Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AE2319

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Sociale bescherming in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de EU (COM(2012) 446 final)

    PB C 161 van 6.6.2013, p. 82–86 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    6.6.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 161/82


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Sociale bescherming in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de EU

    (COM(2012) 446 final)

    2013/C 161/16

    Rapporteur: de heer ZUFIAUR

    De Europese Commissie heeft op 12 oktober 2012 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het VWEU te raadplegen over de

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – Sociale bescherming in de ontwikkelingssamenwerking van de Europese Unie

    COM(2012) 446 final.

    De afdeling Externe Betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 21 februari 2013 goedgekeurd.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 20 en 21 maart 2013 gehouden 488e zitting (vergadering van 20 maart) onderstaand advies uitgebracht, dat met 102 stemmen vóór, bij 3 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Opmerkingen en aanbevelingen

    1.1

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) kan zich vinden in de Mededeling van de Commissie over Sociale bescherming in de ontwikkelingssamenwerking van de Europese Unie  (1) en in de conclusies van de Raad van de Europese Unie (2) erover. Het formuleert hieronder wel een aantal opmerkingen en aanbevelingen.

    1.2

    Omdat maximaal drie sectoren in aanmerking komen voor de EU-programma's voor ontwikkelingssamenwerking (OS), bestaat het gevaar dat sociale bescherming er in de programmering en uitvoering bekaaid vanaf komt. De Commissie en de lidstaten zouden er daarom voor moeten zorgen dat sociale bescherming werkelijk deel uitmaakt van de programmering en uitvoering van de OS.

    1.3

    Minstens 20 % van de EU-hulp zou aan sociale integratie en menselijke ontwikkeling besteed moeten worden. Dit bedrag zou verhoogd moeten worden door middelen die op andere beleidsterreinen ongebruikt zijn gebleven over te hevelen. Bovendien is dit percentage óók bedoeld voor de sectoren onderwijs, gezondheidszorg en sociale bescherming en is er geen sprake van een aparte verdeling en toewijzing per sector, waardoor sociale bescherming de kans loopt in het verdomhoekje te raken. Het begrip "sociale bescherming" kan gezondheid omvatten, maar eigenlijk geen betrekking hebben op onderwijs, behalve als dit fungeert als basis van of aanvulling op bepaalde programma's voor sociale bescherming. Het verdient dan ook aanbeveling om een evenwicht te vinden met behulp waarvan deze drie cruciale factoren gecoördineerd kunnen worden.

    1.4

    Het EESC staat achter aanbeveling 202 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over "socialebeschermingsniveaus" (Social Protection Floors) (3). Die aanbeveling heeft onder meer betrekking op fatsoenlijk werk, een van de pijlers van sociale bescherming. De beginselen van de socialebeschermingsniveaus dienen te worden beschouwd als een – nog te verbeteren – minimumdrempel. In een later stadium moeten dan systemen worden ontwikkeld die voldoen aan de bepalingen van IAO-overeenkomst 102 inzake sociale zekerheid (4).

    1.5

    Sociale bescherming moet worden beschouwd als een investering die cruciaal is voor een geïntegreerde en duurzame ontwikkeling. In het samenwerkingsbeleid dient dan ook strategische aandacht uit te gaan naar de pijlers waarop de stelsels voor sociale bescherming rusten: fatsoenlijk werk (waarbij ook zaken als gender of handicaps komen kijken), verdeling van de rijkdom, bevolkingsgroei, het universele karakter van sociale diensten en de fundamentele bijdrage van de staat aan de verwezenlijking van de doelstellingen.

    1.6

    De OS moet steun bieden aan de totstandbrenging van stelsels van sociale bescherming voor reguliere werknemers – inclusief mensen met een onzeker dienstverband, zelfstandigen, economisch afhankelijken en personen die werkzaam zijn in de landbouw – en van zorgstelsels voor de hele bevolking, met inbegrip van de informele economie. Het EESC pleit daarom voor een combinatie van bijdragestelsels en regelingen die met belastinggeld worden gefinancierd. Wat dit aangaat moet de OS de institutionele capaciteit van de betrokken landen en hun vermogen om inkomsten te generen vergroten, zodat zij over voldoende middelen kunnen beschikken om aan hun sociale verplichtingen te voldoen.

    1.7

    Stelsels voor sociale bescherming helpen ook om risico's te voorkomen of verminderen, ook bij natuurrampen en in de nasleep van conflicten. Hiervoor zou een beroep op OS moeten worden gedaan.

    1.8

    Het is allereerst aan de partnerlanden zelf om een stelsel voor sociale bescherming te ontwerpen en toe te passen. De EU kan hen dan helpen om hun institutionele capaciteit, hun vermogen om inkomsten te generen en hun beheersmogelijkheden uit te bouwen, zodat ze zelfbedruipend kunnen worden en duurzame publieke systemen kunnen ontwikkelen.

    1.9

    Ter versterking van de socialebeschermingsniveaus in begunstigde lage-inkomenslanden vindt het EESC het echter niet bezwaarlijk om hun via rechtstreekse overdracht van middelen en met adequaat toezicht meerjarige financiële steun te verlenen.

    1.10

    Hoewel de OS voor sociale bescherming allereerst gericht dient te zijn op lage-inkomenslanden, mogen landen met een middelgroot inkomen waar armoede en ongelijkheid nog steeds een groot – en soms groeiend – probleem zijn niet buiten de boot vallen. Wereldwijd woont momenteel 75 % van de armen in landen met een middelgroot inkomen. Met name via sectorspecifieke en thematische programma's zou de hulp van de EU erop gericht moeten zijn om de institutionele capaciteit van de bestaande systemen te versterken en zo de dekkingsgraad en efficiëntie hiervan te vergroten. Ook moeten er programma's komen voor gebieden met grote migratiestromen.

    1.11

    Gender moet centraal komen te staan in het ontwikkelingsbeleid van de EU: vrouwen moeten gemakkelijker toegang krijgen tot sociale bescherming. Op die manier worden individuele armoede en armoede in gezinnen bestreden.

    1.12

    In haar OS-programma's zou de EU ook met voldoende middelen moeten zorgen voor de ontplooiing van gehandicapten op de arbeidsmarkt en in de samenleving, en erop moeten toezien dat hun sociale bescherming op peil is. Een doelstelling van de OS zou daarom moeten zijn dat de partnerlanden het VN-Verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap ratificeren en correct toepassen. (5)

    1.13

    In het onderdeel OS van het programma van het komende meerjarige financiële kader moet sociale bescherming een prioriteit zijn.

    1.14

    De EU zou de uitwisseling van goede Zuid-Zuid-praktijken op het gebied van sociale bescherming een technische en economische impuls moeten geven.

    1.15

    In door de EU ondertekende stabilisatie- en associatieovereenkomsten en handelsovereenkomsten zou een hoofdstuk over sociale bescherming moeten worden opgenomen.

    1.16

    De EU zou zich sterk moeten maken voor regionale ontwikkelingspartnerschappen op het gebied van sociale bescherming.

    1.17

    Er zou een netwerk van Europese deskundigen op het gebied van sociale bescherming moeten worden opgezet (te rekruteren uit nationale ministeries, ontwikkelingsagentschappen en het maatschappelijk middenveld), waarbij een beroep wordt gedaan op instrumenten als het programma voor uitwisseling van informatie over technische assistentie (TAIEX) zodat er professionele deskundigen in kunnen worden opgenomen. Als eerste zou dit netwerk de EU-hulp voor sociale bescherming in kaart moeten brengen. Door leemten en overlappingen aan het licht te brengen of mogelijke comparatieve voordelen in kaart te brengen zou zo'n initiatief de uitwisseling van goede praktijken ten goede komen en de verdeling van werk gemakkelijker maken.

    1.18

    Het EESC dringt er eens te meer op aan dat de organisaties van het maatschappelijk middenveld moeten deelnemen aan het kiezen, ontwikkelen en bewaken van samenwerkingsprogramma's en -strategieën. Wat dit betreft zou sociale bescherming een plaats moeten krijgen in de "EU-routekaarten voor samenwerking met het maatschappelijk middenveld" waar de Commissie zich in haar mededeling over de basis van democratie en duurzame ontwikkeling sterk voor maakt. (6) Bovendien dienen de sociale partners en andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld als volwaardige gesprekspartners en al naar gelang hun aard deel te nemen in de advies- en beheersraden van de al dan niet publiek gefinancierde instellingen voor sociale bescherming.

    2.   Achtergrond

    2.1

    In het licht van de algemene beginselen van het partnerschap van Busan voor doeltreffende ontwikkelingssamenwerking (7), de Commissiemededeling Een agenda voor verandering  (8) en aanbeveling 202 van de IAO inzake socialebeschermingsniveaus, vormt de door de Raad geratificeerde mededeling van de Commissie over sociale bescherming in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de EU een sprong voorwaarts in de Europese ontwikkelingssamenwerking.

    2.2

    De gemeenschappelijke doelstellingen van Busan stroken met de idee dat de EU op het gebied van menselijke ontwikkeling een bredere aanpak zou moeten hanteren, conform de mededeling Een agenda voor verandering, waarin de Commissie zich pleitbezorger toont van gezondheidszorg en onderwijs, fatsoenlijk werk en systemen die sociale bescherming versterken en de kansenongelijkheid verminderen.

    2.3

    Deze maatregelen stroken eveneens met de aanbeveling van de IAO over socialebeschermingsniveaus, die vier elementaire garanties ten aanzien van sociale zekerheid omvatten: door de landen zelf vastgestelde minimumniveaus voor inkomenszekerheid tijdens de jeugd, het actieve leven en de ouderdom, en betaalbare elementaire gezondheidszorg

    2.4

    Bovendien vindt deze aanpak steun in de Conclusies van de Raad, die pleit voor een groei die zich kenmerkt door een eerlijke verdeling van welzijn, volledige werkgelegenheid en een universele toegang tot fundamentele sociale diensten als gezondheidszorg en onderwijs. Zo wijst de Raad in zijn Conclusies op het volgende: "Sociale bescherming kan een transformatieve rol in de samenleving spelen door billijkheid, sociale insluiting en de dialoog tussen de sociale partners te bevorderen".

    2.5

    De boodschap van al deze verklaringen, overeenkomsten en conclusies is dat sociale bescherming een plaats moet krijgen in de OS van de EU, conform een visie waarin geïntegreerde en duurzame groei meer is dan louter kwantitatieve economische groei van het bbp.

    2.6

    Van belang in dit verband is dat de EU-burgers ook van mening zijn dat Europa moet doorgaan met zijn beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Volgens een peiling van Eurobarometer (9) staat een meerderheid van de Europeanen (85 %) ondanks de economische crisis achter voortzetting van de steun aan ontwikkelingslanden en is een hoog percentage (61 %) voor verhoging van de steun om zo tal van volkeren de kans te geven zich aan de armoede te ontworstelen.

    3.   Zorgen voor sociale bescherming tegen de achtergrond van de globalisering

    3.1

    Sinds de VN in 1948 de Universele verklaring van de rechten van de mens (UVRM) aannam (10), is het wereldwijde bbp tien keer groter geworden en het inkomen per hoofd van de bevolking 2,6 keer. Wat sociale bescherming betreft is er voor het grootste gedeelte van de wereldbevolking echter nauwelijks iets veranderd: hun sociale bescherming is nog steeds nihil. De volgende gegevens (11) spreken boekdelen:

    3.1.1

    Bijna een derde van de wereldbevolking, ofwel 1,75 miljard mensen, leeft in een staat van meervoudige armoede die gekenmerkt wordt door een gebrek aan inkomsten, kansen op fatsoenlijk werk, gezondheid en onderwijs.

    3.1.2

    Jaarlijks sterven 9,2 miljoen kinderen onder de vijf jaar door gezondheidsproblemen die met preventieve maatregelen voorkomen hadden kunnen worden.

    3.1.3

    Ongeveer 5,1 miljard mensen, ofwel 75 % van de wereldbevolking, moeten het stellen zonder een goede sociale zekerheid.

    3.1.4

    Wereldwijd heeft minder dan 30 % van de beroepsbevolking een werkloosheidsverzekering, en slechts 15 % van de werklozen krijgt een werkloosheidsuitkering.

    3.1.5

    Slechts 20 % van de mondiale beroepsbevolking valt onder een algemeen dekkende socialezekerheidsregeling. In veel landen hebben werknemers in de informele sector, landbouwers en zelfstandigen geen enkele sociale bescherming.

    3.1.6

    In de meest welvarende OESO-landen daarentegen is het niveau van armoede en ongelijkheid ongeveer twee keer zo laag als het geval zou zijn zonder regelingen voor sociale bescherming.

    4.   Wat sociale bescherming kan betekenen voor een geïntegreerde en duurzame ontwikkeling

    4.1

    Dit advies gaat over sociale bescherming in de brede zin des woords, waaronder zowel sociale zekerheid stricto sensu als sociale bijstand vallen. Als sociale bescherming kunnen die (beleids)maatregelen worden beschouwd die bedoeld zijn om iedereen, maar vooral kwetsbare groepen, beter in staat te stellen armoede te voorkomen of achter zich te laten, alsook maatregelen om inkomenszekerheid te garanderen, de toegang tot elementaire gezondheidszorg en sociale dienstverlening te verbeteren en voor gelijkheid en een waardig bestaan te zorgen.

    4.2

    Onder het begrip vallen dus socialezekerheidsuitkeringen in geld en in natura voor ziekte, zwangerschap, ouderdom, arbeidsongeschiktheid, arbeidsongevallen en beroepsziekten, weduwschap, ondersteuning van gezinnen en werkloosheid, én socialebijstandsuitkeringen die ongeacht de mogelijke oorzaken hoofdzakelijk bedoeld zijn ter leniging van algemene of specifieke gevallen van nooddruft.

    4.3

    Dit strookt met artikel 25 van de UVRM: "Een ieder heeft recht op […] geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen, ontstaan ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil. Moeder en kind hebben recht op bijzondere zorg en bijstand. Alle kinderen, al dan niet wettig, zullen dezelfde sociale bescherming genieten".

    4.4

    In Europa valt onderwijs niet onder sociale zekerheid noch onder sociale bescherming in de ruime zin van het woord, al wordt het wel als essentieel onderdeel van het overheidsbeleid beschouwd. Bij sommige succesrijke programma's echter, zoals Bolsa Família in Brazilië, komen gezinnen alleen in aanmerking voor gezinstoelagen (sociale bescherming) als de kinderen deelnemen aan scholingsprogramma's (onderwijsbeleid).

    4.5

    Hoewel het voor de EU geen slecht idee is om haar voordeel te doen met deze en soortgelijke ervaringen – die men ruim interpreterend onder het concept van de socialebeschermingsniveaus zou kunnen laten vallen – en de daarbij gehanteerde aanpak zelfs te verruimen, is het risico wel dat de financiële middelen die in haar operationele OS-programma's bestemd zijn voor sociale bescherming lager zullen uitvallen als sociale bescherming ook onderwijs zou omvatten. Bovendien kan er verwarring ontstaan tussen ondersteunende maatregelen en sociale bescherming, waarbij het onderdeel wordt aangezien voor het geheel.

    4.6

    Ondersteunend beleid moet daarom duidelijker worden onderscheiden van socialebeschermingsstelsels. Deze stelsels hebben een structureel karakter en zijn gericht op universele bescherming. Bij ondersteunende maatregelen kan echter gebruik worden gemaakt van bepaalde onderdelen van sociale bescherming, bijvoorbeeld financiële overdrachten, om een onderwijsdoel te dienen, zoals in Brazilië gebeurt, waarmee dan weer wordt aangehaakt bij de socialebeschermingsniveaus.

    4.7

    Sociale bescherming is van cruciaal belang in tijden van economische groei en heeft tijdens crises een stabiliserende uitwerking op de economie. De Commissie schrijft zelf in haar mededeling dat sociale bescherming de toegang tot de openbare diensten verbetert, individuele personen middelen ter beschikking stelt voor risicobeheer, inkomensstabiliteit bevordert en de vraag kan stimuleren, voor macro-economische stabilisering zorgt, de ongelijkheid terugdringt, waardoor zowel inclusieve als duurzame groei wordt bevorderd, voor meer evenwicht tussen de generaties zorgt en een belangrijke bijdrage kan leveren aan de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen.

    4.8

    Sociale bescherming is dus eerder een investering dan een onkostenpost. Het gaat niet zomaar om een mechanisme voor de herverdeling van inkomens dat losstaat van welvaart creërende mechanismen, maar juist om een instrument dat essentieel is voor vergroting van de welvaart. Als zodanig is het mogelijk nog belangrijker dan monetair of innovatiebeleid, zeker omdat de vergrijzing vooral in de grote ontwikkelingslanden sterk zal toenemen en daar een groot probleem zal vormen. Zonder stelsels voor sociale bescherming zouden die landen weleens op een dramatische toekomst kunnen afstevenen.

    5.   Opmerkingen over het voorstel van de Europese Commissie

    5.1

    Onderkenning van sociale bescherming als spil van de OS strookt met de in het Verdrag van de EU (12) en het Handvest van de grondrechten van de EU (13) verwoorde EU-waarden en -beginselen.

    5.2

    De Commissie heeft in het OS-beleid van de EU terecht plaats ingeruimd voor sociale bescherming, iets waar diverse instellingen, waaronder het EESC (14), al enige tijd op aandrongen.

    5.3

    Het EESC kan zich grotendeels vinden in dat beleid. Speciale vermelding verdienen de volgende aspecten: de ernst van de structurele factoren die het uitbannen van met uitsluiting en marginalisering samenhangende armoede in de weg staan; de waarde die wordt gehecht aan fatsoenlijk werk en toereikende belastingstelsels; het streven naar een universele en gelijke toegang tot sociale bescherming; de link die wordt gelegd tussen sociale bescherming en inclusieve en duurzame groei; de rol van ontwikkelingssamenwerking in de minst ontwikkelde landen en in landen met een middeninkomen; geslacht en socialebeschermingsniveaus; en de steun voor deelname van het maatschappelijk middenveld en het belang van de sociale partners en de sociale dialoog.

    5.4

    De activiteiten van de organen die verantwoordelijk zijn voor de ontwikkelingssamenwerking van de EU en die van de partijen die hier actief bij betrokken zijn – inclusief internationale organisaties en organen – moeten beter worden gecoördineerd. Ook dient de samenhang tussen het OS-beleid en ander EU-beleid te worden verbeterd. Verder verdient het aanbeveling om de nieuwe aspecten van de OS van de EU die verband houden met sociale bescherming (zoals weerbaarheid en vermindering van het risico op rampen) beter te omschrijven en eventuele synergieën beter te benutten.

    5.5

    Via op ownership van de partnerlanden gerichte beleidsmaatregelen zou sociale bescherming centraal moeten komen te staan in nationale ontwikkelingsstrategieën. Ook moeten de institutionele capaciteiten van de partnerlanden worden verbeterd. Daarvoor kan technische samenwerking met de EU van pas komen. Tevens is het zaak om de socialebeschermingsrechten op internationale schaal te coördineren.

    5.6

    Het EESC ziet "transformatieve sociale bescherming", een begrip dat in de mededeling wordt genoemd, als een manier om met de nodige middelen te zorgen voor meer ownership van degenen die sociale bescherming genieten, en dan vooral kwetsbare personen die het zwaarst getroffen worden door armoede en sociale uitsluiting.

    5.7

    De Commissie had er goed aan gedaan om in de passage over publiek-particuliere partnerschappen het grote belang van de staat voor de ontwikkeling en toepassing van socialebeschermingsstelsels te benadrukken. Medewerking van de particuliere sector is noodzakelijk, vooral als het gaat om aanvullende sociale bescherming (15). Maatschappelijk verantwoord ondernemen, dat een vrijwillig karakter heeft, is volgens het EESC niet van fundamenteel belang voor sociale bescherming, waarvoor bindende normen en bindend beleid dienen te gelden.

    5.8

    Helaas wijst de Commissie er bij het noemen van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie niet op dat de door de EU bepleite maatregelen voor interne devaluatie en structurele hervormingen uit de pas lopen met deze doelstellingen. Het daadwerkelijk gevoerde beleid heeft weinig te maken met de doelstellingen van die strategie: de werkloosheid, armoede, ongelijkheid en sociale uitsluiting zijn alleen maar toegenomen. Bovendien hebben de doorgevoerde hervormingen niet geleid tot een EU met meer concurrentiekracht en samenhang, maar juist tot meer onzekere dienstverbanden en slechtere openbare dienstverlening.

    Brussel, 20 maart 2013

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Staffan NILSSON


    (1)  COM(2012) 446 final.

    (2)  Conclusies van de Raad over sociale bescherming in de ontwikkelingssamenwerking van de Europese Unie, 15 oktober 2012, 14538/12

    (3)  Aanbeveling 202 over socialebeschermingsniveaus, 101e internationale arbeidsconferentie, Genève, 14 juni 2012.

    (4)  Overeenkomst inzake sociale zekerheid (minimumnormen), nummer 102, 35e internationale arbeidsconferentie, Genève, 28 juni 1952

    (5)  Verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap, Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, New York, 13 december 2006

    (6)  Mededeling van de Commissie "Aan de basis van democratie en duurzame ontwikkeling: het maatschappelijke engagement van Europa in de externe betrekkingen" COM(2012) 492 final.

    (7)  4e Forum over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp, Busan, 29 november/1 december 2011.

    (8)  COM(2011) 637 final.

    (9)  Special Eurobarometer 392, Solidarity that spans the globe: Europeans and development, oktober 2012.

    (10)  Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, 1948

    (11)  Gegevens afkomstig van de Wereldbank, het UNDP, de FAO, VN-Habitat, de UNESCO, de WHO en de IAO.

    (12)  Geconsolideerde versies van het Verdrag van de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Publicatieblad van de EU, 2010/C 83/01, 30 maart 2010.

    (13)  Handvest van de grondrechten van de EU, Publicatieblad van de EU, 2010/C 83/02, 30 maart 2010.

    (14)  Paragraaf 10 van het EESC-advies De externe dimensie van de coördinatie van de sociale zekerheid door de EU, PB C 11, 15.1.2013, blz. 71-76.

    (15)  Het EESC dringt erop aan dat de particuliere sector zijn wettelijke verplichtingen in verband met de financiering van de sociale bescherming nakomt, conform de richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en internationale organisaties.


    Top