miljoen
emissierechten hebben bedragen. Tabel 1: De vraag aanbodbalans 2008-2011 (in Mt) || 2008 || 2009 || 2010 || 2011 || Totaal Aanbod: Afgegeven emissierechten en gebruikte internationale credits || 2076 || 2105 || 2204 || 2336 || 8720 Vraag: Gerapporteerde emissies || 2100 || 1860 || 1919 || 1886 || 7765 Cumulatieve overschot van emissierechten || -24 || 244 || 285 || 450 || 955 Bron : Onafhankelijk
transactielogboek van de Gemeenschap (CITL), gegevens over de naleving 2011
zoals gepubliceerd op 2 mei 2012, Europese Commissie Het patroon van een toenemend aanbod aan
emissierechten en internationale credits, in combinatie met de lage vraag,
wordt ten dele weerspiegeld in de sinds 2008 waargenomen prijsontwikkeling. De
prijs van emissierechten is het resultaat van een brede reeks factoren, maar
het lijdt geen twijfel dat de economische recessie in 2009 een grote impact op
de prijzen heeft gehad. De uitgesproken daling van de prijzen in de tweede
helft van 2011 tot niveaus beneden de 10 euro valt samen met de versnelde
opbouw van een overschot aan emissierechten en internationale credits. Figuur 1: Ontwikkeling van de koolstoftarieven Bron:
Intercontinental Exchange. Gegevens voor futurescontracten voor de eerste jaren
met levering in december Verwacht wordt dat het overschot in 2012 en 2013
snel zal blijven toenemen, voornamelijk vanwege tijdelijke elementen die
rechtstreeks verband houden met de overgang naar fase 3. Het aanbod aan
emissierechten op de korte termijn kent een toename, met name door de
termijnverkoop van fase 3-emissierechten om middelen te genereren voor het NER300-programma
voor koolstofafvang en -opslag en innoverende hernieuwbare energiebronnen[3],
door vroegtijdige veiling om te voldoen aan de dekkingsbehoeften van de
energiesector en door de verkoop van ongebruikte emissierechten in nationale
nieuwkomersreserves van fase 2. Eind 2013 zal het gecombineerde effect van deze
drie bronnen circa 500 miljoen emissierechten bedragen. Tegelijk blijft het
aanbod aan internationale credits naar verwachting hoog en zal het gebruik
ervan in de EU-ETS waarschijnlijk toenemen tijdens de overgang naar fase 3. Er
wordt geen aanzienlijke wijziging van de emissies in 2012 en 2013 verwacht; het overschot kan daardoor in het begin van fase 3 ruim 1,5 miljard,
en zelfs 2 miljard emissierechten bedragen[4]. Hoewel wordt verwacht dat de snelle aangroei
van het overschot vanaf 2014 een einde neemt, zal het totale overschot tijdens
fase 3 naar verwachting niet aanzienlijk afnemen, hetgeen mogelijk resulteert
in een structureel overschot van circa 2 miljard emissierechten gedurende het
grootste gedeelte van fase 3. De omvang van het overschot tegen 2020 hangt
grotendeels af van langetermijnontwikkelingen op het gebied van energie, zoals
de marktpenetratie van energie uit hernieuwbare bronnen en lopende inspanningen
om de energie-efficiëntie te verhogen, alsook van de snelheid van het
economische herstel. Figuur 2: Historisch en verwacht toekomstig profiel
van de vraag en het aanbod tot 2020 Bron : Werkdocument (2012) 234 final 3. Een herziening van het
veilingschema als kortetermijnmaatregel Normaal gaat een zwakkere vraag gepaard met
een afnemend aanbod. In de EU-ETS zal het aanbod de komende jaren echter
toenemen vanwege specifieke regelgevingsbepalingen, zoals uiteengezet in deel 2. Enig overschot is
een normaal kenmerk van een koolstofmarkt, waardoor er verschillen tussen het
plafond en de emissies mogelijk zijn. Met een overschot dat in 2011
al bijna een miljard emissierechten bedroeg, bestaat er evenwel een reëel
gevaar dat de goede werking van de koolstofmarkt ernstig wordt verstoord door
buitensporige prijsschommelingen ten gevolge van het extra overaanbod aan
emissierechten op de korte termijn. Gezien de huidige
uitzonderlijke situatie van aanhoudende stijgingen van het aanbod door
regelgevingsbepalingen, is het passend het tijdschema dat het aanbod in fase 3
van de EU-ETS bepaalt, te herzien en enkele van de veilingen uit te stellen. Om
de goede werking van de koolstofmarkt te verbeteren, stelt de Commmissie daarom
als onmiddellijke maatregel voor de tijdstippen van de veilingen in fase 3 te
wijzigen en voor 2013, 2014 en 2015 geplande veilingen van een bepaalde
hoeveelheid emissierechten uit te stellen. Dit verslag wordt
daarom aangevuld met een ontwerpwijziging van de veilingovereenkomst, die
vergezeld gaat van een proportionele effectbeoordeling. Deze
laat zien dat een dergelijk uitstel, indien het weldoordacht is, de vraag en
het aanbod op de EU-ETS-markt in de overgang naar fase 3 opnieuw met elkaar in
evenwicht kan brengen en de volatiliteit ten gevolge van de snelle opbouw van
een overschot aan emissierechten kan verminderen. Zulk uitstel is mogelijk
zonder aanzienlijke effecten op het concurrentievermogen en kan de
overheidsinkomsten in het begin van fase 3 verhogen. Uitstel zou evenwel geen invloed hebben op het
structurele overschot van ongeveer 2 miljard emissierechten in de periode 2013-2020.
Aangezien emissierechten die tijdens de crisis zijn toegewezen lang na het
einde van de crisis kunnen worden gebruikt, zullen de effecten van het overschot
tot 2020 en daarna worden gevoeld. Een structurele maatregel kan dit overaanbod
oplossen en zo de langetermijneffecten ervan beperken. 4. Opties voor
structurele maatregelen Om de groter wordende structurele onbalans
tussen vraag en aanbod aan te pakken en de standpunten van belanghebbenden te
horen, heeft de Commissie zes niet-exhaustieve opties voor structurele
maatregelen vastgesteld. Voor elk van deze opties die de Commissie zou
besluiten uit te voeren, is een wetgevingsvoorstel van de Commissie aan de
medewetgevers vereist, dat overeenkomstig de beginselen van slimme regelgeving
vergezeld dient te gaan van een volledige effectbeoordeling. 4.1. Optie
a: Het EU-reductiestreefdoel verhogen tot 30 % in 2020 Indien de EU, als de omstandigheden meezitten,
zoals herhaaldelijk door de Europese Raad is bevestigd, haar
BKG-reductiestreefdoel optrekt tot 30 % in 2020, is er een wijziging van de
hoeveelheid emissierechten in de EU-ETS nodig, hetzij via een permanente
intrekking van emissierechten, hetzij via een herziening van de jaarlijkse
lineaire reductiefactor. Beide mechanismen worden nader
beschreven als opties b en c. Een ambitieuzer plafond voor fase 3 heeft ook
gevolgen voor de koolstofmarkt na 2020. De Commissie heeft eerder al geanalyseerd wat
de gevolgen zouden zijn van een intrekking van een hoeveelheid emissierechten[5] die het
EU-ETS-plafond tot 2020 doet aansluiten bij een algemeen streefdoel van 30 %
ten opzichte van 1990 en bij de overeengekomen langetermijndoelstelling van de
EU van 80-95 % ten opzichte van 1990 in 2050. Het zou gaan om een hoeveelheid
van ongeveer 1,4 miljard emissierechten. De Commissie heeft ook de daarmee
verbonden gevolgen op lidstaatniveau geanalyseerd [6]. Deze optie vereist niet enkel wijzigingen van
de hoeveelheid emissierechten in de EU-ETS maar heeft ook een invloed op de in
het kader van de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen
vastgestelde streefdoelen[7]. 4.2. Optie
b: Een aantal emissierechten intrekken in fase 3 Het overschot kan worden verminderd door een aantal
fase 3-emissierechten op permanente basis in te trekken. Deze maatregel vereist
primaire wetgeving en kan worden uitgevoerd middels een afzonderlijk, door het
Europees Parlement en de Raad vast te stellen besluit, in plaats van door een
volledige herziening van de EU-ETS-richtlijn. Op die manier wordt met deze
optie de regelgevende stabiliteit van het ruimere wetgevende ETS-kader volledig
behouden voor fase 3. Met deze optie wordt beoogd het aantal
emissierechten dat in fase 3 wordt afgegeven, te reduceren door een aantal
emissierechten permanent in te trekken van de voor veiling bestemde
hoeveelheid. Met deze optie wordt bewust niet geraakt aan de hoeveelheid
emissierechten voor kosteloze toewijzing of aan bestaande tegoeden van
emissierechten. De maatregel kan doeltreffend zijn voor het aanpakken van de totale
onbalans tussen vraag en aanbod in de loop van fase 3. Hij houdt een impliciete
verhoging van de reductiestreefcijfers voor 2020 en dus een (gedeeltelijk)
herstel van het ambitieniveau van het energie- en klimaatpakket van 2008 in,
maar heeft geen directe invloed op het raamwerk na 2020. Hij zou het overschot
aan emissierechten in fase 3 verminderen en afhankelijk van de ingetrokken
hoeveelheid waarborgen dat de ETS bijdraagt aan doelstellingen inzake
hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie. Uiteraard kunnen er
verscheidene benaderingen voor de hoeveelheden en het tijdsschema van de
permanente intrekking worden overwogen. 4.3. Optie
c: Vroegtijdige herziening van de jaarlijkse lineaire reductiefactor De totale hoeveelheid neemt ten opzichte van
de gemiddelde jaarlijkse totale hoeveelheid voor de periode 2008-2012 af met de
lineaire factor van 1,74 % per jaar. In afwachting van een wijziging van de
ETS-richtlijn blijft deze lineaire factor ook na 2020 van toepassing. De
richtlijn voorziet in een evaluatie van de lineaire factor vanaf 2020 zodat
uiterlijk in 2025 een besluit tot wijziging ervan kan worden goedgekeurd. Deze
evaluatie kan worden vervroegd, waardoor de totale hoeveelheid beschikbare
emissierechten al in fase 3 wordt verlaagd, afhankelijk van hoe snel de
herziene lineaire reductiefactor van kracht wordt. Niet alleen kan deze maatregel de onbalans
aanpakken en het ambitieniveau tot 2020 (gedeeltelijk) herstellen, hij zou ook
een effect op het ambitieniveau na 2020 hebben. De lineaire factor kan worden
vastgesteld op niveaus die in overeenstemming zijn met de algemene
EU-doelstelling voor een broeikasgasemissiereductie van 30 % ten opzichte
van 1990[8], zoals beschreven onder optie a. De huidige lineaire factor leidt tot
een verlaging van het ETS-plafond van iets meer dan 70 % tegen 2050, wat
niet strookt met de overeengekomen langetermijndoelstelling van de EU om
uiterlijk in 2050 een reductie van 80-95 % ten opzichte van 1990 te bereiken,
zoals de Commissie heeft uiteengezet in de Routekaart naar een koolstofarme
economie in 2050[9]. Een vroegtijdige herziening van de lineaire factor heeft dus ook een
invloed op de periode na fase 3. In deze periode wordt de markt fundamenteel
beïnvloed door een aantal andere grote beleidsvragen en -kwesties, zoals de
vraag hoe het concurrentievermogen van de EU op het gebied van belangrijke
koolstofarme technologie kan worden verhoogd, de koppeling met het beleidskader
van de EU na 2020, de koppeling met de ontwikkeling van een internationale
koolstofmarkt en het risico op koolstoflekkage. Om de lineaire factor te
wijzigen, moeten ook deze kwesties worden aangepakt. 4.4. Optie
d: Uitbreiding van de reikwijdte van de EU-ETS naar andere sectoren De vierde structurele optie kan erin bestaan
sectoren op te nemen die minder sterk aan economische cycli onderhevig zijn.
Daar waar de emissies in de EU-ETS in 2009 met meer dan 11 % daalden,
bedroeg die daling in de sectoren buiten de EU-ETS slechts circa 4 %. Dit
verschil kan deels worden verklaard de verschillende uitwerking van de
economische crisis op afzonderlijke sectoren. Het bereik van de EU-ETS kan daarom worden
uitgebreid tot andere energiegerelateerde CO2-emissies die momenteel
buiten de EU-ETS vallen, bijvoorbeeld door het brandstofverbruik door andere
sectoren op te nemen. Dit kan een volgende stap zijn in de ontwikkeling van de
Europese koolstofmarkt. Een en ander zou consistent zijn met mogelijke
veranderingen in het energiesysteem zoals een toegenomen gebruik van
elektriciteit, gas en biomassa in alle energiegerelateerde sectoren in de
overgang naar een koolstofarme economie tegen 2050. Een ruimere uitbreiding naar alle
energiegerelateerde emissies zou de hoeveelheid onder de ETS vallende emissies
substantieel verhogen en kan een effect op het algemene ambitieniveau hebben,
afhankelijk van het niveau van het plafond dat voor de opgenomen sectoren wordt
gesteld. Op wie rust de verplichting om emissies te rapporteren en
emissierechten in te leveren? Op brandstofproducenten of
op gebruikers? Of moet er een soort hybride systeem komen? Deze en andere
beleidsvragen zullen een antwoord moeten krijgen. De bedoelde maatregel vereist
dus verdere analyse, onder meer met betrekking tot de vraag hoe hij zich tot bestaande
beleidsmaatregelen in deze sectoren verhoudt. 4.5. Optie
e: De toegang tot internationale credits beperken Het gebruik van internationale credits in de
EU-ETS is in de eerste plaats toegestaan om de nalevingskosten te beperken.
Door de uitzonderlijke macro-economische ontwikkelingen en door het feit dat de
emissies aanmerkelijk onder het plafond zijn gebleven, is de kwantitatieve
beperking op internationale credits in de periode 2008-2020 nogal royaal
gebleken en vormt zij een belangrijke oorzaak voor de opbouw van het overschot.
Zonder internationale credits bedraagt het overschot in de EU-ETS tegen 2020
mogelijk slechts een kwart (25 %) van het thans verwachte overschot. In fase 4 zou het regelgevingskader zo kunnen
worden opgezet dat aanvankelijk geen of veel beperktere toegang tot
internationale credits mogelijk is. Dit zou meer zekerheid creëren over de
inspanning die in Europa moet worden geleverd en zou dus interne investeringen
in koolstofarme technologieën kunnen aanmoedigen, in plaats van externe
monetaire en technologietransfers via de EU-ETS. Mogelijk moet dit echter
worden afgewogen tegen nadelige effecten op financiële stromen en de
overbrenging van technologie naar ontwikkelingslanden. Kortetermijnschokken aan de vraagzijde in de
EU-ETS kunnen worden beperkt door het resterende overschot in de EU-ETS en
vereisen niet per se een grote hoeveelheid internationale credits. In geval van
sterke en aanhoudende prijsstijgingen kan worden voorzien in extra
flexibiliteit met betrekking tot de toegang tot internationale credits. Een
dergelijk mechanisme kan een soortgelijke functie als artikel 29 bis van de
richtlijn hebben, maar zou niet resulteren in een snelle aangroei van het
overschot zoals die momenteel wordt ervaren. Als de internationale omstandigheden goed
zijn, kan het plafond bovendien worden versterkt en is bijgevolg een extra
beperking van de kosten mogelijk door een verhoogde toegang tot internationale
credits. Er moet voor worden gewaakt dat dit niet opnieuw leidt tot een te
beperkte mitigatie tegen te hoge kosten, zoals bijvoorbeeld het geval was met
internationale credits van bepaalde industriële gasprojecten. 4.6. Optie
f: Discretionaire prijsbeheermechanismen Ter verwezenlijking van de EU-doelen om op
kosteneffectieve wijze emissiereducties te bevorderen en de emissies in de loop
van de tijd geleidelijk en op voorspelbare wijze te verminderen, is de EU-ETS
als een op kwantiteit gebaseerd instrument opgevat, waarbij een vooraf
vastgestelde hoeveelheid emissierechten wordt afgegeven die het milieuresultaat
bepaalt. De schaarste aan emissierechten in combinatie met de flexibiliteit die
wordt geboden door de mogelijkheid om emissierechten te verhandelen, bepaalt de
koolstofprijs op de markt op de korte, middellange en lange termijn. Om de
volatiliteit te verminderen en prijsdalingen ten gevolge van een tijdelijke
onbalans tussen vraag en aanbod te voorkomen, kunnen twee mechanismen worden
ontworpen om de koolstofprijs tijdelijk te ondersteunen. Aangezien vanaf de derde handelsperiode een grote
hoeveelheid emissierechten wordt geveild, is de mogelijkheid besproken om
vooral op de primaire markt een minimumprijs voor koolstof toe te passen,
bijvoorbeeld voor veilingen[10]. Een bodemprijs voor koolstof zou meer zekerheid omtrent de
minimumprijs creëren en investeerders zo een beter signaal geven. Als alternatief kan een mechanisme worden
ontworpen waarmee het aanbod aan emissierechten wordt aangepast door middel van
een prijsbeheersreserve wanneer de koolstofprijs wordt beïnvloed door een grote
tijdelijke onbalans tussen vraag en een bod. Indien dalingen in de vraag ertoe
leiden dat de prijs buitensporig daalt tot onder een bepaald niveau, waardoor
de goede werking van de markt in het gedrang zou komen, kan in een dergelijke
reserve een hoeveelheid te veilen emissierechten worden gestort. In het
tegenovergestelde geval kunnen geleidelijk aan emissierechten uit de reserve
worden vrijgegeven. De reserve kan aanvankelijk worden bevoorraad door de in
fase 3 te veilen hoeveelheid te verminderen met een hoeveelheid die overeenkomt
met een aanzienlijk deel van het geaccumuleerde overschot. In het reglement kan
worden voorzien in de permanente intrekking van een bepaalde hoeveelheid
emissierechten wanneer de reserve te groot zou worden. Discretionaire prijsgebaseerde mechanismen,
zoals een bodemprijs voor koolstof en een reserve, met een uitdrukkelijke
koolstofprijsdoelstelling, zouden de wezenlijke aard van de bestaande EU-ETS
als prijsgebaseerd marktinstrument veranderen. Zij vereisen
governanceregelingen, waaronder een proces om te beslissen over het niveau van
de bodemprijs of de niveaus waarbij de reserve in werking treedt. Het nadeel
hiervan is dat de koolstofprijs in de eerste plaats een product van
administratieve en politieke besluiten (of van verwachtingen daarover) kan
worden, veeleer dan het resultaat van de wisselwerking tussen vraag en aanbod
op de markt. Een dergelijk discretionair prijsbeheer leidt
ook tot een verhoging van het aantal ontwerpkwesties, die cruciaal zijn voor de
doeltreffendheid van het instrument, te beginnen met de passende prijsniveaus. Bijvoorbeeld: ·
Indien het niet leidt tot de annulering van
emissierechten die van het veilingproces zijn ingetrokken omdat de prijzen te
laag waren, wordt er geen milieuvoordeel mee behaald ten opzichte van dat welk
door het plafond wordt bepaald. ·
Indien de bodemprijs of minimumprijs voor de
reserve te hoog wordt vastgesteld, wordt in feite gewoon de koolstofprijs
vastgesteld, wordt de flexibiliteit verlaagd en worden de kosten hoger. Indien
de vastgestelde prijsniveaus zo laag zijn dat ze niet worden bereikt, zijn
zulke prijzen niet doeltreffend in het aanpakken van de aangewezen problemen en
het creëren van meer zekerheid omtrent de prijs. ·
Een bodemprijs voor koolstof of een minimumprijs
voor de reserve biedt investeerders en leveranciers van koolstofarme
technologieën meer zekerheid, met het risico dat aan ETS-deelnemers en de
samenleving buitensporige kosten worden opgelegd voor emissiereductie in het
geval van technologische doorbraken die de reductiekosten aanzienlijk
verminderen. Zulke discretionaire maatregelen kunnen ook
vragen doen rijzen omtrent de verdere ontwikkeling van een internationale
koolstofmarkt, aangezien zij de koppeling met andere emissiehandelssystemen
moeilijker zouden maken. 5. Conclusies De EU-ETS heeft een goed functionerende
marktinfrastructuur en een liquide markt gecreëerd die in de hele EU een
prijssignaal voor koolstof geeft. Dit heeft bijgedragen aan het verwezenlijken
van daadwerkelijke BKG-emissiereducties overeenkomstig de EU-streefdoelen voor 2020.
De effecten van de crisis hebben er samen met een aantal regelgevingsbepalingen
met betrekking tot de overgang naar fase 3 toe geleid dat er ernstige
onbalansen tussen vraag en aanbod op de korte termijn zijn ontstaan die
mogelijk negatieve effecten op lange termijn kunnen hebben. Indien deze
onbalansen niet worden aangepakt, kunnen zij ernstig afbreuk doen aan het
vermogen van de EU-ETS om het ETS-streefdoel in komende fasen, wanneer er
aanzienlijk veeleisender interne emissiedoelstellingen dan vandaag moeten
worden verwezenlijkt, op kosteneffectieve wijze te halen. Als de centrale
pijler van het Europese klimaatbeleid is de ETS opgevat als een
technologieneutraal, kosteneffectief en geharmoniseeerd onderdeel van de eengemaakte
markt en, met name, van de eengemaakte energiemarkt. De Commissie stelt
daarom maatregelen op twee fronten voor: Om de snelle stijging
van het aanbod in de overgang naar fase 3 aan te pakken, stelt zij ten eerste
voor het tijdschema van de veilingen te wijzigen en verzoekt zij het Comité
klimaatverandering vóór het einde van het jaar een advies over de
ontwerpwijziging van de veilingverordening uit te brengen teneinde de
marktdeelnemers zekerheid te bieden. Om elke rechtsonzekerheid weg te nemen, wordt
het Parlement en de Raad verzocht dringend de voorgestelde
"miniwijziging" van de EU-ETS-richtlijn vast te stellen die de
toepasselijke bepaling[11] uitdrukkelijk zou verduidelijken en de Commissie in de gelegenheid zou
stellen spoedig een wijziging van de veilingverordening vast te stellen. Ten tweede moeten met de belanghebbenden
onverwijld structurele maatregelen worden besproken en onderzocht. Inzichten uit de 2050‑stappenplannen voor een koolstofarme
economie en voor de energievoorziening kunnen aan deze besprekingen bijdragen.
Het veilingschema wijzigen is slechts een tijdelijke en kortetermijnmaatregel
die een stabielere fase 3 en een geleidelijkere opbouw van het overschot
mogelijk maakt. Het is geen oplossing waarmee het structurele overschot wordt aangepakt.
Daarvoor is een structurele maatregel vereist die de balans tussen de vraag
naar en het aanbod aan emissierechten grondiger en permanent beïnvloedt. In de
tabel hieronder worden enkele belangrijke kenmerken van de in het verslag
genoemde opties samengevat. Tabel 2: Kenmerken van de verschillende opties Optie || Effect op vraag of aanbod || Snelheid van invoering || Wijzigt de ambitie na 2020 || Heeft een impact op kosteloze toewijzing a. Het BKG-streefdoel van de EU optrekken tot 30 % || Aanbod || Afhankelijk van het mechanisme* || Afhankelijk van het mechanisme* || Afhankelijk van het mechanisme* b. Een aantal emissierechten intrekken || Aanbod || Relatief snel || Nee || Nee c. Vroege toetsing van de lineaire reductiefactor || Aanbod || Traag || Ja || Ja d. Uitbreiding van het toepassingsgebied || Vraag || Traag || Afhankelijk van het ontwerp || Nee e. Regels voor toegang tot internationale credits || Aanbod || Traag || Nee || Nee f. Discretionair prijsbeheer || Aanbod || Traag || Nee** || Nee * Dit hangt af van en komt overeen met kenmerken van het mechanisme dat de stijging operationeel maakt, d.i. emissierechten intrekken of een herziening van de lineaire reductiefactor. ** Ervan uitgaande dat het mechanisme niet zou resulteren in een annulering van de emissierechten die tijdelijk niet worden geveild. Hoewel elke optie een invloed heeft op de
vraag of het aanbod zullen sommige opties meer tijd vergen om te analyseren,
een beslissing over te nemen en vervolgens uit te voeren. De effecten van de
opties op de marktonzekerheid op de korte termijn variëren en de wisselwerking
met ander beleid, zoals het beleid inzake hernieuwbare energie en
energie-efficiëntie, moet verder worden geanalyseerd. De Commissie wacht de standpunten van de
belanghebbenden over de structurele opties in en zal als volgende stap
binnenkort een formele raadpleging van belanghebbenden organiseren. [1] Richtlijn 2003/87/EG. [2] Door een internationaal credit dat ter naleving wordt
gebruikt, komt een emissierecht vrij dat niet voor naleving hoeft te worden
gebruikt. Op die manier vergroot het gebruik van internationale credits om aan
de regelgeving te voldoen het overschot aan emissierechten dat voor de markt
beschikbaar is. [3] http://www.eib.org/about/news/ner-300.htm [4] Nadere informatie vindt u in het werkdocument van de
diensten van de Commissie "Information provided on the functioning of the
EU Emission Trading System, the volumes of greenhouse gas emission allowances
auctioned and freely allocated and the impact on the overschot of allowances in
the period up to 2020" (Informatie die is verstrekt over de werking van de
EU-regeling voor de handel in emissierechten, de hoeveelheden geveilde en
kosteloos toegewezen emissierechten en het effect op het overschot aan
emissierechten in de periode tot 2020) (SWD(2012) 234 final). [5] Werkdocument van de diensten van de Commissie bij de
mededeling "Analyse van de opties voor een broeikasgasemissiereductie van
meer dan 20% en beoordeling van het risico van koolstoflekkage", COM(2010)
650. [6] Werkdocument van de diensten van de Commissie bij de
mededeling "Analyse van de opties voor een broeikasgasemissiereductie van
meer dan 20 %: Resultaten van de lidstaten, SWD(2012) 5 final'. [7] De streefdoelen voor sectoren die niet onder de EU-ETS
vallen zijn vastgesteld bij Beschikking 406/2009/EG inzake de inspanningen van
de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen
van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020
te voldoen. [8] Dit verandert niet automatisch het ambitieniveau van de
sectoren die niet onder de EU-ETS vallen, waarvan het streefdoel is vastgesteld
bij Beschikking 406/2009/EG zake de inspanningen van de lidstaten om hun
broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap
op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen. [9] COM(2011) 112 definitief, Mededeling “Routekaart naar
een concurrerende koolstofarme economie in 2050”. [10] Dit concept verschilt van een grensprijs voor veilingen
waarin reeds is voorzien in de veilingverordening. Een veilingsgrensprijs is de
geheime minimumtoewijzingsprijs van een veiling, die is bepaald op basis van de
lopende marktprijs voor emissierechten vóór de veiling. Een toewijzingsprijs op
een veiling die aanzienlijk onder deze grensprijs ligt, wijst
hoogstwaarschijnlijk op een tekortkoming van de veiling. Gezien de doelstelling
van een duidelijk prijssignaal voor de koolstofmarkt, schrijft de
veilingverordening voor dat de veiling wordt geannuleerd in het geval van een
dergelijk lage toewijzingsprijs. [11] Voorstel voor een besluit houdende wijziging van Richtlijn
2003/87/EG ter verduidelijking van de bepalingen inzake de tijdstippen van de
veilingen van broeikasgasemissierechten, COM(2012) 416.