This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011PC0766
Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the harmonisation of the laws of the Member States relating to making available on the market of non-automatic weighing instruments
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van niet-automatische weegwerktuigen
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van niet-automatische weegwerktuigen
/* COM/2011/0766 definitief - 2011/0352 (COD) */
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van niet-automatische weegwerktuigen /* COM/2011/0766 definitief - 2011/0352 (COD) */
TOELICHTING
1.
ACHTERGROND
VAN HET VOORSTEL
Algemene context, motivering en doel van
het voorstel Dit voorstel wordt ingediend in het kader van
de tenuitvoerlegging van het "goederenpakket", dat in 2008 is
vastgesteld. Het maakt deel uit van een pakket voorstellen om tien
productrichtlijnen op één lijn te brengen met Besluit nr. 768/2008/EG
betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten. De harmonisatiewetgeving van de Unie om het
vrije verkeer van goederen te waarborgen heeft aanzienlijk bijgedragen tot de
voltooiing en functionering van de eengemaakte markt. De wetgeving is op een
hoog beschermingsniveau gebaseerd, biedt marktdeelnemers de middelen om
conformiteit aan te tonen en waarborgt aldus door vertrouwen in de producten
het vrije verkeer. Richtlijn 2009/23/EG is een voorbeeld van deze
harmonisatiewetgeving van de Unie en waarborgt het vrije verkeer van
niet-automatische weegwerktuigen. In deze richtlijn zijn de essentiële eisen
vastgelegd waaraan niet-automatische weegwerktuigen moeten voldoen om op de
EU-markt te mogen worden aangeboden. Fabrikanten moeten aantonen dat een
niet-automatisch weegwerktuig in overeenstemming met de essentiële eisen is
ontworpen en vervaardigd, en moeten de CE-markering op het werktuig aanbrengen.
Uit ervaring met de harmonisatiewetgeving van
de Unie zijn in de uitvoering en handhaving van deze wetgeving – in
meerdere sectoren – bepaalde zwakke punten en inconsistenties gebleken,
die hebben geleid tot: –
de aanwezigheid op de markt van niet-conforme of
gevaarlijke producten en dientengevolge een zeker gebrek aan vertrouwen in de
CE-markering; –
concurrentienadelen voor marktdeelnemers die aan de
wetgeving voldoen, ten opzichte van marktdeelnemers die de regels omzeilen; –
ongelijke behandeling in geval van niet-conforme
producten en verstoring van de concurrentie tussen marktdeelnemers als gevolg
van verschillende handhavingspraktijken; –
uiteenlopende praktijken bij de aanwijzing van
conformiteitsbeoordelingsinstanties door nationale autoriteiten; –
problemen met de kwaliteit van bepaalde aangemelde
instanties. Bovendien is het regelgevingskader steeds
ingewikkelder geworden, aangezien vaak verschillende wetgeving gelijktijdig op
een en hetzelfde product van toepassing is. Inconsistenties in deze wetgeving
maken het voor marktdeelnemers en autoriteiten steeds moeilijker om die
wetgeving op de juiste wijze te interpreteren en toe te passen. Om deze horizontale tekortkomingen in de
harmonisatiewetgeving van de Unie, die in verschillende industriesectoren zijn
waargenomen, te verhelpen, is in 2008 als onderdeel van het goederenpakket
het nieuwe wetgevingskader vastgesteld. Dit heeft ten doel de bestaande
regels aan te scherpen en aan te vullen en de praktische aspecten van de
uitvoering en handhaving te verbeteren. Het nieuwe wetgevingskader (NWK)
bestaat uit twee elkaar aanvullende instrumenten: Verordening (EG) nr.
765/2008 inzake accreditatie en markttoezicht en Besluit nr. 768/2008/EG
betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten. In de NWK-verordening zijn regels voor
accreditatie (een instrument voor de beoordeling van de bekwaamheid van
conformiteitsbeoordelingsinstanties) en eisen voor de organisatie en de goede
uitvoering van het markttoezicht en de controle van producten uit derde landen
vastgelegd. Deze regels zijn sinds 1 januari 2010 rechtstreeks in alle
lidstaten van toepassing. Het NWK-besluit omvat een gemeenschappelijk
kader voor de productharmonisatiewetgeving van de EU. Dit kader bestaat uit
vaak gebruikte bepalingen in de EU-productwetgeving (bv. definities,
verplichtingen voor marktdeelnemers, aangemelde instanties,
vrijwaringsmechanismen). Deze gemeenschappelijke bepalingen zijn aangescherpt
om te waarborgen dat de richtlijnen in de praktijk doeltreffender kunnen worden
toegepast en gehandhaafd. Er zijn nieuwe elementen toegevoegd, zoals
verplichtingen voor importeurs, die cruciaal zijn om de veiligheid van
producten op de markt te verbeteren. De bepalingen van het NWK-besluit en de
NWK-verordening vullen elkaar aan en hangen nauw samen. Het NWK-besluit bevat
de overeenkomstige verplichtingen voor marktdeelnemers en aangemelde
instanties, zodat markttoezichtautoriteiten en autoriteiten die
verantwoordelijk zijn voor aangemelde instanties, de hun door de NWK-verordening
opgelegde taken naar behoren kunnen verrichten en zodat de EU-productwetgeving
doeltreffend en consistent kan worden gehandhaafd. In tegenstelling tot de NWK-verordening zijn
de bepalingen van het NWK-besluit niet rechtstreeks van toepassing. Om te
waarborgen dat alle economische sectoren die onder de harmonisatiewetgeving van
de Unie vallen, van de verbeteringen van het NWK profiteren, moeten de
bepalingen van het NWK-besluit in de bestaande productwetgeving worden
opgenomen. Uit een enquête na de vaststelling van het
goederenpakket in 2008 is gebleken dat de harmonisatiewetgeving van de Unie
betreffende producten binnen de daaropvolgende drie jaar grotendeels moest
worden herzien, niet alleen om de problemen aan te pakken die zich in alle
sectoren voordeden, maar ook om sectorspecifieke redenen. Een dergelijke
herziening zou automatisch ook stroomlijning van de desbetreffende wetgeving
met het NWK-besluit omvatten, aangezien het Parlement, de Raad en de Commissie
zich ertoe hebben verplicht de bepalingen ervan zo veel mogelijk in toekomstige
productwetgeving te gebruiken om het regelgevingskader optimale samenhang te
geven. Voor een aantal andere harmonisatierichtlijnen
van de Unie, waaronder Richtlijn 2009/23/EG, was binnen deze periode geen revisie
om sectorspecifieke redenen voorzien. Om ervoor te zorgen dat de problemen in
verband met niet-conformiteit en aangemelde instanties desalniettemin in deze
sectoren worden aangepakt, en in het belang van de samenhang van het totale
regelgevingskader voor producten, is besloten deze richtlijnen in één pakket op
één lijn te brengen met het NWK-besluit. Samenhang
met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie Dit initiatief is in overeenstemming met de
Akte voor de interne markt[1],
waarin de nadruk is gelegd op de noodzaak om het vertrouwen van de consument in
de kwaliteit van producten op de markt te herstellen en op het belang van
aanscherping van het markttoezicht. Bovendien ondersteunt het initiatief het
beleid van de Commissie inzake betere regelgeving en vereenvoudiging van het
regelgevingskader.
2.
RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN
EFFECTBEOORDELING
Raadpleging van belanghebbende partijen Het op één lijn brengen van Richtlijn
2009/23/EG met het NWK-besluit is besproken met nationale deskundigen die voor
de uitvoering van deze richtlijn verantwoordelijk zijn en met andere
belanghebbenden, alsook in bilaterale vergaderingen met Europese
brancheorganisaties voor de weegwerktuigensector. Van juni tot oktober 2010 is onder alle
sectoren die bij dit initiatief betrokken zijn, een openbare raadpleging
georganiseerd. Deze bestond uit vier specifieke vragenlijsten voor
marktdeelnemers, autoriteiten, aangemelde instanties en gebruikers; de diensten
van de Commissie hebben 300 antwoorden ontvangen. De resultaten zijn
bekendgemaakt op: http://ec.europa.eu/enterprise/policies/single-market-goods/regulatory-policies-common-rules-for-products/new-legislative-framework/index_en.htm Naast de algemene raadpleging is er een
specifieke raadpleging van de kleine en middelgrote ondernemingen uitgevoerd.
Via het Enterprise Europe Network zijn in mei-juni 2010 603 kleine en
middelgrote ondernemingen geraadpleegd. De resultaten zijn beschikbaar op http://ec.europa.eu/enterprise/policies/single-market-goods/files/new-legislative-framework/smes_statistics_en.pdf Uit het raadplegingsproces is gebleken dat het
initiatief breed wordt gedragen. Men is unaniem van oordeel dat het
markttoezicht en het systeem voor beoordeling van en toezicht op aangemelde
instanties moeten worden verbeterd. De autoriteiten ondersteunen deze maatregel
volledig, omdat het bestaande systeem hierdoor wordt versterkt en de
samenwerking op EU-niveau wordt verbeterd. Het bedrijfsleven verwacht een
gelijker speelveld als gevolg van doeltreffender optreden tegen producten die
niet aan de wetgeving voldoen, alsmede een vereenvoudigingseffect door
stroomlijning van de wetgeving. Er was enige bezorgdheid over sommige
verplichtingen, die echter noodzakelijk zijn om de doeltreffendheid van het
markttoezicht te vergroten. Deze maatregelen zullen geen significante kosten
voor het bedrijfsleven met zich brengen en de voordelen die uit het verbeterde
markttoezicht voortvloeien, zouden de kosten ruimschoots moeten compenseren. Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid De effectbeoordeling van dit uitvoeringspakket
bouwt grotendeels voort op de effectbeoordeling
die voor het nieuwe wetgevingskader is uitgevoerd. Naast de deskundigheid die
in die context is bijeengebracht en geanalyseerd, heeft er nadere raadpleging
van sectorspecifieke deskundigen en belangengroepen, alsmede van horizontale
deskundigen op het gebied van technische harmonisatie,
conformiteitsbeoordeling, accreditatie en markttoezicht plaatsgevonden. Effectbeoordeling Op basis van de verzamelde informatie heeft de
Commissie een effectbeoordeling uitgevoerd
waarin drie opties zijn onderzocht en vergeleken. Optie 1 - geen wijzigingen in de huidige
situatie Deze optie houdt in dat er geen wijzigingen
van de huidige richtlijn worden voorgesteld en dat er uitsluitend van wordt
uitgegaan dat de NWK-verordening tot bepaalde
verbeteringen zal leiden. Optie 2 - op één lijn brengen met het
NWK-besluit door middel van niet-wetgevende maatregelen In optie 2 wordt de mogelijkheid overwogen
vrijwillige stroomlijning met de bepalingen van het NWK-besluit te stimuleren,
bv. door ze als beste praktijken in richtsnoeren te presenteren. Optie 3 - op één lijn brengen met het
NWK-besluit door middel van wetgevende maatregelen Deze optie bestaat uit het opnemen van de
bepalingen van het NWK-besluit in de bestaande richtlijnen. Optie 3 heeft de
voorkeur, omdat: –
hiermee het concurrentievermogen van ondernemingen
en aangemelde instanties die hun verplichtingen serieus nemen, ten opzichte van
degenen die zich niet aan het systeem houden, wordt verbeterd; –
hiermee de werking van de interne markt wordt
verbeterd door gelijke behandeling van alle marktdeelnemers te waarborgen, met
name van importeurs en distributeurs, alsmede van aangemelde instanties; –
hiermee geen significante kosten voor
marktdeelnemers en aangemelde instanties gemoeid zijn en geen extra kosten of
slechts verwaarloosbare kosten worden verwacht voor degenen die al
verantwoordelijk handelen; –
deze optie doeltreffender wordt geacht dan optie 2:
gezien de gebrekkige handhavingsmogelijkheden van optie 2 is het twijfelachtig
of de positieve gevolgen zich met die optie werkelijk zullen voordoen; –
opties 1 en 2 geen oplossing bieden voor het
probleem van inconsistenties in het regelgevingskader en derhalve geen
positieve uitwerking hebben op de vereenvoudiging van het regelgevingskader.
3.
BELANGRIJKSTE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL
3.1.
Horizontale definities
In het voorstel
worden geharmoniseerde definities vastgelegd van termen die in de harmonisatiewetgeving
van de Unie vaak worden gebruikt en derhalve in die wetgeving een consistente
betekenis moeten krijgen.
3.2.
Verplichtingen van marktdeelnemers en
traceerbaarsheidseisen
In het voorstel worden de verplichtingen van
fabrikanten en gemachtigden verduidelijkt en worden verplichtingen voor
importeurs en distributeurs vastgelegd. Importeurs moeten controleren of de
fabrikant de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd
en technische documentatie heeft opgesteld. Zij moeten er ook bij de fabrikant
op toezien dat deze technische documentatie op verzoek aan de autoriteiten kan
worden verstrekt. Bovendien moeten importeurs controleren of de
niet-automatische weegwerktuigen de juiste markering dragen en van instructies
en informatie vergezeld gaan. Zij moeten een kopie van de
conformiteitsverklaring bewaren en hun naam en adres op het product aanbrengen,
of, indien dit niet mogelijk is, op de verpakking of in de begeleidende
documentatie. Distributeurs moeten controleren of het niet-automatische
weegwerktuig van de CE-markering en de naam van de fabrikant en, in voorkomend
geval, van de importeur is voorzien en of het van de vereiste documentatie en
instructies vergezeld gaat. Importeurs en distributeurs moeten met
markttoezichtautoriteiten samenwerken en passende maatregelen nemen wanneer zij
niet-conforme niet-automatische weegwerktuigen hebben geleverd. Er worden voor alle marktdeelnemers aangescherpte
traceerbaarheidsverplichtingen vastgelegd. Op niet-automatische
weegwerktuigen moeten de naam en het adres van de fabrikant zijn aangebracht,
alsmede een nummer om vast te stellen om welk werktuig het gaat en welke
technische documentatie erbij hoort. Wanneer een niet-automatisch weegwerktuig
wordt ingevoerd, moeten ook de naam en het adres van de importeur op het
werktuig zijn aangebracht. Bovendien moet iedere marktdeelnemer de autoriteiten
kunnen meedelen van welke marktdeelnemer hij een niet-automatisch weegwerktuig
heeft ontvangen of aan wie hij een dergelijk werktuig heeft geleverd.
3.3.
Geharmoniseerde normen
Overeenstemming met geharmoniseerde normen
vestigt het vermoeden van conformiteit met de essentiële eisen. Op 1 juni 2011
heeft de Commissie een voorstel voor een verordening betreffende Europese
normalisatie[2]
goedgekeurd waarin een horizontaal rechtskader voor Europese normalisatie wordt
vastgelegd. Dat voorstel voor de verordening bevat onder andere bepalingen over
normalisatieverzoeken van de Commissie aan Europese normalisatie-instellingen,
over de procedure voor bezwaar tegen een geharmoniseerde norm en over deelname
van belanghebbenden aan het normalisatieproces. Derhalve zijn de bepalingen van
Richtlijn 2009/23/EG die dezelfde aspecten betreffen, met het oog op de
rechtszekerheid uit het onderhavige voorstel geschrapt. De bepaling dat
overeenstemming met geharmoniseerde normen het vermoeden van conformiteit
vestigt, is gewijzigd om de reikwijdte van het vermoeden van conformiteit te
verduidelijken wanneer normen slechts een deel van de essentiële eisen
bestrijken.
3.4.
Conformiteitsbeoordeling en CE-markering
In Richtlijn 2009/23/EG zijn de
conformiteitsbeoordelingsprocedures gekozen die fabrikanten moeten toepassen om
aan te tonen dat hun niet-automatische weegwerktuigen aan de essentiële eisen
voldoen. Het voorstel brengt deze procedures op één lijn met de geactualiseerde
versies die in het NWK-besluit zijn vastgelegd. Enkele sectorspecifieke
elementen van Richtlijn 2009/23/EG zijn in het voorstel behouden, zoals de
betrokkenheid van twee aangemelde instanties in de productiecontrolefase in
bepaalde gevallen. Bovendien is de steekproefsgewijze keuring in de modules F
en F1 niet uit het NWK-besluit overgenomen, aangezien dit voor de sector
niet-automatische weegwerktuigen niet relevant is. De algemene beginselen van de CE-markering
zijn in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008 vastgelegd, terwijl de
gedetailleerde bepalingen voor het op niet-automatische weegwerktuigen
aanbrengen van de CE- en M-markering in dit voorstel zijn opgenomen.
3.5.
Aangemelde instanties
In het voorstel worden de aanmeldingscriteria
voor aangemelde instanties aangescherpt. Er wordt verduidelijkt dat
dochterondernemingen of onderaannemers ook aan de aanmeldingseisen moeten
voldoen. Er worden specifieke eisen voor aanmeldende autoriteiten vastgelegd en
de procedure voor de aanmelding van aangemelde instanties wordt herzien. De
bekwaamheid van een aangemelde instantie moet door een accreditatiecertificaat
worden aangetoond. Wanneer geen accreditatie is gebruikt om de bekwaamheid van
een aangemelde instantie te beoordelen, moet de aanmelding de documentatie
bevatten waaruit blijkt op welke wijze de bekwaamheid van die instantie is
beoordeeld. De lidstaten hebben de mogelijkheid tegen een aanmelding bezwaar te
maken.
3.6.
Markttoezicht en de vrijwaringsprocedure
In het voorstel wordt de bestaande
vrijwaringsprocedure herzien. Er wordt een periode ingevoerd gedurende welke de
lidstaten informatie kunnen uitwisselen wanneer wordt vastgesteld dat een
niet-conform niet-automatisch weegwerktuig in de handel is gebracht, en er
wordt gespecificeerd welke stappen de betrokken autoriteiten moeten nemen. Een
echte vrijwaringsprocedure (die leidt tot een besluit op het niveau van de
Commissie over de vraag of een maatregel al dan niet gerechtvaardigd is) wordt
alleen ingeleid wanneer een andere lidstaat bezwaar maakt tegen een maatregel
die tegen een niet-automatisch weegwerktuig is genomen. Wanneer er
overeenstemming is over de beperkende maatregel, moeten alle lidstaten op hun
grondgebied passende maatregelen nemen.
4.
JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL
Rechtsgrondslag Het voorstel is gebaseerd op artikel 114
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Subsidiariteitsbeginsel De Unie en de lidstaten zijn samen bevoegd
voor de interne markt. Het subsidiariteitsbeginsel is met name aan de orde bij
de nieuwe bepalingen die bedoeld zijn om de effectieve handhaving van Richtlijn
2009/23/EG te verbeteren, namelijk de verplichtingen voor importeurs en
distributeurs, de traceerbaarheidsbepalingen, de bepalingen over de beoordeling
en aanmelding van aangemelde instanties en de aangescherpte
samenwerkingsverplichtingen in het kader van de herziene procedures voor
markttoezicht en vrijwaring. Uit ervaring met de handhaving van de
wetgeving is gebleken dat maatregelen die op nationaal niveau werden genomen,
tot uiteenlopende benaderingswijzen en een verschillende behandeling van
marktdeelnemers in de EU hebben geleid, hetgeen het doel van deze richtlijn
ondermijnt. Als er op nationaal niveau maatregelen worden getroffen om de problemen
aan te pakken, houdt dit het risico in dat belemmeringen voor het vrije verkeer
van goederen worden opgeworpen. Bovendien zijn nationale maatregelen beperkt
tot de territoriale bevoegdheid van een lidstaat. Gezien de toenemende
internationalisatie van de handel stijgt het aantal grensoverschrijdende
gevallen voortdurend. De gestelde doelen en met name een doeltreffender
markttoezicht kunnen veel beter worden bereikt door gecoördineerd optreden op
EU-niveau. Daarom is het zinvoller op EU-niveau maatregelen te treffen. Ook het probleem van inconsistenties tussen de
verschillende richtlijnen kan alleen door de EU-wetgever worden opgelost. Evenredigheidsbeginsel Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan
de voorgestelde wijzigingen niet verder dan nodig is om de beoogde
doelstellingen te verwezenlijken. De nieuwe of gewijzigde verplichtingen leiden
niet tot onnodige lasten en kosten voor het bedrijfsleven, en in het bijzonder
kleine en middelgrote ondernemingen, of voor overheidsinstanties. Voor wijzigingen
met negatieve gevolgen kon op basis van de analyse van de gevolgen van de optie
de meest evenredige oplossing voor de geconstateerde problemen worden gekozen.
Bij een aantal wijzigingen wordt de duidelijkheid van de bestaande richtlijn
vergroot, zonder dat belangrijke nieuwe eisen worden opgelegd waaraan extra
kosten verbonden zijn. Gebruikte wetgevingstechniek Om de richtlijn met het NWK-besluit op één
lijn te brengen zijn een aantal materiële wijzigingen van Richtlijn 2009/23/EG
noodzakelijk. Met het oog op de leesbaarheid van de gewijzigde tekst is voor de
herschikkingstechniek gekozen overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord
van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van
besluiten[3].
De wijzigingen van Richtlijn 2009/23/EG
betreffen: de definities, de verplichtingen van marktdeelnemers, het vermoeden
van conformiteit dat door geharmoniseerde normen wordt geboden, de
conformiteitsverklaring, de CE-markering, de aangemelde instanties, de
vrijwaringsprocedure en de conformiteitsbeoordelingsprocedures. Het voorstel wijzigt niet het
toepassingsgebied van Richtlijn 2009/23/EG en de essentiële eisen.
5.
GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de
begroting van de EU.
6.
AANVULLENDE INFORMATIE
Intrekking van bestaande wetgeving De vaststelling van het voorstel heeft de
intrekking van Richtlijn 2009/23/EG tot gevolg. Europese Economische Ruimte Het voorstel betreft een onderwerp dat onder
de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese
Economische Ruimte. ê 2009/23/EG
(aangepast) 2011/0352 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende de harmonisatie van de
wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van
niet-automatische weegwerktuigen (Herschikking)
(Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gelet op Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap Ö betreffende de
werking van de Europese Unie Õ, en met name op artikel 95 Ö 114 Õ, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[4], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: ê 2009/23/EG
overweging 1 (aangepast) Richtlijn 90/384/EEG van
de Raad van 20 juni 1990 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de
lidstaten inzake niet-automatische weegwerktuigen[5] is ingrijpend
gewijzigd[6]. Ter wille
van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot
codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan. ò nieuw (1)
Richtlijn 2009/23/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende
niet-automatische weegwerktuigen[7]
moet op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd. Ter wille van de
duidelijkheid dient tot herschikking van die richtlijn te worden overgegaan. (2)
Verordening (EG) nr.
765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling
van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen
van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93[8] stelt de regels vast inzake de
accreditatie van conformiteitsbeoordelingsinstanties, verschaft een kader voor
het markttoezicht op producten en voor de controle van producten uit derde
landen, en voorziet in de algemene beginselen inzake CE-markering. (3)
Besluit nr. 768/2008/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een
gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking
van Besluit 93/465/EEG van de Raad[9]
stelt een gemeenschappelijk kader van algemene beginselen en
referentiebepalingen vast die bedoeld zijn om in alle wetgeving tot
harmonisatie van de voorwaarden voor het verhandelen van producten te worden
toegepast, zodat een coherente basis voor de herziening of herschikking van die
wetgeving wordt gelegd. Richtlijn 2009/23/EG moet derhalve aan dat besluit worden
aangepast. ê 2009/23/EG
overweging 2 (4)
Het behoort tot de taak van de
lidstaten het publiek te beschermen tegen onjuiste resultaten van
weegbewerkingen met behulp van niet-automatische weegwerktuigen, wanneer deze
voor bepaalde categorieën van toepassingen worden gebruikt. ê 2009/23/EG
overweging 3 (aangepast) In de lidstaten bestaan
dwingende voorschriften waarin met name de vereiste prestaties van
niet-automatische weegwerktuigen zijn omschreven door middel van specificaties
inzake metrologische en technische eisen alsmede procedures voor controle voor
en na het in gebruik nemen. Deze dwingende voorschriften leiden niet
noodzakelijk tot beschermingsniveaus die van lidstaat tot lidstaat verschillen,
maar zij belemmeren wegens hun verscheidenheid het handelsverkeer binnen de
Gemeenschap. ò nieuw (5)
Het is de
verantwoordelijkheid van de marktdeelnemers dat niet-automatische
weegwerktuigen conform zijn met de gestelde eisen, in overeenstemming met de
respectieve rol die zij vervullen in de toeleveringsketen, teneinde algemene
belangen zoals gezondheid en veiligheid, en de gebruikers in grote mate te
beschermen en eerlijke mededinging op de markt van de Unie te waarborgen. (6)
Alle marktdeelnemers die
een rol vervullen in de toeleverings- en distributieketen moeten passende
maatregelen nemen om te waarborgen dat zij uitsluitend niet-automatische
weegwerktuigen op de markt aanbieden die aan deze richtlijn voldoen. Er moet
worden gezorgd voor een duidelijke en evenredige verdeling van de
verplichtingen overeenkomstig de rol van alle marktdeelnemers in de
toeleverings- en distributieketen. (7)
De fabrikant, die op de
hoogte is van de details van het ontwerp- en productieproces, is het best
geplaatst om de conformiteitsbeoordelingsprocedure volledig uit te voeren. De
verplichting voor de conformiteitsbeoordeling moet daarom uitsluitend op de
fabrikant blijven rusten. (8)
Er moet worden
gewaarborgd dat niet-automatische weegwerktuigen die vanuit derde landen in de
Unie in de handel komen, aan de eisen van deze richtlijn voldoen, en met name
dat de fabrikanten adequate beoordelingsprocedures met betrekking tot deze
niet-automatische weegwerktuigen hebben uitgevoerd. Bijgevolg moet worden
bepaald dat importeurs erop toezien dat de niet-automatische weegwerktuigen die
zij in de handel brengen aan de eisen van deze richtlijn voldoen en dat zij
geen niet-automatische weegwerktuigen in de handel brengen die niet aan deze
eisen voldoen of een risico inhouden. Er moet eveneens worden bepaald dat
importeurs erop toezien dat er conformiteitsbeoordelingsprocedures hebben plaatsgevonden
en dat productmarkering en documenten die de fabrikanten opstellen voor
inspectie ter beschikking staan van de toezichthoudende autoriteiten. (9)
De distributeur biedt een
niet-automatisch weegwerktuig pas aan op de markt nadat het door de fabrikant of
de importeur in de handel is gebracht, en hij moet de nodige zorgvuldigheid
betrachten om ervoor te zorgen dat de wijze waarop hij met het
niet-automatische weegwerktuig omgaat geen negatieve invloed heeft op de
conformiteit van het werktuig. (10)
Iedere importeur die een
niet-automatisch weegwerktuig in de handel brengt, moet zijn naam en
contactadres op het weegwerktuig vermelden. Er moet een uitzondering worden
gemaakt voor gevallen waarin dit door de omvang of aard van het
niet-automatische weegwerktuig niet mogelijk is. Een dergelijk geval doet zich
bijvoorbeeld voor wanneer de importeur de verpakking zou moeten openen om zijn
naam en adres op het werktuig te vermelden. (11)
Wanneer een
marktdeelnemer een niet-automatisch weegwerktuig onder zijn eigen naam of
handelsmerk in de handel brengt of een niet-automatisch weegwerktuig zodanig
wijzigt dat de conformiteit met de eisen van deze richtlijn in het gedrang kan
komen, moet hij als fabrikant worden beschouwd en de verplichtingen van de
fabrikant op zich nemen. (12)
Omdat distributeurs en
importeurs dicht bij de markt staan, moeten zij worden betrokken bij de
markttoezichttaken van de bevoegde nationale autoriteiten, en moeten zij bereid
zijn actief medewerking te verlenen door die autoriteiten alle nodige informatie
over het niet-automatische weegwerktuig te verstrekken. (13)
Het markttoezicht wordt
eenvoudiger en doeltreffender wanneer gewaarborgd wordt dat een
niet-automatisch weegwerktuig in de hele toeleveringsketen traceerbaar is. Een
efficiënt traceringssysteem verlicht de taak van de markttoezichtautoriteiten
wanneer zij marktdeelnemers dienen op te sporen die niet-conforme
niet-automatische weegwerktuigen op de markt hebben aangeboden. ê 2009/23/EG
overweging 4 (aangepast) ð nieuw (14)
Deze richtlijn dient uitsluitend de dwingende en fundamentele
voorschriften ð moet beperkt blijven tot het formuleren
van de essentiële eisen ï inzake de metrologie en werking van niet-automatische weegwerktuigen te bevatten.
Teneinde het bewijs van overeenstemming met de
fundamentele voorschriften Ö de beoordeling
van de conformiteit met die eisen Õ te vergemakkelijken,
is het onontbeerlijk om op Europees vlak over Ö moet worden
voorzien in een vermoeden van conformiteit voor niet-automatische
weegwerktuigen die voldoen aan Õ geharmoniseerde
normen te
beschikken ð die overeenkomstig Verordening (EU) nr.
[../..] van het Europees Parlement en de Raad van […..] betreffende Europese
normalisatie en tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de
Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG,
2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/105/EG en 2009/23/EG van het Europees Parlement en
de Raad[10]
zijn vastgesteld om die eisen in gedetailleerde technische specificaties om te
zetten, ï inzake met name ontwerp, constructie en metrologische eigenschappen, welker inachtneming de
werktuigen een vermoeden van overeenstemming met de fundamentele voorschriften
verschaft. Deze op Europees vlak geharmoniseerde normen worden opgesteld door particuliere
instellingen en moeten hun status van niet-bindende teksten behouden. In
verband hiermede worden de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN), het
Europees Comité voor Elektrotechnische Normalisatie (Cenelec) en het Europees
Normalisatie-instituut voor Telecommunicatie (ETSI) erkend als de instellingen
die bevoegd zijn tot goedkeuring van de geharmoniseerde normen overeenkomstig
de algemene richtsnoeren[11]
voor samenwerking tussen de Commissie, de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA)
en deze drie instellingen die op 28 maart 2003 zijn ondertekend. ò nieuw (15)
Verordening (EU) nr.
[../..] [Europese normalisatie] voorziet in een procedure voor bezwaren tegen
geharmoniseerde normen die niet volledig aan de eisen van deze richtlijn
voldoen. ê 2009/23/EG
overweging 5 (aangepast) Er is een aantal richtlijnen
tot opheffing van technische handelsbelemmeringen vastgesteld waarbij is
uitgegaan van de beginselen die zijn vastgelegd in de resolutie van de Raad van
7 mei 1985 betreffende een nieuwe aanpak op het gebied van technische
harmonisatie en normalisatie[12].
Elk van deze richtlijnen voorziet in het aanbrengen van de CE-markering van
overeenstemming. De Commissie heeft in haar mededeling van 15 juni 1989[13] betreffende
een globale aanpak op het gebied van certificatie en keuring de invoering
voorgesteld van een gemeenschappelijke regelgeving betreffende een CE-markering
van overeenstemming waarvoor een enkele grafische vorm geldt. De Raad heeft in
zijn resolutie van 21 december 1989 betreffende een globale aanpak op het
gebied van de conformiteitsbeoordeling[14]
een dergelijke coherente aanpak wat het gebruik van de CE-markering van
overeenstemming betreft als leidend beginsel goedgekeurd. De twee fundamentele
elementen van de nieuwe aanpak die dient te worden toegepast, zijn de
essentiële eisen en de procedures ter beoordeling van de overeenstemming. ê 2009/23/EG
overweging 6 (16)
Een beoordeling van de conformiteit met de
desbetreffende metrologische en technische voorschriften is noodzakelijk voor
een doeltreffende bescherming van gebruikers en derden. De bestaande
conformiteitsbeoordelingsprocedures verschillen van lidstaat tot lidstaat. Ter
vermijding van veelvuldige conformiteitsbeoordelingen, die telkens een
belemmering voor het vrije verkeer van weegwerktuigen vormen, is het wenselijk
een wederzijdse erkenning van de procedures voor de conformiteitsbeoordeling
door de lidstaten in te stellen. Teneinde deze wederzijdse erkenning van de
conformiteitsbeoordelingsprocedures te vergemakkelijken, is het met name
wenselijk te voorzien in communautaire procedures en criteria voor het
aanwijzen van de instanties die met het verrichten van taken in verband met de
conformiteitsbeoordelingsprocedures worden belast. ò nieuw (17)
Er moet worden gezorgd
voor conformiteitsbeoordelingsprocedures waarmee marktdeelnemers kunnen
aantonen en de bevoegde instanties kunnen waarborgen dat op de markt aangeboden
niet-automatische weegwerktuigen aan de essentiële eisen voldoen. Besluit
nr. 768/2008/EG stelt modules voor conformiteitsbeoordelingsprocedures
vast, uiteenlopend van de minst tot de meest stringente procedure, afhankelijk
van de hoogte van het risico en het vereiste veiligheidsniveau. Om voor
coherentie tussen de sectoren te zorgen en ad-hocvarianten te voorkomen, moeten
conformiteitsbeoordelingsprocedures uit die modules worden gekozen. (18)
Fabrikanten moeten een
EU-conformiteitsverklaring opstellen waarin zij gedetailleerde informatie
verstrekken over de conformiteit van een niet-automatisch weegwerktuig met de
eisen van deze richtlijn en die van de andere relevante harmonisatiewetgeving
van de Unie. (19)
De CE-markering, waarmee
de conformiteit van een niet-automatisch weegwerktuig wordt aangegeven, is de
zichtbare uitkomst van het proces van conformiteitsbeoordeling in brede zin. In
Verordening (EG) nr. 765/2008 zijn algemene beginselen voor het gebruik
van de CE-markering en de relatie daarvan tot andere markeringen vastgesteld.
Samen met de CE-markering moet de fabrikant de sticker met de letter M
aanbrengen. In deze richtlijn moeten voorschriften met betrekking tot
het aanbrengen van de CE-markering en de sticker met de letter M worden
vastgesteld. ò nieuw (20)
Conformiteitsbeoordelingsinstanties,
die door de lidstaten bij de Commissie worden aangemeld, spelen een rol in de
in deze richtlijn opgenomen conformiteitsbeoordelingsprocedures. ê 2009/23/EG
overweging 7 Het is derhalve van wezenlijk belang te waarborgen dat deze aangewezen
instanties in de hele Gemeenschap een hoog kwaliteitsniveau verzekeren. ò nieuw (21)
De ervaring heeft geleerd
dat de in Richtlijn 2009/23/EG vastgestelde criteria waaraan
conformiteitsbeoordelingsinstanties moeten voldoen om bij de Commissie
aangemeld te kunnen worden, ontoereikend zijn om een uniform, hoog
prestatieniveau van aangemelde instanties in de hele Unie te waarborgen. Het is
echter essentieel dat alle aangemelde instanties hun functies op hetzelfde
niveau en onder eerlijke concurrentievoorwaarden uitoefenen. Hiertoe moeten
verplichte eisen worden vastgesteld voor conformiteitsbeoordelingsinstanties
die willen worden aangemeld met het oog op het verlenen van
conformiteitsbeoordelingsdiensten. (22)
Om een samenhangend
kwaliteitsniveau van de conformiteitsbeoordeling te kunnen waarborgen, moeten
ook eisen worden vastgesteld voor de aanmeldende autoriteiten en andere
instanties die bij de beoordeling en aanmelding van en bij het toezicht op
aangemelde instanties betrokken zijn. (23)
Wanneer een
conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria in
geharmoniseerde normen, moet zij geacht worden aan de overeenkomstige eisen in
deze richtlijn te voldoen. (24)
Het in deze richtlijn
beschreven systeem moet worden aangevuld door het accreditatiesysteem van
Verordening (EG) nr. 765/2008. Omdat accreditatie een essentieel middel is
om te controleren of de conformiteitsbeoordelingsinstanties bekwaam zijn, moet
accreditatie ook bij aanmelding worden gebruikt. (25)
Accreditatie
die zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 765/2008 op transparante wijze
georganiseerd is en het nodige vertrouwen in conformiteitscertificaten
waarborgt, moet door de nationale overheidsautoriteiten in de hele Unie worden
beschouwd als het geschiktste middel waarmee de technische bekwaamheid van deze
instanties kan worden aangetoond. De nationale autoriteiten kunnen evenwel van
oordeel zijn dat zij over de passende middelen beschikken om deze beoordeling
zelf te verrichten. In dit geval moeten zij, om te waarborgen dat de
beoordeling door andere nationale autoriteiten voldoende betrouwbaar is, aan de
Commissie en de andere lidstaten het nodige bewijsmateriaal overleggen waaruit
blijkt dat de beoordeelde conformiteitsbeoordelingsinstanties aan de relevante
regelgevingseisen voldoen. (26)
Conformiteitsbeoordelingsinstanties
besteden veelal een deel van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit of
maken gebruik van een dochteronderneming. Om het beschermingsniveau te kunnen
garanderen dat nodig is voor niet-automatische weegwerktuigen die in de Unie in
de handel worden gebracht, is het essentieel dat onderaannemers en
dochterondernemingen bij de uitvoering van conformiteitsbeoordelingstaken aan
dezelfde eisen voldoen als aangemelde instanties. Daarom is het belangrijk dat
ook de activiteiten die door onderaannemers en dochterondernemingen worden
verricht, worden betrokken in de beoordeling van de bekwaamheid en de
prestaties van instanties die worden aangemeld en in het toezicht op reeds
aangemelde instanties. (27)
De aanmeldingsprocedure
moet efficiënter en transparanter worden, en met name worden aangepast aan
nieuwe technologie, zodat de aanmelding online kan worden verricht. (28)
Omdat aangemelde
instanties hun diensten in de hele Unie kunnen aanbieden, moeten de andere
lidstaten en de Commissie in staat worden gesteld bezwaren in te brengen tegen
een aangemelde instantie. Daarom is het belangrijk te voorzien in een termijn
waarbinnen twijfels of bedenkingen omtrent de bekwaamheid van conformiteitsbeoordelingsinstanties
kunnen worden weggenomen alvorens zij als aangemelde instantie gaan
functioneren. (29)
Uit concurrentieoogpunt
is het cruciaal dat de aangemelde instanties bij de toepassing van de
conformiteitsbeoordelingsprocedures geen onnodige lasten voor marktdeelnemers
creëren. Bij de technische uitvoering van de
conformiteitsbeoordelingsprocedures moet om dezelfde reden worden gezorgd voor
consistentie, zodat de marktdeelnemers gelijk worden behandeld. Dit kan het
best worden bereikt door passende coördinatie en samenwerking tussen de
aangemelde instanties. (30)
Om rechtszekerheid te
waarborgen, moet duidelijk worden gemaakt dat de in Verordening (EG) nr.
765/2008 vastgestelde voorschriften inzake markttoezicht in de Unie en controle
van producten die de markt van de Unie binnenkomen, op onder deze richtlijn
vallende niet-automatische weegwerktuigen van toepassing zijn. Deze richtlijn
mag de lidstaten niet beletten te kiezen welke autoriteiten voor de uitvoering
van die taken bevoegd zijn. (31)
Richtlijn 2009/23/EG
voorziet al in een vrijwaringsprocedure die de Commissie in staat stelt te
onderzoeken of een maatregel van een lidstaat tegen niet-conform geachte
niet-automatische weegwerktuigen gerechtvaardigd is. Om de transparantie te
vergroten en tijdverlies te beperken, moet de bestaande vrijwaringsprocedure
worden verbeterd teneinde de efficiëntie te vergroten en van de deskundigheid
in de lidstaten te profiteren. (32)
Het bestaande systeem
moet worden aangevuld met een procedure om belanghebbenden te informeren over
voorgenomen maatregelen tegen niet-automatische weegwerktuigen die een risico
meebrengen voor de gezondheid en veiligheid van personen of voor andere
aspecten van de bescherming van algemene belangen. Deze procedure moet ook
markttoezichtautoriteiten in staat stellen samen met de betrokken
marktdeelnemers eerder tegen dergelijke niet-automatische weegwerktuigen op te
treden. (33)
Indien de lidstaten en de
Commissie het eens zijn dat een maatregel van een lidstaat gerechtvaardigd is,
is nadere betrokkenheid van de Commissie hierbij niet nodig, behalve wanneer de
niet-conformiteit kan worden toegeschreven aan tekortkomingen van een
geharmoniseerde norm. (34)
De lidstaten moeten
regels voor sancties op overtredingen van ingevolge deze richtlijn vastgestelde
nationale bepalingen vastleggen en ervoor zorgen dat zij worden toegepast. De
sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. (35)
Er moet in een
overgangsregeling worden voorzien waardoor niet-automatische weegwerktuigen die
al overeenkomstig Richtlijn 2009/23/EG in de handel zijn gebracht, op de markt
aangeboden en in gebruik genomen kunnen worden. (36)
Daar de doelstelling van
deze richtlijn, namelijk
waarborgen dat niet-automatische weegwerktuigen op de markt aan de eisen
voldoen die een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en veiligheid en
van andere algemene belangen bieden zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de
werking van de interne markt,
niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter
op het niveau van de Unie kan
worden verwezenlijkt, kan de Unie,
overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen
nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde
evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze
doelstelling te verwezenlijken. ê 2009/23/EG
overweging 8 De aanwezigheid van de CE-markering van overeenstemming en van het
vignet met de letter M op een niet-automatisch weegwerktuig moet erop wijzen
dat het aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet en moet derhalve een
herhaling van de reeds uitgevoerde conformiteitsbeoordelingen overbodig maken. ò nieuw (37)
De verplichting tot
omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de
bepalingen die ten opzichte van Richtlijn 2009/23/EG materieel zijn
gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit
voort uit de vorige richtlijn. ê 2009/23/EG
overweging 9 (38)
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de
lidstaten met betrekking tot de in bijlage VII, deel B, van Richtlijn 2009/23/EG genoemde
termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar
genoemde richtlijnen onverlet te laten, ê 2009/23/EG
(aangepast) HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN
VASTGESTELD: HOOFDSTUK 1 TOEPASSINGSGEBIED,
HET IN DE HANDEL BRENGEN EN VRIJ VERKEER Ö ALGEMENE
BEPALINGEN Õ Artikel 1 Ö Toepassingsgebied Õ ê 2009/23/EG
(aangepast) 1. Deze richtlijn is van toepassing op alle
niet-automatische weegwerktuigen. 2. Voor de toepassing van deze richtlijn
worden de volgende toepassingsgebieden van niet-automatische weegwerktuigen
onderscheiden: a) ai) bepaling van de massa voor
handelstransacties; bii) bepaling van de massa voor het berekenen
van een recht, een heffing, een belasting, een premie, een boete, een
vergoeding of een soortgelijk verschuldigd bedrag; ciii) bepaling van de massa voor de toepassing
van wetten en wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen of voor
gerechtelijke expertises; div) bepaling van de massa in de medische
praktijk voor het wegen van patiënten voor observatie, diagnose en medische
behandelingen; ev) bepaling van de massa voor de
vervaardiging van medicijnen op voorschrift in de apotheek en bepaling van de
massa tijdens analyses die in medische en farmaceutische laboratoria worden
uitgevoerd; fvi) bepaling van de prijs op grond van de
massa voor rechtstreekse verkoop aan het publiek en voor voorverpakte
artikelen; gb) alle niet onder a) Ö tot en met
f) Õ genoemde
toepassingen. ê 2009/23/EG
(aangepast) Artikel 2 Ö Definities Õ Voor de toepassing van deze richtlijn wordt
verstaan onder: 1.) "weegwerktuig",: een
meetwerktuig voor het bepalen van de massa van een lichaam met gebruikmaking
van de werking van de zwaartekracht op dat lichaam;
weegwerktuigen kunnen bovendien worden gebruikt Ö of Õ voor het bepalen van
andere met de massa verband houdende grootheden, hoeveelheden, parameters of
kenmerken; 2.) "niet-automatisch
weegwerktuig" of "werktuig",: een weegwerktuig waarbij voor het wegen de
tussenkomst van een operateur noodzakelijk is; ê 2009/23/EG 3. "geharmoniseerde norm", een
technische specificatie (Europese norm of harmoniseringsdocument) die hetzij
door de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN), door het Europees Comité
voor Elektrotechnische Normalisatie (Cenelec) of door het Europees
Normalisatie-instituut voor Telecommunicatie (ETSI), hetzij door twee of drie
van die instellingen is aanvaard in opdracht van de Commissie overeenkomstig
Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998
betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische
voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij[15] en de
algemene richtsnoeren voor samenwerking tussen de Commissie, de Europese
Vrijhandelsassociatie (EVA) en deze drie instellingen die op 28 maart 2003 zijn
ondertekend. ò nieuw 3) "op
de markt aanbieden": het in het kader van een handelsactiviteit, al dan
niet tegen betaling, verstrekken van een werktuig met het oog op distributie of
gebruik op de markt van de Unie; 4) "in
de handel brengen": het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden
van een werktuig; 5) "fabrikant":
een natuurlijke of rechtspersoon die een werktuig vervaardigt of laat ontwerpen
of vervaardigen en het onder zijn naam of handelsmerk verhandelt; 6) "gemachtigde":
een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door de
fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen; 7) "importeur":
een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een werktuig uit een
derde land in de Unie in de handel brengt; 8) "distributeur":
een natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, verschillend van de
fabrikant of de importeur, die een werktuig op de markt aanbiedt; 9) "marktdeelnemers":
de fabrikant, de gemachtigde, de importeur en de distributeur; 10) "technische
specificatie": een document dat de technische vereisten voorschrijft
waaraan een werktuig, proces of dienst moet voldoen; 11) "geharmoniseerde
norm": geharmoniseerde norm zoals gedefinieerd in artikel 2,
lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. [...] [Europese
normalisatie]; 12) "accreditatie":
accreditatie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van
Verordening (EG) nr. 765/2008; 13) "nationale
accreditatie-instantie": nationale accreditatie-instantie zoals
gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Verordening (EG)
nr. 765/2008; 14) "conformiteitsbeoordeling":
het proces waarin wordt aangetoond of voldaan is aan de in deze richtlijn
vastgestelde eisen voor een werktuig; 15) "conformiteitsbeoordelingsinstantie":
een instantie die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht, zoals onder
meer ijken, testen, certificeren en inspecteren; 16) "terugroepen":
maatregel waarmee wordt beoogd een werktuig te doen terugkeren dat al aan de
eindgebruiker ter beschikking is gesteld; 17) "uit
de handel nemen": maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat een
werktuig dat zich in de toeleveringsketen bevindt, op de markt wordt
aangeboden; 18) "CE-markering":
een markering waarmee de fabrikant aangeeft dat het werktuig in overeenstemming
is met alle toepasselijke eisen van de harmonisatiewetgeving van de Unie die in
het aanbrengen ervan voorziet; 19) "harmonisatiewetgeving
van de Unie": alle wetgeving van de Unie die de voorwaarden voor het
verhandelen van producten harmoniseert. ê 2009/23/EG
(aangepast) Artikel 3 Ö Op de markt aanbieden en in gebruik
nemen Õ ê 2009/23/EG ð nieuw 1. De lidstaten nemen de nodige
maatregelen om ervoor te zorgen dat alleen werktuigen die aan de voorschriften
van deze richtlijn voldoen in de handel mogen worden gebracht ð op de markt mogen worden
aangeboden ï . ê 2009/23/EG
(aangepast) 2. De lidstaten nemen de nodige
maatregelen om ervoor te zorgen dat voor de in artikel 1, lid 2,
onder a) tot en met f), vermelde
toepassingen alleen werktuigen in gebruik kunnen worden genomen die voldoen aan
de voorschriften van deze richtlijn en die op grond
daarvan van de in artikel 11 bedoelde CE-markering van overeenstemming zijn
voorzien. Artikel 14 3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen
dat werktuigen voorzien van de CE-markering van
overeenstemming, waarmee wordt verklaard dat zij in overeenstemming zijn met de
voorschriften van deze richtlijn, in overeenstemming met deze Ö de Õ voorschriften Ö van deze
richtlijn Õ blijven. Artikel 4 Ö Essentiële eisen Õ ê 2009/23/EG
(aangepast) ð nieuw De werktuigen die voor de in artikel 1,
lid 2, onder a) tot en met f),
vermelde toepassingen worden gebruikt, moeten voldoen aan de fundamentele voorschriften Ö essentiële
eisen Õ van bijlage I ð en voorzien zijn van de CE-markering en
de in bijlage III, punt 1, bedoelde opschriften ï . ê 2009/23/EG
(aangepast) Indien het werktuig inrichtingen bevat, of is
aangesloten op inrichtingen, die niet worden gebruikt voor de in
artikel 1, lid 2, onder a) tot en
met f), vermelde toepassingen, zijn die fundamentele
voorschriften Ö essentiële
eisen Õ niet op die
inrichtingen van toepassing. ê 2009/23/EG
(aangepast) Artikel 5 ÖVrij verkeer Õ ê 2009/23/EG ð nieuw 1. De lidstaten mogen het in de handel brengen
ð op de markt aanbieden ï van werktuigen die aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen,
niet belemmeren. 2. De lidstaten mogen het in gebruik
nemen, voor de in artikel 1, lid 2, onder a) tot en met f), vermelde toepassingen, van
werktuigen die aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen, niet
belemmeren. ò nieuw HOOFDSTUK 2 VERPLICHTINGEN
VAN MARKTDEELNEMERS Artikel 6 [artikel R2 van Besluit nr. 768/2008/EG] Verplichtingen van fabrikanten 1. Wanneer
fabrikanten hun werktuigen in de handel brengen die voor de in artikel 1,
lid 2, onder a) tot en met f), vermelde toepassingen worden gebruikt,
waarborgen zij dat die werktuigen overeenkomstig de essentiële eisen in
bijlage I zijn ontworpen en vervaardigd. Wanneer fabrikanten
hun werktuigen in de handel brengen die niet voor de in artikel 1,
lid 2, onder a) tot en met f), vermelde toepassingen worden gebruikt,
waarborgen zij dat die werktuigen zijn voorzien van de in bijlage III,
punt 2, bedoelde opschriften. 2. Voor
werktuigen die voor de in artikel 1, lid 2, onder a) tot en met f)
bedoelde toepassingen worden gebruikt, stellen fabrikanten de vereiste technische
documentatie op en voeren zij de in artikel 14 bedoelde relevante
conformiteitsbeoordeling uit of laten deze uitvoeren. Wanneer met die
procedure is aangetoond dat het werktuig aan de toepasselijke eisen voldoet,
stellen fabrikanten een EU-conformiteitsverklaring op en brengen zij de
CE-markering en de in bijlage III, punt 1, bedoelde opschriften aan. Op werktuigen die
niet voor de in artikel 1, lid 2, onder a) tot en met f), vermelde
toepassingen worden gebruikt, brengen fabrikanten de in bijlage III,
punt 2, bedoelde opschriften aan. ê 2009/23/EG Indien een werktuig dat is bestemd voor een
van de in artikel 1, lid 2, onder a) tot
en met f), vermelde toepassingen, inrichtingen bevat, of is aangesloten
op inrichtingen, die niet aan de conformiteitsbeoordeling zoals bedoeld in
artikel 913 zijn onderworpen, moet op elk van deze
inrichtingen het beperkende gebruikssymbool, als omschreven in bijlage IV III,
punt 3, zijn aangebracht. ò nieuw 3. Voor
werktuigen die voor de in artikel 1, lid 2, onder a) tot en met f),
vermelde toepassingen worden gebruikt, bewaren fabrikanten de technische
documentatie en de EU-conformiteitsverklaring tot tien jaar nadat het werktuig
in de handel is gebracht. 4. Fabrikanten
zorgen ervoor dat zij beschikken over procedures om de conformiteit van hun
serieproductie te blijven waarborgen. Er wordt terdege rekening gehouden met
veranderingen in het ontwerp of in de kenmerken van het werktuig en met
veranderingen in de geharmoniseerde normen of technische specificaties waarnaar
in de conformiteitsverklaring van het werktuig is verwezen. Indien dit rekening
houdend met de prestaties van een werktuig passend wordt geacht, voeren
fabrikanten steekproeven uit op werktuigen die op de markt worden aangeboden,
onderzoeken zij klachten, niet-conforme werktuigen en teruggeroepen werktuigen
en houden daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs op
de hoogte van dergelijk toezicht. 5. Fabrikanten
zorgen ervoor dat op hun werktuigen een type-, partij- of serienummer, dan wel
een ander identificatiemiddel als beschreven in bijlage III, is
aangebracht. 6. Fabrikanten
vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde handelsmerk en
contactadres op het werktuig, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking
of in een bij het werktuig gevoegd document. Het adres moet één enkele plaats
aangeven waar de fabrikant kan worden gecontacteerd. 7. Fabrikanten
zien erop toe dat het werktuig vergezeld gaat van instructies en informatie, in
een door de betrokken lidstaat bepaalde taal die de consumenten en andere
eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen. 8. Fabrikanten
die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de
handel gebracht werktuig niet conform is met deze richtlijn, nemen onmiddellijk
de nodige corrigerende maatregelen om het werktuig conform te maken of zo nodig
uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen fabrikanten,
indien het werktuig een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van
de lidstaten waar zij het werktuig op de markt hebben aangeboden hiervan
onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de niet-conformiteit en
alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven. 9. Fabrikanten
verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale
autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de
conformiteit van het werktuig aan te tonen, in een taal die deze autoriteit
gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij
medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van
de door hen in de handel gebrachte werktuigen. Artikel 7 [artikel R3 van Besluit nr. 768/2008/EG] Gemachtigden 1. Een
fabrikant kan via een schriftelijk mandaat een gemachtigde aanstellen. De verplichtingen
uit hoofde van artikel 6, lid 1, en de opstelling van technische
documentatie maken geen deel uit van het mandaat van de gemachtigde. 2. Een
gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij
van de fabrikant heeft ontvangen. Het mandaat laat de gemachtigde toe ten
minste de volgende taken te verrichten: a) hij houdt de
EU-conformiteitsverklaring en de technische documentatie gedurende tien jaar na
het in de handel brengen van het werktuig ter beschikking van de nationale
toezichtautoriteiten; b) hij verstrekt
een bevoegde nationale autoriteit op grond van een met redenen omkleed verzoek
alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het werktuig
aan te tonen; c) hij verleent op
verzoek van de bevoegde nationale autoriteiten medewerking aan eventueel
genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van werktuigen die onder
het mandaat van de gemachtigde vallen. Artikel 8 [artikel R4 van Besluit nr. 768/2008/EG] Verplichtingen van importeurs 1. Importeurs
brengen alleen werktuigen in de Unie in de handel die aan de gestelde eisen
voldoen. 2. Alvorens
een werktuig in de handel brengen dat voor de in artikel 1, lid 2,
onder a) tot en met f), vermelde toepassingen wordt gebruikt, zien importeurs
erop toe dat de fabrikant de juiste conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft
uitgevoerd. Zij zorgen ervoor dat de fabrikant de technische documentatie heeft
opgesteld, dat het werktuig voorzien is van de CE-markering en van de in
bijlage III, punt 1, bedoelde opschriften en vergezeld gaat van de
vereiste documenten, en dat de fabrikant aan de eisen in artikel 6, leden
5 en 6, heeft voldaan. Wanneer een
importeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een werktuig dat
voor de in artikel 1, lid 2, onder a) tot en met f), vermelde
toepassingen wordt gebruikt, niet conform is met de essentiële eisen in
bijlage I, mag hij het werktuig niet in de handel brengen alvorens het
conform is gemaakt. Wanneer het werktuig een risico vertoont, brengt de
importeur de fabrikant en de markttoezichtautoriteiten hiervan bovendien op de
hoogte. Alvorens een
werktuig in de handel te brengen dat niet voor de in artikel 1,
lid 2, onder a) tot en met f), vermelde toepassingen wordt gebruikt,
zien importeurs erop toe dat het werktuig voorzien is van de in
bijlage III, punt 2, bedoelde opschriften en dat de fabrikant aan de
eisen in artikel 6, leden 5 en 6, heeft voldaan. 3. Importeurs
vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde handelsmerk en
contactadres op het werktuig, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking
of in een bij het werktuig gevoegd document. 4. Importeurs
zien erop toe dat het werktuig vergezeld gaat van instructies en informatie, in
een door de betrokken lidstaat bepaalde taal die de consumenten en andere
eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen. 5. Importeurs
zorgen gedurende de periode dat zij verantwoordelijk zijn voor een werktuig dat
voor de in artikel 1, lid 2, onder a) tot en met f), vermelde
toepassingen wordt gebruikt, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden
dat de conformiteit van het werktuig met de essentiële eisen in bijlage I
niet in het gedrang komt. 6. Indien
dit rekening houdend met de prestaties van een werktuig passend wordt geacht,
voeren importeurs steekproeven uit op werktuigen die op de markt worden
aangeboden, onderzoeken zij klachten, niet-conforme werktuigen en teruggeroepen
werktuigen en houden daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de
distributeurs op de hoogte van dergelijk toezicht. 7. Importeurs
die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de
handel gebracht werktuig niet conform is met deze richtlijn, nemen onmiddellijk
de nodige corrigerende maatregelen om het werktuig conform te maken of zo nodig
uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen importeurs, indien
het werktuig een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de
lidstaten waar zij het werktuig op de markt hebben aangeboden hiervan
onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de niet-conformiteit en
alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven. 8. Voor
werktuigen die voor de in artikel 1, lid 2, onder a) tot en met f),
vermelde toepassingen worden gebruikt, houden importeurs gedurende tien jaar
nadat het werktuig in de handel is gebracht een kopie van de
EU-conformiteitsverklaring ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten en
zorgen ervoor dat de technische documentatie op verzoek aan die autoriteiten
kan worden verstrekt. 9. Importeurs
verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale
autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de
conformiteit van een werktuig aan te tonen, in een taal die deze autoriteit
gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij
medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van
de door hen in de handel gebrachte werktuigen. Artikel 9 [artikel R5 van Besluit nr. 768/2008/EG] Verplichtingen van distributeurs 1. Distributeurs
die een werktuig op de markt aanbieden, betrachten de nodige zorgvuldigheid in
verband met de eisen van deze richtlijn. 2. Alvorens
een werktuig op de markt aan te bieden dat voor de in artikel 1, lid 2,
onder a) tot en met f), vermelde toepassingen wordt gebruikt, controleren
distributeurs of het werktuig voorzien is van de CE-markering en de in
bijlage III, punt 1, bedoelde opschriften, en vergezeld gaat van de
vereiste documenten en van instructies en informatie in een taal die de
consumenten en andere eindgebruikers in de lidstaat waar het werktuig op de
markt wordt aangeboden, gemakkelijk kunnen begrijpen, en of de fabrikant en de
importeur aan de eisen in artikel 6, leden 5 en 6, en artikel 8, lid 3,
hebben voldaan. Wanneer een
distributeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een werktuig
niet conform is met de essentiële eisen in bijlage I, mag hij het werktuig
pas op de markt aanbieden nadat het conform is gemaakt. Wanneer het werktuig
een risico vertoont, brengt de distributeur de fabrikant of de importeur
hiervan bovendien op de hoogte, evenals de markttoezichtautoriteiten. Alvorens een
werktuig op de markt aan te bieden dat niet voor de in artikel 1,
lid 2, onder a) tot en met f), vermelde toepassingen wordt gebruikt,
controleren distributeurs of het werktuig voorzien is van de in
bijlage III, punt 2, bedoelde opschriften en of de fabrikant en de
importeur aan de eisen in artikel 6, leden 5 en 6, en artikel 8,
lid 3, hebben voldaan. 3. Distributeurs
zorgen gedurende de periode dat zij verantwoordelijk zijn voor een werktuig dat
voor de in artikel 1, lid 2, onder a) tot en met f), vermelde
toepassingen wordt gebruikt, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden
dat de conformiteit van het werktuig met de essentiële eisen in bijlage I
niet in het gedrang komt. 4. Distributeurs
die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de
markt aangeboden werktuig niet conform is met deze richtlijn, zien erop toe dat
de nodige corrigerende maatregelen worden genomen om het werktuig conform te
maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen
distributeurs, indien het werktuig een risico vertoont, de bevoegde nationale
autoriteiten van de lidstaten waar zij het werktuig op de markt hebben
aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de
niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig
beschrijven. 5. Distributeurs
verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale
autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de
conformiteit van een werktuig aan te tonen. Op verzoek van deze autoriteit
verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de
risico's van de door hen op de markt aangeboden werktuigen. Artikel 10 [artikel R6 van Besluit nr. 768/2008/EG] Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn
op importeurs en distributeurs Een importeur of distributeur
wordt voor de toepassing van deze richtlijn als een fabrikant beschouwd en moet
aan de in artikel 6 vermelde verplichtingen van de fabrikant voldoen
wanneer hij een werktuig onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt
of een reeds in de handel gebracht werktuig zodanig wijzigt dat de conformiteit
met de eisen van deze richtlijn in het gedrang kan komen. Artikel 11 [artikel R7 van Besluit nr. 768/2008/EG] Identificatie van marktdeelnemers Marktdeelnemers
delen, op verzoek, aan de markttoezichtautoriteiten mee: a) welke marktdeelnemer
een werktuig aan hen heeft geleverd; b) aan welke
marktdeelnemer zij een werktuig hebben geleverd. Marktdeelnemers
moeten tot tien jaar nadat het werktuig aan hen is geleverd en tot tien jaar nadat
zij het werktuig hebben geleverd, de in de eerste alinea bedoelde informatie
kunnen verstrekken. ê 2009/23/EG
(aangepast) HOOFDSTUK 23 BEOORDELING VAN DE CONFORMITEIT Ö VAN
WERKTUIGEN Õ ê 2009/23/EG Artikel 6 1. De lidstaten gaan ervan uit dat aan de fundamentele voorschriften
van bijlage I is voldaan ten aanzien van werktuigen die in overeenstemming zijn
met de nationale normen waarmee de geharmoniseerde normen die aan die
voorschriften voldoen, ten uitvoer worden gelegd. 2. De Commissie maakt de referentienummers van de in lid 1 bedoelde
geharmoniseerde normen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. De lidstaten maken de referentienummers van de in lid 1 bedoelde
nationale normen bekend. ò nieuw Artikel 12 [artikel R8 van Besluit nr. 768/2008/EG] Vermoeden van conformiteit Werktuigen die
conform zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de
referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn
bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de essentiële eisen
die door die normen of delen daarvan worden bestreken, zoals beschreven in
bijlage I. [Wanneer een
geharmoniseerde norm voldoet aan de eisen die zij bestrijkt en die worden
beschreven in bijlage I of artikel 23, maakt de Commissie de
referenties van die norm bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.] ê 2009/23/EG
(aangepast) Artikel 913 Ö Conformiteitsbeoordelingsprocedures Õ ê 2009/23/EG 1. De overeenstemming
conformiteit van de werktuigen met de fundamentele voorschriften essentiële eisen van bijlage I kan naar
keuze van de aanvrager met een van de volgende procedures worden gestaafd: ê 2009/23/EG
(aangepast) ð nieuw a) het EG-typeonderzoek
van Ö module B
zoals beschreven in Õ bijlage II,
punt 1, gevolgd door hetzij de Ö module D
zoals beschreven Õ in bijlage II,
punt 2, bedoelde EG-verklaring van overeenstemming
met het type (waarborg van de kwaliteit van de productie), hetzij door de Ö module F
zoals beschreven Õ in bijlage II,
punt 43, bedoelde EG-keuring;. het EG-typeonderzoek Ö Module B Õ is echter niet
verplicht voor werktuigen zonder elektronische onderdelen en met een
lastvereffeningsinrichting waarin geen gebruik wordt gemaakt van een veer voor
het in evenwicht houden van de last; Ö . Op werktuigen
waarvoor module B niet wordt toegepast, is module D1 zoals beschreven
in bijlage II, punt 3, of module F1 zoals beschreven in
bijlage II, punt 5, van toepassing Õ; b) de Ö module G
zoals beschreven Õ in bijlage II,
punt 64, bedoelde EG-keuring per eenheid. 2. De bescheiden en briefwisseling met
betrekking tot de in lid 1 bedoelde procedures worden gesteld in een Ö van de Õ officiële taal Ö talen Õ van de lidstaat waar
genoemde Ö die Õ procedures worden
uitgevoerd of in een taal die door de overeenkomstig artikel 10, lid 1,18
aangemelde instantie wordt aanvaard. ê 2009/23/EG 3. Indien de werktuigen met betrekking tot andere aspecten
onder andere richtlijnen vallen die voorzien in het aanbrengen van de
CE-markering van overeenstemming, geeft deze markering aan dat de werktuigen
geacht worden ook aan de voorschriften van deze andere richtlijnen te voldoen. Indien echter in een of meer richtlijnen die op werktuigen
betrekking hebben, gedurende een overgangsperiode de fabrikant de keuze van de
toe te passen regeling wordt gelaten, geeft de CE-markering van overeenstemming
alleen aan dat aan de bepalingen van de door de fabrikant toegepaste
richtlijnen is voldaan. In dat geval moeten de referenties van de bekendmaking
in het Publicatieblad van de Europese Unie van de toegepaste richtlijnen
worden vermeld op de door deze richtlijnen vereiste documenten, handleidingen
of gebruiksaanwijzingen die bij de werktuigen zijn gevoegd. Artikel 7 Indien een lidstaat of de Commissie van mening is dat de in artikel 6,
lid 1, bedoelde geharmoniseerde normen niet volledig in overeenstemming zijn
met de fundamentele voorschriften van bijlage I, legt de Commissie of de
betrokken lidstaat onder opgave van de redenen voor die mening de zaak voor aan
het bij artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG ingestelde Permanent Comité, hierna
"het Comité" genoemd. Het Comité brengt onverwijld advies uit. In het licht van het advies van het Comité deelt de Commissie de
lidstaten mede of het al dan niet noodzakelijk is die normen uit de in artikel
6, lid 2, bedoelde publicaties te verwijderen. ò nieuw Artikel 14 [artikel R10 van Besluit nr. 768/2008/EG] EU-conformiteitsverklaring 1. In de
EU-conformiteitsverklaring wordt vermeld dat aangetoond is dat aan de
essentiële eisen in bijlage I is voldaan. 2. De
EU-conformiteitsverklaring komt qua structuur overeen met het model in
bijlage III bij Besluit nr. 768/2008/EG, bevat de in de
desbetreffende modules van bijlage II bij deze richtlijn vermelde
elementen en wordt voortdurend bijgewerkt. Zij wordt vertaald in de taal of
talen zoals gevraagd door de lidstaat waar het werktuig in de handel wordt
gebracht of op de markt wordt aangeboden. 3. Indien
voor het werktuig uit hoofde van meer dan één handeling van de Unie een
EU-conformiteitsverklaring vereist is, wordt één EU-conformiteitsverklaring met
betrekking tot al die handelingen van de Unie opgesteld. In die verklaring moet
duidelijk worden aangegeven om welke handelingen het gaat, met vermelding van
de publicatiereferenties. 4. Door de
EU-conformiteitsverklaring op te stellen, neemt de fabrikant de
verantwoordelijkheid voor de conformiteit van het werktuig op zich. ê 2009/23/EG Artikel 8 1. Indien een lidstaat van mening is dat werktuigen die van de in
bijlage II, punten 2, 3 en 4, bedoelde CE-markering van overeenstemming zijn
voorzien niet aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen, hoewel zij op de
juiste wijze zijn geïnstalleerd en worden gebruikt voor het doel waarvoor zij
zijn bestemd, neemt hij alle passende maatregelen om die werktuigen uit de
handel te nemen of het in gebruik nemen en/of in de handel brengen ervan te
verbieden of te beperken. De betrokken lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van elke
daartoe strekkende maatregel onder vermelding van de redenen van zijn besluit,
en geeft daarbij in het bijzonder aan of het gebrek aan overeenstemming het
gevolg is van: a) het niet in acht nemen van de fundamentele
voorschriften van bijlage I, indien de werktuigen niet voldoen aan de in
artikel 6, lid 1, bedoelde geharmoniseerde normen; b) onjuiste toepassing van de in artikel 6, lid 1,
bedoelde geharmoniseerde normen; c) leemten in de in artikel 6, lid 1, bedoelde
geharmoniseerde normen. 2. De Commissie treedt zo spoedig mogelijk in overleg met de betrokken
partijen. Na dit overleg stelt de Commissie de lidstaat die de maatregel heeft
getroffen onmiddellijk in kennis van het resultaat. Indien de Commissie van
oordeel is dat de maatregel gerechtvaardigd is, deelt zij dit onmiddellijk
tevens aan de overige lidstaten mee. Indien de lidstaat de maatregel heeft getroffen op grond van vermeende
leemten in de normen, legt de Commissie de zaak na overleg met de betrokken
partijen binnen twee maanden aan het Comité voor, indien de lidstaat die de
maatregelen heeft getroffen voornemens is deze te handhaven, en leidt zij
vervolgens de in artikel 7 bedoelde procedure in. 3. Indien een werktuig dat niet conform is van de CE-markering van
overeenstemming is voorzien, neemt de bevoegde lidstaat passende maatregelen
tegen degene die de markering heeft aangebracht en stelt hij de Commissie en de
overige lidstaten daarvan in kennis. 4. De Commissie draagt er zorg voor dat de lidstaten van het verloop en
de resultaten van deze procedure op de hoogte worden gehouden. Artikel 10 1. De lidstaten melden de instanties die zij met de in artikel 9
bedoelde procedure hebben belast bij de Commissie en de overige lidstaten aan
en delen mee met welke specifieke taken deze instanties zijn belast en welk
identificatienummer de Commissie hun vooraf heeft toegekend. De Commissie publiceert in het Publicatieblad van de Europese Unie
de lijst van deze instanties met hun nummer en de taken waarvoor zij zijn
aangemeld. Zij zorgt voor de bijwerking van deze lijst. 2. De lidstaten passen voor de aanwijzing van de instanties de in
bijlage V vermelde minimumcriteria toe. Instanties die voldoen aan de in de
desbetreffende geharmoniseerde normen vastgestelde criteria worden geacht aan
de in die bijlage vermelde criteria te voldoen. 3. Een lidstaat die een instantie heeft aangewezen, maakt de aanwijzing
ongedaan indien de instantie niet langer aan de in lid 2 bedoelde
aanwijzingscriteria voldoet. De lidstaat stelt de overige lidstaten en de
Commissie hiervan onverwijld in kennis en trekt de aanmelding in. HOOFDSTUK 3 CE-MARKERING VAN OVEREENSTEMMING EN OPSCHRIFTEN ò nieuw Artikel 15 [artikel R11 van Besluit nr. 768/2008/EG] Algemene beginselen van de CE-markering De CE-markering is
onderworpen aan de algemene beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30
van Verordening (EG) nr. 765/2008. Artikel 16 [artikel R12 van Besluit nr. 768/2008/EG] Voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering en
de opschriften 1. De
CE-markering en de in bijlage III, punt 1 of 2, bedoelde opschriften
worden zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op het werktuig of op het
gegevensplaatje aangebracht. 2. De
CE-markering en/of de opschriften worden aangebracht voordat het werktuig in de
handel wordt gebracht. 3. De
CE-markering wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde
instantie die betrokken is bij de productiecontrolefase. Het
identificatienummer van de aangemelde instantie wordt aangebracht door die
instantie zelf dan wel overeenkomstig haar instructies door de fabrikant of
diens gemachtigde. 4. De
CE-markering en het in lid 3 bedoelde identificatienummer kunnen worden
gevolgd door een pictogram of een ander teken dat een bijzonder risico of
gebruik aanduidt. 5. De
CE-markering en het in lid 3 bedoelde identificatienummer worden gevolgd
door de sticker met de letter M als bedoeld in bijlage III, punt 1.1,
onder b). ê 2009/23/EG Artikel 11 1. Op de werktuigen ten aanzien waarvan de EG-overeenstemming is
vastgesteld, worden de CE-markering van overeenstemming en de vereiste
aanvullende gegevens, als omschreven in bijlage IV, punt 1, duidelijk
zichtbaar, gemakkelijk leesbaar en onuitwisbaar aangebracht. 2. Op alle andere werktuigen worden de in bijlage IV, punt 2, genoemde
opschriften duidelijk zichtbaar, gemakkelijk leesbaar en onuitwisbaar
aangebracht. 3. Op
de werktuigen mogen geen markeringen worden aangebracht die derden kunnen
misleiden omtrent de betekenis of de grafische vorm van de CE-markering van
overeenstemming. Op de werktuigen mogen andere markeringen worden aangebracht
op voorwaarde dat de zichtbaarheid en de leesbaarheid van de CE-markering van
overeenstemming niet worden verminderd. Artikel 12 Onverminderd artikel 8: a) ontstaat, wanneer een lidstaat vaststelt dat de
CE-markering van overeenstemming ten onrechte is aangebracht, voor de fabrikant
of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde de verplichting om onder de
door deze lidstaat gestelde voorwaarden het product in overeenstemming te
brengen met de bepalingen inzake de CE-markering van overeenstemming en aan de
overtreding een einde te maken; b) treft de lidstaat, indien de tekortkoming blijft
bestaan, alle nodige maatregelen om overeenkomstig de procedure van artikel 8
het in de handel brengen van het bewuste product te beperken of te verbieden
dan wel het uit de handel te laten nemen. ê 2009/23/EG
(aangepast) Artikel 17 Ö Beperkend gebruikssymbool Õ Dit Ö Het in
artikel 6, lid 2, vierde alinea bedoelde Õ symbool moet
duidelijk zichtbaar en onuitwisbaar op de inrichtingen zijn aangebracht. ò nieuw HOOFDSTUK 4 AANMELDING VAN
CONFORMITEITSBEOORDELINGSINSTANTIES Artikel 18 [artikel R13 van Besluit nr. 768/2008/EG] Aanmelding De instanties die
bevoegd zijn om conformiteitsbeoordelingstaken van derden uit hoofde van deze
richtlijn te verrichten, worden door de lidstaten bij de Commissie en de andere
lidstaten aangemeld. Artikel 19 [artikel R14 van Besluit nr. 768/2008/EG] Aanmeldende autoriteiten 1. De
lidstaten wijzen een aanmeldende autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de
instelling en uitvoering van de nodige procedures voor de beoordeling en
aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en het toezicht op de
aangemelde instanties, met inbegrip van de naleving van artikel 24. 2. De lidstaten
kunnen de beoordeling en het toezicht als bedoeld in lid 1 overeenkomstig
Verordening (EG) nr. 765/2008 laten uitvoeren door een nationale
accreditatie-instantie, zoals gedefinieerd in die verordening. 3. Wanneer
de aanmeldende autoriteit de beoordeling, de aanmelding of het toezicht als
bedoeld in lid 1 delegeert of op andere wijze toevertrouwt aan een
instantie die geen overheidsinstantie is, moet deze instantie een rechtspersoon
zijn en mutatis mutandis voldoen aan de eisen die zijn vastgesteld in
artikel 20, leden 1 tot en met 6. Bovendien moet deze instantie
maatregelen treffen om de aansprakelijkheid voor haar activiteiten te dekken. 4. De
aanmeldende autoriteit is volledig aansprakelijk voor de taken die de in
lid 3 bedoelde instantie verricht. Artikel 20 [artikel R15 van Besluit nr. 768/2008/EG] Eisen voor aanmeldende autoriteiten 1. Een
aanmeldende autoriteit is zodanig opgericht dat zich geen belangenconflicten
met conformiteitsbeoordelingsinstanties voordoen. 2. Een
aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd en functioneert zodanig dat de
objectiviteit en onpartijdigheid van haar activiteiten gewaarborgd zijn. 3. Een
aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd dat elk besluit in verband met
de aanmelding van een conformiteitsbeoordelingsinstantie wordt genomen door
bekwame personen die niet de beoordeling hebben verricht. 4. Een
aanmeldende autoriteit verricht geen activiteiten die worden uitgevoerd door
conformiteitsbeoordelingsinstanties en verleent geen adviesdiensten op
commerciële basis of in concurrentie en biedt evenmin aan dergelijke
activiteiten te verrichten of dergelijke adviezen te verlenen. 5. Een
aanmeldende autoriteit waarborgt dat de verkregen informatie vertrouwelijk
wordt behandeld. 6. Een
aanmeldende autoriteit beschikt over een voldoende aantal bekwame
personeelsleden om haar taken naar behoren uit te voeren. Artikel 21 [artikel R16 van Besluit nr. 768/2008/EG] Informatieverplichting voor aanmeldende autoriteiten De lidstaten brengen
de Commissie op de hoogte van hun procedures voor de beoordeling en aanmelding
van conformiteitsbeoordelingsinstanties en voor het toezicht op aangemelde
instanties, en van alle wijzigingen daarin. De Commissie maakt
deze informatie openbaar. Artikel 22 [artikel R17 van Besluit nr. 768/2008/EG] Eisen in verband met aangemelde instanties 1. Om te
kunnen worden aangemeld moeten conformiteitsbeoordelingsinstanties aan de eisen
in de leden 2 tot en met 11 voldoen. 2. Een
conformiteitsbeoordelingsinstantie is naar nationaal recht opgericht en heeft
rechtspersoonlijkheid. 3. Een
conformiteitsbeoordelingsinstantie is een derde partij die onafhankelijk is van
de door haar beoordeelde organisaties of werktuigen. Een instantie die
lid is van een organisatie van ondernemers en/of van een vakorganisatie die
ondernemingen vertegenwoordigt die betrokken zijn bij het ontwerp, de
vervaardiging, de levering, de montage, het gebruik of het onderhoud van de
door haar beoordeelde werktuigen, kan als een dergelijke instantie worden
beschouwd op voorwaarde dat haar onafhankelijkheid en de afwezigheid van
belangenconflicten aangetoond worden. 4. Een
conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het
personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet de
ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of
onderhouder van de door hen beoordeelde werktuigen, noch de gemachtigde van een
van deze partijen. Dit belet echter niet het gebruik van beoordeelde werktuigen
die nodig zijn voor de activiteiten van de conformiteitsbeoordelingsinstantie
of het gebruik van de werktuigen voor persoonlijke doeleinden. Een
conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het
personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet
rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken bij
het ontwerpen, vervaardigen of bouwen, verhandelen, installeren, gebruiken of
onderhouden van deze werktuigen. Zij oefenen geen activiteiten uit die hun
onafhankelijk oordeel of hun integriteit met betrekking tot
conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor zij zijn aangemeld in het
gedrang kunnen brengen. Dit geldt met name voor adviesdiensten. Conformiteitsbeoordelingsinstanties
zorgen ervoor dat de activiteiten van hun dochterondernemingen of
onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit of
onpartijdigheid van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten. 5. Conformiteitsbeoordelingsinstanties
en hun personeel voeren de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit met de
grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid
op het specifieke gebied en zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met
name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun
conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, inzonderheid van
personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze
activiteiten. 6. Een
conformiteitsbeoordelingsinstantie is in staat alle conformiteitsbeoordelingstaken
te verrichten die in artikel 13 aan haar zijn toegewezen en waarvoor zij
is aangemeld, ongeacht of deze taken door de conformiteitsbeoordelingsinstantie
zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht. De conformiteitsbeoordelingsinstantie
beschikt te allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor
elke soort of elke categorie werktuigen waarvoor zij is aangemeld over: a) het benodigde
personeel met technische kennis en voldoende passende ervaring om de
conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten; b) beschrijvingen
van de procedures voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling, waarbij
de transparantie en de mogelijkheid tot reproductie van deze procedures worden
gewaarborgd. Zij beschikt over een gepast beleid en geschikte procedures om een
onderscheid te maken tussen taken die zij als aangemelde instantie verricht en
andere activiteiten; c) procedures voor
de uitoefening van haar activiteiten die naar behoren rekening houden met de
omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de
relatieve complexiteit van de producttechnologie in kwestie en het massa- of
seriële karakter van het productieproces. Zij beschikt over de
middelen die nodig zijn om de technische en administratieve taken in verband
met de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten op passende wijze uit te voeren en
heeft toegang tot alle vereiste apparatuur en faciliteiten. 7. Het voor
de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verantwoordelijke
personeel beschikt over: a) een gedegen
technische en beroepsopleiding die alle relevante
conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat waarvoor de
conformiteitsbeoordelingsinstantie is aangemeld; b) een
bevredigende kennis van de eisen inzake de beoordelingen die het verricht en
voldoende bevoegdheden om deze beoordelingen uit te voeren; c) voldoende
kennis over en inzicht in de essentiële eisen in bijlage I, de
toepasselijke geharmoniseerde normen en de relevante bepalingen van de
harmonisatiewetgeving van de Unie en van de nationale wetgeving; d) de bekwaamheid
om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de
beoordelingen zijn verricht. 8. De
onpartijdigheid van de conformiteitsbeoordelingsinstanties, hun hoogste
leidinggevenden en het beoordelingspersoneel moet worden gewaarborgd. De beloning van de
hoogste leidinggevenden en het beoordelingspersoneel van een
conformiteitsbeoordelingsinstantie hangt niet af van het aantal uitgevoerde
beoordelingen of van de resultaten daarvan. 9. Conformiteitsbeoordelingsinstanties
sluiten een aansprakelijkheidsverzekering af, tenzij de wettelijke
aansprakelijkheid op basis van het nationale recht door de staat wordt gedekt
of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling. 10. Het
personeel van een conformiteitsbeoordelingsinstantie is gebonden aan het
beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennisneemt bij de
uitoefening van haar taken uit hoofde van artikel 13 of bepalingen van
nationaal recht die daaraan uitvoering geven, behalve ten opzichte van de
bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de werkzaamheden plaatsvinden. De
eigendomsrechten worden beschermd. 11. Conformiteitsbeoordelingsinstanties
nemen deel aan, of zorgen ervoor dat hun beoordelingspersoneel op de hoogte is
van de desbetreffende normalisatieactiviteiten en de activiteiten van de
coördinatiegroep van aangemelde instanties die is opgericht uit hoofde van de
desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Unie, en hanteren de door die groep
genomen administratieve beslissingen en geproduceerde documenten als algemene
richtsnoeren. Artikel 23 [artikel R18 van Besluit nr. 768/2008/EG] Vermoeden van conformiteit Wanneer een
conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria in
de ter zake doende geharmoniseerde normen of delen ervan, waarvan de
referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn
bekendgemaakt, wordt zij geacht aan de eisen in artikel 22 te voldoen, op
voorwaarde dat de van toepassing zijnde geharmoniseerde normen deze eisen
dekken. Artikel 24 [artikel R20 van Besluit nr. 768/2008/EG] Dochterondernemingen en uitbesteding door aangemelde instanties 1. Wanneer
de aangemelde instantie specifieke taken in verband met de
conformiteitsbeoordeling uitbesteedt of door een dochteronderneming laat
uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of dochteronderneming aan de
eisen in artikel 22 voldoet, en brengt zij de aanmeldende autoriteit hiervan op
de hoogte. 2. Aangemelde
instanties nemen de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die
worden verricht door onderaannemers of dochterondernemingen, ongeacht waar deze
gevestigd zijn 3. Activiteiten
mogen uitsluitend met instemming van de klant worden uitbesteed of door een
dochteronderneming worden uitgevoerd. 4. Aangemelde
instanties houden alle relevante documenten over de beoordeling van de
kwalificaties van de onderaannemer of de dochteronderneming en over de door de
onderaannemer of dochteronderneming uit hoofde van artikel 13 uitgevoerde
werkzaamheden ter beschikking van de aanmeldende autoriteit. Artikel 25 [artikel R22 van Besluit nr. 768/2008/EG] Verzoek om aanmelding 1. Een
conformiteitsbeoordelingsinstantie dient een verzoek om aanmelding in bij de
aanmeldende autoriteit van de lidstaat waar zij gevestigd is. 2. Het
verzoek gaat vergezeld van een beschrijving van de
conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsmodule(s) en
het werktuig of de werktuigen waarvoor de instantie verklaart bekwaam te zijn
en, indien dit bestaat, van een accreditatiecertificaat dat is afgegeven door
een nationale accreditatie-instantie, waarin wordt verklaard dat de
conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de eisen in artikel 22. 3. Wanneer
de betrokken conformiteitsbeoordelingsinstantie geen accreditatiecertificaat
kan overleggen, verschaft zij de aanmeldende autoriteit alle bewijsstukken die
nodig zijn om haar conformiteit met de eisen in artikel 22 te verifiëren
en te erkennen en daar geregeld toezicht op te houden. Artikel 26 [artikel R23 van Besluit nr. 768/2008/EG] Aanmeldingsprocedure 1. Aanmeldende
autoriteiten mogen uitsluitend conformiteitsbeoordelingsinstanties aanmelden
die aan de eisen in artikel 22 hebben voldaan. 2. Zij
verrichten de aanmelding bij de Commissie en de andere lidstaten door middel
van het door de Commissie ontwikkelde en beheerde elektronische
aanmeldingssysteem. 3. Bij de
aanmelding worden de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsmodule(s),
het werktuig of de werktuigen en de bekwaamheidsattestatie uitvoerig
beschreven. 4. Wanneer
een aanmelding niet gebaseerd is op een accreditatiecertificaat als bedoeld in
artikel 25, lid 2, verschaft de aanmeldende autoriteit de Commissie
en de andere lidstaten de bewijsstukken waaruit de bekwaamheid van de
conformiteitsbeoordelingsinstantie blijkt, evenals de regeling die waarborgt
dat de instantie regelmatig wordt gecontroleerd en zal blijven voldoen aan de
eisen van artikel 22. 5. De
betrokken instantie mag de activiteiten van een aangemelde instantie alleen
verrichten als de Commissie en de andere lidstaten binnen twee weken na een
aanmelding indien een accreditatiecertificaat wordt gebruikt en binnen twee
maanden na een aanmelding indien geen accreditatiecertificaat wordt gebruikt,
geen bezwaren hebben ingediend. Alleen een
dergelijke instantie wordt voor de toepassing van deze richtlijn als aangemelde
instantie beschouwd. 6. De
Commissie en de andere lidstaten worden in kennis gesteld van alle relevante
latere wijzigingen in de aanmelding. Artikel 27 [artikel R24 van Besluit nr. 768/2008/EG] Identificatienummers en lijsten van aangemelde instanties 1. De
Commissie kent aan aangemelde instanties een identificatienummer toe. Zij kent per
instantie slechts één nummer toe, ook als de instantie uit hoofde van diverse handelingen
van de Unie is aangemeld. 2. De
Commissie maakt de lijst van uit hoofde van deze richtlijn aangemelde
instanties openbaar, onder vermelding van de toegekende identificatienummers en
de activiteiten waarvoor zij zijn aangemeld. De Commissie zorgt
voor de bijwerking van deze lijst. Artikel 28 [artikel R25 van Besluit nr. 768/2008/EG] Wijzigingen van de aanmelding 1. Wanneer
een aanmeldende autoriteit heeft geconstateerd of vernomen dat een aangemelde
instantie niet meer aan de eisen in artikel 22 voldoet of haar verplichtingen
niet nakomt, wordt de aanmelding door de aanmeldende autoriteit beperkt,
geschorst of ingetrokken, afhankelijk van de ernst van het niet-voldoen aan die
eisen of het niet-nakomen van die verplichtingen. Zij brengt de Commissie en de
andere lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte. 2. Wanneer
de aanmelding wordt beperkt, geschorst of ingetrokken, of de aangemelde
instantie haar activiteiten heeft gestaakt, doet de aanmeldende lidstaat het
nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die instantie hetzij door een
andere aangemelde instantie worden behandeld, hetzij aan de verantwoordelijke
aanmeldende autoriteiten en markttoezichtautoriteiten op hun verzoek ter
beschikking kunnen worden gesteld. Artikel 29 [artikel R26 van Besluit nr. 768/2008/EG] Betwisting van de bekwaamheid van aangemelde instanties 1. De
Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij twijfelt of in kennis wordt
gesteld van twijfels over de bekwaamheid van een aangemelde instantie of over
de vraag of een aangemelde instantie nog aan de eisen voldoet en haar
verantwoordelijkheden nakomt. 2. De
aanmeldende lidstaat verstrekt de Commissie op verzoek alle informatie over de
grondslag van de aanmelding of het op peil houden van de bekwaamheid van de
betrokken instantie. 3. Alle
gevoelige informatie die de Commissie in het kader van haar onderzoek ontvangt,
wordt door haar vertrouwelijk behandeld. 4. Wanneer
de Commissie vaststelt dat een aangemelde instantie niet of niet meer aan de
aanmeldingseisen voldoet, brengt zij de aanmeldende lidstaat daarvan op de
hoogte en verzoekt zij deze lidstaat de nodige corrigerende maatregelen te
nemen, en zo nodig de aanmelding in te trekken. Artikel 30 [artikel R27 van Besluit nr. 768/2008/EG] Operationele verplichtingen van aangemelde instanties 1. Aangemelde
instanties voeren conformiteitsbeoordelingen uit volgens de conformiteitsbeoordelingsprocedures
in bijlage II. 2. De
conformiteitsbeoordelingen worden op evenredige wijze uitgevoerd, waarbij
voorkomen wordt de marktdeelnemers onnodig te belasten. De
conformiteitsbeoordelingsinstantie houdt bij de uitoefening van haar
activiteiten naar behoren rekening met de omvang van een onderneming, de sector
waarin zij actief is, haar structuur, de relatieve technologische complexiteit
van de werktuigen en het massa- of seriële karakter van het productieproces. Hierbij eerbiedigt
zij echter de striktheid en het beschermingsniveau die nodig zijn opdat het
werktuig voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn. 3. Wanneer
een aangemelde instantie vaststelt dat een fabrikant niet heeft voldaan aan de
essentiële eisen in bijlage I of aan de overeenkomstige geharmoniseerde
normen of technische specificaties, verlangt zij van die fabrikant dat hij
passende corrigerende maatregelen neemt en verleent zij geen
conformiteitscertificaat. 4. Wanneer
een aangemelde instantie bij het toezicht op de conformiteit na verlening van
een certificaat vaststelt dat een werktuig niet meer conform is, verlangt zij
van de fabrikant dat hij passende corrigerende maatregelen neemt; zo nodig
schorst zij het certificaat of trekt zij dit in. 5. Wanneer
geen corrigerende maatregelen worden genomen of de genomen maatregelen niet het
vereiste effect hebben, worden de certificaten door de aangemelde instantie
naargelang het geval beperkt, geschorst of ingetrokken. Artikel 31 Beroep tegen besluiten van aangemelde
instanties De lidstaten
voorzien in een beroepsprocedure tegen besluiten van de aangemelde instanties. Artikel 32 [artikel R28 van Besluit nr. 768/2008/EG] Informatieverplichting voor aangemelde instanties 1. Aangemelde
instanties brengen de aanmeldende autoriteit op de hoogte van: a) elke weigering,
beperking, schorsing of intrekking van certificaten; b) omstandigheden die
van invloed zijn op de werkingssfeer van en de voorwaarden voor aanmelding; c) informatieverzoeken
over conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die zij van
markttoezichtautoriteiten ontvangen; d) op verzoek, de
binnen de werkingssfeer van hun aanmelding verrichte
conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder
grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding. 2. Aangemelde
instanties verstrekken de andere uit hoofde van deze richtlijn aangemelde
instanties die soortgelijke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor dezelfde
werktuigen verrichten, relevante informatie over negatieve
conformiteitsbeoordelingsresultaten, en op verzoek ook over positieve
conformiteitsbeoordelingsresultaten. Artikel 33 [artikel R29 van Besluit nr. 768/2008/EG] Uitwisseling van ervaringen De Commissie
voorziet in de organisatie van de uitwisseling van ervaringen tussen de
nationale autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het
aanmeldingsbeleid. Artikel 34 [artikel R30 van Besluit nr. 768/2008/EG] Coördinatie van aangemelde instanties De Commissie zorgt
voor passende coördinatie en samenwerking tussen instanties die zijn aangemeld
uit hoofde van deze richtlijn in de vorm van een of meer sectorale of
sectoroverschrijdende groepen van aangemelde instanties. De lidstaten zorgen
ervoor dat de door hen aangemelde instanties rechtstreeks of via aangestelde vertegenwoordigers
aan de werkzaamheden van die groep(en) deelnemen. HOOFDSTUK 5 MARKTTOEZICHT IN
DE UNIE, CONTROLE VAN WERKTUIGEN DIE DE MARKT VAN DE UNIE BINNENKOMEN EN
VRIJWARINGSPROCEDURES Artikel 35 Markttoezicht in de Unie en controle van
werktuigen die de markt van de Unie binnenkomen Artikel 15,
lid 3, en de artikelen 16 tot en met 29 van Verordening (EG) nr. 765/2008
zijn van toepassing op werktuigen. Artikel 36 [artikel R31 van Besluit nr. 768/2008/EG] Procedure voor werktuigen die op nationaal niveau een risico vertonen 1. Wanneer
de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat maatregelen hebben genomen
krachtens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 765/2008 of voldoende
redenen hebben om aan te nemen dat een onder deze richtlijn vallend werktuig
een risico voor de onder deze richtlijn vallende aspecten van de bescherming
van algemene belangen vormt, voeren zij een beoordeling van het werktuig uit in
het licht van alle in deze richtlijn vastgestelde eisen. De desbetreffende
marktdeelnemers werken op elke vereiste wijze met de markttoezichtautoriteiten
samen. Wanneer de
markttoezichtautoriteiten bij deze beoordeling vaststellen dat het werktuig
niet aan de eisen van deze richtlijn voldoet, verlangen zij onverwijld van de
betrokken marktdeelnemer dat hij passende corrigerende maatregelen neemt om het
werktuig met deze eisen conform te maken of binnen een door hen vast te stellen
redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, uit de handel
te nemen of terug te roepen. De markttoezichtautoriteiten
brengen de desbetreffende aangemelde instantie hiervan op de hoogte. Artikel 21 van
Verordening (EG) nr. 765/2008 is van toepassing op de in de tweede alinea
genoemde maatregelen. 2. Wanneer
de markttoezichtautoriteiten van mening zijn dat de niet-conformiteit niet tot
hun nationale grondgebied beperkt is, brengen zij de Commissie en de andere
lidstaten op de hoogte van de resultaten van de beoordeling en van de
maatregelen die zij van de marktdeelnemer hebben verlangd. 3. De
marktdeelnemer zorgt ervoor dat alle passende corrigerende maatregelen worden
toegepast op alle betrokken werktuigen die hij in de Unie op de markt heeft
aangeboden. 4. Wanneer
de desbetreffende marktdeelnemer niet binnen de in lid 1, tweede alinea,
bedoelde termijn doeltreffende corrigerende maatregelen neemt, nemen de
markttoezichtautoriteiten alle passende voorlopige maatregelen om het op hun
nationale markt aanbieden van het werktuig te verbieden of te beperken, dan wel
het werktuig in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te
roepen. De
markttoezichtautoriteiten brengen de Commissie en de andere lidstaten
onverwijld van deze maatregelen op de hoogte. 5. De in
lid 4 bedoelde informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de
gegevens die nodig zijn om het niet-conforme werktuig te identificeren en om de
oorsprong van het werktuig, de aard van de beweerde niet-conformiteit en van
het risico, en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen,
evenals de argumenten die worden aangevoerd door de desbetreffende
marktdeelnemer. De markttoezichtautoriteiten vermelden met name of de
niet-conformiteit een van de volgende redenen heeft: a) het werktuig
voldoet niet aan de in deze richtlijn vastgestelde eisen ten aanzien van de
aspecten van de bescherming van algemene belangen; b) tekortkomingen
in de geharmoniseerde normen waarnaar in artikel 12 wordt verwezen als
normen die een vermoeden van conformiteit vestigen. 6. De andere
lidstaten dan die welke de procedure in gang heeft gezet, brengen de Commissie
en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van door hen genomen maatregelen
en van aanvullende informatie over de niet-conformiteit van het werktuig
waarover zij beschikken, en van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met
de aangemelde nationale maatregel. 7. Indien
binnen twee maanden na de ontvangst van de in lid 4 bedoelde informatie
geen bezwaar tegen een voorlopige maatregel van een lidstaat is ingebracht door
een lidstaat of de Commissie, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te
zijn. 8. De
lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van het betrokken werktuig onmiddellijk
de passende beperkende maatregelen worden genomen. Artikel 37 [artikel R32 van Besluit nr. 768/2008/EG] Vrijwaringsprocedure van de Unie 1. Wanneer
na voltooiing van de procedure in artikel 36, leden 3 en 4, bezwaren tegen
een maatregel van een lidstaat worden ingebracht of de Commissie van mening is
dat de nationale maatregel in strijd is met de wetgeving van de Unie, treedt de
Commissie onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken
marktdeelnemer(s) en voert zij een evaluatie van de nationale maatregel uit.
Aan de hand van die evaluatie besluit de Commissie of de nationale maatregel al
dan niet gerechtvaardigd is. De Commissie richt
haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken
marktdeelnemer(s) er onmiddellijk van op de hoogte. 2. Indien de
nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht, nemen alle lidstaten de
nodige maatregelen om het niet-conforme werktuig uit de handel te nemen, en zij
stellen de Commissie daarvan in kennis. Indien de nationale maatregel niet
gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de betrokken lidstaat de maatregel in. 3. Indien de
nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en de niet-conformiteit van
het werktuig wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de geharmoniseerde
normen als bedoeld in artikel 36, lid 5, onder b), van deze
richtlijn, past de Commissie de procedure toe van artikel 8 van
Verordening (EU) nr. [...] [betreffende Europese normalisatie]. Artikel 38 [artikel R33 van Besluit nr. 768/2008/EG] Conforme werktuigen die toch een risico meebrengen 1. Wanneer
een lidstaat na uitvoering van een beoordeling overeenkomstig artikel 36,
lid 1, vaststelt dat een werktuig dat conform is met deze richtlijn toch
een risico voor aspecten van de bescherming van algemene belangen meebrengt,
verlangt deze lidstaat van de desbetreffende marktdeelnemer dat hij alle
passende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat het werktuig dat risico niet
meer meebrengt wanneer het in de handel wordt gebracht, of om het werktuig
binnen een door de lidstaat vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is
met de aard van het risico, uit de handel te nemen of terug te roepen. 2. De marktdeelnemer
zorgt ervoor dat de door hem genomen corrigerende maatregelen worden toegepast
op alle betrokken werktuigen die hij in de Unie op de markt heeft aangeboden. 3. De
lidstaat brengt de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk op de hoogte.
Die informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die
nodig zijn om het werktuig te identificeren en om de oorsprong en de
toeleveringsketen van het werktuig, de aard van het risico en de aard en de
duur van de nationale maatregelen vast te stellen. 4. De
Commissie treedt onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken
marktdeelnemer(s) en beoordeelt de nationale maatregelen die zijn genomen. Aan
de hand van die beoordeling besluit de Commissie of de maatregel al dan niet
gerechtvaardigd is, en stelt zij zo nodig passende maatregelen voor. 5. De
Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de
betrokken marktdeelnemer(s) er onmiddellijk van op de hoogte. Artikel 39 [artikel R34 van Besluit nr. 768/2008/EG] Formele niet-conformiteit 1. Onverminderd
artikel 36 verlangt een lidstaat, wanneer hij een van de volgende feiten
vaststelt, van de betrokken marktdeelnemer dat deze een einde maakt aan de
niet-conformiteit: a) de CE-markering
en/of de in bijlage III bedoelde opschriften zijn in strijd met
artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008 of artikel 16 van
deze richtlijn aangebracht; b) de CE-markering
en/of de in bijlage III bedoelde opschriften zijn niet aangebracht; c) de
EU-conformiteitsverklaring is niet opgesteld; d) de
EU-conformiteitsverklaring is niet correct opgesteld; e) technische
documentatie is niet beschikbaar of onvolledig. 2. Wanneer
de in lid 1 bedoelde niet-conformiteit voortduurt, neemt de betrokken
lidstaat alle passende maatregelen om het op de markt aanbieden van het
werktuig te beperken of te verbieden, of het werktuig terug te roepen of uit de
handel te nemen. ê 2009/23/EG
(aangepast) HOOFDSTUK 46 ÖOVERGANGS- EN Õ SLOTBEPALINGEN ê 2009/23/EG Artikel 15 In elk besluit dat overeenkomstig deze richtlijn wordt genomen en dat
resulteert in beperkingen met betrekking tot het in gebruik nemen van een
werktuig, moeten nauwkeurig de redenen worden vermeld waarop het besluit berust. Een dergelijk besluit wordt onverwijld ter kennis van de betrokken
partij gebracht, die tegelijkertijd op de hoogte moet worden gebracht van de in
de betrokken lidstaat openstaande rechtsmiddelen en van de termijn die voor de
aanwending van die rechtsmiddelen geldt. ò nieuw Artikel 40 Sancties De lidstaten stellen
regels vast voor sancties op overtredingen van de ingevolge deze richtlijn
vastgestelde nationale bepalingen en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te
zorgen dat zij worden toegepast. De vastgestelde sancties
moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten delen
deze bepalingen uiterlijk op [de in artikel 42, lid 1, tweede alinea,
bedoelde datum] aan de Commissie mede en stellen haar onverwijld in kennis van
eventuele latere wijzigingen. Artikel 41 Overgangsbepalingen De lidstaten
belemmeren niet dat werktuigen die onder Richtlijn 2009/23/EG vallen en in
overeenstemming met die richtlijn zijn, op de markt worden aangeboden en/of in
gebruik worden genomen, wanneer die werktuigen vóór [de in artikel 42,
lid 1, tweede alinea, bedoelde datum] in de handel zijn gebracht. Uit hoofde van
Richtlijn 2009/23/EG verstrekte conformiteitscertificaten blijven uit
hoofde van deze richtlijn geldig tot [de in artikel 42, lid 1, tweede
alinea, bedoelde datum], tenzij zij voor die datum vervallen. ê Artikel 42 Omzetting 1. De lidstaten dienen uiterlijk op
[datum invullen: twee jaar na vaststelling] de nodige wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan
artikel 2, punten 3 tot en met 19, de artikelen 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12,
13, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33,
34, 35, 36, 37, 38, 39, 40 en 41 en bijlage II te voldoen. Zij delen de
Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave
van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. Zij passen die bepalingen toe vanaf [de dag na
de in de eerste alinea vastgestelde datum]. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen,
wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze
richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in
bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze
richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige
richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering
van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten. ê 2009/23/EG Artikel 16 2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste
bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende
gebied vaststellen. ê 2009/23/EG
(aangepast) Artikel 1743 Ö Intrekking Õ Richtlijn 90/384/EG
2009/23/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage VII, deel
A, genoemde richtlijn, wordt Ö met ingang van
de in artikel 42, lid 1, tweede alinea, genoemde datum Õ ingetrokken, onverminderd
de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VII,
deel B, bij Richtlijn 2009/23/EG
genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de
aldaar genoemde richtlijnen. ê 2009/23/EG Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn
gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens
de concordantietabel in bijlage VIIIIV. ê 2009/23/EG
(aangepast) Artikel 1844 Ö Inwerkingtreding Õ Deze richtlijn treedt in werking op de
twintigste dag volgende op na die van haar
de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese
Unie. Artikel 1, artikel 2, punten 1 en 2,
de artikelen 3, 4, 5 en 17 en de bijlagen I en III zijn van toepassing met ingang
van [de in artikel 42, lid 1, tweede alinea, genoemde datum]. ê 2009/23/EG Artikel 1945 Deze richtlijn
is gericht tot de lidstaten. Gedaan te […], Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De
voorzitter De voorzitter ê 2009/23/EG
(aangepast) BIJLAGE I FUNDAMENTELE VOORSCHRIFTEN ESSENTIËLE EISEN De gebruikte terminologie is overgenomen van
de Internationale Organisatie voor Wettelijke Metrologie. Inleidende opmerking Bevat het werktuig meerdere aanwijs- of
afdrukinrichtingen die worden gebruikt voor de in artikel 1, lid 2,
onder a) tot en met f), genoemde
toepassingen of is het op meerdere dergelijke inrichtingen aangesloten, dan
zijn de fundamentele voorschriften essentiële eisen niet van toepassing op de
inrichtingen die de weegresultaten weergeven en die niet van invloed kunnen
zijn op de juiste werking van het werktuig, indien de weegresultaten juist en
onuitwisbaar worden afgedrukt of geregistreerd door een deel van het werktuig
dat voldoet aan de fundamentele voorschriften
essentiële eisen en indien zij
toegankelijk zijn voor beide bij de weging betrokken partijen. Voor werktuigen
die gebruikt worden voor de rechtstreekse verkoop aan het publiek, dienen
echter de aanwijs- en afdrukinrichtingen voor de verkoper en de klant aan de fundamentele voorschriften essentiële eisen te voldoen. METROLOGISCHE EISEN 1. Eenheden van massa De gebruikte eenheden van massa zijn de
wettelijke eenheden in de zin van Richtlijn 80/181/EEG van de Raad van 20 december 1979 inzake de onderlinge aanpassing
van de wetgevingen der lidstaten op het gebied van de meeteenheden[16]. Op deze voorwaarde zijn de volgende eenheden
toegestaan: a) - SI-eenheden: kilogram,
microgram, milligram, gram, ton; b) - Britse eenheid: troy ounce
voor het wegen van edele metalen; (c) - andere eenheid:
metriekkaraat voor het wegen van edelstenen. Voor werktuigen die gebruikmaken van de
hierboven bedoelde Britse eenheid van massa, worden de hieronder omschreven
relevante fundamentele voorschriften essentiële eisen door middel van eenvoudige
interpolatie omgezet in die eenheid. 2. Nauwkeurigheidsklassen 2.1. De nauwkeurigheidsklassen zijn als volgt
ingedeeld: a) I: speciaal, b) II: fijn, c) III: gewoon, d) IIII: grof. In tabel 1 zijn deze klassen nader
omschreven. Tabel 1 Nauwkeurigheidsklassen Klasse || IJkeenheid (e) || Minimaal weegvermogen (Min) || Aantal ijkeenheden n = ((Max)/(e)) || || || minimumwaarde || minimumwaarde || maximumwaarde I || 0,001 || g ≤ e || 100 e || 50 000 || — II || 0,001 || g ≤ e ≤ 0,05 g || 20 e || 100 || 100 000 0,1 || g ≤ e || 50 e || 5 000 || 100 000 III || 0,1 || g ≤ e ≤ 2 g || 20 e || 100 || 10 000 5 || g ≤ e || 20 e || 500 || 10 000 IIII || 5 || g ≤ e || 10 e || 100 || 1 000 Voor werktuigen van de klassen II en III die
dienen om een vervoertarief vast te stellen wordt het minimale weegvermogen
verlaagd tot 5 e. 2.2. Afleeseenheden 2.2.1. De werkelijke afleeseenheid (d) en de
ijkeenheid (e) moeten in de volgende vorm worden uitgedrukt: 1 × 10k, 2 × 10k of 5 ×
10k massa-eenheden, waarbij k een geheel getal of nul is. 2.2.2. Voor alle andere werktuigen dan die met
hulpaanwijsinrichtingen is d gelijk aan e. 2.2.3. Voor werktuigen met
hulpaanwijsinrichtingen gelden de volgende voorwaarden: e = 1 × 10k g; d < e ≤ 10 d. behalve voor Ö Deze
voorwaarden zijn niet van toepassing op Õ werktuigen van
klasse I met d < 10-4 g, waarvoor e = 10-3 g. 3. Indeling 3.1. Werktuigen met één weegbereik Werktuigen met een hulpaanwijsinrichting
moeten tot klasse I of klasse II behoren. Bij deze werktuigen worden de
ondergrenzen van het minimale weegvermogen voor deze beide klassen verkregen
door in kolom 3 van tabel 1 de ijkeenheid (e) te vervangen door de werkelijke
afleeseenheid (d). Indien d < 10-4 g mag het
maximale weegvermogen van klasse I minder bedragen dan 50 000 e. 3.2. Werktuigen met meerdere weegbereiken Meerdere weegbereiken zijn toegestaan, mits
zij duidelijk op het werktuig staan aangegeven. Elk afzonderlijk weegbereik
wordt ingedeeld overeenkomstig punt 3.1. Indien de weegbereiken in
verschillende nauwkeurigheidsklassen vallen, moet het werktuig voldoen aan de
strengste eisen die gelden voor de nauwkeurigheidsklassen waarin de
weegbereiken vallen. 3.3. Werktuigen met meer eenheden 3.3.1. Werktuigen met één weegbereik kunnen
verschillende partiële weegbereiken hebben (werktuigen met meer eenheden). Werktuigen met meer eenheden mogen niet zijn
voorzien van een hulpaanwijsinrichting. 3.3.2. Elk partiële weegbereik (i) van
werktuigen met meer eenheden wordt bepaald door: — zijn ijkeenheid ei, || waarbij e(i + 1) > ei — zijn maximaal weegvermogen Maxi, || waarbij Maxr = Max — zijn minimaal weegvermogen Mini, || waarbij Mini = Max (i – 1) en Min1 = Min waarin: i || = || 1, 2, … r, i || = || nummer van het partiële weegbereik, r || = || totale aantal partiële weegbereiken. Alle weegvermogens zijn
nettobelastingvermogens, ongeacht de waarde van de gebruikte tarra. 3.3.3. De partiële weegbereiken worden
ingedeeld overeenkomstig tabel 2. Alle partiële weegbereiken vallen in
dezelfde nauwkeurigheidsklasse, die tevens de nauwkeurigheidsklasse van het
werktuig is. Tabel 2 Werktuigen met meer eenheden i = 1, 2, … r, i = nummer van het partiële weegbereik, r = totale aantal partiële weegbereiken. Klasse || IJkeenheid (e) || Minimaal weegvermogen (Min) || Aantal ijkeenheden || || || Minimumwaarde || Minimumwaarde[17] n = ((Maxi)/(e(i+1))) || Maximumwaarde n = ((Maxi)/(ei)) I || 0,001 || g ≤ ei || 100 e1 || 50 000 || — II || 0,001 || g ≤ ei ≤ 0,05 g || 20 e1 || 5 000 || 100 000 0,1 || g ≤ ei || 50 e1 || 5 000 || 100 000 III || 0,1 || g ≤ ei || 20 e1 || 500 || 10 000 IIII || 5 || g ≤ ei || 10 e1 || 50 || 1 000 4. Nauwkeurigheid 4.1. Bij de toepassing van de in artikel 913
genoemde procedures mag de fout op de aanwijzing niet groter zijn dan de
maximaal toelaatbare fout op de aanwijzing vermeld in tabel 3. Bij de
digitale aanwijzing wordt de fout op de aanwijzing van de afrondingsfout
ontdaan. De maximaal toelaatbare fouten zijn van
toepassing op de netto- en tarrawaarde bij alle mogelijke belastingen, met
uitzondering van vooraf ingestelde tarrawaarden. Tabel 3 Maximaal toelaatbare fouten Belasting || Maximaal toelaatbare fout Klasse I || Klasse II || Klasse III || Klasse IIII 0 ≤ m ≤ 50 000 e || 0 ≤ m ≤ 5 000 e || 0 ≤ m ≤ 500 e || 0 ≤ m ≤ 50 e || ±0,5 e 50 000 e < m ≤ 200 000 e || 5 000 e < m ≤ 20 000 e || 500 e < m ≤ 2 000 e || 50 e < m ≤ 200 e || ±1,0 e 200 000 e < m || 20 000 e < m ≤ 100 000 e || 2 000 e < m ≤ 10 000 e || 200 e < m ≤ 1 000 e || ±1,5 e 4.2. De maximaal toelaatbare fouten bij het
gebruik bedragen tweemaal de in punt 4.1 vastgestelde maximaal toelaatbare
fouten. 5. De weegresultaten van een werktuig moeten
door de andere gebruikte aanwijsinrichtingen en volgende andere toegepaste
evenwichtsinstellingsmethoden herhaald en gereproduceerd worden. De weegresultaten moeten voldoende ongevoelig
zijn voor veranderingen in de plaats van de last op de lastdrager. 6. Het werktuig moet reageren op kleine
variaties van de belasting. 7. Beïnvloedingsgrootheden en tijd 7.1. Werktuigen van de klassen II, III en
IIII, die in aanmerking komen in schuine stand te worden gebruikt, moeten
voldoende ongevoelig zijn voor scheefstelling die zich bij normaal gebruik kan
voordoen. 7.2. De werktuigen moeten voldoen aan de metrologische
eisen binnen het temperatuurbereik dat door de fabrikant wordt aangegeven. De
waarde van dit bereik is ten minste gelijk aan: a) - 5 °C voor een werktuig
van klasse I,; b) - 15 °C voor een werktuig
van klasse II,; c) - 30 °C voor een werktuig
van klasse III of IIII. Indien een specificatie van de fabrikant
ontbreekt is een temperatuurbereik van – 10 °C tot + 40 °C
van toepassing. 7.3. Werktuigen die op netstroom functioneren
moeten voldoen aan de metrologische eisen onder stroomvoorzieningsomstandigheden
binnen de normaal optredende variaties. Werktuigen met batterijvoeding moeten steeds
aangeven wanneer de spanning beneden de vereiste minimumwaarde daalt en moeten
onder die omstandigheden correct blijven functioneren of automatisch worden
uitgeschakeld. 7.4. Elektronische werktuigen, met
uitzondering van die van klasse I en van klasse II waarvoor e minder dan 1 g
bedraagt, moeten aan de metrologische eisen voldoen onder omstandigheden van
hoge relatieve vochtigheid bij de bovengrens van hun temperatuurbereik. 7.5. Het gedurende een langere tijd belasten
van een werktuig van klassen II, III of IIII mag niet meer dan een te
verwaarlozen invloed hebben op de aanwijzing bij belasting of op de
nulaanwijzing direct na verwijdering van de last. 7.6. Onder andere omstandigheden moet het
werktuig correct blijven functioneren of automatisch worden uitgeschakeld. Ontwerp en bouw 8. Algemene eisen 8.1. Het werktuig moet zodanig zijn ontworpen
en gebouwd dat het, wanneer het op de juiste wijze wordt gebruikt en is
geïnstalleerd en bij gebruik in een omgeving waarvoor het is bestemd, zijn
metrologische eigenschappen behoudt. De waarde van de massa moet worden
aangegeven. 8.2. Bij blootstelling aan storingen mogen
elektronische werktuigen geen significante fouten vertonen of, indien zich een
significante fout voordoet, dienen zij deze automatisch te detecteren en te
signaleren. Bij automatische detectie van een significante
fout bij elektronische werktuigen moet een visueel of geluidssignaal in werking
treden en blijven werken tot de gebruiker de fout herstelt of de fout zich niet
langer voordoet. 8.3. Aan de eisen van de punten 8.1 en 8.2
moet permanent worden voldaan gedurende een normale tijdsperiode gezien het
beoogde gebruik van deze werktuigen. Digitale elektronische inrichtingen dienen
altijd een adequate controle uit te oefenen op de werking van het meetproces,
het aanwijsorgaan en de opslag en overdracht van alle gegevens. Bij automatische detectie van een significante
duurzaamheidsfout bij elektronische werktuigen moet een visueel of
geluidssignaal in werking treden en blijven werken tot de gebruiker de fout
herstelt of de fout zich niet langer voordoet. 8.4. Indien externe apparatuur via een
passende interface op een elektronisch werktuig is aangesloten, mag deze de
metrologische eigenschappen van het werktuig niet nadelig beïnvloeden. 8.5. De werktuigen mogen geen eigenschappen
bezitten die een frauduleus gebruik mogelijk maken, terwijl de mogelijkheden
voor ongewild verkeerd gebruik minimaal moeten zijn. Onderdelen die niet door
de gebruiker mogen worden gedemonteerd of bijgesteld, moeten ertegen zijn
beveiligd. 8.6. De werktuigen moeten zodanig zijn
ontworpen dat de in deze richtlijn voorgeschreven controles vlot kunnen worden
uitgevoerd. 9. Aanwijzing van de weegresultaten en
andere gewichtswaarden De aanwijzing van de weegresultaten en andere
gewichtswaarden moet nauwkeurig, ondubbelzinnig en niet-misleidend zijn en het
aanwijsorgaan moet zodanig zijn dat de aanwijzing onder normale
gebruiksomstandigheden gemakkelijk moet kunnen worden afgelezen. De namen en symbolen van de in punt 1 van
deze bijlage bedoelde eenheden zijn in overeenstemming met het bepaalde in
Richtlijn 80/181/EEG, waaraan het symbool voor het metriekkaraat, namelijk
"ct", wordt toegevoegd. Aanwijzing boven het maximale weegvermogen
(Max), verhoogd met 9 e, moet onmogelijk zijn. Een hulpaanwijsorgaan is alleen toegestaan
achter het decimaalteken. Een inrichting die de afleeseenheid onderverdeelt mag
alleen tijdelijk worden gebruikt; afdrukken tijdens de werking ervan moet
onmogelijk zijn. Secundaire aanwijzingen mogen worden
weergegeven op voorwaarde dat zij niet met primaire aanwijzingen kunnen worden
verward. 10. Afdrukken van weegresultaten en
andere gewichtswaarden Afgedrukte resultaten moeten juist, goed
herkenbaar en ondubbelzinnig zijn. De afdruk moet duidelijk, leesbaar,
onuitwisbaar en blijvend zijn. 11. Waterpasstelling Waar zulks dienstig is, moeten werktuigen zijn
voorzien van een inrichting tot waterpasstelling en een waterpas met voldoende
gevoeligheid om het werktuig in de juiste stand te kunnen opstellen. 12. Nulstelling De werktuigen mogen zijn uitgerust met een
nulstelinrichting. De werking van deze inrichting moet een nauwkeurige
nulstelling mogelijk maken en mag geen onjuiste meetresultaten veroorzaken. 13. Tarra-inrichtingen en vooraf
ingestelde tarra-inrichtingen De werktuigen kunnen een of meer
tarra-inrichtingen en een vooraf ingestelde tarra-inrichting hebben. De werking
van de tarra-inrichtingen moet leiden tot een nauwkeurige instelling van de
nulaanwijzing en een juiste nettoweging verzekeren. Met de werking van de
vooraf ingestelde tarra-inrichtingen moet een juiste bepaling van de berekende
nettowaarde gewaarborgd zijn. 14. Werktuigen voor rechtstreekse verkoop aan
het publiek, met een maximaal weegvermogen dat niet groter is dan 100 kg
aanvullende voorschriften Bij werktuigen voor rechtstreekse verkoop aan
het publiek moet op duidelijke wijze voor de klant alle belangrijke informatie
zijn aangegeven met betrekking tot de weegverrichting en, bij werktuigen met
prijsaanwijzing, inzake de prijsberekening van het te kopen artikel. Voor zover aangegeven, moet de te betalen
prijs nauwkeurig zijn. Bij prijsberekenende werktuigen moeten de
essentiële gegevens voldoende lang worden weergegeven om goed door de klant te
kunnen worden afgelezen. Prijsberekenende werktuigen mogen alleen
andere functies dan artikelgewijze weging en prijsberekening verrichten indien
alle aanwijzingen met betrekking tot elke verrichting duidelijk, ondubbelzinnig
en overzichtelijk op een voor de klant bestemde bon of etiket worden afgedrukt. De werktuigen mogen geen eigenschappen
vertonen waardoor direct of indirect aanwijzingen worden gegeven waarvan de
interpretatie moeilijk of tijdrovend is. De werktuigen moeten de klanten beschermen
tegen onjuiste verkoopverrichtingen als gevolg van een slechte werking. Hulpaanwijsinrichtingen en inrichtingen die de
afleeseenheid onderverdelen zijn niet toegestaan. Aanvullende inrichtingen zijn slechts
toegestaan indien zij niet de mogelijkheid bieden van frauduleus gebruik. Op soortgelijke werktuigen als de normaliter
voor rechtstreekse verkoop aan het publiek gebruikte werktuigen moet, indien
zij niet aan de voorwaarden van dit hoofdstuk voldoen, dichtbij de aanwijzing
de onuitwisbare vermelding "niet voor gebruik bij rechtstreekse verkoop
aan het publiek" zijn aangebracht. 15. Werktuigen met prijsetikettering Werktuigen met prijsetikettering moeten
voldoen aan de eisen voor werktuigen met prijsaanwijzing voor directe verkoop
aan het publiek, voor zover zij op het werktuig in kwestie toepasselijk zijn.
Beneden een minimaal bereik moet het afdrukken van een prijsetiket onmogelijk
zijn. ê 2009/23/EG BIJLAGE
II CONFORMITEITSBEOORDELINGSPROCEDURES ê 2009/23/EG
(aangepast) 1. Ö MODULE B:
EU Õ EG-typeonderzoek ê 2009/23/EG 1.1. Het EG-typeonderzoek is de procedure waarbij een aangewezen
instantie vaststelt en verklaart dat een voor de beoogde productie
representatief werktuig voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn. 1.2. De aanvraag om een EG-typeonderzoek wordt door de fabrikant of
zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde vertegenwoordiger ingediend bij
één enkele aangewezen instantie. De aanvraag omvat: –
naam en adres van de fabrikant en van de gemachtigde
vertegenwoordiger indien de aanvraag door hem wordt ingediend; –
een schriftelijke verklaring dat er geen aanvraag bij
een andere aangewezen instantie is ingediend; –
de technische documentatie zoals beschreven in
bijlage III. De aanvrager stelt een voor de beoogde productie representatief
werktuig, hierna "type" genoemd, ter beschikking van de aangewezen
instantie. 1.3. De aangewezen instantie: 1.3.1. onderzoekt de documentatie betreffende het ontwerp en
controleert of het type in overeenstemming met deze documentatie is
vervaardigd; 1.3.2. stelt in overleg met de aanvrager de plaats vast waar de
onderzoeken en/of proeven moeten worden uitgevoerd; 1.3.3. verricht de passende onderzoeken en/of proeven of laat deze
verrichten om te controleren of de door de fabrikant gekozen oplossingen
voldoen aan de fundamentele voorschriften, wanneer de in artikel 6, lid 1,
bedoelde geharmoniseerde normen niet zijn toegepast; 1.3.4. verricht de passende onderzoeken en/of proeven of laat deze
verrichten om te controleren of, wanneer de fabrikant heeft besloten de
desbetreffende normen toe te passen, deze ook werkelijk zijn toegepast, zodat
de overeenstemming met de fundamentele voorschriften is gewaarborgd. 1.4. Indien het type voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn,
verstrekt de aangewezen instantie een EG-typegoedkeuringscertificaat aan de
aanvrager. Het certificaat bevat de conclusies van het onderzoek, alsmede
eventuele voorwaarden voor de geldigheid, de noodzakelijke gegevens voor de
identificatie van het goedgekeurde werktuig en, voor zover van toepassing, een
beschrijving van de werking daarvan. De relevante technische gegevens, zoals tekeningen
en schema’s, worden als bijlage bij het EG-typegoedkeuringscertificaat gevoegd. Het certificaat heeft een geldigheidsduur van tien jaar vanaf de datum
van afgifte en kan vervolgens telkens voor tien jaar worden verlengd. In geval van essentiële wijzigingen in het ontwerp van het werktuig,
bijvoorbeeld ten gevolge van de toepassing van nieuwe technieken, kan de
geldigheidsduur van het certificaat worden beperkt tot twee jaar en worden
verlengd met drie jaar. 1.5. Elke aangewezen instantie stelt periodiek aan alle lidstaten een
lijst ter beschikking van: –
de ontvangen aanvragen om een EG-typeonderzoek, –
de verstrekte EG-typegoedkeuringscertificaten, –
de afgewezen aanvragen om een typecertificaat, –
de aanvullingen op en wijzigingen van reeds
verstrekte documenten. Bovendien stelt elke aangewezen instantie in geval van intrekking van
een EG-typegoedkeuringscertificaat alle lidstaten hiervan onmiddellijk in
kennis. Elke lidstaat stelt deze gegevens ter beschikking van de instanties die
hij heeft aangewezen. 1.6. De overige aangewezen instanties kunnen een afschrift krijgen van
de certificaten en van de bijlagen daarbij. 1.7. De aanvrager houdt de aangewezen instantie die het
EG-typegoedkeuringscertificaat heeft verstrekt op de hoogte van elke wijziging
in het goedgekeurde type. Voor wijzigingen in het goedgekeurde type moet aanvullende goedkeuring
worden verleend door de aangewezen instantie die het
EG-typegoedkeuringscertificaat heeft afgegeven, indien dergelijke wijzigingen
van invloed zijn op de overeenstemming met de fundamentele voorschriften van
deze richtlijn of op de voor het werktuig voorgeschreven
gebruiksomstandigheden. Deze aanvullende goedkeuring wordt gegeven in de vorm
van een aanvulling op het oorspronkelijke EG-typegoedkeuringscertificaat. ò nieuw 1.1. Met
"EU-typeonderzoek" wordt dat gedeelte van een
conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin de aangemelde instantie het
technisch ontwerp van een werktuig onderzoekt om te controleren of het aan de
toepasselijke eisen van deze richtlijn voldoet, en een verklaring hierover
verstrekt. 1.2. Het
EU-typeonderzoek kan op een van de volgende wijzen worden verricht: – onderzoek van een voor de betrokken productie
representatief monster van het volledige werktuig (productietype); – beoordeling van de geschiktheid van het
technisch ontwerp van het werktuig via onderzoek van de technische documentatie
en het bewijsmateriaal als bedoeld in punt 1.3, plus onderzoek van voor de
betrokken productie representatieve monsters van een of meer kritische onderdelen
van het werktuig (combinatie van productietype en ontwerptype); – beoordeling van de geschiktheid van het
technisch ontwerp van het werktuig via onderzoek van de technische documentatie
en het bewijsmateriaal als bedoeld in punt 1.3, zonder onderzoek van een
monster (ontwerptype). 1.3. De fabrikant
dient een aanvraag voor het EU-typeonderzoek in bij een aangemelde instantie
van zijn keuze. De aanvraag omvat: a) naam en adres
van de fabrikant en, indien de aanvraag wordt ingediend door zijn gemachtigde,
ook diens naam en adres; b) een
schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere
aangemelde instantie is ingediend; c) de technische
documentatie. Aan de hand van de technische documentatie moet kunnen worden
beoordeeld of het werktuig aan de toepasselijke eisen van deze richtlijn
voldoet; zij omvat een adequate risicoanalyse en -beoordeling. In de technische
documentatie worden de toepasselijke eisen vermeld; zij heeft, voor zover
relevant voor de beoordeling, betrekking op het ontwerp, de fabricage en de
werking van het werktuig. De technische documentatie bevat, indien van
toepassing, ten minste de volgende elementen: i) een algemene
beschrijving van het werktuig; ii) ontwerp- en
fabricagetekeningen, alsmede schema's van componenten, onderdelen, circuits
enz.; iii) beschrijvingen
en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en
schema’s en van de werking van het werktuig; iv) een lijst van
de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen en/of andere
relevante technische specificaties waarvan de referenties in het Publicatieblad
van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde
normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de
essentiële eisen van deze richtlijn is voldaan. Bij gedeeltelijk toegepaste
geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke
delen zijn toegepast; v) berekeningen
voor ontwerpen, uitgevoerde controles enz.; vi) testrapporten; d) de monsters,
die representatief zijn voor de betrokken productie. De aangemelde instantie
kan meer monsters verlangen als dit voor het testprogramma nodig is; e) het
bewijsmateriaal voor de geschiktheid van het technisch ontwerp. Hierin worden
de gevolgde documenten vermeld, in het bijzonder wanneer de desbetreffende
geharmoniseerde normen en/of technische specificaties niet volledig zijn
toegepast. Zo nodig worden ook de resultaten vermeld van tests die door een
geschikt laboratorium van de fabrikant of namens hem en onder zijn
verantwoordelijkheid door een ander laboratorium zijn verricht. 1.4. De aangemelde
instantie verricht de volgende handelingen: Voor het werktuig: 1.4.1. onderzoekt
zij de technische documentatie en het bewijsmateriaal om te beoordelen of het
technisch ontwerp van het werktuig geschikt is; Voor het monster/de
monsters: 1.4.2. controleert
zij of de monsters overeenkomstig de technische documentatie zijn vervaardigd
en stelt zij vast welke elementen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen
van de relevante geharmoniseerde normen en/of technische specificaties zijn
ontworpen, alsook welke elementen zijn ontworpen zonder toepassing van de
relevante bepalingen van die normen; 1.4.3. verricht zij
de nodige onderzoeken en tests, of laat die verrichten om, ingeval de fabrikant
heeft gekozen voor de oplossingen uit de relevante geharmoniseerde normen en/of
technische specificaties, te controleren of deze op de juiste wijze zijn
toegepast; 1.4.4. verricht zij
de nodige onderzoeken en tests, of laat zij die verrichten om, ingeval de
oplossingen uit de relevante geharmoniseerde normen en/of technische
specificaties niet zijn toegepast, te controleren of de door de fabrikant
gekozen oplossingen aan de desbetreffende essentiële eisen van deze richtlijn
voldoen; 1.4.5. stelt zij in
overleg met de fabrikant de plaats vast waar de onderzoeken en tests zullen
worden uitgevoerd. 1.5. De aangemelde
instantie stelt een evaluatieverslag op over de overeenkomstig punt 1.4
verrichte activiteiten en de resultaten daarvan. Onverminderd haar
verplichtingen jegens de aanmeldende autoriteiten maakt de aangemelde instantie
de inhoud van het verslag uitsluitend met instemming van de fabrikant geheel of
gedeeltelijk openbaar. 1.6. Indien het type
aan de eisen van deze richtlijn voldoet, verstrekt de aangemelde instantie de
fabrikant een certificaat van EU-typeonderzoek. Het certificaat bevat naam en
adres van de fabrikant, de conclusies van het onderzoek, de eventuele
voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat en de noodzakelijke gegevens
voor de identificatie van het goedgekeurde type. Het certificaat kan vergezeld
gaan van een of meer bijlagen. Het certificaat en
de bijlagen bevatten alle informatie die nodig is om de conformiteit van de
gefabriceerde werktuigen met het onderzochte type te kunnen toetsen en
controles tijdens het gebruik te kunnen verrichten. Het certificaat
heeft een geldigheidsduur van tien jaar vanaf de datum van afgifte en kan
vervolgens telkens voor tien jaar worden verlengd. In geval van essentiële wijzigingen
in het ontwerp van het werktuig, bijvoorbeeld ten gevolge van de toepassing van
nieuwe technieken, kan de geldigheidsduur van het certificaat worden beperkt
tot twee jaar en worden verlengd met drie jaar. Wanneer het type
niet aan de toepasselijke eisen van deze richtlijn voldoet, weigert de
aangemelde instantie een certificaat van EU-typeonderzoek te verstrekken en
brengt zij de aanvrager hiervan op de hoogte met vermelding van de precieze
redenen voor de weigering. 1.7. De aangemelde
instantie volgt de ontwikkeling van de algemeen erkende stand van de techniek;
indien het goedgekeurde type vanwege deze ontwikkeling mogelijk niet meer aan
de toepasselijke eisen van deze richtlijn voldoet, beoordeelt zij of nader
onderzoek nodig is. Als dit het geval is, stelt de aangemelde instantie de
fabrikant daarvan in kennis. De fabrikant brengt de aangemelde instantie die de
technische documentatie betreffende het certificaat van EU-typeonderzoek
bewaart op de hoogte van alle wijzigingen van het goedgekeurde type die van
invloed kunnen zijn op de conformiteit van het werktuig met de essentiële eisen
van deze richtlijn of de voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat.
Dergelijke wijzigingen vereisen een aanvullende goedkeuring in de vorm van een
aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van EU-typeonderzoek. 1.8. Elke aangemelde
instantie brengt de autoriteiten die haar hebben aangemeld op de hoogte van de
door haar verstrekte of ingetrokken certificaten van EU-typeonderzoek en
aanvullingen daarop en verstrekt deze autoriteiten op gezette tijden of op
verzoek een lijst van geweigerde, geschorste of anderszins beperkte
certificaten en aanvullingen daarop. De Commissie, de
lidstaten en de andere aangemelde instanties kunnen op verzoek een kopie van de
certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop ontvangen. De
Commissie en de lidstaten kunnen op verzoek een kopie van de technische
documentatie en de resultaten van het door de aangemelde instantie verrichte
onderzoek ontvangen. De aangemelde instantie bewaart een kopie van het
certificaat van EU-typeonderzoek, de bijlagen en aanvullingen, alsook het
technisch dossier, met inbegrip van de door de fabrikant overgelegde
documentatie, tot het einde van de geldigheidsduur van het certificaat. 1.9. De fabrikant
houdt tot tien jaar na het in de handel brengen van het werktuig een kopie van
het certificaat van EU-typeonderzoek, de bijlagen en aanvullingen, samen met de
technische documentatie, ter beschikking van de nationale autoriteiten. 1.10. De gemachtigde
van de fabrikant kan de in punt 1.3 bedoelde aanvraag indienen en de in de
punten 1.7 en 1.9 vermelde verplichtingen vervullen, op voorwaarde dat dit in
het mandaat gespecificeerd is. ê 2009/23/EG
(aangepast) 2. EG-verklaring van overeenstemming met het type
(Waarborg van de kwaliteit van de productie) Ö MODULE D:
Conformiteit met het type op basis van kwaliteitsborging van het
productieproces Õ ê 2009/23/EG 2.1. Die EG-verklaring van overeenstemming met het type (Waarborg van
de kwaliteit van de productie) is de procedure waarbij de fabrikant die aan de
verplichtingen van punt 2.2 voldoet, verklaart dat de betrokken werktuigen in
voorkomend geval in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het
EG-typegoedkeuringscertificaat en aan de voorschriften van deze richtlijn
voldoen. De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde brengt
op elk werktuig de CE-markering van overeenstemming aan en stelt een verklaring
van overeenstemming op. De CE-markering van overeenstemming gaat vergezeld van het
identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het in punt
2.4 bedoelde EG-toezicht. 2.2. De fabrikant dient een adequaat kwaliteitssysteem te hebben
opgezet overeenkomstig het bepaalde in punt 2.3 en is onderworpen aan
EG-toezicht als omschreven in punt 2.4. 2.3. Kwaliteitssysteem 2.3.1. De fabrikant dient bij een aangewezen instantie een aanvraag om
goedkeuring van zijn kwaliteitssysteem in. De aanvraag omvat: –
de garantie dat hij na goedkeuring van het
kwaliteitssysteem de daaruit voortvloeiende verplichtingen zal nakomen; –
de garantie het goedgekeurde kwaliteitssysteem te
onderhouden om de blijvende geschiktheid en doeltreffendheid ervan te
waarborgen. De fabrikant stelt alle relevante informatie, met name de documentatie
over het kwaliteitssysteem en de documentatie betreffende het ontwerp van het
werktuig aan de aangewezen instantie ter beschikking. 2.3.2. Het kwaliteitssysteem moet de overeenstemming van de werktuigen
met het in het EG-typegoedkeuringscertificaat beschreven type en met het
voorschrift of de voorschriften van deze richtlijn waarborgen. Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, voorschriften en bepalingen
moeten systematisch en ordelijk worden vastgelegd in een documentatie van
schriftelijk geformuleerde voorschriften, procedureregels en instructies. Deze
documentatie over het kwaliteitssysteem moet zorgen voor een goed begrip van de
kwaliteitsprogramma's, plannen, handleidingen en rapporten. De documentatie moet met name een adequate beschrijving omvatten van: –
de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema,
de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de bedrijfsleiding met
betrekking tot de productkwaliteit; –
het fabricageproces, de kwaliteitscontrole- en
kwaliteitsborgtechnieken en de systematisch toe te passen maatregelen; –
onderzoeken en proeven voor, tijdens en na de
fabricage en de frequentie waarmee deze zullen worden uitgevoerd; –
de middelen om controle uit te oefenen op het
bereiken van de vereiste productkwaliteit en de doeltreffende werking van het
kwaliteitssysteem. 2.3.3. De aangewezen instantie onderzoekt en beoordeelt het
kwaliteitssysteem om na te gaan of het voldoet aan de in punt 2.3.2 bedoelde
voorschriften. Zij gaat ervan uit dat aan deze voorschriften is voldaan wanneer
bij de kwaliteitssystemen de betreffende geharmoniseerde norm wordt toegepast. De aangewezen instantie stelt de fabrikant van haar besluit in kennis
en licht de overige aangewezen instanties daarover in. De kennisgeving aan de
fabrikant bevat de conclusies van het onderzoek en, in geval van afwijzing, de
motivering van het besluit. 2.3.4. De fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger houdt de
aangewezen instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, op de hoogte
van elke aanpassing van het kwaliteitssysteem in verband met veranderingen die
voortvloeien uit bijvoorbeeld nieuwe technieken en kwaliteitsconcepten. 2.3.5. Een aangewezen instantie die de goedkeuring van een
kwaliteitssysteem intrekt, stelt de overige aangewezen instanties daarvan in
kennis. 2.4. EG-toezicht 2.4.1. Het EG-toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant
naar behoren voldoet aan de verplichtingen die uit het goedgekeurde
kwaliteitssysteem voortvloeien. 2.4.2. De fabrikant verleent de aangewezen instantie voor
controledoeleinden toegang tot de fabricage-, controle-, beproevings- en
opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name: –
documentatie over het kwaliteitssysteem, –
de technische documentatie, –
de kwaliteitsrapporten zoals controleverslagen,
testgegevens, ijkgegevens, kwalificatierapporten van het betrokken personeel,
enz. De aangewezen instantie verricht periodiek inspecties om na te gaan of
de fabrikant het kwaliteitssysteem in stand houdt en toepast; hij verstrekt de
fabrikant een inspectierapport. Voorts kan de aangewezen instantie onaangekondigde bezoeken bij de
fabrikant brengen. Bij dergelijke bezoeken kan de aangewezen instantie
volledige of gedeeltelijke inspecties verrichten. Zij verstrekt de fabrikant
een rapport van het bezoek en eventueel een inspectierapport. 2.4.3. De aangewezen instantie vergewist zich ervan dat de fabrikant
het goedgekeurde kwaliteitssysteem toepast en in stand houdt. ò nieuw 2.1. Met
"conformiteit met het type op basis van kwaliteitsborging van het
productieproces" wordt het gedeelte van een
conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin de fabrikant de
verplichtingen in de punten 2.2 en 2.5 nakomt en op eigen verantwoording
garandeert en verklaart dat de betrokken werktuigen conform zijn met het type
als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en voldoen aan de
toepasselijke eisen van deze richtlijn. 2.2. Fabricage De fabrikant past op
de productie, de eindproductcontrole en de beproeving van de betrokken
werktuigen een goedgekeurd kwaliteitssysteem als bedoeld in punt 2.3 toe,
waarop overeenkomstig punt 2.4 toezicht wordt uitgeoefend. 2.3.
Kwaliteitssysteem 2.3.1. De fabrikant
dient voor de betrokken werktuigen bij een aangemelde instantie van zijn keuze
een aanvraag tot beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in. De aanvraag omvat: a) naam en adres
van de fabrikant en, indien de aanvraag wordt ingediend door zijn gemachtigde,
ook diens naam en adres; b) een
schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere
aangemelde instantie is ingediend; c) alle relevante
informatie voor de bedoelde categorie werktuigen; d) de documentatie
over het kwaliteitssysteem; e) de technische
documentatie betreffende het goedgekeurde type en een kopie van het certificaat
van EU-typeonderzoek. 2.3.2. Het
kwaliteitssysteem waarborgt dat de werktuigen conform zijn met het type als
beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en met de toepasselijke
eisen van deze richtlijn. Alle door de fabrikant
vastgestelde gegevens, eisen en bepalingen dienen systematisch en geordend
bijeen te worden gebracht in een document met schriftelijk vastgelegde
beleidsmaatregelen, procedures en instructies. Aan de hand van de documentatie
van het kwaliteitssysteem moeten de kwaliteitsprogramma’s, plannen, handboeken
en dossiers eenduidig kunnen worden geïnterpreteerd. Zij dient met name
een behoorlijke beschrijving te bevatten van: a) de
kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en
bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit; b) de daarbij
gebruikte fabricage-, kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgingstechnieken en
-procedés, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen; c) de onderzoeken
en tests die voor, tijdens of na de fabricage worden verricht en de frequentie
waarmee dat zal gebeuren; d) de
kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten
betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.; e) de middelen om
toezicht uit te oefenen op het bereiken van de vereiste productkwaliteit en de
doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 2.3.3. De aangemelde
instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om te controleren of het aan de in
punt 2.3.2 bedoelde eisen voldoet. Zij veronderstelt
dat aan deze eisen wordt voldaan voor elementen van het kwaliteitssysteem die
voldoen aan de desbetreffende specificaties van de nationale norm ter
uitvoering van de relevante geharmoniseerde norm en/of technische
specificaties. Het auditteam moet
ervaring hebben met kwaliteitsmanagementsystemen; bovendien moet ten minste één
lid van het team ervaring hebben met beoordelingen van het betrokken
productgebied en de betrokken producttechnologie en op de hoogte zijn van de
toepasselijke eisen van deze richtlijn. De audit omvat een inspectiebezoek aan
de fabrikant. Het auditteam evalueert de in punt 2.3.1, onder e),
bedoelde technische documentatie om te controleren of de fabrikant zich bewust
is van de toepasselijke eisen van deze richtlijn en het vereiste onderzoek kan
verrichten om te waarborgen dat het werktuig aan deze eisen voldoet. De fabrikant wordt
van de beslissing in kennis gesteld. In deze kennisgeving zijn de conclusies
van de audit opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing. 2.3.4. De fabrikant
verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde
kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend
blijft. 2.3.5. De fabrikant
brengt de aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd op
de hoogte van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem. De aangemelde
instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde
kwaliteitssysteem blijft voldoen aan de in punt 2.3.2 bedoelde eisen dan
wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is. Zij stelt de
fabrikant van haar beslissing in kennis. In deze kennisgeving zijn de
conclusies van het onderzoek opgenomen, evenals de met redenen omklede
beoordelingsbeslissing. 2.4. Toezicht onder
verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 2.4.1. Het toezicht
heeft tot doel te controleren of de fabrikant naar behoren voldoet aan de
verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 2.4.2. De fabrikant
verleent de aangemelde instantie voor beoordelingsdoeleinden toegang tot de
fabricage-, controle-, test- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige
informatie, met name: a) de documentatie
over het kwaliteitssysteem; b) de
kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten
betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz. 2.4.3. De aangemelde
instantie verricht periodieke audits om te controleren of de fabrikant het
kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en verstrekt de fabrikant een
auditverslag. 2.4.4. De aangemelde
instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken aan de fabrikant brengen. Bij
die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig producttests verrichten of
laten verrichten om te controleren of het kwaliteitssysteem goed functioneert.
De aangemelde instantie verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en,
indien tests zijn verricht, een testverslag. 2.5.
Conformiteitsmarkering en conformiteitsverklaring 2.5.1. De fabrikant
brengt de CE-markering en de in bijlage III, punt 1, bedoelde
opschriften en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 2.3.1 bedoelde
aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk
afzonderlijk werktuig dat conform is met het type als beschreven in het
certificaat van EU-typeonderzoek en met de toepasselijke eisen van deze
richtlijn. 2.5.2. De fabrikant
stelt voor elk werktuigmodel een conformiteitsverklaring op en houdt deze
verklaring tot tien jaar na het in de handel brengen van het werktuig ter
beschikking van de nationale autoriteiten. In de conformiteitsverklaring wordt
het werktuigmodel beschreven. Een kopie van de
conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten
verstrekt. 2.6. De fabrikant
houdt gedurende een periode van ten minste tien jaar nadat het werktuig in de
handel is gebracht de volgende gegevens ter beschikking van de nationale
autoriteiten: a) de in
punt 2.3.1 bedoelde documentatie; b) de in
punt 2.3.5 bedoelde wijzigingen zoals deze zijn goedgekeurd; c) de in de punten
2.3.5, 2.4.3 en 2.4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde
instantie. 2.7. Elke aangemelde
instantie brengt de autoriteiten die haar hebben aangemeld op de hoogte van de
verleende of ingetrokken goedkeuringen voor kwaliteitssystemen en verstrekt
deze autoriteiten op gezette tijden of op verzoek een lijst van geweigerde,
geschorste of anderszins beperkte goedkeuringen voor kwaliteitssystemen. 2.8. Gemachtigde De in de punten
2.3.1, 2.3.5, 2.5 en 2.6 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens
hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op
voorwaarde dat dit in het mandaat gespecificeerd is. 3. MODULE D1: Kwaliteitsborging van het
productieproces 3.1. Met
„kwaliteitsborging van het productieproces” wordt de
conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij de fabrikant de
verplichtingen in de punten 3.2, 3.4 en 3.7 nakomt en op eigen verantwoording
garandeert en verklaart dat de betrokken werktuigen aan de toepasselijke eisen
van deze richtlijn voldoen. 3.2. Technische
documentatie De fabrikant stelt
de technische documentatie samen. Aan de hand van deze documentatie moet kunnen
worden beoordeeld of het werktuig aan de relevante eisen voldoet; zij omvat een
adequate risicoanalyse en ‑beoordeling. In de technische documentatie
worden de toepasselijke eisen vermeld; zij heeft, voor zover relevant voor de
beoordeling, betrekking op het ontwerp, de fabricage en de werking van het
werktuig. De technische documentatie bevat, indien van toepassing, ten minste
de volgende elementen: a) een algemene
beschrijving van het werktuig; b) ontwerp- en
fabricagetekeningen, alsmede schema's van componenten, onderdelen, circuits
enz.; c) beschrijvingen
en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en
schema’s en van de werking van het werktuig; d) een lijst van
de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen en/of andere
relevante technische specificaties waarvan de referenties in het Publicatieblad
van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde
normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de
essentiële eisen van deze richtlijn is voldaan. Bij gedeeltelijk toegepaste
geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke
delen zijn toegepast; e) berekeningen
voor ontwerpen, uitgevoerde controles enz.; f) testverslagen. 3.3. De fabrikant
houdt tot tien jaar na het in de handel brengen van het werktuig de technische
documentatie ter beschikking van de relevante nationale autoriteiten. 3.4. Fabricage De fabrikant past op
de productie, de eindproductcontrole en de beproeving van de betrokken
werktuigen een goedgekeurd kwaliteitssysteem als bedoeld in punt 3.5 toe,
waarop overeenkomstig punt 3.6 toezicht wordt uitgeoefend. 3.5.
Kwaliteitssysteem 3.5.1. De fabrikant
dient voor de betrokken werktuigen bij een aangemelde instantie van zijn keuze
een aanvraag tot beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in. De aanvraag omvat: a) naam en adres
van de fabrikant en, indien de aanvraag wordt ingediend door zijn gemachtigde,
ook diens naam en adres; b) een
schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere
aangemelde instantie is ingediend; c) alle relevante
informatie voor de bedoelde categorie werktuigen; d) de documentatie
over het kwaliteitssysteem; e) de in
punt 3.2 bedoelde technische documentatie. 3.5.2. Het
kwaliteitssysteem waarborgt dat de werktuigen conform zijn met de toepasselijke
eisen van deze richtlijn. Alle door de
fabrikant vastgestelde gegevens, eisen en bepalingen dienen systematisch en
geordend bijeen te worden gebracht in een document met schriftelijk vastgelegde
beleidsmaatregelen, procedures en instructies. Aan de hand van de documentatie
van het kwaliteitssysteem moeten de kwaliteitsprogramma’s, plannen, handboeken
en dossiers eenduidig kunnen worden geïnterpreteerd. Zij dient met name
een behoorlijke beschrijving te bevatten van: a) de
kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en
bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit; b) de daarbij
gebruikte fabricage-, kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgingstechnieken en
‑procedés, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen
maatregelen; c) de onderzoeken
en tests die voor, tijdens of na de fabricage worden verricht en de frequentie
waarmee dat zal gebeuren; d) de
kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten
betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.; e) de middelen om
toezicht uit te oefenen op het bereiken van de vereiste productkwaliteit en de
doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 3.5.3. De aangemelde
instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om te controleren of het aan de in
punt 3.5.2 bedoelde eisen voldoet. Zij veronderstelt
dat aan deze eisen wordt voldaan voor elementen van het kwaliteitssysteem die
voldoen aan de desbetreffende specificaties van de nationale norm ter
uitvoering van de relevante geharmoniseerde norm en/of technische specificatie. Het auditteam moet
ervaring hebben met kwaliteitsmanagementsystemen; bovendien moet ten minste één
lid van het team ervaring hebben met beoordelingen van het betrokken
productgebied en de betrokken producttechnologie en op de hoogte zijn van de toepasselijke
eisen van deze richtlijn. De audit omvat een inspectiebezoek aan de fabrikant.
Het auditteam evalueert de in punt 3.2 bedoelde technische documentatie om
te controleren of de fabrikant zich bewust is van de toepasselijke eisen van
deze richtlijn en het vereiste onderzoek kan verrichten om te waarborgen dat
het werktuig aan deze eisen voldoet. De fabrikant wordt
van de beslissing in kennis gesteld. In deze kennisgeving zijn de conclusies
van de audit opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing. 3.5.4. De fabrikant
verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde
kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend
blijft. 3.5.5. De fabrikant
brengt de aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd op
de hoogte van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem. De aangemelde
instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde
kwaliteitssysteem blijft voldoen aan de in punt 3.5.2 bedoelde eisen dan
wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is. Zij stelt de
fabrikant van haar beslissing in kennis. In deze kennisgeving zijn de
conclusies van het onderzoek opgenomen, evenals de met redenen omklede
beoordelingsbeslissing. 3.6. Toezicht onder
verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 3.6.1. Het toezicht
heeft tot doel te controleren of de fabrikant naar behoren voldoet aan de
verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 3.6.2. De fabrikant
verleent de aangemelde instantie voor beoordelingsdoeleinden toegang tot de
fabricage-, controle-, test- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige
informatie, met name: a) de documentatie
over het kwaliteitssysteem; b) de in
punt 3.2 bedoelde technische documentatie; c) de
kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten
betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz. 3.6.3. De aangemelde
instantie verricht periodieke audits om te controleren of de fabrikant het
kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en verstrekt de fabrikant een
auditverslag. 3.6.4. De aangemelde
instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken aan de fabrikant brengen. Bij
die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig producttests verrichten of
laten verrichten om te controleren of het kwaliteitssysteem goed functioneert.
De aangemelde instantie verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en,
indien tests zijn verricht, een testverslag. 3.7.
Conformiteitsmarkering en conformiteitsverklaring 3.7.1. De fabrikant
brengt de CE-markering en de in bijlage III, punt 1, bedoelde
opschriften en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.5.1 bedoelde
aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk
afzonderlijk werktuig dat conform is met de toepasselijke eisen van deze
richtlijn. 3.7.2. De fabrikant
stelt voor elk werktuigmodel een conformiteitsverklaring op en houdt deze
verklaring tot tien jaar na het in de handel brengen van het werktuig ter
beschikking van de nationale autoriteiten. In de conformiteitsverklaring wordt
het werktuigmodel beschreven. Een kopie van de
conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten
verstrekt. 3.8. De fabrikant
houdt gedurende een periode van ten minste tien jaar nadat het werktuig in de
handel is gebracht de volgende gegevens ter beschikking van de nationale
autoriteiten: a) de in punt
3.5.1 bedoelde documentatie; b) de in
punt 3.5.5 bedoelde wijzigingen zoals deze zijn goedgekeurd; c) de in de punten
3.5.5, 3.6.3 en 3.6.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde
instantie. 3.9. Elke aangemelde
instantie brengt de autoriteiten die haar hebben aangemeld op de hoogte van de
verleende of ingetrokken goedkeuringen voor kwaliteitssystemen en verstrekt
deze autoriteiten op gezette tijden of op verzoek een lijst van geweigerde,
geschorste of anderszins beperkte goedkeuringen voor kwaliteitssystemen. 3.10. Gemachtigde De in de punten 3.3,
3.5.1, 3.5.5, 3.7 en 3.8 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens
hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op
voorwaarde dat dit in het mandaat gespecificeerd is. ê 2009/23/EG
(aangepast) 34. EG-keuring Ö MODULE F:
Conformiteit met het type op basis van productkeuring Õ ê 2009/23/EG 3.1. De EG-keuring is de procedure waarbij de fabrikant of zijn in de
Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde garandeert en verklaart dat de aan de
bepalingen van punt 3.3 onderworpen werktuigen waar nodig in overeenstemming
zijn met het type als beschreven in het EG-typegoedkeuringscertificaat en
voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn. 3.2. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat
het fabricageproces waarborgt dat de werktuigen waar nodig in overeenstemming
zijn met het type als beschreven in het EG-typegoedkeuringscertifcaat en
voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn. De fabrikant of zijn in
de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde brengt op elk werktuig de CE-markering
van overeenstemming aan en stelt een verklaring van overeenstemming op. 3.3. De aangemelde instantie doet het nodige onderzoek en neemt de
nodige proeven, om door middel van controle en beproeving van elk werktuig
overeenkomstig punt 3.5 na te gaan of het werktuig voldoet aan de eisen van
deze richtlijn. 3.4. Voor de niet aan een EG-typegoedkeuring onderworpen werktuigen
moet de in bijlage III bedoelde documentatie betreffende het ontwerp
desgevraagd toegankelijk zijn voor de aangemelde instantie. 3.5. Keuring door controle en beproeving van elk
instrument afzonderlijk. 3.5.1. Elk werktuig wordt afzonderlijk onderzocht en onderworpen aan de
nodige proeven als beschreven in de in artikel 6, lid 1, bedoelde relevante
geharmoniseerde norm(en) dan wel aan gelijkwaardige proeven, om waar nodig na
te gaan of het werktuig in overeenstemming is met het type als beschreven in
het EG-typegoedkeuringscertificaat, en voldoet aan de desbetreffende eisen van
deze richtlijn. 3.5.2. De aangemelde instantie brengt op het werktuig waarvan is
vastgesteld dat het aan de eisen voldoet, haar identificatienummer aan of laat
dit doen; tevens stelt zij ten aanzien van de verrichte proeven een verklaring
van overeenstemming op. 3.5.3. De fabrikant of zijn gevolmachtigde moet in staat zijn
desgevraagd de verklaringen van overeenstemming van de aangemelde instantie
over te leggen. ò nieuw 4.1. Met
"conformiteit met het type op basis van productkeuring" wordt het
gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin de fabrikant
de verplichtingen in de punten 4.2, 4.5.1 en 4.6 nakomt en op eigen
verantwoording garandeert en verklaart dat de betrokken werktuigen waarop de
bepalingen van punt 4.3 zijn toegepast, conform zijn met het type als
beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en voldoen aan de
toepasselijke eisen van deze richtlijn. 4.2. Fabricage De fabrikant neemt
alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricage- en
controleproces waarborgt dat de vervaardigde werktuigen conform zijn met het
goedgekeurde type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en met
de toepasselijke eisen van deze richtlijn. 4.3. Keuring Een door de
fabrikant gekozen aangemelde instantie verricht de nodige onderzoeken en tests
om te controleren of de werktuigen met het goedgekeurde type als beschreven in
het certificaat van EU-typeonderzoek en met de toepasselijke eisen van deze
richtlijn overeenstemmen. De onderzoeken en
tests om te controleren of de werktuigen aan de passende eisen voldoen, worden
overeenkomstig punt 4.4 op elk werktuig verricht. 4.4. Productkeuring
door elk werktuig te onderzoeken en testen 4.4.1. Alle
werktuigen worden afzonderlijk onderzocht en er worden passende tests als
omschreven in de relevante geharmoniseerde norm(en) en/of technische
specificaties of gelijkwaardige tests verricht om te controleren of zij met het
goedgekeurde type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en met
de toepasselijke eisen van deze richtlijn overeenstemmen. Indien er geen
geharmoniseerde normen zijn, beslist de aangemelde instantie over de te
verrichten passende tests. 4.4.2. De aangemelde
instantie geeft een conformiteitscertificaat af voor de verrichte onderzoeken
en tests, en brengt haar identificatienummer aan op elk goedgekeurd werktuig of
laat dit onder haar verantwoordelijkheid aanbrengen. De fabrikant houdt
de conformiteitscertificaten voor inspectiedoeleinden tot tien jaar na het in
de handel brengen van het werktuig ter beschikking van de nationale
autoriteiten. 4.5.
Conformiteitsmarkering en conformiteitsverklaring 4.5.1. De fabrikant
brengt de CE-markering en de in bijlage III, punt 1, bedoelde
opschriften en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 4.3 bedoelde
aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk
afzonderlijk werktuig dat conform is met het goedgekeurde type als beschreven
in het certificaat van EU-typeonderzoek en met de toepasselijke eisen van deze
richtlijn. 4.5.2. De fabrikant
stelt voor elk werktuigmodel een conformiteitsverklaring op en houdt deze
verklaring tot tien jaar na het in de handel brengen van het werktuig ter
beschikking van de nationale autoriteiten. In de conformiteitsverklaring wordt
het werktuigmodel beschreven. Een kopie van de
conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten
verstrekt. Mits de in
punt 4.3 bedoelde aangemelde instantie daarmee akkoord gaat, kan de
fabrikant onder verantwoordelijkheid van deze aangemelde instantie tevens het
identificatienummer van deze instantie op de werktuigen aanbrengen. 4.6. Mits de
aangemelde instantie daarmee akkoord gaat, kan de fabrikant onder
verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie tijdens het fabricageproces
het identificatienummer van deze instantie op de werktuigen aanbrengen. 4.7. Gemachtigde De verplichtingen
van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden
vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat dit in het mandaat
gespecificeerd is. Een gemachtigde mag de in de punten 4.2 en 4.5.1 vervatte
verplichtingen van de fabrikant niet vervullen. 5. MODULE F1:
Conformiteit op basis van productkeuring 5.1. Met „conformiteit
op basis van productkeuring” wordt de conformiteitsbeoordelingsprocedure
bedoeld waarbij de fabrikant de verplichtingen in de punten 5.2, 5.3, 5.6.1 en
5.7 nakomt en op eigen verantwoording garandeert en verklaart dat de betrokken
werktuigen, waarop de bepalingen van punt 5.4 zijn toegepast aan de
toepasselijke eisen van deze richtlijn voldoen. 5.2. Technische
documentatie De fabrikant stelt
de technische documentatie samen. Aan de hand van deze documentatie moet kunnen
worden beoordeeld of het werktuig aan de relevante eisen voldoet; zij omvat een
adequate risicoanalyse en ‑beoordeling. In de technische documentatie
worden de toepasselijke eisen vermeld; zij heeft, voor zover relevant voor de
beoordeling, betrekking op het ontwerp, de fabricage en de werking van het
werktuig. De technische documentatie bevat, indien van toepassing, ten minste
de volgende elementen: a) een algemene
beschrijving van het werktuig; b) ontwerp- en
fabricagetekeningen, alsmede schema's van componenten, onderdelen, circuits enz.; c) beschrijvingen
en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en
schema’s en van de werking van het werktuig; d) een lijst van
de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen en/of andere
relevante technische specificaties waarvan de referenties in het Publicatieblad
van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde
normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de
essentiële eisen van deze richtlijn is voldaan. Bij gedeeltelijk toegepaste
geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke
delen zijn toegepast; e) berekeningen
voor ontwerpen, uitgevoerde controles enz.; f) testverslagen. De fabrikant houdt
tot tien jaar na het in de handel brengen van het werktuig de technische
documentatie ter beschikking van de relevante nationale autoriteiten. 5.3. Fabricage De fabrikant neemt
alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricage- en
controleproces waarborgt dat de vervaardigde werktuigen aan de toepasselijke
eisen van deze richtlijn voldoen. 5.4. Keuring Een door de
fabrikant gekozen aangemelde instantie verricht de nodige onderzoeken en tests
om te controleren of de werktuigen aan de toepasselijke eisen van deze
richtlijn voldoen. De onderzoeken en
tests om te controleren of aan deze eisen wordt voldaan, worden overeenkomstig
punt 5.5 op elk werktuig verricht. 5.5. Productkeuring
door elk werktuig te onderzoeken en testen 5.5.1. Alle
werktuigen worden afzonderlijk onderzocht en er worden passende tests als
omschreven in de relevante geharmoniseerde norm(en) en/of technische
specificaties of gelijkwaardige tests verricht om te controleren of zij met de
toepasselijke eisen overeenstemmen. Indien er geen geharmoniseerde normen en/of
technische specificaties zijn, beslist de aangemelde instantie over de te
verrichten passende tests. 5.5.2. De aangemelde
instantie geeft een conformiteitscertificaat af voor de verrichte onderzoeken
en tests, en brengt haar identificatienummer aan op elk goedgekeurd werktuig of
laat dit onder haar verantwoordelijkheid aanbrengen. De fabrikant houdt
de conformiteitscertificaten tot tien jaar na het in de handel brengen van het
werktuig ter beschikking van de nationale autoriteiten. 5.6.
Conformiteitsmarkering en conformiteitsverklaring 5.6.1. De fabrikant
brengt de CE-markering en de in bijlage III, punt 1, bedoelde
opschriften en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 5.4 bedoelde
aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk
afzonderlijk werktuig dat conform is met de toepasselijke eisen van deze
richtlijn. 5.6.2. De fabrikant
stelt voor elk werktuigmodel een conformiteitsverklaring op en houdt deze
verklaring tot tien jaar na het in de handel brengen van het werktuig ter
beschikking van de nationale autoriteiten. In de conformiteitsverklaring wordt
het werktuigmodel beschreven. Een kopie van de
conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten
verstrekt. Mits de in
punt 5.5 bedoelde aangemelde instantie daarmee akkoord gaat, kan de
fabrikant onder verantwoordelijkheid van deze aangemelde instantie tevens het
identificatienummer van deze instantie op de werktuigen aanbrengen. 5.7. Mits de
aangemelde instantie daarmee akkoord gaat, kan de fabrikant onder verantwoordelijkheid
van de aangemelde instantie tijdens het fabricageproces het identificatienummer
van deze instantie op de werktuigen aanbrengen. 5.8. Gemachtigde De verplichtingen
van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden
vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat dit in het mandaat
gespecificeerd is. Een gemachtigde mag de in de punten 5.3 en 5.6.1 vervatte
verplichtingen van de fabrikant niet vervullen. ê 2009/23/EG
(aangepast) 46. EG-eenheidskeuring Ö MODULE G:
Conformiteit op basis van eenheidskeuring Õ ê 2009/23/EG 4.1. De EG-eenheidskeuring is de procedure waarbij de fabrikant of zijn
in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde garandeert en verklaart dat het werktuig,
dat gewoonlijk voor een specifieke toepassing is ontworpen en waarvoor de in
punt 4.2 bedoelde verklaring is afgegeven, voldoet aan de desbetreffende eisen
van deze richtlijn. De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde
gevolmachtigde brengt op het werktuig de CE-markering van overeenstemming aan
en stelt een verklaring van overeenstemming op. 4.2. De aangemelde instantie onderzoekt het werktuig en onderwerpt het
aan de nodige proeven als beschreven in de in artikel 6, lid 1, bedoelde
relevante geharmoniseerde norm(en) dan wel aan gelijkwaardige proeven, om na te
gaan of het voldoet aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn. De aangemelde instantie brengt op het werktuig waarvan is vastgesteld
dat het aan de eisen voldoet, haar identificatienummer aan of laat dit doen;
tevens stelt zij voor de verrichte proeven een verklaring van overeenstemming
op. 4.3. Op basis van de in bijlage III bedoelde technische documentatie
betreffende het ontwerp van het werktuig moet kunnen worden beoordeeld of het
werktuig voldoet aan de eisen van deze richtlijn en of inzicht kan worden
verkregen in het ontwerp, de fabricage en de werking van het werktuig. Deze
documentatie wordt ter beschikking gesteld van de aangemelde instantie. 4.4. De fabrikant of zijn gevolmachtigde moet in staat zijn desgevraagd
de verklaring van overeenstemming van de aangemelde instantie over te leggen. ò nieuw 6.1. Met
"conformiteit op basis van eenheidskeuring" wordt de
conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij de fabrikant de
verplichtingen in de punten 6.2, 6.3 en 6.5 nakomt en op eigen verantwoording
garandeert en verklaart dat de werktuigen waarop de bepalingen van punt 6.4
zijn toegepast aan de toepasselijke eisen van deze richtlijn voldoen. 6.2. Technische
documentatie De fabrikant stelt
de technische documentatie samen en stelt deze ter beschikking van de in
punt 6.4 bedoelde aangemelde instantie. Aan de hand van deze documentatie
moet kunnen worden beoordeeld of het werktuig aan de relevante eisen voldoet;
zij omvat een adequate risicoanalyse en ‑beoordeling. In de technische
documentatie worden de toepasselijke eisen vermeld; zij heeft, voor zover
relevant voor de beoordeling, betrekking op het ontwerp, de fabricage en de
werking van het werktuig. De technische
documentatie bevat, indien van toepassing, ten minste de volgende elementen: a) een algemene
beschrijving van het werktuig; b) ontwerp- en
fabricagetekeningen, alsmede schema's van componenten, onderdelen, circuits
enz., c) beschrijvingen
en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en
schema’s en van de werking van het werktuig; d) een lijst van
de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen en/of andere
relevante technische specificaties waarvan de referenties in het Publicatieblad
van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde
normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de
essentiële eisen van deze richtlijn is voldaan. Bij gedeeltelijk toegepaste
geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke
delen zijn toegepast; e) berekeningen
voor ontwerpen, uitgevoerde controles enz.; f) testverslagen. De fabrikant houdt
tot tien jaar na het in de handel brengen van het werktuig de technische
documentatie ter beschikking van de relevante nationale autoriteiten. 6.3. Fabricage De fabrikant neemt
alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricage- en
controleproces waarborgt dat het vervaardigde werktuig aan de toepasselijke
eisen van deze richtlijn voldoet. 6.4. Keuring Een door de
fabrikant gekozen aangemelde instantie verricht de nodige onderzoeken en tests
als omschreven in de relevante geharmoniseerde normen en/of technische
specificaties, of gelijkwaardige tests of laat die verrichten, om te
controleren of het werktuig met de toepasselijke eisen van deze richtlijn
overeenstemt. Indien er geen geharmoniseerde normen en/of technische
specificaties zijn, beslist de aangemelde instantie over de te verrichten
passende tests. De aangemelde
instantie geeft een conformiteitscertificaat af voor de verrichte onderzoeken
en tests, en brengt haar identificatienummer aan op het goedgekeurde werktuig
of laat dit onder haar verantwoordelijkheid aanbrengen. De fabrikant houdt
de conformiteitscertificaten tot tien jaar na het in de handel brengen van het
werktuig ter beschikking van de nationale autoriteiten. 6.5.
Conformiteitsmarkering en conformiteitsverklaring 6.5.1. De fabrikant
brengt de CE-markering en de in bijlage III, punt 1, bedoelde
opschriften en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 6.4 bedoelde
aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk
werktuig dat conform is met de toepasselijke eisen van deze richtlijn. 6.5.2. De fabrikant
stelt een conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring tot tien jaar na
het in de handel brengen van het werktuig ter beschikking van de nationale
autoriteiten. In de conformiteitsverklaring wordt het werktuig beschreven. Een kopie van de
conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten
verstrekt. 6.6. Gemachtigde De in de punten 6.2
en 6.5 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn
verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat
dit in het mandaat gespecificeerd is. ê 2009/23/EG
(aangepast) 57.
Gemeenschappelijke bepalingen 57.1. De EG-verklaring van overeenstemming met het type (Waarborg van de
kwaliteit van de productie), de EG-keuring en de EG-keuring per eenheid kunnen
Ö conformiteitsbeoordeling
overeenkomstig module D, D1, F, F1 of G kan Õ bij de fabrikant
worden uitgevoerd of op een andere plaats indien het werktuig voor het vervoer
naar de plaats van gebruik niet behoeft te worden gedemonteerd, indien het
werktuig voor het in werking stellen op de plaats van gebruik niet behoeft te
worden gemonteerd of er geen andere technische installatiewerkzaamheden zijn
vereist die van invloed kunnen zijn op de prestatie van het werktuig en indien
de waarde van de zwaartekracht op de plaats van het in werking stellen in
aanmerking wordt genomen, of indien de prestatie van het werktuig niet wordt
beïnvloed door variaties in de zwaartekracht. In alle overige gevallen moeten zij worden uitgevoerd op de plaats van gebruik van
het werktuig. ê 2009/23/EG 57.2. Indien
de prestatie van het werktuig wordt beïnvloed door variaties in de zwaartekracht,
mogen de in punt 57.1 bedoelde procedures in twee fasen worden
verricht, waarbij de tweede fase alle onderzoeken en proeven omvat waarvan het
resultaat afhankelijk van de zwaartekracht is en de eerste fase alle andere
onderzoeken en proeven. De tweede fase wordt uitgevoerd op de plaats van
gebruik van het werktuig. Indien een lidstaat op zijn grondgebied
zwaartekrachtgebieden heeft afgebakend, mag de uitdrukking "op de plaats
van gebruik van het werktuig" worden geïnterpreteerd als "in het zwaartekrachtgebied
van gebruik van het werktuig". 57.2.1.
Indien een fabrikant voor de uitvoering in twee fasen van een van de in
punt 57.1 vermelde procedures heeft gekozen en indien
deze twee fasen door verschillende instanties worden uitgevoerd, moet op een
werktuig dat de eerste fase van de betrokken procedure heeft ondergaan, het
identificatienummer van de bij die fase betrokken aangewezen instantie zijn
aangebracht. 57.2.2. De
instantie die de eerste fase van de procedure heeft uitgevoerd, geeft voor elk
werktuig een schriftelijke verklaring af dat de gegevens ter identificatie van
het werktuig bevat en waarin de verrichte onderzoeken en proeven nader zijn
aangegeven. De instantie die de tweede fase van de
procedure uitvoert, verricht de onderzoeken en proeven die nog niet hebben
plaatsgevonden. De fabrikant of zijn gevolmachtigde moet in
staat zijn desgevraagd de verklaring van
overeenstemming conformiteitscertificaten
van de aangemelde instantie over te leggen. ê 2009/23/EG
(aangepast) 57.2.3. De Een
fabrikant die in de eerste fase voor de EG-verklaring van
overeenstemming met het type (waarborg van de kwaliteit van de productie
Ö module D of
D1 Õ heeft gekozen, kan
in de tweede fase dezelfde procedure toepassen of besluiten in de tweede fase
gebruik te maken van de EG-keuring Ö module F of F1,
naar gelang van het geval Õ. 57.2.4. Na
voltooiing van de tweede fase worden op het werktuig de CE-markering van overeenstemming en het identificatienummer van de
bij de tweede fase betrokken aangemelde instantie aangebracht. ê 2009/23/EG BIJLAGE III TECHNISCHE
DOCUMENTATIE BETREFFENDE HET ONTWERP De technische documentatie moet een duidelijk beeld geven van ontwerp,
fabricage en werking van het product, en dient de beoordeling van de
overeenstemming met de voorschriften van de richtlijn mogelijk te maken. De documentatie omvat, voor zover dat voor de beoordeling van belang
is: –
een algemene beschrijving van het type; –
ontwerp- en fabricagetekeningen en schema’s van delen
en onderdelen, circuits, enz.; –
beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor
begrip van het bovenstaande, de werking van het instrument inbegrepen; –
een lijst van de in artikel 6, lid 1, bedoelde
geharmoniseerde normen die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast en
beschrijvingen van de oplossingen die zijn gekozen om aan de fundamentele
voorschriften te voldoen, indien de in artikel 6, lid 1, bedoelde
geharmoniseerde normen niet zijn toegepast; –
resultaten van verrichte ontwerpberekeningen en
onderzoeken, enz.; –
testrapporten; –
de EG-typegoedkeuringscertificaten en de bijbehorende
testresultaten betreffende werktuigen die elementen bevatten welke met die van
het ontwerp identiek zijn. ê 2009/23/EG
(aangepast) BIJLAGE IVIII CE-MARKERING VAN OVEREENSTEMMING EN
OPSCHRIFTEN 1. Werktuigen die aan de EG Ö EU Õ-conformiteitsbeoordelingsprocedure
zijn onderworpen 1.1. Deze werktuigen moeten zijn voorzien van: a) de CE-markering van
overeenstemming die bestaat uit het CE-symbool zoals aangegeven in
bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 765/2008, Ö gevolgd
door Õ - het (de) identificatienummer(s) van de aangemelde instantie(s)
die zich heeft (hebben) belast met het EG-toezicht of de EG-keuring Ö die betrokken
is bij de productiecontrolefase Õ.; ê 2009/23/EG Bovengenoemde markeringen en opschriften moeten
duidelijk gegroepeerd op het werktuig zijn aangebracht; ê 2009/23/EG
(aangepast) b) een groen
vierkant vignet groene vierkante sticker
van minimaal 12,5 bij 12,5 mm, met daarop een zwarte hoofdletter M; c) de volgende opschriften: i) - voor zover van
toepassing, het nummer van het EG-typegoedkeuringscertificaat,
Ö certificaat van
EU-typeonderzoek; Õ ii) - fabrieksmerk of naam
van de fabrikant,; iii) - de
nauwkeurigheidsklasse binnen een ovaal of binnen twee horizontale lijnen die
door twee halve cirkels zijn verbonden,; iv) - maximaal weegvermogen
in de vorm "Max …",; v) - minimaal weegvermogen
in de vorm "Min …",; vi) - ijkeenheid in de vorm
"e = …",; vii) - de laatste twee cijfers
van het jaar waarin de CE-markering van overeenstemming
is aangebracht,; en, voor zover van toepassing,: ê 2009/23/EG viii) - serienummer,; ix) - bij werktuigen
bestaande uit afzonderlijke maar aangekoppelde delen: het
identificatiemerkteken op elk onderdeel,; x) - afleeseenheid, indien
niet gelijk aan e, in de vorm "d = …",; xi) - tarra-optelvermogen in
de vorm "T = + …",; xii) - tarra-aftrekvermogen,
indien niet gelijk aan Max, in de vorm "T = – …",; xiii) - tarra-afleeseenheid,
indien niet gelijk aan d, in de vorm "dT = …",; xiv) - grensbelasting, indien
niet gelijk aan Max, in de vorm "Lim = …",; xv) - bijzondere
temperatuurgrenzen in de vorm "… °C/… °C",; xvi) - verhouding
gewichtendrager/lastdrager. ê 2009/23/EG
(aangepast) 1.2. De werktuigen moeten adequate
voorzieningen bevatten voor het aanbrengen van de CE-markering van overeenstemming en/of andere opschriften. Deze
moeten van zodanige aard zijn dat de markering en de opschriften niet zonder
beschadiging kunnen worden verwijderd en dat de markering en de opschriften
zichtbaar zijn wanneer het werktuig zich in de normale gebruikspositie bevindt. ê 2009/23/EG 1.3. Indien van een opschriftenplaat gebruik
wordt gemaakt, moet deze kunnen worden verzegeld, tenzij deze niet kan worden
verwijderd zonder beschadiging. Indien de plaat kan worden verzegeld, moet er
een controlemerkteken op kunnen worden aangebracht. 1.4. De opschriften "Max",
"Min", "e" en "d" moeten worden herhaald in de
nabijheid van de aanwijzing van het resultaat, althans indien zij daar niet
reeds zijn geplaatst. 1.5. Elke lastvereffeningsinrichting die
verbonden is of verbonden kan worden met een of meer lastdragers, moet zijn
voorzien van de desbetreffende opschriften met betrekking tot die lastdragers. 2. Overige werktuigen De overige werktuigen moeten zijn voorzien
van: –
het fabrieksmerk of de naam van de fabrikant,; –
het maximale weegvermogen in de vorm "Max
…". Deze werktuigen mogen niet voorzien zijn van het de
in punt 1.1 b) bedoelde vignet
sticker. 3. Beperkend gebruikssymbool als bedoeld in
artikel 1317 Dit symbool wordt gevormd door een zwarte
hoofdletter M op een rode vierkante ondergrond van minimaal 25 bij 25 mm,
waarbij het geheel diagonaal is doorgekruist. ê 2009/23/EG BIJLAGE V Minimumcriteria die door de lidstaten moeten worden
toegepast bij het aanwijzen van instanties voor de uitvoering van de taken met
betrekking tot de in artikel 9 bedoelde procedures 1. De instanties moeten over het vereiste personeel en de noodzakelijke
middelen en apparatuur beschikken. 2. Het personeel van de instanties moet blijk geven van technische
bekwaamheid en professionele integriteit. 3. De instanties moeten onafhankelijk van alle kringen, groepen of
personen werken, die direct of indirect belangen hebben op het gebied van
niet-automatische weegwerktuigen, voor wat betreft de uitvoering van proeven,
het opstellen van verslagen, de afgifte van certificaten en het uitoefenen van
het in deze richtlijn voorgeschreven toezicht. 4. Het personeel van de instanties moet het beroepsgeheim bewaren. 5. De instanties moeten een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering
aangaan indien hun wettelijke aansprakelijkheid volgens de nationale wetgeving
niet door de overheid is gedekt. De lidstaten controleren op gezette tijdstippen of aan de voorwaarden
van de punten 1 en 2 is voldaan. ê 2009/23/EG BIJLAGE VI CE-MARKERING
VAN OVEREENSTEMMING –
De CE-markering van overeenstemming bestaat uit de
initialen CE in de volgende grafische vorm: –
Bij vergroting of verkleining van de CE-markering van
overeenstemming moeten de verhoudingen van bovenstaande gegradueerde afbeelding
in acht worden genomen. –
De onderscheiden onderdelen van de CE-markering van
overeenstemming moeten nagenoeg dezelfde hoogte hebben, die minimaal 5 mm
bedraagt. ê 2009/23/EG
(aangepast) BIJLAGE VII DEEL A Ingetrokken richtlijn met de wijziging ervan (bedoeld in artikel 17) Richtlijn 90/384/EEG van de Raad (PB L 189 van 20.7.1990, blz. 1) || Richtlijn 93/68/EEG van de Raad (PB L 220 van 30.8.1993, blz. 1) || Uitsluitend artikel 1, punt 7, en artikel 8 DEEL B Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing (bedoeld in artikel 17) Richtlijn || Omzettingstermijn || Toepassingsdatum 90/384/EEG || 30 juni 1992 || 1 januari 1993[18] 93/68/EEG || 30 juni 1994 || 1 januari 1995[19] ê 2009/23/EG
(aangepast) BIJLAGE VIIIIV CONCORDANTIETABEL Richtlijn 90/384/EEG Ö 2009/23/EG Õ || De onderhavige richtlijn Overweging 5, laatste zin || Artikel 2, punt 3 Artikel 1, lid 1, eerste alinea || Artikel 2, punt 1 Artikel 1, lid 1, tweede alinea || Artikel 2, punt 2 Artikel 1, lid 1, derde alinea || Artikel 1, lid 1 Artikel 1, lid 2, aanhef || Artikel 1, lid 2, aanhef Artikel 1, lid 2, onder a), punt 1 || Artikel 1, lid 2, onder a), punt i) Artikel 1, lid 2, onder a), punt 2 || Artikel 1, lid 2, onder a), punt ii) Artikel 1, lid 2, onder a), punt 3 || Artikel 1, lid 2, onder a), punt iii) Artikel 1, lid 2, onder a), punt 4 || Artikel 1, lid 2, onder a), punt iv) Artikel 1, lid 2, onder a), punt 5 || Artikel 1, lid 2, onder a), punt v) Artikel 1, lid 2, onder a), punt 6 || Artikel 1, lid 2, onder a), punt vi) Artikel 1, lid 2, onder b) || Artikel 1, lid 2, onder b) Artikel 2 || Artikel 3 Artikel 3 || Artikel 4 Artikel 4 || Artikel 5 Artikel 5 || Artikel 6 Artikel 6, eerste alinea, eerste zin || Artikel 7, eerste alinea Artikel 6, eerste alinea, tweede zin || Artikel 7, tweede alinea Artikel 6, tweede alinea || Artikel 7, derde alinea Artikel 7 || Artikel 8 Artikel 8, leden 1 en 2 || Artikel 9, leden 1 en 2 Artikel 8, lid 3, onder a) || Artikel 9, lid 3, eerste alinea Artikel 8, lid 3, onder b) || Artikel 9, lid 3, tweede alinea Artikel 9 || Artikel 10 Artikel 10 || Artikel 11 Artikel 11 || Artikel 12 Artikel 12 || Artikel 13 Artikel 13 || Artikel 14 Artikel 14, eerste zin || Artikel 15, eerste alinea Artikel 14, tweede zin || Artikel 15, tweede alinea Artikel 15, leden 1, 2 en 3 || — Artikel 15, lid 4 || Artikel 16 Artikel 15, lid 5 || — — || Artikel 17 — || Artikel 18 Artikel 16 || Artikel 19 Bijlagen I tot en met VI || Bijlagen I tot en met VI — || Bijlage VII — || Bijlage VIII Ö Artikel 1, lid 1 Õ || Ö Artikel 1, lid 1 Õ Ö Artikel 1, lid 2, aanhef Õ || Ö Artikel 1, lid 2, aanhef Õ Ö Artikel 1, lid 2, onder a) i) Õ || Ö Artikel 1, lid 2, onder a) Õ Ö Artikel 1, lid 2, onder a) ii) Õ || Ö Artikel 1, lid 2, onder b) Õ Ö Artikel 1, lid 2, onder a) iii) Õ || Ö Artikel 1, lid 2, onder c) Õ Ö Artikel 1, lid 2, onder a) iv) Õ || Ö Artikel 1, lid 2, onder d) Õ Ö Artikel 1, lid 2, onder a) v) Õ || Ö Artikel 1, lid 2, onder e) Õ Ö Artikel 1, lid 2, onder a) vi) Õ || Ö Artikel 1, lid 2, onder f) Õ Ö Artikel 1, lid 2, onder b) Õ || Ö Artikel 1, lid 2, onder g) Õ Ö Artikel 2, punt 1 Õ || Ö Artikel 2, punt 1 Õ Ö Artikel 2, punt 2 Õ || Ö Artikel 2, punt 2 Õ Ö Artikel 2, punt 3 Õ || Ö ____ Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 2, punten 3 tot en met 19 Õ Ö Artikel 3 Õ || Ö Artikel 3 Õ Ö Artikel 4 Õ || Ö Artikel 4 Õ Ö Artikel 5 Õ || Ö Artikel 5 Õ Ö Artikel 6 Õ || Ö ____ Õ Ö Artikel 7 Õ || Ö ____ Õ Ö Artikel 8 Õ || Ö ____ Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 6 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 7 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 8 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 9 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 10 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 11 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 12 Õ Ö Artikel 9, lid 1, aanhef Õ || Ö Artikel 13, lid 1, aanhef Õ Ö Artikel 9, lid 1, onder a) Õ || Ö Artikel 13, lid 1, onder a) Õ Ö Artikel 9, lid 1, onder b) Õ || Ö Artikel 13, lid 1, onder b) Õ Ö Artikel 9, lid 2 Õ || Ö Artikel 13, lid 2 Õ Ö Artikel 9, lid 3 Õ || Ö _____ Õ Ö Artikel 10 Õ || Ö ____ Õ Ö Artikel 11 Õ || Ö ___ Õ Ö Artikel 12 Õ || Ö ____ Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 14 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 15 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 16, leden 1 tot en met 4 Õ Ö Artikel 13, eerste zin Õ || Ö Artikel 6, lid 2, vierde alinea Õ Ö Artikel 13, tweede zin Õ || Ö Artikel 17 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 18 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 19 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 20 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 21 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 22 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 23 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 24 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 25 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 26 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 27 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 28 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 29 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 30 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 31 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 32 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 33 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 34 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 35 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 36 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 37 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 38 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 39 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 40 Õ Ö Artikel 14 Õ || Ö Artikel 3, lid 3 Õ Ö Artikel 15 Õ || Ö ____ Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 41 Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 42, lid 1 Õ Ö Artikel 16 Õ || Ö Artikel 42, lid 2 Õ Ö Artikel 17 Õ || Ö Artikel 43 Õ Ö Artikel 18 Õ || Ö Artikel 44, eerste alinea Õ Ö ____ Õ || Ö Artikel 44, tweede alinea Õ Ö Artikel 19 Õ || Ö Artikel 45 Õ Ö Bijlage I Õ || Ö Bijlage I Õ Ö Bijlage II, punt 1 Õ || Ö ____ Õ Ö ____ Õ || Ö Bijlage II, punt 1 Õ Ö Bijlage II, punt 2 Õ || Ö ____ Õ Ö ____ Õ || Ö Bijlage II, punt 2 Õ Ö ____ Õ || Ö Bijlage II, punt 3 Õ Ö Bijlage II, punt 3 Õ || Ö ____ Õ Ö ____ Õ || Ö Bijlage II, punt 4 Õ Ö ____ Õ || Ö Bijlage II, punt 5 Õ Ö Bijlage II, punt 4 Õ || Ö ____ Õ Ö ____ Õ || Ö Bijlage II, punt 6 Õ Ö Bijlage II, punt 5 Õ || Ö Bijlage II, punt 7 Õ Ö Bijlage III Õ || Ö ____ Õ Ö Bijlage IV Õ || Ö Bijlage III Õ Ö Bijlage V Õ || Ö ____ Õ Ö Bijlage VI Õ || Ö ____ Õ Ö Bijlage VII Õ || Ö ____ Õ Ö Bijlage VIII Õ || Ö ____ Õ Ö ____ Õ || Ö Bijlage IV Õ [1] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement,
de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de
Regio's, COM(2011) 206 definitief. [2] Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement
en de Raad betreffende Europese normalisatie en tot wijziging van de
Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG,
94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/105/EG en
2009/23/EG van het Europees Parlement en de Raad [COM(2011) 315 definitief]. [3] PB C 77 van 28.3.2002. [4] PB C […] van […], blz. […]. [5] PB L 189 van 20.7.1990, blz. 1. [6] Zie bijlage VII, deel A. [7] PB L 122 van 16.5.2009, blz. 6. [8] PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30. [9] PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82. [10] PB L […] van […], blz. […]. [11] PB C 91 van 16.4.2003, blz. 7. [12] PB C 136 van 4.6.1985, blz. 1. [13] PB C 267 van 19.10.1989, blz. 3. [14] PB C 10 van 16.1.1990, blz. 1. [15] PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. [16] PB L 39 van 15.2.1980,
blz. 40. [17] Voor i = r geldt de
overeenkomstige kolom van tabel 1, waarbij e wordt vervangen door er. [18] Overeenkomstig
artikel 15, lid 3, van Richtlijn 90/384/EEG staan de lidstaten gedurende een
periode van tien jaar vanaf de datum van toepassing van de wettelijke,
bestuursrechtelijke en administratieve bepalingen die zij hebben aangenomen met
het oog op de omzetting in het nationale recht van die richtlijn, het in de
handel en/of het in gebruik nemen van werktuigen toe, die overeenstemmen met de
voor 1 januari 1993 geldende voorschriften. [19] Overeenkomstig artikel 14, lid 2, van
Richtlijn 93/68/EEG staan de lidstaten tot 1 januari 1997 het in de handel
brengen en het gebruik toe van de producten die in overeenstemming zijn met de
markeringsregelingen welke vóór 1 januari 1995 van kracht zijn.