This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011PC0425
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the Common Fisheries Policy
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
/* COM/2011/0425 definitief - 2011/0195 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid /* COM/2011/0425 definitief - 2011/0195 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL · Algemene context In 2009 heeft de Commissie op basis van het
groenboek over de hervorming van het visserijbeleid[1] (GVB) een analyse gemaakt van
de werking van dit beleid. De conclusie van de Commissie luidde dat weliswaar
vooruitgang is geboekt sinds de hervorming van 2002, maar dat de doelstellingen
om tot een op alle gebieden (ecologisch, economisch en sociaal) duurzame
visserij te komen, niet zijn verwezenlijkt. Zij wees er eveneens op dat in het
groenboek een aantal structurele tekortkomingen van het huidige GVB worden
geïdentificeerd. Het Europees Parlement en de Raad van ministers hebben deze
conclusie ondersteund. De talrijke bijdragen aan het openbare debat
dat in de periode april 2009 – november 2010 heeft plaatsgehad, en
specifieke studies en evaluaties hebben de globale beoordeling van het
groenboek eveneens bevestigd en hebben geholpen bij het omschrijven van de
tekortkomingen die in het kader van de hervorming moeten worden aangepakt. · Motivering en doel van het voorstel Het GVB moet fundamenteel worden hervormd door
de bestaande Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002
inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het
kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid in te trekken en deze met ingang
van 1 januari 2013 te vervangen door een nieuwe GVB‑verordening die op basis
van het onderhavige voorstel wordt vastgesteld door het Europees Parlement en
de Raad. De voornaamste problemen van het GVB zijn: –
gebrek aan doelgerichtheid wat de doelstellingen
inzake economische, sociale en milieuduurzaamheid betreft; –
onaanvaardbaar hoge teruggooiniveaus; –
overcapaciteit van de vloot, overbevissing, op een
te hoog niveau vastgestelde totaal toegestane vangsten (TAC's) en slechte
naleving, die samen ertoe hebben geleid dat de grote meerderheid van de EU‑bestanden
worden overgeëxploiteerd; –
lage rendabiliteit en geringe economische
veerkracht van een aanzienlijk aantal vloten; –
onvoldoende integratie van milieuoverwegingen in
het beleid; –
gebrek aan degelijke gegevens om alle bestanden en
vloten te beoordelen; –
verlening van substantiële financiële
overheidssteun aan visserijtakken die niet bijdraagt tot de verwezenlijking van
de doelstellingen van het GVB; –
geringe aantrekkelijkheid van de visserij als
beroepsactiviteit en de teruggang van sommige kustgemeenschappen die
afhankelijk zijn van de visserij; –
een van boven opgelegd microbeheer op EU‑niveau dat
niet flexibel genoeg is en onvoldoende is aangepast aan de lokale en regionale
omstandigheden; –
ontoereikende ontwikkeling van de aquacultuur in de
EU; –
een duur en extreem ingewikkeld wetgevingskader en
beheer, wat niet‑naleving in de hand werkt; –
een handelsbeleid dat geconfronteerd wordt met
uitdagingen als mondialisering en toenemende onderlinge afhankelijkheid. Dit voorstel voor een nieuwe basisverordening
is gerechtvaardigd gezien de noodzaak om: –
de doelstellingen van het GVB te preciseren; –
de beleidsinitiatieven die onder het GVB
ressorteren, beter met elkaar te laten sporen; –
de mariene biologische hulpbronnen, met name via
meerjarenplannen voor visserijbeheer, beter in stand te houden, en een einde te
maken aan de teruggooi; –
bij te dragen tot op het ecosysteem en het milieu
gebaseerde beleidslijnen in het kader van het GVB; –
maatregelen in het kader van de
instandhoudingspijler te regionaliseren aan de hand van een op zeegebieden
gebaseerde benadering; –
de gegevensverzameling en het wetenschappelijk
advies te versterken met het oog op een steviger kennisbasis voor het instandhoudingsbeleid; –
het externe beleid volledig te integreren in het
GVB; –
de ontwikkeling van de aquacultuur te bevorderen; –
het beleid op het gebied van de gemeenschappelijke
marktordening in het kader van het GVB te hervormen; –
een rechtskader vast te stellen voor een uiterlijk
in 2014 aan te nemen nieuw financieel instrument dat de doelstellingen van het
GVB en de Agenda 2020 van de EU ondersteunt; –
de betrokkenheid van de belanghebbende partijen
verder te versterken en de stroomlijnen; –
de onlangs vastgestelde nieuwe controleregeling in
het GVB op te nemen. Globaal gezien moet het voorstel ervoor zorgen
dat zowel de visserij als de aquacultuur plaatsvindt in milieuomstandigheden
die duurzaam zijn op lange termijn, en bijdraagt tot de beschikbaarheid van
voedselvoorraden. Het beleid heeft tot doel om uiterlijk in 2015 de levende
mariene biologische hulpbronnen zo te exploiteren dat de visbestanden op
niveaus worden gebracht of gehouden die de maximale duurzame opbrengst kunnen
opleveren. In het kader van het GVB zal het visserijbeheer ten uitvoer worden
gelegd aan de hand van de voorzorgsbenadering en de ecosysteemgerichte
benadering. De Commissie zal, in samenhang met dit
voorstel, nog een aantal andere teksten vaststellen, nl. een overkoepelende
mededeling over het toekomstig gemeenschappelijk visserijbeleid, een voorstel
voor een verordening inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserij‑
en aquacultuurproducten, een mededeling over de externe dimensie van het GVB en
een verslag over specifieke onderdelen van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van
de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame
exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk
visserijbeleid. · Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Bij Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad
van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de
visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid is het
momenteel geldende algemene regelgevingsraamwerk voor het GVB vastgesteld. Deze
verordening zou moeten worden vervangen door het onderhavige voorstel. Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30
maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische
maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen[2]. Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van
17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de
sector visserijproducten en producten van de aquacultuur[3]. Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van
21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische
maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot
wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening
(EG) nr. 88/98[4]. Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van
27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds[5]. Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de
Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame
exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van
Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG)
nr. 1626/94[6]. Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van
25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de
verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en
voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk
visserijbeleid[7]. Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van
29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om
illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan
en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr.
1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr.
1093/94 en (EG) nr. 1447/1999[8]. Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van
20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de
naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet
garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr.
2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr.
2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr.
1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen
(EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006[9]. Besluit 2004/585/EG van de
Raad van 19 juli 2004 tot oprichting van regionale adviesraden in het kader van
het gemeenschappelijk visserijbeleid[10].
· Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie Het voorstel en de doelstellingen ervan zijn
consistent met andere EU‑beleidsgebieden en de doelstellingen ervan, in het
bijzonder het milieubeleid, het sociale beleid, het regionale beleid, het
ontwikkelingsbeleid, het markt‑ en handelsbeleid, het financiële beleid, het
beleid inzake onderzoek en innovatie, het gezondheidsbeleid en het beleid
inzake consumentenbescherming. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING ·
Raadpleging van belanghebbende partijen
Wijze van raadpleging, belangrijkste
geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten Naar aanleiding van de raadpleging in 2009 en
2010 hebben de belanghebbende partijen in via het internet en tijdens talrijke
bijeenkomsten geleverde bijdragen hun algemene steun voor de hervorming
getoond. Het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en
het Comité van de Regio's hebben advies over het groenboek uitgebracht. Voorts
is de hervorming herhaaldelijk behandeld door de Raad van ministers. De
resultaten van de openbare raadpleging zijn samengevat in het document getiteld
"Synthesis of the Consultation on the Reform of the Common Fisheries
Policy"[11].
Samenvatting van de reacties en hoe
daarmee rekening is gehouden De thema's die centraal staan in de reacties,
zijn: vereenvoudiging, aanpassing van de besluitvorming aan het Verdrag van
Lissabon, versteviging van de langetermijnbenadering ten aanzien van
instandhouding en beheer van de hulpbronnen, inclusief het probleem van de
teruggooi, regionalisering, een grotere participatie van de belanghebbende
partijen en responsabilisering van de sector. Relatieve stabiliteit wordt
doorgaans als een centrale pijler van het GVB beschouwd, met name door de
lidstaten. De kleinschalige visserij en de kustvisserij worden weliswaar als
belangrijk aangemerkt, maar de steun voor het idee van een gedifferentieerde
regeling die verder gaat dan de bestaande wetsbepalingen, kon slechts op
beperkte steun rekenen. Een groot aantal belanghebbende partijen was van mening
dat een meer marktgebaseerde aanpak van het vlootbeheer en het marktbeleid de
duurzaamheid zou kunnen stimuleren. Extern beleid en internationale acties, zo
bleek uit de raadpleging, moeten volledig in overeenstemming worden gebracht
met de beginselen en de doelstellingen van het GVB. Voorts blijkt forse steun
te bestaan voor het idee om de verlening van overheidsfinanciering steviger te
koppelen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het beleid.
Aquacultuur wordt in tal van bijdragen als belangrijk beschouwd. De Commissie heeft bij het opstellen van dit
voorstel rekening gehouden met de bijdragen in het kader van de raadpleging,
met name inzake het creëren van milieuomstandigheden die borg staan voor
duurzaamheid en voor een maximale duurzame opbrengst, een steviger verankerd
langetermijnperspectief, regionalisering, participatie van de belanghebbenden
en de invoering van instrumenten die meer op de markt zijn gebaseerd, maar ook
rekening houden met de specifieke kenmerken van kleinschalige vloten. Het
belang van de aquacultuur komt ook naar voren in het voorstel. · Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid Bij het ontwikkelen van de voorstellen is niet
alleen rekening gehouden met externe expertise en bestaande beleidskennis,
zoals het (jaarlijks) advies van ICES en het WTECV, maar ook met een reeks
studies en onderzoeksprojecten. Openbaar beschikbare deskundigenadviezen en
studies worden bekendgemaakt op de website van DG MARE. · Effectbeoordeling In het kader van het pakket voor de hervorming
van het GVB zijn verschillende opties aan een effectbeoordeling onderworpen. In
alle opties is milieuduurzaamheid als een voorwaarde voor globale duurzaamheid
vooropgesteld. Om het effect van de opties te meten, werden prestatie‑indicatoren
gebruikt die de analyse van de effecten moeten ondersteunen. De effecten van
alle opties werden geanalyseerd en getoetst aan een analyse van de zogenaamde
status‑quo‑optie. Op basis daarvan zijn twee opties naar voren gekomen die,
zoals wordt aangegeven in het effectbeoordelingsverslag, de voorkeur genieten.
Deze twee opties zijn vergelijkbaar in de zin dat zij de nadruk leggen op
milieuduurzaamheid en tegelijkertijd voldoende flexibiliteit bieden en de
visserijsector daardoor de kans geven zich aan de ambitieuze
milieudoelstellingen aan te passen. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Rechtsgrondslag Artikel 43, lid 2, van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie. Subsidiariteitsbeginsel Aangezien de voorgestelde bepalingen inzake de
instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen onder de exclusieve
bevoegdheid van de EU vallen, is het subsidiariteitsbeginsel niet van
toepassing op die bepalingen. Voorgestelde bepalingen inzake de aquacultuur
en de noodzaak strategische EU‑richtsnoeren over gemeenschappelijke
prioriteiten en streefdoelen voor de ontwikkeling van de
aquacultuuractiviteiten vast te stellen, vallen onder de gedeelde bevoegdheid
van de Unie en de lidstaten. Niet‑bindende strategische EU‑richtsnoeren zullen
de basis vormen voor nationale strategische meerjarenplannen. In dit verband
moet in aanmerking worden genomen dat strategische keuzes die een lidstaat op
nationaal niveau maakt, gevolgen kunnen hebben voor de ontwikkeling van
aquacultuuractiviteiten in de buurlidstaten. De bepalingen in het voorstel
betreffende de gemeenschappelijke marktordening vallen onder de gedeelde
bevoegdheid van de Unie en de lidstaten. De gemeenschappelijke marktordening is
er onder meer op gericht het concurrentievermogen van de visserij‑ en de
aquacultuur in de Unie te verbeteren, de markten transparanter te maken en bij
te dragen tot de totstandbrenging van een gelijk speelveld voor alle in de EU
afgezette producten. Om deze doelstellingen te halen, moeten de maatregelen in
de hele Unie consistent zijn. Deze maatregelen hebben onder meer betrekking op
de organisatie van de sector aan de hand van marktstabiliserende maatregelen en
handelsnormen, en vereisten inzake consumentenvoorlichting. Het
subsidiariteitsbeginsel is bijgevolg in acht genomen in dit voorstel. Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het gemeenschappelijk visserijbeleid is een gemeenschappelijk beleid en moet daarom ten uitvoer worden gelegd bij een verordening die door het Europees Parlement en de Raad wordt vastgesteld. Het is voor het bereiken van het fundamentele doel (zorgen voor een visserij‑ en een aquacultuursector die werkt in economische, sociale en milieuomstandigheden die duurzaam zijn op lange termijn, en bijdraagt tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden) noodzakelijk en passend regels inzake de instandhouding en de exploitatie van mariene biologische hulpbronnen vast te stellen. Deze verordening gaat niet verder dan hetgeen nodig is om dat doel te verwezenlijken. Op grond van de voorgestelde geregionaliseerde benadering zullen de lidstaten gemachtigd worden om op basis van het instrumentarium aan maatregelen dat in het kader van het instandhoudingsbeleid van het GVB beschikbaar is, instandhoudings‑ en technische maatregelen te nemen die nodig zijn om de doelstellingen en streefdoelen te halen die zijn opgenomen in de door de EU‑wetgever vastgestelde verordeningen. Dit zal zorgen voor regionale flexibiliteit in de toepassing van de EU‑wetgeving. Het staat de lidstaten zoals voorheen vrij om de door de Raad toegewezen vangstmogelijkheden naar eigen goeddunken over de regio's of de marktdeelnemers te verdelen. De lidstaten beschikken dus over een ruime mate van vrijheid wanneer zij moeten beslissen aan de hand van welk sociaal/economisch model de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden zullen worden geëxploiteerd. 4. FACULTATIEVE ELEMENTEN · Nadere uitleg van het voorstel Dit voorstel van de Commissie behelst een
ingrijpende wijziging van het GVB. In dit deel wordt het voorstel nader
toegelicht. Algemene bepalingen Globaal gezien moet het GVB ervoor zorgen dat
zowel de visserij als de aquacultuur plaatsvindt in milieuomstandigheden die
duurzaam zijn op lange termijn. Het voorhanden zijn van dergelijke
omstandigheden is een voorwaarde voor de totstandbrenging van een economisch en
sociaal duurzame visserijindustrie die bijdraagt tot de beschikbaarheid van
voedselvoorraden. Uit de effectbeoordeling blijkt dat ambitieuze streefdoelen
voor de hulpbronnen, die voldoen aan de internationale plicht van de EU om
uiterlijk in 2015 een maximale duurzame opbrengst te halen, ertoe kunnen leiden
dat de bestanden er globaal gezien aanzienlijk beter voor komen te staan en dat
de situatie op economisch en sociaal gebied bijgevolg significant zal
verbeteren. In het kader van deze positieve bevindingen uit de
effectbeoordeling wordt onderstreept dat milieuduurzaamheid een absolute
voorwaarde is voor economische en sociale duurzaamheid op lange termijn. Door ongewenste vangsten te reduceren, een
einde te maken aan de teruggooi, de negatieve impact op de mariene ecosystemen
tot een minimum te beperken, en in combinatie met deze maatregelen zowel de
voorzorgsbenadering als de ecosysteemgerichte benadering toe te passen, zal de
goede milieutoestand van de zeeën binnen het raamwerk van de kaderrichtlijn
mariene strategie dichterbij worden gebracht. Toegang tot de wateren Krachtens het voorstel is het beginsel van
gelijke toegang tot de wateren van toepassing en worden vaartuigen van derde
landen met toegang tot de EU‑wateren gelijk behandeld. De Commissie stelt voor om de bestaande
beperkingen van het recht om binnen de zone van 12 zeemijl te vissen, te
verlengen tot 2022. Dankzij deze beperkingen is de visserijdruk in de
biologisch meest kwetsbare gebieden afgenomen en is de economische stabiliteit
voor de kleinschalige kustvisserij toegenomen. De Commissie stelt voor om de specifieke
beperkingen voor de zone van 100 zeemijl rond de Azoren, Madeira en de Canarische
Eilanden, die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1954/2003 van de Raad[12], op te nemen in de onderhavige
verordening. Deze beperkingen zijn gerechtvaardigd om de biologisch kwetsbare
wateren rond deze eilanden te beschermen. Bovendien wordt in het kader van deze
beperkingen, conform artikel 349 van het Verdrag, rekening gehouden met de
structurele sociale en economische situatie van deze eilanden en met de
noodzaak de lokale economie te behouden. Instandhouding van de mariene biologische
hulpbronnen Wil men de doelstellingen van het GVB
bereiken, dan kan men niet om de instandhouding van de mariene biologische
hulpbronnen heen. Van essentieel belang voor de instandhouding
is dat de bestanden aan de hand van meerjarenplannen zo worden beheerd dat deze
zich op een niveau bevinden dat een maximale duurzame opbrengst kan opleveren.
De bestaande beheersplannen moeten, waar mogelijk, worden omgevormd tot op
visserijtakken gebaseerde plannen – die dan meerdere soorten kunnen betreffen.
Niet onder een plan vallende soorten worden beheerd aan de hand van door de
Raad vastgestelde vangstmogelijkheden en andere maatregelen. Tevens van essentieel belang in het voorstel
betreffende de instandhouding is de beperking van de teruggooi en de reductie
van ongewenste vangsten. Het voorstel bevat een verplichting om alle vangsten
van gespecificeerde bestanden aan te landen, en gaat in dit verband vergezeld
van een specifiek tijdspad voor uitvoering en een aantal flankerende
maatregelen. In het voorstel wordt uiteengezet met welke
hoofdbeginselen de voor de visserij geldende technische
instandhoudingsmaatregelen in overeenstemming moeten zijn. Wat de meerjarenplannen en de technische
instandhoudingsmaatregelen betreft, wil de Commissie afstappen van het
microbeheer door de cowetgevers. De EU‑wetgeving over deze plannen en
maatregelen moet beperkt blijven tot de essentie: toepassingsgebied,
streefdoelen, evaluatie‑indicatoren en termijnen. Dankzij de door de Commissie
voorgestelde decentralisering zouden de lidstaten kunnen worden gemachtigd om
aan de hand van een instrumentarium aan maatregelen in het kader van het
instandhoudingsbeleid de instandhoudings‑ en technische maatregelen vast te
stellen die nodig zijn om de doelstellingen en streefdoelen te halen. Dit zal zorgen
voor regionale flexibiliteit en vereenvoudiging van het beleid. In het voorstel
zijn voorts maatregelen opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de door de
lidstaten vastgestelde maatregelen compatibel en doeltreffend zijn. Een
terugvalmechanisme moet de Commissie in staat stellen op te treden wanneer de
lidstaten geen overeenkomst kunnen bereiken of wanneer de streefdoelen niet
worden gehaald. De bepalingen om hetzij op verzoek van een
lidstaat hetzij op initiatief van de Commissie noodmaatregelen te nemen wanneer
de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen in gevaar komt, worden
behouden. Er wordt bovendien een nieuwe bepaling ingevoerd voor
visserijmaatregelen in het kader van verplichtingen die voortvloeien uit de
milieuwetgeving van de EU. Ook behouden blijft de machtiging voor de lidstaten
tot het nemen van instandhoudingsmaatregelen in de zone van 12 zeemijl en tot
het vaststellen van maatregelen die uitsluitend van toepassing zijn op
vissersvaartuigen die hun vlag voeren. Toegang tot de hulpbronnen Door een systeem van overdraagbare
visserijconcessies in te voeren, zal een flinke impuls worden gegeven aan de
inspanningen om de vlootcapaciteit aan te passen. Uit de effectbeoordeling is
duidelijk gebleken dat een dergelijk systeem aanzienlijk kan bijdragen tot het
elimineren van de overcapaciteit en het verbeteren van de economische prestatie
van de visserijsector. Voorgesteld wordt om met ingang van 2014 een
verplicht systeem van overdraagbare visserijconcessies (die toegang verlenen tot
een deel van de visserijinspanning voor gereguleerde bestanden) in te voeren
voor alle vaartuigen behalve vaartuigen met een lengte over alles van minder
dan 12 m die zijn uitgerust met passief vistuig. Om rekening te houden met
de specifieke kenmerken en de sociaaleconomische kwetsbaarheid van sommige
kleinschalige vloten, zal de keuze om overdraagbare visserijconcessies voor de
resterende vaartuigen in te voeren, aan de lidstaten worden overgelaten. De
lidstaten mogen reglementering inzake de overdraagbare visserijconsessies
vaststellen teneinde een nauw verband tussen deze concessies en de
visserijgemeenschappen te garanderen (door bijvoorbeeld de overdraagbaarheid
binnen vlootsegmenten te beperken) en speculatie te voorkomen. Omwille van de
relatieve stabiliteit kan worden bepaald dat deze concessies slecht kunnen
worden overgedragen tussen vaartuigen die dezelfde vlag voeren. De lidstaten
mogen een reserve aanleggen en een vergoeding voor de concessies invoeren; de
concessies mogen onder normale omstandigheden door de lidstaat worden
ingetrokken, maar enkel wanneer de geldigheid ervan verstreken is of wanneer
een vroege waarschuwing is uitgegaan. Beheer van de vangstcapaciteit De lidstaten worden er zoals voorheen toe
verplicht hun vlootcapaciteit aan de vangstmogelijkheden aan te passen. Een
basisbeleid voor vlootbeheer, in het kader waarvan de Commissie per lidstaat
vangstcapaciteitsmaxima vaststelt, blijft noodzakelijk. Dankzij overdraagbare
visserijconcessies zal de capaciteit van de vloot in een sneller tempo worden
gereduceerd. Daarom is het gerechtvaardigd de lidstaten toestemming te geven om
vaartuigen die over dergelijke concessies beschikken, buiten de
capaciteitsmaxima te laten. Zolang het mogelijk is om in het kader van het GVB
vaartuigen met overheidssteun buiten bedrijf te stellen, moeten de bepalingen
inzake de reductie van de vlootcapaciteit van kracht blijven. De vlootregisters
van de lidstaten en van de Commissie moeten borg staan voor een gedocumenteerd
toezicht op en beheer van de vloten. Wetenschappelijke basis voor het
visserijbeheer Degelijke en volledige gegevens, zowel met het
oog op het verstrekken van wetenschappelijk advies als voor tenuitvoerleggings‑
en controledoeleinden, zijn essentieel voor een goed werkend visserijbeheer.
Het voorstel omvat de voor de lidstaten geldende basisregels en -verplichtingen
inzake de verzameling, het beheer en de beschikbaarheid van gegevens, alsmede
voor de Commissie geldende bepalingen inzake toegang. Aangezien het in een
gedecentraliseerde context absoluut noodzakelijk is dat de lidstaten de
gegevensverzameling gecoördineerd aanpakken, heeft de Commissie een
verplichting ingevoerd om de gegevensverzameling regionaal te coördineren. Om de kwaliteit, de coherentie en de synergie
van inspanningen op het gebied van beleidsgerichte wetenschap te verbeteren,
worden bovendien bepalingen voorgesteld op basis waarvan de lidstaten nationale
programma's voor gegevensverzameling, onderzoek en innovatie met betrekking tot
de visserij kunnen vaststellen en onderling coördineren, met name met het oog
op het onderzoeks‑ en innovatiekader van de EU. Extern beleid Het externe beleid wordt in het GVB
geïntegreerd om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van dat externe beleid
sporen met de algemene beginselen en doelstellingen van het GVB. De EU zal
actief deelnemen aan de werkzaamheden van de regionale organisaties voor
visserijbeheer (ROVB's) en van internationale multilaterale instanties, zoals
de VN en de FAO, teneinde deze te versterken en hun prestaties op het gebied
van beheer en instandhouding van internationale visbestanden naar een hoger
niveau te tillen. De EU zal pleiten voor op het beste beschikbare
wetenschappelijk advies gebaseerde standpunten, voor het verder ontwikkelen van
de wetenschappelijke kennis en voor samenwerking met het oog op betere naleving
op internationaal vlak. Een ander instrument om de beginselen en
doelstellingen van het GVB internationaal te bevorderen, zijn betrekkingen met
derde landen in het kader van duurzamevisserijovereenkomsten. Deze
overeenkomsten moeten bijdragen tot de verwezenlijking van een degelijk
bestuurskader in de partnerlanden, moeten in overeenstemming zijn met de
doelstellingen in het kader van het ontwikkelingsbeleid en moeten gericht zijn
op een duurzaam en transparant beheer van de hulpbronnen, toezicht, bewaking en
controle. De duurzamevisserijovereenkomsten moeten er borg voor staan dat de
visbestanden op basis van degelijk wetenschappelijk advies worden geëxploiteerd
en dat enkel gericht wordt gevist op resterende hulpbronnen die het partnerland
zelf niet kan of wil bevissen. In het kader van de
duurzamevisserijovereenkomsten zullen de partnerlanden worden vergoed voor het
verlenen van toegang tot hun visbestanden en zullen zij financiële steun
ontvangen voor de tenuitvoerlegging van hun eigen duurzaam visserijbeleid. Aquacultuur Het GVB moet de ecologisch, economisch en
sociaal duurzame ontwikkeling van de aquacultuursector steunen. De aquacultuur
draagt bij tot de voedselzekerheid en tot groei en werkgelegenheid in kust‑ en
plattelandsgebieden. Forse vooruitgang is mogelijk wanneer de lidstaten op
basis van de strategische richtsnoeren van de Unie nationale strategische
plannen opstellen om via maatregelen op het gebied van zekerheid van het
bedrijfsklimaat, toegang tot wateren en ruimte en administratieve
vereenvoudiging van de vergunningsverlening de duurzame ontwikkeling van de
aquacultuur te bevorderen. Met de ontwikkeling van de aquacultuur zijn aspecten
verbonden die de hele EU betreffen: strategische keuzes van de ene lidstaat
kunnen gevolgen hebben voor de ontwikkeling van deze sector in een andere
lidstaat. Het is dan ook van wezenlijk belang dat de lidstaten zich op de
hoogte kunnen stellen van wat andere lidstaten op het gebied van aquacultuurontwikkeling
van plan zijn. Naar mening van de Commissie is de aquacultuur
een dermate specifieke activiteit dat een gespecialiseerd raadplegingsorgaan
moet worden opgericht, nl. een adviesraad voor aquacultuur. Gemeenschappelijke marktordening De gemeenschappelijk ordening van de markten
moet de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB dichterbij brengen,
de sector in staat stellen het GVB op het adequate niveau toe te passen en het
concurrentievermogen, met name dat van de producenten, verstevigen. Controle en handhaving Overeenkomstig de nieuwe controleregeling die
is vastgesteld bij de Verordeningen (EG) nr. 1005/2008 en (EG) nr. 1224/2009
van de Raad[13],
zijn de basiselementen van de uniale controle‑ en handhavingsregeling die voor
naleving van de GVB‑voorschriften moet zorgen, in het voorstel geïntegreerd.
Omdat met het oog op de preventie van teruggooi een aanlandingsverplichting
wordt ingevoerd in het gedeelte over instandhouding, stelt de Commissie
toezichts‑ en controlevoorschriften voor, met name om tot een volledig
gedocumenteerde visserij te komen, alsmede proefprojecten op het gebied van
nieuwe visserijcontroletechnieken die bijdragen tot een duurzame visserij. Financiële instrumenten Om de naleving te bevorderen worden in het
voorstel voorwaarden ingevoerd inzake de financiële steun die de Unie kan
verlenen bij wijze van bijdrage tot de verwezenlijking van de doelstellingen
van het GVB. Voorwaarde voor de verlening van financiële steun is dat de
voorschriften worden nageleefd. Dit beginsel geldt zowel voor de lidstaten als
voor de marktdeelnemers. De financiële uniale steun aan lidstaten die de
voorschriften niet in acht nemen, kan worden onderbroken, geschorst of
gecorrigeerd. Marktdeelnemers die ernstige inbreuken hebben gepleegd, kunnen
worden uitgesloten van de verlening van financiële steun of kunnen hun
financiële steun verlaagd zien. Voorts wordt voorgesteld de lidstaten ertoe te
verplichten om bij de verlening van financiële steun rekening te houden met de
manier waarop de marktdeelnemers zich in het recente verleden hebben gedragen
(met name het feit dat zij geen ernstige inbreuken hebben gepleegd). Adviesraden De Commissie stelt voor om de ervaring met de
regionale adviesraden in het kader van het GVB te consolideren en, waar mogelijk,
uit te breiden. Aangezien een aantal van deze raden niet aan een regio
gekoppeld of tot een regio beperkt zijn, moeten de zeven bestaande raden
omgedoopt worden tot "adviesraden". Daarnaast moet een adviesraad
voor aquacultuur worden opgericht. Gezien de specifieke kenmerken van de Zwarte
Zee (een ingesloten zeegebied dat wordt gedeeld met vier landen die niet als
lid bij de EU zijn aangesloten) is de Commissie voornemens om, met inachtneming
van de discussies die momenteel met alle aan de Zwarte Zee gelegen niet‑EU‑lidstaten
worden gevoerd, tegen 2015 een adviesraad voor de Zwarte Zee op te richten die
advies over het instandhoudingsbeleid moet verstrekken en de samenwerking
tussen Roemenië, Bulgarije en hun in hetzelfde zeegebied gelegen buurlanden een
forse impuls moet geven. Slotbepalingen Het slotgedeelte heeft betrekking op de
delegatie van bevoegdheden aan de Commissie (wijze van uitoefening, intrekking,
aantekenen van bezwaren) en op de oprichting van een comité voor visserij en
aquacultuur, alsmede op de betrokken uitvoeringsbesluiten. Bovendien wordt
voorgesteld bepaalde bestaande wetgevingshandelingen in te trekken en/of te
wijzigen 2011/0195 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie[14], Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling
aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[15], Gezien het advies van het Comité van de
Regio's, Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Bij Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad[16] is een communautaire regeling
voor de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het
kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgesteld. (2)
Het gemeenschappelijk visserijbeleid is van
toepassing op de instandhouding, het beheer en de exploitatie van mariene
biologische hulpbronnen. Het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk
visserijbeleid bestrijkt, in verband met marktmaatregelen en financiële
maatregelen ter ondersteuning van de GVB‑doelstellingen, tevens de biologische
zoetwaterhulpbronnen en de aquacultuur, en de verwerking en afzet van visserij-
en aquacultuurproducten voor zover deze activiteiten worden uitgeoefend op het
grondgebied van de lidstaten of in EU‑wateren, inclusief door vissersvaartuigen
die de vlag voeren van en geregistreerd zijn in derde landen, door EU‑vissersvaartuigen
of door onderdanen van de lidstaten, onverminderd de primaire
verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat en indachtig de bepalingen van artikel
117 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee. (3)
Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ervoor
zorgen dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur
bijdragen tot omstandigheden die vanuit ecologisch, economisch en sociaal gebied
duurzaam op lange termijn zijn. Het GVB moet bovendien een bijdrage leveren tot
een verhoging van de productiviteit, een billijke levensstandaard voor de
visserijsector en stabiele markten, en moet ervoor zorgen dat de hulpbronnen
beschikbaar zijn en dat de consument tegen een redelijke prijs toegang heeft
tot de voorraden. (4)
De Unie is partij bij het Verdrag van de Verenigde
Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982[17] (UNCLOS) en is overgegaan tot
ratificatie van de Overeenkomst van de Verenigde Naties over de toepassing van
de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de
zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het
beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende
visbestanden van 4 augustus 1995[18]
(VN-Overeenkomst over visbestanden). De van 24 november 1993 daterende
Overeenkomst van de Voedsel‑ en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde
Naties om de naleving van de internationale instandhoudings‑ en beheersmaatregelen
door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen[19] (FAO-Nalevingsovereenkomst) is
eveneens door de Unie aanvaard. Deze internationale instrumenten omvatten met
name instandhoudingsverplichtingen, onder meer om instandhoudings‑ en beheersmaatregelen
te nemen die ontworpen zijn om de mariene hulpbronnen op een niveau te brengen
of te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren in zeegebieden
onder nationale jurisdictie en in volle zee, verplichtingen om hiertoe samen te
werken met andere landen, verplichtingen om de voorzorgsbenadering toe te
passen op de instandhouding, het beheer en de exploitatie van visbestanden,
verplichtingen om de verenigbaarheid van instandhoudings‑ en beheersmaatregelen
voor mariene hulpbronnen die voorkomen in zeegebieden met een verschillende
jurisdictionele status te garanderen, en verplichtingen om naar behoren
rekening te houden met andere legitieme wijzen van mariene exploitatie. Het
gemeenschappelijk visserijbeleid moet ertoe bijdragen dat de Unie zich naar
behoren kan kwijten van de internationale verplichtingen die zij in het kader
van deze internationale instrumenten is aangegaan. Lidstaten die
instandhoudings‑ en beheersmaatregelen nemen waartoe zij zijn gemachtigd in het
kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, moeten handelen op een wijze
die volledig in overeenstemming is met de internationale instandhoudings‑ en
samenwerkingsverplichtingen die voortvloeien uit de reeds vermelde
internationale instrumenten. (5)
Tijdens de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling
die in 2002 in Johannesburg heeft plaatsgevonden, hebben de EU en haar
lidstaten zich ertoe verbonden op te treden tegen de aanhoudende achteruitgang
van tal van visbestanden. De Unie moet er dan ook via een verbetering van haar
gemeenschappelijk visserijbeleid prioritair voor zorgen dat de niveaus waarop
de mariene biologische hulpbronnen worden geëxploiteerd, uiterlijk in 2015 op
een niveau worden gehouden of gebracht dat de maximale duurzame opbrengst van
de populaties van de beviste bestanden kan opleveren. Wanneer minder
wetenschappelijke informatie beschikbaar is, kan het noodzakelijk zijn
schattingen toe te passen op de maximale duurzame opbrengst. (6)
In het besluit van de Conferentie van de partijen
bij het Verdrag inzake biologische diversiteit over het strategische plan voor
de biodiversiteit 2011 ‑ 2020[20]
zijn streefdoelen voor de visserij vastgesteld en de inspanningen in het kader
van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten coherent zijn met de
biodiversiteitsstreefdoelen die zijn vastgesteld door de Europese Raad[21] en met de streefdoelen die
zijn vastgesteld door de Commissie in de mededeling "Onze
levensverzekering, ons natuurlijk kapitaal: een EU‑biodiversiteitsstrategie
voor 2020"[22],
met name gezien de doelstelling om uiterlijk in 2015 de maximale duurzame
opbrengst te halen. (7)
De duurzame exploitatie van mariene biologische
hulpbronnen moet worden gebaseerd op de voorzorgsbenadering, die dient te
worden afgeleid uit het voorzorgsbeginsel als vermeld in artikel 191, lid 2,
eerste alinea, van het Verdrag. (8)
Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ertoe
bijdragen dat het mariene milieu wordt beschermd en dat met name uiterlijk in
2020 een goede milieutoestand wordt bereikt, zoals is vastgesteld in artikel 1,
lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17
juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen
betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu[23] (kaderrichtlijn mariene
strategie). (9)
Het is noodzakelijk een ecosysteemgerichte
benadering van het visserijbeheer ten uitvoer te leggen, de milieueffecten van
visserijactiviteiten te beperken en ongewenste vangsten tot een minimum te
herleiden en geleidelijk volledig te elimineren. (10)
Belangrijk is dat de beginselen van goed bestuur
richtgevend worden voor het beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
Deze beginselen omvatten besluitvorming op basis van het beste beschikbare
wetenschappelijk advies, brede participatie van de belanghebbende partijen en
het hanteren van een langetermijnperspectief. Tevens bepalend voor een geslaagd
beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid is dat de verantwoordelijkheden
op uniaal, nationaal, regionaal en lokaal niveau duidelijk worden omschreven en
dat de genomen maatregelen verenigbaar en coherent zijn met het andere EU‑beleid.
(11)
Waar dat relevant is, moeten overwegingen op het
gebied van gezondheid van dieren, dierenwelzijn en veiligheid van
levensmiddelen en diervoeders ten volle in aanmerking worden genomen in het
gemeenschappelijk visserijbeleid. (12)
Aangezien alle aspecten die te maken hebben met de
Europese zeeën en oceanen, met elkaar verbonden zijn, moet bij de
tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid rekening worden
gehouden met de interactie met andere maritieme aangelegenheden, bijv.
maritieme ruimtelijke ordening, zoals deze worden behandeld in het geïntegreerd
maritiem beleid[24].
Coherentie en integratie moeten verzekerd zijn in het kader van het beheer van
de verschillende sectorale beleidslijnen in zeegebieden als de Oostzee, de
Noordzee, de Keltische zeeën, de Golf van Biskaje en de Iberische kust, de
Middellandse Zee en de Zwarte Zee. (13)
Alle EU‑vissersvaartuigen moeten, onverminderd de
voorschriften van het GVB, gelijke toegang hebben tot de wateren en de hulpbronnen
van de EU. (14)
De bestaande voorschriften tot beperking van de
toegang tot de hulpbronnen in de 12‑zeemijlszone van de lidstaten leggen de
visserijinspanning in de kwetsbaarste delen van de EU‑wateren aan banden en
zijn de instandhouding ten goede gekomen. Deze voorschriften hebben ook geleid
tot het voortbestaan van traditionele visserijactiviteiten die van cruciaal
belang zijn voor de sociale en economische ontwikkeling van bepaalde
kustgemeenschappen. De betrokken voorschriften dienen derhalve verder te worden
toegepast. (15)
Gezien de structurele, sociale en economische
situatie van de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden moeten de mariene
biologische hulpbronnen rond deze eilanden speciale bescherming blijven
genieten aangezien zij bijdragen tot de instandhouding van de lokale economie
van deze eilanden. Bepaalde visserijactiviteiten in deze wateren moeten
bijgevolg voorbehouden blijven voor vissersvaartuigen die in de havens van de
Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden zijn geregistreerd. (16)
Een duurzame exploitatie van de mariene biologische
hulpbronnen zal doeltreffender worden bereikt als wordt geopteerd voor een
meerjarenaanpak van het visserijbeheer in het kader waarvan prioritair
meerjarenplannen worden vastgesteld die zijn afgestemd op de specifieke
kenmerken van elke visserijtak. (17)
Bestanden die gezamenlijk worden geëxploiteerd,
zouden waar mogelijk in één meerjarenplan moeten worden ondergebracht. In de
meerjarenplannen moet de basis voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden
worden vastgesteld, net als kwantificeerbare streefdoelen voor de duurzame
exploitatie van de betrokken bestanden en mariene ecosystemen, duidelijke
termijnen en vrijwaringsmechanismen voor onvoorziene ontwikkelingen. (18)
Voorts zijn maatregelen nodig om de huidige hoge niveaus
op het gebied van ongewenste vangsten en teruggooi naar beneden te halen en tot
nul terug te brengen. Niet alleen leiden ongewenste vangsten en teruggooi tot
aanzienlijke verspilling, zij hebben ook een negatieve invloed op de duurzame
exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen en de mariene ecosystemen,
en op de rentabiliteit van de visserij. Daarom moet een verplichting worden
vastgesteld om alle vangsten van beheerde bestanden die gedurende
visserijactiviteiten in EU‑wateren of door EU‑vissersvaartuigen worden
bovengehaald, aan te landen en dient die verplichting geleidelijk ten uitvoer
te worden gelegd. (19)
De aanlanding van ongewenste vangsten mag de
marktdeelnemer geen volledig economisch voordeel opleveren. De bestemming van
aangelande vangsten van vis onder de minimale instandhoudingsreferentiegrootte
moet worden beperkt en de verkoop ervan voor menselijke consumptie dient te
worden uitgesloten. (20)
In het belang van de instandhouding van de
bestanden moeten met betrekking tot bepaalde technische maatregelen duidelijke
doelstellingen worden toegepast. (21)
Wat bestanden betreft waarvoor geen meerjarenplan
is vastgesteld, moet aan de hand van de vaststelling van vangst‑ en/of
visserijinspanningsbeperkingen worden gegarandeerd dat het exploitatieniveau
dat de maximale duurzame opbrengst oplevert, wordt bereikt. (22)
Gezien de precaire economische situatie van de
visserijsector en de mate waarin sommige kustgemeenschappen van de visserij
afhankelijk zijn, is het noodzakelijk de relatieve stabiliteit van de
visserijactiviteiten te garanderen door de vangstmogelijkheden over de
lidstaten te verdelen op basis van een voorspelbaar aandeel in de bestanden
voor elke lidstaat. (23)
In het kader van de relatieve stabiliteit van de
visserijactiviteiten moet, gelet op de tijdelijke biologische situatie van de
visbestanden, rekening worden gehouden met de bijzondere behoeften van de
regio's waar de plaatselijke bevolking zeer sterk is aangewezen op de visserij en
aanverwante activiteiten zoals die door de Raad zijn aangegeven in zijn resolutie
van 3 november 1976 inzake bepaalde externe aspecten van het instellen in de
Gemeenschap, met ingang van 1 januari 1977, van een visserijzone van 200 mijl[25], en meer in het bijzonder in
bijlage VII daarvan. De nagestreefde relatieve stabiliteit moet derhalve in deze
zin worden begrepen. (24)
De lidstaten moeten in de gelegenheid worden
gesteld om de Commissie middels gemotiveerde verzoeken te vragen om in het
kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid maatregelen op te stellen die
nodig zijn met het oog op de naleving van de verplichtingen betreffende
speciale beschermingszones zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2009/147/EG
van de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand[26], betreffende speciale beschermingszones zoals bedoeld in artikel 6 van
Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de
natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna[27] , en
betreffende beschermde mariene gebieden zoals bedoeld in artikel 13, lid 4, van
Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot
vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het
beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie)[28]. (25)
De Commissie moet tijdelijke maatregelen kunnen
vaststellen wanneer hetzij de instandhouding van de mariene biologische
hulpbronnen, hetzij het mariene ecosysteem ernstig wordt bedreigd als gevolg
van visserijactiviteiten en die bedreiging onmiddellijke actie vereist. (26)
De lidstaten moeten instandhoudingsmaatregelen en
technische maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk
visserijbeleid kunnen vaststellen, enerzijds om te komen tot een beleid dat
beter is afgestemd op de realiteit en de specificiteit van elke visserijtak, en
anderzijds om de naleving van het beleid te verbeteren. (27)
De lidstaten moeten binnen hun zone van 12 zeemijl
voor alle EU‑vissersvaartuigen geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen
kunnen nemen op voorwaarde dat maatregelen die van toepassing zijn op EU‑vissersvaartuigen
uit andere lidstaten, geen discriminatie inhouden en er voorafgaand overleg met
de andere betrokken lidstaten heeft plaatsgevonden, en op voorwaarde dat de
Unie geen maatregelen heeft vastgesteld die specifiek zijn gericht op
instandhouding en beheer binnen die zone van 12 zeemijl. (28)
De lidstaten moeten toestemming krijgen om
instandhoudings‑ en beheersmaatregelen voor bestanden in EU‑wateren vast te
stellen die uitsluitend gelden voor EU‑vissersvaartuigen die de vlag van die
lidstaten voeren. (29)
Uiterlijk op 31 december 2013 moet voor alle
vaartuigen met een lengte over alles van ten minste 12 meter en alle andere
vaartuigen die met sleeptuig zijn uitgerust, een systeem van overdraagbare
visserijconcessies ten uitvoer worden gelegd dat betrekking heeft op de meeste
bestanden die in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden beheerd.
Lidstaten kunnen vaartuigen met een lengte over alles van maximaal 12 meter die
niet met sleeptuig zijn uitgerust, uitsluiten van de toepassing van
overdraagbare visserijconcessies. Een dergelijk systeem moet mee bijdragen tot
door de sector ondernomen vlootreducties en tot betere economische prestaties,
en moet tegelijkertijd juridisch sluitende en exclusieve overdraagbare
visserijconcessies opleveren die toegang verlenen tot een deel van de
jaarlijkse vangstmogelijkheden van een lidstaat. Aangezien de mariene
biologische hulpbronnen een gemeenschappelijk goed zijn, mogen in het kader van
de overdraagbare visserijconcessies slechts rechten tot het gebruik van een
deel van de jaarlijkse vangstmogelijkheden van een lidstaat worden gecreëerd,
die overeenkomstig vastgestelde regels kunnen worden ingetrokken. (30)
Visserijconcessies moeten kunnen worden
overgedragen of geleast teneinde het beheer van de vangstmogelijkheden van het
centrale niveau over te hevelen naar de visserijsector en op die manier ervoor
te zorgen dat vissers die de sector verlaten, geen beroep hoeven te doen op
financiële overheidssteun in het kader van het gemeenschappelijk
visserijbeleid. (31)
Gezien de specifieke kenmerken en de
sociaaleconomische kwetsbaarheid van sommige kleinschalige vloten is het
gerechtvaardigd het verplichte systeem van overdraagbare visserijconcessies
enkel toe te passen op grote vaartuigen. Het systeem van overdraagbare
visserijconcessies dient van toepassing te zijn op bestanden waarvoor
vangstmogelijkheden worden toegewezen. (32)
Voor EU‑vissersvaartuigen die niet in het kader van
een systeem van overdraagbare visserijconcessies werken, kunnen specifieke
maatregelen worden genomen om het aantal EU‑vissersvaartuigen af te stemmen op
de beschikbare hulpbronnen. In het kader van dergelijke maatregelen moeten
bindende vlootcapaciteitsmaxima worden vastgesteld en moeten, met betrekking
tot buitenbedrijfstellingen die uit het Europees Visserijfonds worden
gefinancierd, nationale regelingen voor toevoegingen/onttrekkingen worden aangenomen.
(33)
De lidstaten moeten de minimuminformatie over de
kenmerken en de activiteiten van de EU‑vissersvaartuigen die hun vlag voeren,
registreren. Deze informatie moet met het oog op het toezicht op de omvang van
de vloten van de lidstaten ter beschikking van de Commissie worden gesteld. (34)
Om de visserij op basis van het beste beschikbare
wetenschappelijke advies te kunnen beheren, zijn geharmoniseerde, degelijke en
accurate datareeksen nodig. Met het oog daarop moeten de lidstaten zorgen voor
de verzameling van gegevens over de vloten en de door de vloten verrichte
visserijactiviteiten, met name biologische gegevens over vangsten, inclusief
teruggooi, en surveygegevens over de visbestanden en over de potentiële
milieueffecten van visserijactiviteiten op het mariene ecosysteem. (35)
Tevens moeten gegevens worden verzameld die het
gemakkelijker maken een economische beoordeling op te stellen van, enerzijds,
de ondernemingen die actief zijn in de visserijsector, in de aquacultuur en in
de verwerking van visserij‑ en aquacultuurproducten en, anderzijds, de
werkgelegenheidstendensen in deze sectoren. (36)
De lidstaten moeten de verzamelde gegevens op basis
van een meerjarenprogramma van de Unie beheren en ter beschikking van de
eindgebruikers van de wetenschappelijke gegevens stellen. Tevens moeten de
lidstaten onderling samenwerken aan het coördineren van de gegevensverzameling.
Waar dat relevant is, moeten de lidstaten op het gebied van gegevensverzameling
ook samenwerken met derde landen die tot hetzelfde zeegebied behoren. (37)
De beleidsgeoriënteerde visserijwetenschap moet
worden versterkt aan de hand van op nationaal niveau vastgestelde en met andere
lidstaten gecoördineerde programma's voor de verzameling van wetenschappelijke
gegevens en voor onderzoek en innovatie op het gebied van de visserij, en aan
de hand van instrumenten uit het onderzoeks‑ en innovatiekader van de EU. (38)
De Unie moet de doelstellingen van het
gemeenschappelijk visserijbeleid internationaal bevorderen. Hiertoe moet de
Unie ernaar streven de prestatie van regionale en internationale organisaties
op het gebied van instandhouding en beheer van internationale visbestanden te
verbeteren door besluitvorming op basis van wetenschappelijke gegevens, betere
naleving, grotere transparantie en participatie van de belanghebbenden te
stimuleren en door illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO‑visserij)
te bestrijden. (39)
Met derde landen gesloten
duurzamevisserijovereenkomsten moeten ervoor zorgen dat de visserijactiviteiten
van de EU in wateren van derde landen gebaseerd zijn op het beste beschikbare
wetenschappelijke advies en bijgevolg een duurzame exploitatie van de mariene
biologische hulpbronnen garanderen. Dergelijke overeenkomsten voorzien tegen
betaling van een financiële vergoeding door de EU in toegangsrechten en moeten
bijdragen tot de totstandbrenging van een degelijk bestuurskader dat met name
borg staat voor doeltreffende maatregelen op het gebied van toezicht, controle
en bewaking. (40)
De opname van een mensenrechtenclausule in de
duurzamevisserijovereenkomsten moet volledig in overeenstemming zijn met de
globale doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid van de Unie. (41)
De eerbiediging van de democratische beginselen en
de rechten van de mens, zoals deze zijn vastgelegd in de Universele Verklaring
van de rechten van de mens en andere desbetreffende internationale
mensenrechteninstrumenten, en van het beginsel van de rechtsstaat, dient een
essentieel onderdeel van de duurzamevisserijovereenkomsten te vormen en zal
worden vastgelegd in een specifieke mensenrechtenclausule. (42)
De aquacultuur moet bijdragen tot de instandhouding
van het potentieel van de op duurzaamheid gebaseerde voedselproductie in de
hele Unie, met als doel de voedselzekerheid van de Europese burgers op de lange
termijn te garanderen en mede tegemoet te komen aan de toenemende mondiale
vraag naar aquatisch voedsel. (43)
In de strategie voor een duurzame ontwikkeling van
de Europese aquacultuur[29]
die de Commissie in 2009 heeft vastgesteld en die positief is ontvangen in de
Raad en het Europees Parlement en bovendien door de Raad is bekrachtigd, is
gewezen op de noodzaak om een gelijk speelveld voor de aquacultuur tot stand te
brengen en te bevorderen aangezien dit de voorwaarde is voor de duurzame
ontwikkeling van deze sector. (44)
Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet een
bijdrage leveren tot de Europa 2020‑strategie voor slimme, duurzame en
inclusieve groei en tot de verwezenlijking van de in die strategie vastgestelde
doelstellingen[30].
(45)
Aangezien de aquacultuuractiviteiten in de Unie
worden beïnvloed door uiteenlopende situaties in de verschillende lidstaten,
onder meer op het gebied van machtigingen voor de marktdeelnemers, moeten
strategische EU‑richtsnoeren voor nationale strategische plannen worden
ontwikkeld om het concurrentievermogen van de aquacultuursector te verbeteren,
de ontwikkeling en innovatie ervan te ondersteunen en de economische
bedrijvigheid, de diversifiëring en de levenskwaliteit in kust‑ en
plattelandsgebieden te bevorderen, en moeten bovendien mechanismen worden
ontwikkeld om informatie en beste praktijken tussen de lidstaten uit te
wisselen via een open methode tot coördinatie van nationale maatregelen
betreffende zekerheid van het bedrijfsklimaat, toegang tot de EU‑wateren en de
ruimte van de EU en administratieve vereenvoudiging van de vergunningsregeling.
(46)
Vanwege de specifieke kenmerken van de aquacultuur
dient een adviesraad te worden opgericht in het kader waarvan belanghebbende
partijen kunnen worden geraadpleegd over aspecten van het EU‑beleid die
gevolgen kunnen hebben voor de aquacultuur. (47)
Het concurrentievermogen van de visserij‑ en de
aquacultuursector in de EU moet worden versterkt en er is behoefte aan
vereenvoudiging, wil men de productie‑ en de afzetactiviteiten van de sector
beter beheren. De gemeenschappelijke marktordening voor visserij‑ en
aquacultuurproducten moet ervoor zorgen dat een gelijk speelveld voor alle in
de Unie afgezette visserij‑ en aquacultuurproducten wordt gecreëerd, dat de
consument in staat wordt gesteld bewustere keuzes te maken, dat verantwoord
consumeren wordt gesteund en dat de economische kennis en het inzicht inzake de
EU‑markten in de hele bevoorradingsketen worden verbeterd. (48)
De gemeenschappelijke marktordening moet ten
uitvoer worden gelegd overeenkomstig de internationale verbintenissen van de
Unie, en met name de WTO‑bepalingen. Het gemeenschappelijk visserijbeleid kan
slechts slagen wanneer het wordt uitgerust met een doeltreffend systeem voor
controle, inspectie en handhaving, inclusief maatregelen om de IOO‑visserij te
bestrijden. Om de naleving van de voorschriften van het gemeenschappelijk
visserijbeleid te garanderen, moet een EU‑systeem voor controle, inspectie en
handhaving worden vastgesteld. (49)
Het gebruik van moderne technologieën in het kader
van het EU‑systeem voor controle, inspectie en handhaving moet worden
gestimuleerd. Het moet mogelijk zijn om op het niveau van de lidstaten of van
de Commissie proefprojecten op het gebied van nieuwe controletechnologieën en
databeheersystemen ten uitvoer te leggen. (50)
Om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers
betrokken worden bij het EU‑systeem voor controle, inspectie en handhaving,
moeten de lidstaten in staat worden gesteld om de houders van een visvergunning
voor een EU‑vissersvaartuig met een lengte over alles van ten minste 12 meter
dat hun vlag voert, te verplichten tot de betaling van een vergoeding die
evenredig is met de kosten van dat systeem. (51)
De lidstaten slagen er, mede vanwege de beperkte
financiële middelen waarover zij beschikken, niet in de doelstellingen van het gemeenschappelijk
visserijbeleid op eigen kracht te halen, zoals blijkt uit de problemen bij de
ontwikkeling en het beheer van de visserijsector. Om deze doelstellingen te
halen, moet de Unie daarom meerjarige financiële steun verlenen die specifiek
gericht is op de verwezenlijking van de prioriteiten van het gemeenschappelijk
visserijbeleid. (52)
De financiële steun van de Unie moet worden
gekoppeld aan de voorwaarde dat de lidstaten en de marktdeelnemers de
bepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten naleven. Wanneer de
lidstaten de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid niet
naleven en de marktdeelnemers ernstige inbreuken op deze voorschriften plegen,
dient de financiële steun te worden onderbroken, geschorst of gecorrigeerd. (53)
De dialoog met de belanghebbende partijen is van
essentieel belang gebleken voor de verwezenlijking van de doelstellingen van
het gemeenschappelijk visserijbeleid. Gezien de uiteenlopende omstandigheden in
de EU‑wateren en de toenemende regionalisering van het gemeenschappelijk
visserijbeleid, moeten de adviesraden ervoor zorgen dat de kennis en de
ervaring van alle belanghebbenden het gemeenschappelijk visserijbeleid ten
goede komen. (54)
Het lijkt passend de Commissie te machtigen om
middels gedelegeerde handelingen een nieuwe adviesraad op te richten en de
bevoegdheidszones van de bestaande adviesraden te wijzen, met name in het licht
van de specifieke kenmerken van de Zwarte Zee. (55)
Om de doelstellingen van het gemeenschappelijk
visserijbeleid te halen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden
gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te
nemen die tot doel hebben visserijgerelateerde maatregelen ter verlichting van
de impact van visserijactiviteiten in speciale beschermingszones te
specificeren, de met de internationale verplichtingen van de EU samenhangende
verplichting tot aanlanding van alle vangsten aan te passen, standaard
instandhoudingsmaatregelen in het kader van meerjarenplannen of technische
maatregelen vast te stellen, de vlootcapaciteitsmaxima te herberekenen, de
gegevens over de kenmerken en de activiteit van EU‑vissersvaartuigen te
omschrijven, regels voor de uitvoering van proefprojecten inzake nieuwe
controletechnologieën en databeheersystemen vast te stellen, en wijzigingen van
bijlage III betreffende de bevoegdheidszones van de adviesraden en van
bepalingen inzake de samenstelling en de werking van de adviesraden vast te
stellen. (56)
Het is van bijzonder belang dat de Commissie
tijdens haar voorbereidende werkzaamheden voor de vaststelling van gedelegeerde
handelingen passende raadplegingen houdt, onder meer op expertniveau. (57)
Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde
handelingen dient de Commissie de relevante documenten gelijktijdig, tijdig en
naar behoren toe te zenden aan het Europees Parlement en de Raad. (58)
De Commissie moet uitvoeringsbevoegdheden krijgen
om te zorgen voor uniforme voorwaarden voor de toepassing van technische
werkingsvoorschriften inzake de transmissie van gegevens betreffende de
vissersvlootregisters en voor het visserijbeheer vereiste gegevens. Deze
bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU)
nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011
tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing
zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[31]. (59)
Het is voor het bereiken van de basisdoelstelling
van het gemeenschappelijk visserijbeleid (zorgen voor een visserij‑ en een
aquacultuursector die werkt in ecologische, economische en sociale
omstandigheden die duurzaam zijn op lange termijn, en bijdraagt tot de
beschikbaarheid van voedselvoorraden) noodzakelijk en passend regels inzake de
instandhouding en de exploitatie van mariene biologische hulpbronnen vast te
stellen. (60)
Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals
vastgelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gaat deze
verordening niet verder dan noodzakelijk is om dat doel te verwezenlijken. (61)
Besluit 2004/585/EG van de Raad van 19 juli 2004
tot oprichting van regionale adviesraden in het kader van het gemeenschappelijk
visserijbeleid[32]
moet worden ingetrokken zodra de desbetreffende, op grond van de onderhavige
verordening vastgestelde voorschriften in werking treden. (62)
Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25
februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de
verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en
voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk
visserijbeleid[33]
moet worden ingetrokken, maar dient van toepassing te blijven op de nationale
programma's voor gegevensverzameling en ‑beheer die voor de periode
2011 – 2013 zijn vastgesteld. (63)
Gezien het aantal aan te brengen wijzigingen en het
belang ervan, dient Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad te worden
ingetrokken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: DEEL I
ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1
Toepassingsgebied 1.
Het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft
betrekking op: (a)
de instandhouding, het beheer en de exploitatie van
mariene biologische hulpbronnen; en (b)
de biologische zoetwaterhulpbronnen, de aquacultuur
en de verwerking en de afzet van visserij‑ en aquacultuurproducten, in verband
met marktmaatregelen en financiële maatregelen ter ondersteuning van het
gemeenschappelijk visserijbeleid. 2.
Het gemeenschappelijk visserijbeleid bestrijkt de
in lid 1 genoemde activiteiten voor zover deze worden verricht: (a)
op het grondgebied van de lidstaten; of (b)
in EU‑wateren, inclusief door vissersvaartuigen die
de vlag voeren van en geregistreerd zijn in een derde land; of (c)
door EU‑vissersvaartuigen die zich buiten EU‑wateren
bevinden; of (d)
door onderdanen van de lidstaten, onverminderd de
primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat. Artikel 2
Algemene doelstellingen 1.
Het gemeenschappelijk visserijbeleid staat er borg
voor dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur zorgen
voor omstandigheden die uit ecologisch, economisch en sociaal oogpunt duurzaam
op lange termijn zijn, en bijdragen tot de beschikbaarheid van
voedselvoorraden. 2.
In het kader van het gemeenschappelijk
visserijbeleid wordt de voorzorgsbenadering toegepast op het visserijbeheer en
wordt ernaar gestreefd dat uiterlijk in 2015 de levende mariene biologische
hulpbronnen zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten
boven een peil wordt gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst
kan opleveren. 3.
In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid
wordt, met het oog op een beperkte impact van de visserij op het mariene
ecosysteem, de ecosysteemgerichte benadering toegepast op het visserijbeheer. 4.
De met de EU‑milieuwetgeving samenhangende
vereisten worden in het gemeenschappelijk visserijbeleid geïntegreerd. Artikel 3
Specifieke doelstellingen Teneinde de in artikel 2 vastgestelde algemene
doelstellingen te halen, moet het gemeenschappelijk visserijbeleid specifiek
tot doel hebben: (a)
ongewenste vangsten van commerciële bestanden te
elimineren en geleidelijk toe te werken naar het aanlanden van alle vangsten
van dergelijke bestanden; (b)
de voorwaarden te creëren om de
visserijactiviteiten doeltreffend te laten verlopen in het kader van een
rendabele en concurrerende visserijsector; (c)
de ontwikkeling van de aquacultuuractiviteiten van
de Unie te bevorderen om bij te dragen tot de voedselzekerheid en tot de
werkgelegenheid in kust‑ en plattelandsgebieden; (d)
bij te dragen tot een billijke levensstandaard voor
degenen die afhankelijk zijn van visserijactiviteiten; (e)
rekening te houden met de belangen van de
consument; te zorgen voor een systematische en
geharmoniseerde aanpak van de verzameling en het beheer van gegevens.Artikel 4
Beginselen van goed bestuur Het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt
gevoerd aan de hand van de volgende beginselen van goed bestuur: (a)
duidelijke omschrijving van de
verantwoordelijkheden op de uniale, nationale, regionale en lokale niveaus; (b)
vaststelling van maatregelen overeenkomstig het
beste beschikbare wetenschappelijke advies; (c)
een perspectief op lange termijn; (d)
brede betrokkenheid van de belanghebbenden bij alle
stadia van concipiëring tot tenuitvoerlegging van de maatregelen; (e)
de primaire verantwoordelijkheid van de
vlaggenstaat; (f)
samenhang met het geïntegreerd maritiem beleid en
met andere beleidsgebieden van de Unie. Artikel 5
Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt
verstaan onder: –
"EU‑wateren": de wateren onder de
soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaten, met uitzondering van wateren
die grenzen aan de in bijlage II van het Verdrag genoemde gebieden; –
"mariene biologische hulpbronnen": beschikbare
en toegankelijke levende mariene aquatische soorten, met inbegrip van anadrome
en katadrome soorten, in alle fasen van hun levenscyclus; –
"biologische zoetwaterhulpbronnen":
beschikbare en toegankelijke levende aquatische zoetwatersoorten; –
"vissersvaartuig": elk vaartuig dat is
uitgerust voor commerciële bevissing van mariene biologische hulpbronnen; –
"EU‑vissersvaartuig": een vissersvaartuig
dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd; –
"maximale duurzame opbrengst": de maximale
vangst van een visbestand die gedurende onbeperkte tijd kan worden
bovengehaald; –
"voorzorgsbenadering van het
visserijbeheer": een benadering in het kader waarvan het ontbreken van
adequate wetenschappelijke informatie niet mag worden gebruikt als een motief
voor het uitstellen of achterwege laten van beheersmaatregelen voor de
instandhouding van de doelsoorten, de geassocieerde of afhankelijke soorten en
de niet-doelsoorten en hun milieu; –
"ecosysteemgerichte benadering van het
visserijbeheer": een benadering in het kader waarvan wordt gegarandeerd
dat de van levende aquatische hulpbronnen afkomstige baten hoog zijn en de
directe en indirecte effecten van de visserijactiviteiten op de mariene
ecosystemen laag zijn en niet nadelig zijn voor de toekomstige werking,
diversiteit en integriteit van de betrokken ecosystemen; –
"visserijsterftecoëfficiënt": de vangsten
van een bestand over een bepaalde periode in verhouding tot het gemiddelde
bestand dat in die periode voor de visserij beschikbaar is; –
"bestand": een in een bepaald
beheersgebied voorkomende mariene biologische hulpbron met specifieke
kenmerken; –
"vangstbeperking": een kwantitatieve
beperking van de hoeveelheden van een visbestand of groep visbestanden die in
een bepaalde periode worden aangeland; –
"instandhoudingsreferentiepunt": waarde
van parameters voor de populatie van een visbestand (zoals biomassa of
visserijsterfte) die in het visserijbeheer worden gebruikt, bijvoorbeeld voor
het bepalen van een aanvaardbaar niveau van biologisch risico of een wenselijk
opbrengstniveau; –
"vrijwaringsmaatregel": een
voorzorgsmaatregel die ontworpen is ter bescherming of ter voorkoming van een
onwenselijke gebeurtenis; –
"technische maatregel": een maatregel om
de soortensamenstelling en de groottesamenstelling van de vangsten, alsmede de
impact van visserijactiviteiten op componenten van het ecosysteem te reguleren
door voorwaarden vast te stellen voor het gebruik en de structuur van het
vistuig en door de toegang tot visserijgebieden te beperken; –
"vangstmogelijkheid": een gekwantificeerd
wettelijk recht om te vissen, uitgedrukt als vangsten en/of visserijinspanning,
en de functioneel daarmee verbonden voorwaarden voor het kwantificeren ervan op
een bepaald niveau; –
"visserijinspanning": het product van de
capaciteit en de activiteit van een vissersvaartuig; voor een groep vaartuigen
is dit de som van de visserijinspanning van alle vaartuigen in de groep; –
"overdraagbare visserijconcessies":
intrekbare gebruikersrechten op een specifiek deel van de vangstmogelijkheden
die aan een lidstaat zijn toegewezen of zijn vastgesteld in een door een
lidstaat overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1967/2006[34] aangenomen beheersplan, die de
houder mag overdragen aan andere in aanmerking komende houders van dergelijke
overdraagbare visserijconcessies; –
"individuele vangstmogelijkheden":
jaarlijkse vangstmogelijkheden die aan houders van overdraagbare
visserijconcessies in een lidstaat worden toegewezen op basis van het deel van
de vangstmogelijkheden van die lidstaat; –
"vangstcapaciteit": de tonnage van een
vaartuig in GT (Gross Tonnage ‑ brutotonnage) en het vermogen ervan
in kW (kilowatt), zoals gedefinieerd in de artikelen 4 en 5 van Verordening
(EEG) nr. 2930/86 van de Raad[35];
–
"aquacultuur": de kweek of teelt van
aquatische organismen, waarbij technieken worden gebruikt om de aangroei van de
betrokken organismen te verhogen tot boven de natuurlijke capaciteiten van het
milieu; deze organismen blijven in de gehele fase van de kweek of de teelt, tot
en met de oogst, eigendom van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon; –
"visvergunning": een vergunning zoals
bedoeld in artikel 4, punt 9, van Verordening (EG) nr. 1224/2009; –
"vismachtiging": een machtiging zoals
bedoeld in artikel 4, punt 10, van Verordening (EG) nr. 1224/2009; –
"visserij": het verzamelen of vangen van
in hun natuurlijke omgeving levende aquatische organismen, of het intentionele
gebruik van om het even welk middel om aquatische organismen te verzamelen of
te vangen; –
"visserijproducten": de aquatische
organismen die naar aanleiding van een visserijactiviteit worden bovengehaald; –
"marktdeelnemer": de natuurlijke of de
rechtspersoon die een bedrijf exploiteert of bezit waarvan de activiteiten
betrekking hebben op een stadium van de productie-, verwerkings-, afzet-,
distributie- en detailhandelsketen voor visserij- en aquacultuurproducten; –
"ernstige inbreuk": een inbreuk zoals
bedoeld in artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad en
in artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad; –
"eindgebruiker van wetenschappelijke
gegevens": een orgaan dat met het oog op onderzoek of beheer belang heeft
bij de wetenschappelijke analyse van gegevens in de visserijsector; –
"overschot van de toegestane vangst": het
deel van de toegestane vangst dat een kuststaat vanwege gebrek aan capaciteit
niet kan vangen; –
"aquacultuurproducten": de zich in een
fase van hun levenscyclus bevindende aquatische organismen die in het kader van
een aquacultuuractiviteit worden geproduceerd; –
"paaibiomassa": de geraamde hoeveelheid
vis van een specifiek bestand die zich op een bepaald moment voortplant en die
bestaat uit mannetjes, vrouwtjes en levendbarende vis; –
"gemengde visserij": een visserij waarbij
meerdere soorten in het beviste gebied aanwezig zijn en met het vistuig kunnen
worden gevangen. –
"duurzamevisserijovereenkomsten":
internationale overeenkomsten die met een ander land worden gesloten met als
doel om, in ruil voor een financiële vergoeding van de Unie, toegang te krijgen
tot hulpbronnen of wateren. DEEL II
TOEGANG TOT DE WATEREN Artikel 6
Algemene voorschriften inzake toegang tot de wateren 1.
Behoudens de in het kader van deel III vastgestelde
maatregelen hebben EU‑vissersvaartuigen gelijke toegang tot de wateren en de
bestanden in alle andere EU‑wateren dan die welke in de leden 2 en 3 worden
bedoeld. 2.
In de wateren onder hun soevereiniteit of
jurisdictie tot 12 zeemijl vanaf de basislijnen mogen de betrokken lidstaten
vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2022 de visserij beperken tot de
vissersvaartuigen die traditioneel in die wateren vissen vanuit havens aan de
aangrenzende kust, onverminderd de regelingen die in het kader van bestaande
nabuurschapsbetrekkingen tussen lidstaten gelden voor EU‑vissersvaartuigen die
de vlag van een andere lidstaat voert, en onverminderd de regelingen die zijn
opgenomen in bijlage I, waarin voor elke lidstaat de geografische zones van de
kustwateren van de andere lidstaten zijn vastgesteld waar visserijactiviteiten
mogen plaatsvinden, evenals de soorten waarop deze activiteiten betrekking
mogen hebben. De lidstaten delen de beperkingen die zij uit hoofde van dit lid
hebben ingevoerd, mee aan de Commissie. 3.
In de wateren tot 100 zeemijl vanaf de basislijnen
van de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden mogen de betrokken lidstaten
vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2022 de visserij beperken tot de
vissersvaartuigen die in de havens van deze eilanden zijn geregistreerd.
Dergelijke beperkingen zijn niet van toepassing op EU‑vaartuigen die
traditioneel in die wateren vissen, op voorwaarde dat die vaartuigen de
traditioneel uitgeoefende visserijinspanning niet overschrijden. De lidstaten
delen de beperkingen die zij uit hoofde van dit lid hebben ingevoerd, mee aan
de Commissie. 4.
De bepalingen die van toepassing worden na afloop
van de in de leden 2 en 3 bedoelde regelingen, worden vastgesteld vóór 31
december 2022. DEEL III
MAATREGELEN VOOR DE INSTANDHOUDING VAN MARIENE BIOLOGISCHE HULPBRONNEN TITEL I
SOORTEN MAATREGELEN Artikel 7
Soorten instandhoudingsmaatregelen Maatregelen voor de instandhouding van mariene
biologische hulpbronnen kunnen onder meer bestaan uit: (a)
meerjarenplannen die overeenkomstig de artikelen 9,
10 en 11 worden vastgesteld; (b)
streefdoelen voor de duurzame exploitatie van
bestanden; (c)
maatregelen om het aantal vissersvaartuigen en/of
types van vissersvaartuigen aan te passen aan de beschikbare
vangstmogelijkheden; (d)
stimulansen, met inbegrip van economische
stimulansen, om een selectievere visserij of een visserij met een lage impact te
bevorderen; (e)
vangstmogelijkheden; (f)
technische maatregelen zoals bedoeld in
artikel 14; (g)
maatregelen met betrekking tot de verplichting om
alle vangsten aan te landen; (h)
proefprojecten inzake alternatieve soorten
visserijbeheerstechnieken. Artikel 8
Soorten technische
maatregelen Technische maatregelen kunnen onder meer
bestaan uit: (a)
maaswijdten en voorschriften betreffende het
gebruik van vistuig; (b)
beperkingen betreffende de bouw van vistuig, zoals
i) wijzigingen of aanvullende inrichtingen om de
selectiviteit te verbeteren of de impact op de bentische zone te reduceren; ii) wijzigingen of aanvullende inrichtingen om de
incidentele vangst van bedreigde en beschermde soorten te reduceren; (c)
een verbod op het gebruik van bepaald vistuig in
bepaalde gebieden of seizoenen; (d)
een verbod op of beperking van visserijactiviteiten
in bepaalde zones en/of perioden; (e)
een verbod op de activiteit van vissersvaartuigen
in een gebied gedurende een specifieke minimumperiode met als doel een
tijdelijke aggregatie van een kwetsbare mariene hulpbron te beschermen; (f)
specifieke maatregelen om de impact van
visserijactiviteiten op mariene ecosystemen en niet-doelsoorten te beperken; (g)
andere technische maatregelen ter bescherming van
de mariene biodiversiteit. TITEL II
EU‑MAATREGELEN Artikel 9
Meerjarenplannen 1.
Prioritair worden meerjarenplannen vastgesteld die
instandhoudingsmaatregelen omvatten om de visbestanden boven een niveau te
houden of te brengen dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. 2.
De meerjarenplannen omvatten: (a)
de basis voor het vaststellen van de
vangstmogelijkheden voor de betrokken bestanden op basis van vooraf omschreven
instandhoudingsreferentiepunten; en (b)
maatregelen om op doeltreffende wijze te voorkomen
dat de instandhoudingsreferentiepunten worden overschreden. 3.
De meerjarenplannen hebben, waar mogelijk,
betrekking op visserijtakken die afzonderlijke visbestanden exploiteren of op
visserijtakken die meerdere bestanden door elkaar exploiteren, en houden naar
behoren rekening met interacties tussen bestanden en visserijtakken. 4.
De meerjarenplannen worden gebaseerd op de
voorzorgsbenadering van het visserijbeheer en houden op een wetenschappelijk
verantwoorde manier rekening met de beperkingen van de beschikbare gegevens en
beoordelingsmethoden en met alle gekwantificeerde bronnen van onzekerheid. Artikel 10
Doelstellingen van de
meerjarenplannen 1.
In het kader van de meerjarenplannen moet de visserijsterftecoëfficiënt
zo worden aangepast dat alle bestanden boven een niveau worden gehouden of
gebracht dat uiterlijk in 2015 de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. 2.
Wanneer het niet mogelijk is een
visserijsterftecoëfficiënt te bepalen die het mogelijk maakt de bestanden boven
een niveau te brengen en te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan
opleveren, worden in de meerjarenplannen voorzorgsmaatregelen vastgesteld die
een vergelijkbaar niveau van instandhouding van de betrokken bestanden
garanderen. Artikel 11
Inhoud van de meerjarenplannen Een meerjarenplan omvat: (a)
het voorwerp waarop het meerjarenplan wordt
toegepast, d.w.z. de betrokken bestanden, visserijtakken en mariene
ecosystemen; (b)
doelstellingen die verenigbaar zijn met de in de
artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen; (c)
kwantificeerbare streefdoelen die worden uitgedrukt
in: i) visserijsterftecoëfficiënt, en/of ii) paaibiomassa, en ii) stabiliteit van de vangsten. (d)
een duidelijk tijdspad voor het halen van de
kwantificeerbare streefdoelen; (e)
technische maatregelen, met inbegrip van
maatregelen betreffende het elimineren van ongewenste vangsten; (f)
kwantificeerbare indicatoren voor het periodieke
monitoren en beoordelen van de vooruitgang in de richting van de streefdoelen
van het meerjarenplan; (g)
specifieke maatregelen en doelstellingen voor het
deel van de levenscyclus van anadrome en katadrome soorten dat zich in zoet
water afspeelt; (h)
het tot een minimum beperken van de impact van de
visserij op het ecosysteem; (i)
vrijwaringsmaatregelen en criteria voor het in
werking treden van deze vrijwaringsmaatregelen; (j)
andere maatregelen die geschikt zijn om de
doelstellingen van de meerjarenplannen te halen. Artikel 12
Naleving van de verplichtingen in het kader van de milieuwetgeving van de Unie 1.
De lidstaten zien erop toe dat de impact van
visserijactiviteiten in speciale beschermingszones, zoals bedoeld in artikel 6
van Richtlijn 92/43/EEG, artikel 4 van Richtlijn 2009/147/EG en artikel 13, lid
4, van Richtlijn 2008/56/EG, wordt verlicht. 2.
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig
artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin de
visserijgerelateerde maatregelen ter verlichting van de impact van de visserij
op speciale beschermingszones worden gespecificeerd. Artikel 13
Maatregelen van de Commissie bij ernstige bedreigingen voor de mariene
biologische hulpbronnen 1.
Indien er bewijs is van een onmiddellijke actie
vereisende, ernstige bedreiging voor de instandhouding van mariene biologische
hulpbronnen of voor het mariene ecosysteem, kan de Commissie, op gemotiveerd
verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, beslissen over tijdelijke
maatregelen ter verlichting van deze bedreiging. 2.
De lidstaat deelt het in lid 1 bedoelde
gemotiveerde verzoek terzelfder tijd mee aan de Commissie, de overige lidstaten
en de betrokken adviesraden. Artikel 14
Raamwerken van technische maatregelen Er worden raamwerken van technische
maatregelen vastgesteld om de bescherming van de mariene biologische
hulpbronnen te waarborgen en de impact van de visserijactiviteiten op de
visbestanden en de mariene ecosystemen te reduceren. De technische maatregelen: (a)
dragen ertoe bij dat de visbestanden middels betere
selectie op grootte en, in voorkomend geval, op soort boven een niveau worden
gehouden of gebracht dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren; (b)
leiden tot een reductie van de vangst van
ondermaatse vis; (c)
leiden tot een reductie van de vangst van
ongewenste mariene organismen; (d)
verkleinen de impact van vistuig op het ecosysteem
en op het milieu, met name wat de bescherming van biologisch kwetsbare
bestanden en habitats betreft. Artikel 15
Verplichting tot het aanlanden van alle vangsten 1.
Alle vangsten van de volgende, aan
vangstbeperkingen onderworpen visbestanden die worden gedaan tijdens
visserijactiviteiten in EU‑wateren of door EU‑vissersvaartuigen in wateren
buiten de Unie, worden overeenkomstig het volgende tijdspad aan boord van de
vissersvaartuigen gebracht en gehouden, en worden geregistreerd en aangeland,
behalve wanneer zij als levend aas worden gebruikt: (a)
uiterlijk vanaf 1 januari 2014: –
makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting,
evervis, ansjovis, zilvervis, sardinella's, lodde; –
blauwvintonijn, zwaardvis, witte tonijn,
grootoogtonijn, andere zeilvis, (b)
uiterlijk vanaf 1 januari 2015: kabeljauw, heek,
tong, (c)
uiterlijk vanaf 1 januari 2016: schelvis, wijting,
schartong, zeeduivel, schol, leng, zwarte koolvis, witte koolvis, tongschar,
tarbot, griet, blauwe leng, zwarte haarstaartvis, grenadiersvis, Atlantische
slijmkop, zwarte heilbot, torsk, roodbaars en de mediterrane demersale
bestanden. 2.
Voor de in lid 1 genoemde visbestanden worden op
basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies minimale
instandhoudingsreferentiegrootten vastgesteld. Vangsten van deze bestanden die
de minimale instandhoudingsreferentiegrootte niet halen, mogen slechts worden
verkocht om tot vismeel of diervoeder te worden verwerkt. 3.
De handelsnormen voor vangsten van vis die de
vastgestelde vangstmogelijkheden overschrijden, worden vastgesteld
overeenkomstig artikel 27 van de verordening houdende een gemeenschappelijke
marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten. 4.
De lidstaten zorgen ervoor dat EU‑vissersvaartuigen
die hun vlag voeren, zo zijn uitgerust dat zij alle visserij‑ en
verwerkingsactiviteiten volledig kunnen documenteren met het oog op het
toezicht op de naleving van de verplichting om alle vangsten aan te landen. 5.
Lid 1 is van toepassing onverminderd internationale
verplichtingen. 6.
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig
artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in lid 1 bedoelde
maatregelen te specificeren met het oog op de naleving van de internationale
verplichtingen van de Unie. Artikel 16
Vangstmogelijkheden 1.
De vangstmogelijkheden worden zodanig aan de
lidstaten toegewezen dat voor iedere lidstaat de relatieve stabiliteit van de
visserijactiviteiten voor elk visbestand of elke visserijtak gewaarborgd is.
Bij de toewijzing van nieuwe vangstmogelijkheden wordt rekening gehouden met de
belangen van elke lidstaat. 2.
Een deel van de totale vangstmogelijkheden mag
worden gereserveerd voor bijvangsten. 3.
De vangstmogelijkheden moeten in overeenstemming
zijn met de kwantificeerbare streefdoelen, termijnen en marges zoals
vastgesteld overeenkomstig artikel 9, lid 2, en artikel 11, onder b), c) en h).
4.
De lidstaten mogen, na mededeling aan de Commissie,
de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden geheel of gedeeltelijk uitwisselen. TITEL III
REGIONALISERING HOOFDSTUK 1
MEERJARENPLANNEN Artikel 17
Overeenkomstig
meerjarenplannen vastgestelde instandhoudingsmaatregelen 1.
De lidstaten kunnen worden gemachtigd om, in op
grond van de artikelen 9, 10 en 11 vastgestelde meerjarenplannen en
overeenkomstig die meerjarenplannen, maatregelen vast te stellen waarin wordt
gespecificeerd welke instandhoudingsmaatregelen met betrekking tot in EU‑wateren
aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen, van
toepassing zijn op de onder hun vlag varende vaartuigen. 2.
De lidstaten zien erop toe dat de overeenkomstig lid
1 vastgestelde instandhoudingsmaatregelen: (a)
verenigbaar zijn met de in de artikelen 2 en 3
vastgestelde doelstellingen; (b)
verenigbaar zijn met het toepassingsgebied en de
doelstellingen van het meerjarenplan; (c)
effectief zijn met het oog op de in het
meerjarenplan vastgestelde doelstellingen en kwantificeerbare streefdoelen; en (d)
niet minder stringent zijn dan de in de EU‑wetgeving
vastgestelde instandhoudingsmaatregelen. Artikel 18
Melding van de
instandhoudingsmaatregelen van de lidstaten
De lidstaten die op grond van artikel 17, lid
1, instandhoudingsmaatregelen vaststellen, melden deze maatregelen mee aan de
Commissie, andere belanghebbende lidstaten en de betrokken adviesraden. Artikel 19
Beoordeling De Commissie kan te allen tijde de
verenigbaarheid en de effectiviteit van de instandhoudingsmaatregelen die de
lidstaten op grond van artikel 17, lid 1, hebben genomen, beoordelen. Artikel 20
Standaard
instandhoudingsmaatregelen die in het kader van meerjarenplannen worden
vastgesteld 1.
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig
artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de
instandhoudingsmaatregelen voor onder een meerjarenplan vallende visserijtakken
te specificeren, indien een lidstaat die gemachtigd is om overeenkomstig
artikel 17 maatregelen vast te stellen, deze maatregelen niet uiterlijk drie
maanden na de inwerkingtreding van het meerjarenplan aan de Commissie heeft
meegedeeld. 2.
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig
artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om
instandhoudingsmaatregelen voor onder een meerjarenplan vallende visserijtakken
te specificeren, indien: (a)
op basis van een overeenkomstig artikel 19
verrichte beoordeling wordt geoordeeld dat de maatregelen van een lidstaat niet
verenigbaar zijn met de doelstellingen van het meerjarenplan, of (b)
op basis van een overeenkomstig artikel 19
verrichte beoordeling wordt geoordeeld dat de maatregelen van een lidstaat niet
effectief zijn met het oog op de in het meerjarenplan vastgestelde
doelstellingen of kwantificeerbare streefdoelen, of (c)
in artikel 11, onder i), bedoelde
vrijwaringsmaatregelen in werking treden. 3.
De door de Commissie vastgestelde
instandhoudingsmaatregelen moeten ervoor zorgen dat de in het meerjarenplan
opgenomen doelstellingen en streefdoelen worden verwezenlijkt. Zodra de
Commissie de gedelegeerde handeling vaststelt, zijn de maatregelen van de
betrokken lidstaat niet langer van kracht. HOOFDSTUK II
TECHNISCHE MAATREGELEN Artikel 21
Technische maatregelen De lidstaten kunnen worden gemachtigd om, in
een op grond van artikel 14 vastgesteld raamwerk van technische maatregelen en
overeenkomstig dat raamwerk, maatregelen vast te stellen waarin wordt
gespecificeerd welke technische maatregelen met betrekking tot in hun wateren
aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen, van
toepassing zijn op de onder hun vlag varende vaartuigen. De lidstaten zien erop
toe dat deze technische maatregelen: (a)
verenigbaar zijn met de in de artikelen 2 en 3
vastgestelde doelstellingen; (b)
verenigbaar zijn met de doelstellingen van
overeenkomstig artikel 14 vastgestelde maatregelen; (c)
effectief zijn met het oog op de doelstellingen die
zijn vastgesteld in overeenkomstig artikel 14 vastgestelde maatregelen; en (d)
niet minder stringent zijn dan de in de EU‑wetgeving
vastgestelde technische maatregelen. Artikel 22
Melding van de technische
maatregelen van de lidstaten
De lidstaten die op grond van artikel 21
technische maatregelen vaststellen, delen deze maatregelen mee aan de
Commissie, andere belanghebbende lidstaten en de betrokken adviesraden. Artikel 23
Beoordeling De Commissie kan te allen tijde de
verenigbaarheid en de effectiviteit van de technische maatregelen die de
lidstaten op grond van artikel 21 hebben vastgesteld, beoordelen. Artikel 24
Standaard maatregelen die in
het raamwerk van technische maatregelen worden vastgesteld 1.
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig
artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de technische
maatregelen die onder een raamwerk van technische maatregelen vallen, te
specificeren, indien de lidstaat die gemachtigd is om overeenkomstig artikel 21
maatregelen vast te stellen, deze maatregelen niet uiterlijk drie maanden na de
inwerkingtreding van het raamwerk van technische maatregelen aan de Commissie
heeft meegedeeld. 2.
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig
artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om technische maatregelen
te specificeren, indien op basis van een overeenkomstig artikel 23 verrichte
beoordeling wordt geoordeeld dat de maatregelen van de lidstaat: (a)
niet verenigbaar zijn met de in het raamwerk van
technische maatregelen vastgestelde doelstellingen, of (b)
niet effectief zijn met het oog op de in het
raamwerk van technische maatregelen vastgestelde doelstellingen. 3.
De door de Commissie vastgestelde technische
maatregelen moeten ervoor zorgen dat de in het raamwerk van technische
maatregelen opgenomen doelstellingen worden verwezenlijkt. Zodra de Commissie
de gedelegeerde handeling vaststelt, zijn de maatregelen van de betrokken
lidstaat niet langer van kracht. TITEL IV
NATIONALE MAATREGELEN Artikel 25
Maatregelen van de lidstaten die uitsluitend van toepassing zijn op
vissersvaartuigen die hun vlag voeren Lidstaten kunnen maatregelen vaststellen voor
de instandhouding van in de EU‑wateren aanwezige visbestanden, op voorwaarde
dat die maatregelen: (a)
uitsluitend van toepassing zijn op vissersvaartuigen
die de vlag van de betrokken lidstaat voeren, of, in het geval van
visserijactiviteiten die niet door een vissersvaartuig worden verricht, op
personen die op het grondgebied van de betrokken lidstaat zijn gevestigd; (b)
verenigbaar zijn met de in de artikelen 2 en 3
vastgestelde doelstellingen; en (c)
niet minder stringent zijn dan de in de EU‑wetgeving
vastgestelde maatregelen. Artikel 26
Maatregelen van een lidstaat binnen de zone van 12 zeemijl 1.
Een lidstaat kan met betrekking tot de zone van 12
zeemijl gerekend vanaf zijn basislijnen niet‑discriminerende maatregelen nemen
om visbestanden in stand te houden en te beheren en om het effect van visserij
op de instandhouding van mariene ecosystemen tot een minimum te beperken, op
voorwaarde dat de Unie geen specifiek voor die zone bestemde instandhoudings-
en beheersmaatregelen heeft vastgesteld. De maatregelen van de lidstaat zijn
verenigbaar met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen en mogen
niet minder stringent zijn dan de in de EU‑wetgeving vastgestelde maatregelen. 2.
Indien door een lidstaat vast te stellen
instandhoudings‑ en beheersmaatregelen mogelijk gevolgen hebben voor
vissersvaartuigen van andere lidstaten, worden dergelijke maatregelen pas
vastgesteld nadat met de Commissie, de betrokken lidstaten en de betrokken
adviesraden overleg is gepleegd over een ontwerp van de maatregelen, vergezeld
van een toelichting.
DEEL IV
TOEGANG TOT DE HULPBRONNEN Artikel 27
Vaststelling van systemen van
overdraagbare visserijconcessies 1.
Elke lidstaat stelt uiterlijk op 31 december 2013
een systeem van overdraagbare visserijconcessies vast voor: (a)
alle vissersvaartuigen met een lengte over alles
van ten minste 12 meter; en (b)
alle vissersvaartuigen met een lengte over alles
van minder dan 12 meter die zijn uitgerust met sleeptuig. 2.
De lidstaten mogen het systeem van overdraagbare
visserijconcessies uitbreiden tot vissersvaartuigen met een lengte over alles
van minder dan 12 meter die met ander tuig dan sleeptuig zijn uitgerust, en
delen dit aan de Commissie mee. Artikel 28
Toewijzing van overdraagbare
visserijconcessies 1.
Overdraagbare visserijconcessies behelzen het recht
om gebruik te maken van overeenkomstig artikel 29, lid 1, toegewezen
individuele vangstmogelijkheden. 2.
Elke lidstaat wijst op basis van transparante
criteria overdraagbare visserijconcessies toe voor elk bestand of elke groep
bestanden waarvoor overeenkomstig artikel 16 vangstmogelijkheden zijn
toegewezen, behalve wanneer het vangstmogelijkheden betreft die zijn verkregen
in het kader van duurzamevisserijovereenkomsten. 3.
Met het oog op de toewijzing van overdraagbare
visserijconcessies in het kader van gemengde visserij, houden de lidstaten
rekening met de wijze waarop de vangst van vaartuigen die aan deze visserij
deelnemen, waarschijnlijk is samengesteld. 4.
Overdraagbare visserijconcessies mogen slechts door
een lidstaat worden toegewezen aan de reder van een vissersvaartuig dat de vlag
van die lidstaat voert, of aan een natuurlijke of rechtspersoon met het oog op
het gebruik ervan door een dergelijk vaartuig. Overdraagbare visserijconcessies
mogen worden samengevoegd met het oog op collectief beheer door natuurlijke of
rechtspersonen of door erkende producentenorganisaties. De lidstaten mogen de
toegang tot overdraagbare visserijconcessies beperken op basis van transparante
en objectieve criteria. 5.
De lidstaten mogen de geldigheidsduur van
overdraagbare visserijconcessies beperken tot ten minste 15 jaar met het oog op
de hertoewijzing van deze concessies. Lidstaten die de geldigheidsduur van
overdraagbare visserijconcessies niet hebben beperkt, mogen deze concessies na
een voorafgaande‑kennisgevingstermijn van ten minste 15 jaar intrekken. 6.
Lidstaten mogen visserijconcessies na een kortere
voorafgaande‑kennisgevingstermijn intrekken, indien wordt geconstateerd dat de
houder van de concessies een ernstige inbreuk heeft gepleegd. Bij dergelijke
intrekkingen, die waar nodig onmiddellijk van kracht worden, moeten het
gemeenschappelijk visserijbeleid en het evenredigheidsbeginsel onverkort worden
toegepast. 7.
Onverminderd de leden 5 en 6 mogen de lidstaten
overdraagbare visserijconcessies die gedurende drie opeenvolgende jaren niet
door het vissersvaartuig zijn gebruikt, intrekken. Artikel 29
Toewijzing van individuele
vangstmogelijkheden 1.
De lidstaten wijzen individuele vangstmogelijkheden
toe aan houders van in artikel 28 bedoelde overdraagbare
visserijconcessies op basis van vangstmogelijkheden die aan de lidstaten zijn
toegewezen of zijn vastgesteld in beheersplannen die de lidstaten
overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1967/2006 hebben aangenomen. 2.
Met betrekking tot soorten waarvoor de Raad geen
vangstmogelijkheden heeft vastgesteld, bepalen de lidstaten welke
vangstmogelijkheden op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies
kunnen worden toegewezen aan vissersvaartuigen die hun vlag voeren. 3.
De vissersvaartuigen verrichten slechts
visserijactiviteiten wanneer zij in het bezit zijn van voldoende individuele
vangstmogelijkheden om hun potentiële vangst volledig te dekken. 4.
De lidstaten mogen een reserve van maximaal
5 % van de vangstmogelijkheden aanleggen. Zij stellen doelstellingen en
transparante criteria vast voor de toewijzing van deze gereserveerde
vangstmogelijkheden. Deze vangstmogelijkheden mogen slechts worden toegewezen
aan in artikel 28, lid 4, bedoelde in aanmerking komende houders van
overdraagbare visserijconcessies. 5.
Bij de toewijzing van overdraagbare
visserijconcessies overeenkomstig artikel 28 en bij de toewijzing van
vangstmogelijkheden overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel mogen de
lidstaten in het kader van de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden voorzien
in stimulansen voor vissersvaartuigen die zijn uitgerust met selectief vistuig
dat ongewenste bijvangsten elimineert. 6.
De lidstaten mogen vergoedingen voor het gebruik
van individuele vangstmogelijkheden vaststellen om bij te dragen in de kosten
voor visserijbeheer. Artikel 30
Register van overdraagbare
visserijconcessies en van individuele vangstmogelijkheden De lidstaten voeren een register van
overdraagbare visserijconcessies en individuele vangstmogelijkheden in en
houden dit bij. Artikel 31
Overdracht van overdraagbare
visserijconcessies 1.
Overdraagbare visserijconcessies mogen in een
lidstaat geheel of gedeeltelijk worden overgedragen tussen in aanmerking
komende houders van dergelijke concessies. 2.
Een lidstaat mag de overdracht van overdraagbare
visserijconcessies van en naar een andere lidstaat toestaan. 3.
De lidstaten mogen de overdracht van overdraagbare
visserijconcessies reglementeren door voorwaarden vast te stellen voor de
overdracht op basis van transparante en objectieve criteria. Artikel 32
Leasing van individuele
vangstmogelijkheden 1.
Binnen een lidstaat mogen individuele
vangstmogelijkheden geheel of gedeeltelijk worden geleast. 2.
Een lidstaat mag de leasing van overdraagbare
visserijconcessies van en naar een andere lidstaat toestaan. Artikel 33
Toewijzing van
vangstmogelijkheden die niet onder een systeem van overdraagbare
visserijconcessies vallen 1.
Elke lidstaat beslist hoe de vangstmogelijkheden
die overeenkomstig artikel 16 aan hem zijn toegewezen en die niet onder een
systeem van overdraagbare visserijconcessies vallen, mogen worden toegewezen
aan vaartuigen die zijn vlag voeren. De lidstaat deelt de toewijzingsmethode
aan de Commissie mee. DEEL V
BEHEER VAN DE VANGSTCAPACITEIT
Artikel 34
Aanpassing van de
vangstcapaciteit 1.
De lidstaten voeren maatregelen in om de
vangstcapaciteit van hun vloten aan te passen teneinde een doeltreffend
evenwicht tussen die vangstcapaciteit en hun vangstmogelijkheden te
bewerkstelligen. 2.
Onttrekkingen aan de vloot met overheidssteun in
het kader van het Europees Visserijfonds voor de programmeringsperiode
2007 – 2013 worden niet toegestaan, tenzij deze worden voorafgegaan
door het intrekken van de visvergunning en de vismachtigingen. 3.
De vangstcapaciteit van de vissersvaartuigen die
met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken, wordt niet vervangen. 4.
De lidstaten zien erop toe dat de vangstcapaciteit
van hun vloot met ingang van 1 januari 2013 nooit groter is dan de
vangstcapaciteitsmaxima die overeenkomstig artikel 35 zijn vastgesteld. Artikel 35
Beheer van de vangstcapaciteit 1.
Voor de vloot van elke lidstaat geldt een in
bijlage II vastgesteld vangstcapaciteitsmaximum. 2.
De lidstaten mogen de Commissie vragen om
vissersvaartuigen die onder een overeenkomstig artikel 27 vastgesteld systeem
van overdraagbare visserijconcessies vallen, uit te sluiten van de in lid 1
bedoelde vangstcapaciteitsmaxima. In dat geval worden de betrokken
vangstcapaciteitsmaxima herberekend teneinde rekening te houden met de
vissersvaartuigen die niet onder een systeem van overdraagbare visserijconcessies
vallen. 3.
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig
artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de
herberekening van de in de leden 1 en 2 bedoelde vangstcapaciteitsmaxima. Artikel 36
Vissersvlootregisters 1.
De lidstaten registreren met betrekking tot de EU‑vissersvaartuigen
die hun vlag voeren, de gegevens inzake kenmerken en activiteit die nodig zijn
voor het beheer van de overeenkomstig deze verordening vastgestelde
maatregelen. 2.
De lidstaten stellen de in lid 1 bedoelde gegevens
ter beschikking van de Commissie. 3.
De Commissie zet een register over de vissersvloot
van de Unie op dat de informatie bevat die zij op grond van lid 2 ontvangt. 4.
De in het register over de vissersvloot van de Unie
opgenomen gegevens worden ter beschikking van alle lidstaten gesteld. De
Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde
handelingen vast te stellen met betrekking tot de omschrijving van de in lid 1
bedoelde gegevens. 5.
De Commissie stelt technische werkingsvoorschriften
vast voor de transmissie van de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde gegevens. Deze
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 56
bedoelde onderzoeksprocedure. DEEL VI
WETENSCHAPPELIJKE BASIS VOOR HET VISSERIJBEHEER Artikel 37
Voor het visserijbeheer vereiste gegevens 1.
De lidstaten verzamelen de biologische, technische,
milieugerelateerde en sociaaleconomische gegevens die nodig zijn voor een
ecosysteemgericht visserijbeheer, beheren deze gegevens en stellen deze ter
beschikking van de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens, inclusief
door de Commissie aangewezen organen. Deze gegevens dienen met name voor de beoordeling
van: (a)
de toestand van de geëxploiteerde mariene
biologische hulpbronnen, (b)
het niveau van bevissing en de impact van
visserijactiviteiten op de mariene biologische hulpbronnen en op de mariene
ecosystemen, en (c)
de sociaaleconomische prestatie van de visserij‑,
de aquacultuur‑ en de verwerkingssector in de EU‑wateren en daarbuiten. 2.
De lidstaten: (a)
zorgen ervoor dat de verzamelde gegevens accuraat
en betrouwbaar zijn; (b)
voorkomen dat de gegevens die voor verschillende
doeleinden worden verzameld, elkaar overlappen; (c)
zien erop toe dat de verzamelde gegevens veilig
worden opgeslagen en dat de bescherming en de vertrouwelijkheid van deze
gegevens, in voorkomend geval, adequaat worden gewaarborgd; (d)
zorgen ervoor dat nationale databanken en systemen
die gebruikt worden voor de verwerking van de verzamelde gegevens, toegankelijk
zijn voor de Commissie of de door haar aangewezen organen, zodat door de
Commissie of door de door haar aangewezen organen kan worden geverifieerd of de
gegevens bestaan, en zo ja, of de kwaliteit ervan toereikend is. 3.
De lidstaten zorgen voor de nationale coördinatie
van de verzameling en het beheer van de voor het visserijbeheer bestemde
wetenschappelijke gegevens. Hiertoe wijzen zij een nationale correspondent aan
en organiseren zij jaarlijks een nationale coördinatievergadering. De Commissie
wordt op de hoogte gebracht van de nationale coördinatieactiviteiten en wordt
uitgenodigd voor de coördinatievergaderingen. 4.
De lidstaten coördineren hun nationale activiteiten
op het gebied van gegevensverzameling met andere lidstaten in dezelfde regio en
stellen alles in het werk om hun activiteiten te coördineren met derde landen
die soevereiniteit of jurisdictie uitoefenen over wateren in dezelfde regio. 5.
De gegevens worden met ingang van 2014 verzameld,
beheerd en gebruikt in het kader van een meerjarenprogramma. Een dergelijk
meerjarenprogramma omvat streefdoelen op het gebied van de nauwkeurigheid van
de te verzamelen gegevens, alsmede aggregatieniveaus voor de verzameling, het
beheer en het gebruik van deze gegevens. 6.
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig
artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om, met betrekking tot het
in lid 5 bedoelde meerjarenprogramma, de streefdoelen op het gebied van de
nauwkeurigheid van de te verzamelen gegevens te specificeren en om de
aggregatieniveaus voor de verzameling, het beheer en het gebruik van deze
gegevens te definiëren. 7.
De Commissie stelt technische werkingsvoorschriften
vast voor de transmissie van de verzamelde gegevens. Deze uitvoeringshandelingen
worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 56 bedoelde
onderzoeksprocedure. Artikel 38
Onderzoeksprogramma's 1.
De lidstaten stellen nationale programma's voor
gegevensverzameling, onderzoek en innovatie met betrekking tot de visserij vast.
Zij coördineren hun activiteiten inzake gegevensverzameling, onderzoek en
innovatie met betrekking tot de visserij met andere lidstaten en met de EU‑kaders
voor onderzoek en innovatie. 2.
De lidstaten zorgen ervoor dat de nodige knowhow en
de nodige personele middelen beschikbaar zijn voor het wetenschappelijke
adviesproces. DEEL VII
EXTERN BELEID
TITEL I
INTERNATIONALE VISSERIJORGANISATIES
Artikel 39
Doelstellingen 1.
De EU neemt overeenkomstig haar internationale
verplichtingen en beleidsdoelstellingen en overeenkomstig de in de artikelen 2
en 3 vastgestelde doelstellingen deel aan de werkzaamheden van internationale
organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij, inclusief regionale
organisaties voor visserijbeheer (ROVB's). 2.
De EU baseert de standpunten die zij inneemt in
internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij en in
ROVB's, op het beste beschikbare wetenschappelijk advies, teneinde ervoor te
zorgen dat de visbestanden boven een niveau worden gehouden of gebracht dat de
maximale duurzame opbrengst kan opleveren. 3.
De Unie draagt in de ROVB's en in de internationale
organisaties actief bij tot de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en
steunt de ontwikkeling van deze kennis. Artikel 40
Naleving van internationale
bepalingen De EU werkt samen met derde landen en
internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij,
inclusief ROVB's, teneinde de naleving van door dergelijke internationale
organisaties vastgestelde maatregelen te versterken. TITEL II
DUURZAMEVISSERIJOVEREENKOMSTEN Artikel 41
Beginselen en doelstellingen
van duurzamevisserijovereenkomsten 1.
In met derde landen gesloten
duurzamevisserijovereenkomsten wordt een juridisch, economisch en ecologisch
bestuurskader vastgesteld voor visserijactiviteiten die EU‑vissersvaartuigen
verrichten in wateren van derde landen. 2.
EU‑vissersvaartuigen zijn slechts gerechtigd tot de
vangst van het in artikel 62, lid 2, van het Verdrag van de Verenigde Naties
inzake het recht van de zee bedoelde overschot van de toegestane vangst dat het
derde land heeft vastgesteld en dat is geïdentificeerd op basis van het beste
beschikbare wetenschappelijke advies en op basis van relevante, door de Unie en
het betrokken derde land uitgewisselde informatie over de totale
visserijinspanning op de betrokken bestanden, teneinde ervoor te zorgen dat de
betrokken visbestanden boven een niveau blijven dat de maximale duurzame
opbrengst kan opleveren. Artikel
42 Financiële steun 1.
De EU verleent in het kader van de duurzamevisserijovereenkomsten
financiële steun aan derde landen, teneinde: (a)
een deel van de kosten van de toegang tot de
visserijhulpbronnen in wateren van derde landen te dragen; (b)
het bestuurskader in te voeren, onder meer op het
gebied van ontwikkeling en onderhoud van de vereiste wetenschappelijke en
onderzoeksinstellingen, de capaciteit voor toezicht, controle en bewaking en
andere capaciteitsopbouwende elementen die gepaard gaan met de ontwikkeling van
een duurzaam visserijbeleid van het betrokken derde land. De financiële steun
wordt slechts verleend indien specifieke resultaten worden gehaald. DEEL VIII
AQUACULTUUR Artikel 43
Bevordering van de
aquacultuur 1.
Ter bevordering van duurzaamheid, voedselzekerheid,
groei en werkgelegenheid stelt de Commissie uiterlijk tegen 2013 niet‑bindende
strategische EU‑richtsnoeren op inzake gemeenschappelijk prioriteiten en
streefdoelen voor de ontwikkeling van aquacultuuractiviteiten. Deze
strategische richtsnoeren, waarin rekening wordt gehouden met de verschillende
startposities en omstandigheden in de EU, vormen de basis voor nationale
strategische meerjarenplannen en hebben tot doel: (a)
het concurrentievermogen van de aquacultuursector
te verbeteren en de ontwikkeling en innovatie van deze sector te steunen; (b)
de economische bedrijvigheid te stimuleren; (c)
de diversifiëring en de levenskwaliteit in kust‑ en
plattelandsgebieden te verbeteren; (d)
op het gebied van toegang tot wateren en ruimte te
zorgen voor een gelijk speelveld voor de marktdeelnemers in de
aquacultuursector. 2.
De lidstaten stellen uiterlijk tegen 2014 een
nationaal strategisch meerjarenplan op voor de ontwikkeling van
aquacultuuractiviteiten op hun grondgebied. 3.
De nationale strategische meerjarenplannen omvatten
onder meer de doelstellingen van de lidstaten en de maatregelen om deze
doelstellingen te bereiken. 4.
De nationale strategische meerjarenplannen hebben
met name tot doel: (a)
te komen tot administratieve vereenvoudiging, met
name wat de vergunningen betreft; (b)
op het gebied van toegang tot wateren en ruimte te
zorgen voor zekerheid voor de marktdeelnemers in de aquacultuursector; (c)
indicatoren op te stellen voor economische, sociale
en milieuduurzaamheid; (d)
andere eventuele grensoverschrijdende effecten voor
de buurlidstaten te beoordelen. 5.
De lidstaten wisselen informatie en beste
praktijken uit via een open methode tot coördinatie van de nationale
maatregelen die in de strategische meerjarenplannen zijn opgenomen. Artikel 44
Raadpleging van de
adviesraden Overeenkomstig artikel 53 wordt een adviesraad
voor aquacultuur opgericht. DEEL IX
GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENING Artikel 45
Doelstellingen 1.
Er wordt een gemeenschappelijke marktordening voor
visserij‑ en aquacultuurproducten vastgesteld om: (a)
bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de
artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen; (b)
de visserij‑ en de aquacultuursector in staat te
stellen om het gemeenschappelijk visserijbeleid op het juiste niveau toe te
passen; (c)
het concurrentievermogen van de visserij‑ en de
aquacultuursector in de EU, en met name de producenten, te verstevigen; (d)
de markten transparanter te maken, met name door te
zorgen voor de verbetering van zowel de economische kennis en het inzicht
inzake de EU‑markten voor visserij‑ en aquacultuurproducten in de hele
bevoorradingsketen, als het consumentenbewustzijn; (e)
bij te dragen tot de totstandbrenging van een
gelijk speelveld voor alle in de Unie afgezette producten, door de duurzame
exploitatie van de visserijhulpbronnen te bevorderen. 2.
De gemeenschappelijke marktordening is van
toepassing op de in bijlage I bij de verordening houdende een gemeenschappelijke
marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten vermelde producten
die in de EU worden afgezet. 3.
De gemeenschappelijke marktordening omvat met name: (a)
de ordening van de sector, onder meer aan de hand
van marktstabiliserende maatregelen; (b)
gemeenschappelijke handelsnormen. DEEL X
CONTROLE EN HANDHAVING Artikel 46
Doelstellingen 1.
De naleving van de voorschriften van het
gemeenschappelijk visserijbeleid wordt gegarandeerd door een doeltreffend visserijcontrolesysteem
van de EU, onder meer op het gebied van de bestrijding van illegale, ongemelde
en ongereglementeerde visserij (IOO‑visserij). 2.
Het visserijcontrolesysteem van de EU is met name
gebaseerd op: (a)
een globale en geïntegreerde aanpak; (b)
het gebruik van moderne controletechnologieën, die
de beschikbaarheid en de kwaliteit van de gegevens betreffende de visserij
moeten bevorderen; (c)
een risicogebaseerde strategie die gericht is op
systematische en geautomatiseerde kruiscontroles van alle beschikbare, ter zake
relevante gegevens; (d)
de ontwikkeling van een nalevingscultuur bij de
marktdeelnemers; (e)
de vaststelling van doeltreffende, evenredige en
ontradende sancties. Artikel 47
Proefprojecten op het gebied
van nieuwe controletechnologieën en databeheersystemen 1.
De Commissie en de lidstaten kunnen proefprojecten
op het gebied van nieuwe controletechnologieën en databeheersystemen ten
uitvoer te leggen. 2.
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig
artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot regels
voor de tenuitvoerlegging van proefprojecten op het gebied van nieuwe
controletechnologieën en databeheersystemen. Artikel 48
Bijdragen in de kosten van
controle, inspectie en handhaving De lidstaten kunnen de houders van visvergunningen voor
vissersvaartuigen met een lengte over alles van ten minste 12 meter die hun
vlag voeren, ertoe verplichten een evenredige bijdrage te leveren in de kosten
die gepaard gaan met de tenuitvoerlegging van het visserijcontrolesysteem van
de EU. DEEL XI
FINANCIËLE INSTRUMENTEN Artikel 49
Doelstellingen Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de
in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen, mag financiële EU‑steun
worden verleend. Artikel 50
Voorwaarden voor de verlening
van financiële steun aan lidstaten
1.
De verlening van financiële EU‑steun aan lidstaten
wordt gekoppeld aan de voorwaarde dat de lidstaten de voorschriften van het
gemeenschappelijk visserijbeleid naleven. 2.
Niet‑naleving van de voorschriften van het
gemeenschappelijk visserijbeleid door de lidstaten kan ertoe leiden dat in het
kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid de betalingen worden onderbroken
of geschorst of een financiële correctie op de financiële EU‑steun wordt
toegepast. Dergelijke maatregelen moeten in verhouding staan tot de aard, de
omvang, de duur en het al dan niet herhaaldelijke karakter van de niet‑naleving.
Artikel 51
Voorwaarden voor de verlening
van financiële steun aan marktdeelnemers
1.
De verlening van financiële EU‑steun aan
marktdeelnemers wordt gekoppeld aan de voorwaarde dat de marktdeelnemers de
voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid naleven. 2.
Ernstige inbreuken op de voorschriften van het
gemeenschappelijk visserijbeleid door de marktdeelnemers kunnen ertoe leiden
dat de toegang tot financiële EU‑steun en/of de toepassing van financiële
reducties hun tijdelijk of permanent wordt ontzegd. Dergelijke maatregelen
moeten in verhouding staan tot de aard, de omvang, de duur en het al dan niet
herhaaldelijke karakter van de niet‑naleving. 3.
De lidstaten zien erop toe dat de financiële EU‑steun
slechts wordt verleend indien de betrokken marktdeelnemer in het laatste jaar
vóór de aanvraag van de financiële EU‑steun geen sancties vanwege ernstige
inbreuken zijn opgelegd. DEEL XII
ADVIESRADEN Artikel 52
Adviesraden 1.
Om een evenwichtige vertegenwoordiging van alle
belanghebbende partijen te bevorderen en bij te dragen tot de verwezenlijking
van de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen, wordt voor elk van
de in bijlage III opgenomen bevoegdheidszones een adviesraad opgericht. 2.
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig
artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen die betrekking hebben op in
die bijlage op te nemen wijzigingen om de bevoegdheidszones te veranderen,
nieuwe bevoegdheidszones voor adviesraden te creëren of nieuwe adviesraden op
te richten. 3.
Elke adviesraad stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 53
Taken van de adviesraden 1.
De adviesraden kunnen: (a)
bij de Commissie of bij de betrokken lidstaten
aanbevelingen en suggesties indienen inzake aangelegenheden die te maken hebben
met visserijbeheer en aquacultuur; (b)
de Commissie en de lidstaten op de hoogte brengen
van problemen op het gebied van visserijbeheer en aquacultuur die zich in hun
bevoegdheidszone voordoen; (c)
in nauwe samenwerking met wetenschappers bijdragen
tot het verzamelen, aanleveren en analyseren van de gegevens die nodig zijn
voor de ontwikkeling van instandhoudingsmaatregelen. 2.
De Commissie en, in voorkomend geval, de betrokken
lidstaat moeten binnen een redelijke termijn reageren op de aanbevelingen,
suggesties of gegevens die zij op grond van lid 1 ontvangen. Artikel 54
Samenstelling, werking en
financiering van de adviesraden 1.
Iedere adviesraad bestaat uit organisaties die
de marktdeelnemers van de visserijsector vertegenwoordigen en uit andere
belangengroepen die te maken hebben met het gemeenschappelijk visserijbeleid. 2.
Iedere adviesraad bestaat uit een algemene
vergadering en een uitvoerend comité en stelt de maatregelen vast die
noodzakelijk zijn om zich naar behoren te organiseren en om te garanderen dat
het werk transparant verloopt en dat alle naar voren gebrachte standpunten
worden gerespecteerd. 3.
De adviesraden kunnen uit hoofde van hun
functie als organen die een doelstelling van algemeen Europees belang
nastreven, financiële EU‑steun aanvragen. 4.
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig
artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de
samenstelling en de werking van de adviesraden. DEEL XIII
PROCEDURELE BEPALINGEN Artikel 55
Uitoefening van de delegatie 1.
De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde
handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel gestelde
voorwaarden. 2.
De bevoegdheidsdelegatie zoals bedoeld in artikel
12, lid 2, artikel 15, lid 6, artikel 20, leden 1 en 2, artikel 24, leden 1 en
2, artikel 35, lid 3, artikel 36, lid 4, artikel 37, lid 6, artikel 47, lid 2,
artikel 52, lid 2, en artikel 54, lid 4, wordt met ingang van 1 januari
2013 voor een onbeperkte periode verleend. 3.
De bevoegdheidsdelegatie zoals bedoeld in artikel
12, lid 2, artikel 15, lid 6, artikel 20, leden 1 en 2, artikel 24, leden
1 en 2, artikel 35, lid 3, artikel 36, lid 4, artikel 37, lid 6, artikel 47,
lid 2, artikel 52, lid 2, en artikel 54, lid 4, kan te allen tijde door het
Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking
beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit
treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt
vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde
gedelegeerde handelingen onverlet. 4.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling
vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in
kennis. 5.
Een krachtens artikel 12, lid 3, artikel 15, lid 4,
artikel 20, leden 1 en 2, artikel 24, leden 1 en 2, artikel 35, lid 3, artikel
36, lid 4, artikel 37, lid 7, artikel 47, lid 2, artikel 52, lid 2, en artikel
54, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch
het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van 2 maanden na de
datum van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling,
of als zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het
verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld niet voornemens te zijn bezwaar
te maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn
met twee maanden worden verlengd. Artikel 56
Tenuitvoerlegging De Commissie wordt bij de tenuitvoerlegging
van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid terzijde gestaan
door een Comité voor visserij en aquacultuur. Dit comité is een comité in de
zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is
artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Deel XIV
SLOTBEPALINGEN Artikel 57
Intrekkingen 1.
Verordening (EG) nr. 2371/2002 wordt
ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening
gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening. 2.
Besluit 2004/585/EG wordt ingetrokken met ingang
van de datum van inwerkingtreding van de voorschriften die op grond van artikel
51, lid 4, en artikel 52, lid 4, worden vastgesteld. 3.
Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1954/2003 wordt
geschrapt. 4.
Verordening (EG) nr. 199/2008 wordt
ingetrokken. 5.
Verordening (EG) nr. 639/2004 wordt
ingetrokken. Artikel 58
Overgangsmaatregelen Onverminderd artikel 57, lid 4, blijft
Verordening (EG) nr. 199/2008 van toepassing op de nationale programma's die
zijn vastgesteld voor de verzameling en het beheer van gegevens voor de periode
2011 – 2013. Artikel 59
Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de dag
na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari
2013. Deze
verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk
in elke lidstaat. Gedaan te , Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De
voorzitter De voorzitter BIJLAGE I
TOEGANG TOT KUSTWATEREN IN DE
ZIN VAN ARTIKEL 6, LID 2 1. KUSTWATEREN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK A. TOEGANG
VOOR FRANKRIJK Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen Kust van het Verenigd Koninkrijk (6 tot 12 zeemijl) 1. Berwick-upon-Tweed east Coquet Island east || Haring || Onbeperkt 2. Flamborough Head east Spurn Head east || Haring || Onbeperkt 3. Lowestoft east Lymle Regis south || Alle soorten || Onbeperkt 4. Lyme Regis south Eddystone south || Demersale soorten || Onbeperkt 5. Eddystone south Longships south-west || Demersale soorten Sint-Jacobsschelp Kreeft Langousten || Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt 6. Longships south-west Hartland Point north-west || Demersale soorten Langousten Kreeft || Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt 7. Van Hartland Point tot aan een lijn getrokken vanaf het noorden van Lundy Island || Demersale soorten || Onbeperkt 8. Van een lijn rechtwijzend west van Lundy Island tot Cardigan Harbour || Alle soorten || Onbeperkt 9. Point Lynas North Morecambe Light Vessel east || Alle soorten || Onbeperkt 10. County Down || Demersale soorten || Onbeperkt 11. New Island north-east Sanda Island south-west || Alle soorten || Onbeperkt 12. Port Stewart north Barra Head west || Alle soorten || Onbeperkt 13. 57°40' NB Butt of Lewis west || Alle soorten behalve schaal- en schelpdieren || Onbeperkt 14. St Kilda, Flannan Islands || Alle soorten || Onbeperkt 15. Ten westen van de lijn die Butt of Lewis lighthouse verbindt met het punt op 59°30' NB ‑ 5°45' WL || Alle soorten || Onbeperkt B. TOEGANG VOOR IERLAND Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen || || Kust van het Verenigd Koninkrijk (6 tot 12 zeemijl) || 1. Point Lynas north Mull Galloway south || Demersale soorten Langoustine || Onbeperkt Onbeperkt || 2. Mull of Oa wes Barra Head west || Demersale soorten Langoustine || Onbeperkt Onbeperkt C. TOEGANG VOOR DUITSLAND Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen Kust van het Verenigd Koninkrijk (6 tot 12 zeemijl) 1. East of Shetlands en Fair Isle tussen lijnen rechtwijzend zuidoost van Sumburgh Head lighthouse, rechtwijzend noordoost van Skroo lighthouse en rechtwijzend zuidwest van Skadan lighthouse || Haring || Onbeperkt 2. Berwick-upon-Tweed east, Whitby High lighthouse east || Haring || Onbeperkt 3. North Foreland lighthouse east, Dungeness new lighthouse south || Haring || Onbeperkt 4. Zone rond St Kilda || Haring Makreel || Onbeperkt Onbeperkt 5. Butt of Lewis lighthouse west naar de lijn die Butt of Lewis lighthouse verbindt met het punt 59°30' NB ‑ 5°45' WL || Haring || Onbeperkt 6. Zone rond North Rona en Sulisker (Sulasgeir) || Haring || Onbeperkt D. TOEGANG VOOR NEDERLAND Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen Kust van het Verenigd Koninkrijk (6 tot 12 zeemijl) 1. East of Shetlands en Fair Isle tussen lijnen rechtwijzend zuidoost van Sumburgh Head lighthouse, rechtwijzend noordoost van Skroo lighthouse en rechtwijzend zuidwest van Skadan lighthouse || Haring || Onbeperkt 2. Berwick upon Tweed east, Flamborough Head east || Haring || Onbeperkt 3. North Foreland east, Dungeness new lighthouse south || Haring || Onbeperkt E. TOEGANG VOOR BELGIË Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen Kust van het Verenigd Koninkrijk (6 tot 12 zeemijl) 1. Berwick upon Tweed east Coquer Island east || Haring || Onbeperkt 2. Cromer north North Foreland east || Demersale soorten || Onbeperkt 3. North Foreland east Dungeness new lighthouse south || Demersale soorten Haring || Onbeperkt Onbeperkt 4. Dungeness new lighthouse south, Selsey Bill south || Demersale soorten || Onbeperkt 5. Straight Point south-east, South Bishop north-west || Demersale soorten || Onbeperkt 2. IERSE KUSTWATEREN A. TOEGANG VOOR FRANKRIJK Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen Ierse kust (6 tot 12 zeemijl) 1. Erris Head north-west Sybil Point west || Demersale soorten Langoustine || Onbeperkt Onbeperkt 2. Mizen Head south Stags south || Demersale soorten Langoustine Makreel || Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt 3. Stags south Cork south || Demersale soorten Langoustine Makreel Haring || Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt 4. Cork south, Carnsore Point south || Alle soorten || Onbeperkt 5. Carnsore Point south, Haulbowline south-east || Alle soorten behalve schaal- en weekdieren || Onbeperkt B. TOEGANG VOOR HET VERENIGD KONINKRIJK Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen Ierse kust (6 tot 12 zeemijl) 1. Mine Head south Hook Point || Demersale soorten Haring Makreel || Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt 2. Hook Point Carlingford Lough || Demersale soorten Haring Makreel Langoustine Sint-Jacobsschelp || Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt C. TOEGANG VOOR NEDERLAND Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen Ierse kust (6 tot 12 zeemijl) 1. Stags south Carnsore Point south || Haring Makreel || Onbeperkt Onbeperkt D. TOEGANG VOOR DUITSLAND Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen Ierse kust (6 tot 12 zeemijl) 1. Old Head of Kinsale south Carnsore Point south || Haring || Onbeperkt 2. Cork south Carnsore Point south || Makreel || Onbeperkt E. TOEGANG VOOR BELGIË Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen Ierse kust (6 tot 12 zeemijl) 1. Cork south Carnsore Point south || Demersale soorten || Onbeperkt 2. Wicklow Head east Carlingford Lough south-east || Demersale soorten || Onbeperkt 3. BELGISCHE KUSTWATEREN Geografisch gebied || Lidstaat || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen 3 tot 12 zeemijl || Nederland || Alle soorten || Onbeperkt || Frankrijk || Haring || Onbeperkt 4. DEENSE KUSTWATEREN Geografisch gebied || Lidstaat || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen Noordzeekust (Deens-Duitse grens tot Hanstholm) (6 tot 12 zeemijl) || Duitsland || Platvis Garnalen || Onbeperkt Onbeperkt Deens-Duitse grens tot Blåvands Huk || Nederland || Platvis Rondvis || Onbeperkt Onbeperkt Blåvands Huk tot Bovbjerk || België || Kabeljauw || Onbeperkt, alleen in juni en juli || || Schelvis || Onbeperkt, alleen in juni en juli || Duitsland || Platvis || Onbeperkt || Nederland || Schol || Onbeperkt || Tong || Onbeperkt Thyborøron tot Hanstholm || België || Wijting || Onbeperkt, alleen in juni en juli || || Schol || Onbeperkt, alleen in juni en juli || Duitsland || Platvis || Onbeperkt || Sprot || Onbeperkt || Kabeljauw || Onbeperkt || Koolvis || Onbeperkt || Schelvis || Onbeperkt || Makreel || Onbeperkt || Haring || Onbeperkt || Wijting || Onbeperkt || Nederland || Kabeljauw || Onbeperkt || Schol || Onbeperkt || Tong || Onbeperkt Skagerrak (Hanstholm-Skagen) (4 tot 12 zeemijl) || België Duitsland Nederland || Schol Platvis Sprot Kabeljauw Koolvis Schelvis Makreel Haring Wijting Kabeljauw Schol Tong || Onbeperkt, alleen in juni en juli Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Kattegat (3 tot 12 mijl) || Duitsland || Kabeljauw || Onbeperkt || || Platvis || Onbeperkt || Langoustine || Onbeperkt || Haring || Onbeperkt Ten noorden van Sjaelland tot de breedtecirkel die Forsnæs lighthouse doorsnijdt || Duitsland || Sprot || Onbeperkt Oostzee (inbegrepen de Belten, de Sont en Bornholm) 3 tot 12 zeemijl || Duitsland || Platvis || Onbeperkt || || Kabeljauw || Onbeperkt || Haring || Onbeperkt || Sprot || Onbeperkt || Aal || Onbeperkt || Zalm || Onbeperkt || Wijting || Onbeperkt || Makreel || Onbeperkt Skagerrak (4 tot 12 mijl) || Zweden || Alle soorten || Onbeperkt Kattegat (3 (*) tot 12 mijl) || Zweden || Alle soorten || Onbeperkt Oostzee (3 tot 12 mijl) || Zweden || Alle soorten || Onbeperkt (*) Gemeten vanaf de kustlijn. 5. DUITSE KUSTWATEREN Geografisch gebied || Lidstaat || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen Noordzeekust (3 tot 12 zeemijl) alle kusten || Denemarken || Demersale soorten || Onbeperkt || || Sprot || Onbeperkt || Zandspiering || Onbeperkt || Nederland || Demersale soorten || Onbeperkt || Garnalen || Onbeperkt Deens-Duitse grens tot de noordpunt van Amrum op 54°43' NB || Denemarken || Garnalen || Onbeperkt Zone rond Helgoland || Verenigd Koninkrijk || Kabeljauw || Onbeperkt || || Schol || Onbeperkt Oostzee (3 tot 12 mijl) || Denemarken || Kabeljauw || Onbeperkt || || Schol || Onbeperkt || Haring || Onbeperkt || Sprot || Onbeperkt || Aal || Onbeperkt || Wijting || Onbeperkt || Makreel || Onbeperkt 6. KUSTWATEREN VAN FRANKRIJK EN VAN DE OVERZEESE DEPARTEMENTEN Geografisch gebied || Lidstaat || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen || Noord-Oost-Atlantische kust (6 tot 12 zeemijl) || Belgisch-Franse grens tot het oosten van het departement La Manche (monding van La Vire — Grandcamp-les-Bains 49°23'30" NB — 1°2' WL richting noordnoordoost) || België || Demersale soorten || Onbeperkt || || || Sint-Jacobsschelp || Onbeperkt || Nederland || Alle soorten || Onbeperkt Duinkerken (2°20' OL) tot Kaap Antifer (0°10' OL) || Duitsland || Haring || Onbeperkt, alleen van oktober tot en met december || Belgisch-Franse grens tot Kaap Alprech Ouest (50°42'30" NB — 1°33'30" OL) || Verenigd Koninkrijk || Haring || Onbeperkt || Atlantische kust (6 tot 12 zeemijl) || Spaans-Franse grens tot 46°08' NB || Spanje || Ansjovis || Gerichte visserij, onbeperkt, alleen van 1 maart tot en met 30 juni || || || Visserij voor levend aas, alleen van 1 juli tot en met 31 oktober || Sardine || Onbeperkt, alleen van 1 januari tot en met 28 februari en van 1 juli tot en met 31 december || Voorts worden de activiteiten met betrekking tot de hierboven genoemde soorten uitgeoefend overeenkomstig en binnen de grenzen van de activiteiten in 1984 Middellandse-Zeekust (6 tot 12 zeemijl) || Grens Spanje/Cap Leucate || Spanje || Alle soorten || Onbeperkt || 7. SPAANSE KUSTWATEREN Geografisch gebied || Lidstaat || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen Atlantische kust (6 tot 12 zeemijl) Frans-Spaanse grens tot de vuurtoren van Cap Mayor (3°47' WL) || Frankrijk || Pelagische soorten || Onbeperkt, overeenkomstig en binnen de grenzen van de activiteiten in 1984 Middellandse-Zeekust (6 tot 12 zeemijl) Frankrijk/Cap Creus || Frankrijk || Alle soorten || Onbeperkt 8. NEDERLANDSE KUSTWATEREN Geografisch gebied || Lidstaat || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen (3 tot 12 zeemijl) — Hele kust || België || Alle soorten || Onbeperkt || Denemarken || Demersale soorten Sprot Zandspiering Horsmakreel || Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt || Duitsland || Kabeljauw Garnalen || Onbeperkt Onbeperkt (6 tot 12 zeemijl) — Hele kust || Frankrijk || Alle soorten || Onbeperkt Zuidpunt van Texel ten westen tot de grens Nederland/Duitsland || Verenigd Koninkrijk || Demersale soorten || Onbeperkt 9. FINSE KUSTWATEREN Geografisch gebied || Lidstaat || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen Oostzee (4 tot 12 mijl) (*) || Zweden || Alle soorten || Onbeperkt (*) 3 tot 12 mijl rond de Bogskär Eilanden. 10. ZWEEDSE KUSTWATEREN Geografisch gebied || Lidstaat || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen Skagerrak (4 tot 12 zeemijl) || Denemarken || Alle soorten || Onbeperkt Kattegat (3 (*) tot 12 mijl) || Denemarken || Alle soorten || Onbeperkt Oostzee (4 tot 12 mijl) || Denemarken || Alle soorten || Onbeperkt || Finland || Alle soorten || Onbeperkt (*) Gemeten vanaf de kustlijn. || || || BIJLAGE II
VANGSTCAPACITEITSMAXIMA Capaciteitsmaxima (op basis van de toestand op 31 december 2010) || || Lidstaat || GT || kW België || 18.911 || 51.585 Bulgarije || 8.448 || 67.607 Denemarken || 88.528 || 313.341 Duitsland || 71.114 || 167.089 Estland || 22.057 || 53.770 Ierland || 77.254 || 210.083 Griekenland || 91.245 || 514.198 Spanje (inclusief de ultraperifere gebieden) || 446.309 || 1.021.154 Frankrijk (inclusief de ultraperifere gebieden) || 219.215 || 1.194.360 Italië || 192.963 || 1.158.837 Cyprus || 11.193 || 48.508 Letland || 49.067 || 65.196 Litouwen || 73.489 || 73.516 Malta || 15.055 || 96.912 Nederland || 166.384 || 350.736 Polen || 38.376 || 92.745 Portugal (inclusief de ultraperifere gebieden) || 115.305 || 388.054 Roemenië || 1.885 || 6.716 Slovenië || 1.057 || 10.974 Finland || 18.187 || 182.385 Zweden || 42.612 || 210.744 Verenigd Koninkrijk || 235.570 || 924.739 || || Ultraperifere gebieden van de EU || GT || kW Spanje Canarische Eilanden. L< 12 m. EU‑wateren || 2.649 || 21.219 Canarische Eilanden. L > 12 m. EU‑wateren || 3.059 || 10.364 Canarische Eilanden. L > 12 m. Internationale wateren en wateren van derde landen || 28.823 || 45.593 Frankrijk Réunion. Demersale en pelagische soorten. L < 12 m || 1.050 || 19.320 Réunion. Pelagische soorten. L > 12 m || 10.002 || 31.465 Frans Guyana. Demersale en pelagische soorten. L < 12 m || 903 || 11.644 Frans Guyana. Garnaalvaartuigen || 7.560 || 19.726 Frans Guyana. Pelagische soorten. Offshore vaartuigen. || 3.500 || 5.000 Martinique. Demersale en pelagische soorten. L < 12 m || 5.409 || 142.116 Martinique. Pelagische soorten. L > 12 m || 1.046 || 3.294 Guadeloupe. Demersale en pelagische soorten. L < 12 m || 6.188 || 162.590 Guadeloupe. Pelagische soorten. L > 12 m || 500 || 1.750 Portugal Madeira. Demersale soorten. L < 12 m || 617 || 4.134 Madeira. Demersale en pelagische soorten. L > 12 m || 4.114 || 12.734 Madeira. Pelagische soorten. Zegen. L > 12 m || 181 || 777 Azoren. Demersale soorten. L < 12 m || 2.626 || 29.895 Azoren. Demersale en pelagische soorten. L > 12 m || 12.979 || 25.721 L staat voor lengte over alles. || || BIJLAGE III
ADVIESRADEN Naam van de adviesraad || Bevoegdheidszone Oostzee || ICES[36]‑zones IIIb, IIIc en IIId Middellandse Zee || Maritieme wateren van de Middellandse Zee ten oosten van 5°36' WL Noordzee || ICES-zones IV en IIIa Noorwestelijke wateren || ICES-zones V (met uitzondering van Va en enkel EU-wateren van Vb), VI en VII Zuidwestelijke wateren || ICES‑zones VIII, IX en X (wateren rond de Azoren) en CECAF[37]‑zones 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 (wateren rond Madeira en de Canarische Eilanden) Pelagische bestanden (blauwe wijting, makreel, horsmakreel, haring) || Bevoegdheid voor alle gebieden (met uitzondering van de Oostzee, de Middellandse Zee en de aquacultuur) Volle-zee/verre-zeevloot || Alle niet EU-wateren Aquacultuur || Aquacultuur, zoals gedefinieerd in artikel 5 FINANCIEEL
MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstelling(en)
1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.6. Duur
van de actie en van de financiële gevolgen 1.7. Beheersvorm(en)
2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake het toezicht en de verslagen 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en)
van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) van
de uitgaven 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de
uitgaven 3.2.2. Geraamde
gevolgen voor de beleidskredieten 3.2.3. Geraamde
gevolgen voor de administratieve kredieten 3.2.4. Verenigbaarheid
met het huidige meerjarige financiële kader 3.2.5. Bijdrage
van derden aan de financiering 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten FINANCIEEL
MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het
voorstel/initiatief Voorstel
voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het
gemeenschappelijk visserijbeleid 1.2. Betrokken beleidsterrein(en)
in de ABM/ABB-structuur[38]
Beleidsterrein
11: Maritieme zaken en visserij 1.3. Aard van het
voorstel/initiatief ¨Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe
actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een
voorbereidende actie[39]
¨ Het
voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie ý Het
voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe
actie 1.4. Doelstellingen 1.4.1. De met het voorstel/initiatief
beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie Efficiënt
gebruik van hulpbronnen in Europa 1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en
betrokken ABM/ABB-activiteiten Specifieke doelstellingen Bijdragen
tot de doelstellingen die zijn vastgesteld in artikel 39 VWEU 1.
De inspraak van de belanghebbende partijen verbeteren 2.
De beschikbaarheid van wetenschappelijk advies garanderen 3.
De controle in de hele EU moderniseren intensiveren 4.
Een audit van de controle‑ en inspectieactiviteiten in de lidstaten verrichten 5.
Bijdragen tot de betere coördinatie van de controleactiviteiten van de
lidstaten met behulp van het Communautair Bureau voor visserijcontrole Betrokken AMB/ABB-activiteit(en) Activiteit
ABB 11 04 01, 11 07 02, 11 08 01, 11 08 02, 11 08 05 1.4.3. Verwacht(e) resulta(a)t(en) en
gevolg(en) Vermeld de gevolgen
die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen. De
voorgestelde hervorming van het GVB draait om duurzaamheid. Het doel bestaat
erin om de visbestanden tegen 2015 te exploiteren op een niveau dat de maximale
duurzame opbrengst kan opleveren. Duurzame visserij leidt tot grotere vangsten
en ruimere winstmarges, met als gevolg dat de vangstsector niet langer
afhankelijk zal zijn van overheidssteun. Bovendien zal duurzame visserij ook de
consument voordeel opleveren, aangezien het in het kader van een dergelijke
visserij gemakkelijker zal zijn om in transparante omstandigheden stabiele
prijzen te halen. 1.4.4. Resultaat- en
effectindicatoren Vermeld de indicatoren
aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is
uitgevoerd. Milieueffecten:
bestanden op Fmsy‑niveau, reductie van de overcapaciteit en vooruitgang met de
tenuitvoerlegging van overdraagbare visserijconcessies. Economische
gevolgen: het inkomen van de marktdeelnemers in de vangstsector, de bruto
toegevoegde waarde, de verhouding inkomsten/kostendekkende inkomsten en de
netto winstmarge. Sociale
gevolgen voor de werkgelegenheid (VTE) en het loon voor de bemanning per VTE. 1.5. Motivering van het
voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of
lange termijn moet worden voorzien Dankzij
het GVB zullen de visbestanden vanuit economisch, sociaal en milieuoogpunt
duurzaam worden geëxploiteerd. Deze doelstellingen zijn juridisch gezien van
even groot belang en geen enkele ervan kan los van de andere worden gehaald. In
de effectbeoordeling van de hervorming van het GVB werd echter bevestigd dat de
economische en sociale duurzaamheid beperkt zal blijven als de toestand van de
bestanden niet merkelijker verbetert. 1.5.2. Toegevoegde waarde van de
betrokkenheid van de Unie Volgens
artikel 3, onder d), VWEU is de Unie exclusief bevoegd op het gebied van de
instandhouding van de biologische hulpbronnen van de zee. Volgens artikel 4,
lid 2, onder d), VWEU delen de Unie en de lidstaten de bevoegdheden voor de
rest van het GVB. De toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie ligt
in het feit dat het GVB betrekking heeft op de exploitatie van een
gemeenschappelijke voorraad hulpbronnen. 1.5.3. Belangrijkste uit soortgelijke
activiteiten getrokken lering In
het groenboek over de hervorming van het visserijbeleid[40] wordt geconcludeerd dat het
GVB zijn essentiële doelstellingen niet haalt. De visbestanden worden
overbevist; de economische toestand van delen van de vloot is ondanks het
subsidieniveau fragiel, werken in de visserijsector is onaantrekkelijk en de
toestand van talrijke kustgemeenschappen die afhankelijk zijn van de visserij,
is heikel. De resultaten van de brede raadpleging die naar aanleiding van het
groenboek heeft plaatsgevonden, bevestigen deze analyse[41]. Het
grootste probleem van het GVB is het ontbreken van milieuduurzaamheid als
gevolg van overbevissing. Alle andere problemen werken dit probleem nog verder
in de hand. De overbevissing is vooral terug te voeren op het feit dat de
capaciteit van de vloot te groot is, dat bij de vaststelling van de totaal
toegestane vangsten wordt afgeweken van het wetenschappelijk advies en dat de
doelstellingen niet zijn geprioriteerd. Een tweede probleem is de povere
economische duurzaamheid van de vangstsector. Een groot aantal vloten is niet
rendabel en bijgevolg kwetsbaar voor externe schokken, zoals stijgende
brandstofprijzen. Ten derde hebben de vangstsector en de gebieden die
afhankelijk zijn van de visserij, te lijden onder een gebrek aan sociale
duurzaamheid. 1.5.4. Samenhang en eventuele
synergie met andere relevante instrumenten Exploitatie
van de visbestanden op het niveau van de maximale duurzame opbrengst is als
doelstelling vastgesteld in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het
recht van de zee en is in 2002 op de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling
aangemerkt als een doelstelling die, waar mogelijk, tegen 2015 moet worden
bereikt. Dankzij deze doelstelling zal het GVB beter zijn toegerust om een
goede milieutoestand van het mariene milieu te bereiken overeenkomstig de
kaderrichtlijn mariene strategie[42].
1.6. Duur van de actie en van de
financiële gevolgen ¨ Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur –
¨ Voorstel/initiatief van kracht van –
¨ Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ ý Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur –
Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en
met JJJJ, –
Gevolgd door een volledige uitvoering. 1.7. Beheersvorm(en)[43] ý Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie ¨ Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan: –
¨ uitvoerende agentschappen –
¨ door de Gemeenschappen opgerichte organen[44] –
¨ nationale publiekrechtelijke organen of organen met een
openbaredienstverleningstaak – ¨ personen aan wie
de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag
betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het
betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement ý Gedeeld beheer met
de lidstaten ¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen ¨ Gezamenlijk beheer
met internationale organisaties (geef aan welke) Verstrek, indien meer
dan één beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder
"Opmerkingen". 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake het toezicht en
de verslagen Vermeld frequentie en
voorwaarden. 2.2. Beheers- en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke risico's 2.2.2. Controlemiddel(en) 2.3. Maatregelen ter voorkoming
van fraude en onregelmatigheden Vermeld de bestaande
en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen. 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en) van het
meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) van de
uitgaven · Bestaande begrotingsonderdelen In volgorde van de
rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Nummer [Omschrijving …...….] || GK/ NGK ([45]) || van EVA-landen[46] || van kandidaat-lidstaten[47] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement 2 || 11 04 01 Intensivering van de dialoog met het bedrijfsleven uit de visserijsector en met andere organisaties die belang hebben bij het gemeenschappelijk visserijbeleid. || GK || Nee || Nee || Nee || Nee 2 || 11 07 02 Ondersteuning van het beheer van de visbestanden (verbetering van de wetenschappelijke adviezen) || GK || Nee || Nee || Nee || Nee 2 || 11 08 01 Financiële bijdrage aan de lidstaten voor uitgaven op controlegebied || GK || Nee || Nee || Nee || Nee 2 || 11 08 02 Controle en toezicht op de visserijactiviteiten in wateren van en buiten de EU || GK || Nee || Nee || Nee || Nee 2 || 11 08 05 01 Communautair Bureau voor visserijcontrole (CBVC) – Bijdrage voor titels 1 en 2 || GK || Nee || Nee || Nee || Nee 2 || 11 08 05 02 Communautair Bureau voor visserijcontrole (CBVC) – Bijdrage voor titel 3 || GK || Nee || Nee || Nee || Nee ·
Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader
en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Nummer [Omschrijving….…..] || GK/ NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement || [XX.YY.YY.YY] || || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE 3.2. Geraamde gevolgen voor de
uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde
gevolgen voor de uitgaven in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Rubriek van het meerjarige financiële kader || 2 || Instandhouding en beheer van de natuurlijke hulpbronnen DG: MARE || || || 2013[48] || Jaar n+1 || Jaar n+2 || Jaar n+3 || Jaar n+4 || Jaar n+5 || Jaar n+6 || Jaar n+7 || Jaar n+8 || Jaar n+9 || TOTAAL Beleidskredieten || || || || || || || || || || || 11 04 01 || Vastleggingen || (1) || 6,400 || || || || || || || || || || Betalingen || (2) || 5,950 || || || || || || || || || || 11 07 02 || Vastleggingen || (1a) || 4,500 || || || || || || || || || || Betalingen || (2a) || 3,500 || || || || || || || || || || 11 08 01 || Vastleggingen || (1a) || 47,430 || || || || || || || || || || Betalingen || (2a) || 25,200 || || || || || || || || || || 11 08 02 || Vastleggingen || (1a) || 2,300 || || || || || || || || || || Betalingen || (2a) || 2,300 || || || || || || || || || || 11 08 05 01 || Vastleggingen || (1a) || 7,413 || || || || || || || || || || Betalingen || (2a) || 7,413 || || || || || || || || || || 11 08 05 02 || Vastleggingen || (1a) || 1,711 || || || || || || || || || || Betalingen || (2a) || 2,711 || || || || || || || || || || Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[49] || || || || || || || || || || || || || (3) || || || || || || || || || || || TOTAAL kredieten voor DG MARE || Vastleggingen || =1+1a +3 || 69,754 || || || || || || || || || || Betalingen || =2+2a +3 || 47,074 || || || || || || || || || || TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 69,754 || || || || || || || || || || Betalingen || (5) || 47,074 || || || || || || || || || || TOTAAL uit de programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || || || || || TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 2 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || 69,754 || || || || || || || || || || Betalingen || =5+ 6 || 47,074 || || || || || || || || || || Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor
meerdere rubrieken: TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 69,754 || || || || || || || || || || Betalingen || (5) || 47,074 || || || || || || || || || || TOTAAL uit de programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || || || || || TOTAAL kredieten voor RUBRIEKEN 1 t/m 4 van het meerjarige financiële kader (Referentiebedrag ) || Vastleggingen || =4+ 6 || || || || || || || || || || || Betalingen || =5+ 6 || || || || || || || || || || || Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || "Administratieve uitgaven" in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || || || 2013 || Jaar n+1 || Jaar n+2 || Jaar n+3 || Jaar n+4 || Jaar n+5 || Jaar n+6 || Jaar n+7 || Jaar n+8 || Jaar n+9 || TOTAAL DG: || Personele middelen || 9,404 || || || || || || || || || || Andere beheersuitgaven 11 01 02 11 || 0,210 || || || || || || || || || || Totaal DG || Kredieten || 9,614 || || || || || || || || || || TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 9,614 || || || || || || || || || || in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || || || Jaar 2013[50] || Jaar n+1 || Jaar n+2 || Jaar n+3 || Jaar n+4 || Jaar n+5 || Jaar n+6 || Jaar n+7 || Jaar n+8 || Jaar n+9 || TOTAAL TOTAAL kredieten voor RUBRIEKEN 1 t/m 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 79,368 || || || || || || || || || || Betalingen || 56,688 || || || || || || || || || || 3.2.2. Geraamde gevolgen voor de
beleidskredieten –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig –
ý Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op 3
decimalen) Vermeld doelstellingen en outputs || || || 2013 || Jaar n+1 || Jaar n+2 || Jaar n+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL || || OUTPUT || || || Soort output[51] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kosten || Aantal ouputs || Kosten || Aantal ouputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Totaal aantal outputs || Totaal kosten SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1[52] || De inspraak van de belanghebbende partijen verbeteren || || Volledig operationele adviesraden || Nr. || 0,280 || 8 || 2,240 || || || || || || || || || || || || || || || Nieuwe websecties en bijwerking van de content van de websites van DG MARE || Nr. || 0,040 || 5 || 0,200 || || || || || || || || || || || || || || Productie en verspreiding van het tijdschrift "Visserij en aquacultuur in Europa" in 23 talen (5 edities per jaar) || Nr. || 0,114 || 5 || 0,580 || || || || || || || || || || || || || || || Productie en verspreiding van kwaliteitsinformatie voor de media, het grote publiek en de belanghebbende partijen, incl. audiovisueel materiaal. Communicatiecampagne over prioritaire onderwerpen, zoals de hervorming van het GVB. || Nr. || 0,310 || 6 || 1,860 || || || || || || || || || || || || || || || Productie en verspreiding van meertalige publicaties || Nr. || 0,025 || 20 || 0,500 || || || || || || || || || || || || || || || Deelname van DG MARE aan beurzen || Nr. || 0,200 || 1 || 0,200 || || || || || || || || || || || || || || || Organisatie van de Europese maritieme dag || Nr. || 0,400 || 1 || 0,400 || || || || || || || || || || || || || || || Conferenties en seminars over het GVB en het GMB, bijv. over de hervorming van het GVB || Nr. || 0,050 || 4 || 0,200 || || || || || || || || || || || || || || || Andere (promotiemateriaal, logo, opslag en verspreiding door het Publicatiebureau) || No. || 0,110 || 2 || 0,220 || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || || 6,400 || || || || || || || || || || || || || || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 || De beschikbaarheid van wetenschappelijk advies garanderen || Steun voor de tenuitvoerlegging van het kader voor gegevensverzameling, met name via coördinatie en organisatie van het werk van het WTECV, onderhoud van relevante websites en steun voor de opstelling van het verslag over "De jaarlijkse economische prestatie van de EU‑vissersvloot" in het kader van een administratieve regeling tussen de Commissie en het GCO. || Admi-nistra-tieve regelingen || 1,400 || 1 || 1,400 || || || || || || || || || || || || || || Geregelde adviesverlening over de toestand van de bestanden die worden beheerd via de verordening inzake TAC's en quota, en niet‑geregelde adviesverlening, zoals de evaluatie van meerjarenplannen of vangstcontrolevoorschriften in het kader van een memorandum van overeenstemming tussen de Commissie en de ICES || Memo-randum || 1,500 || 1 || 1,500 || || || || || || || || || || || || || || In het kader van vergaderingen van het WTECV en de subgroepen van het WTECV: Adviesverlening door experts over visbestanden vanuit de invalshoek van biologische, technische, economische en ecosysteemgerelateerde thema's || Aantal vergaderingen || 0,024 || 25 || 0,6 || || || || || || || || || || || || || || Verlening van wetenschappelijk advies en andere diensten met het oog op de tenuitvoerlegging van het GVB in de Middellandse Zee || || 1,0 || 2 || 1,0 || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || || 4,500 || || || || || || || || || || || || || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 3 || De controle in de hele EU moderniseren en intensiveren IT‑systemen en gegevensanalyse || || || n.v.t. || 10,000 || || || || || || || || || || || || || || Traceerinstrumenten en apparatuur om het motorvermogen te meten || || || 1600 || 8,000 || || || || || || || || || || || || || || Proefprojecten (incl. CCTV vanaf 2011) || || || n.v.t. || 2,000 || || || || || || || || || || || || || || Automatische lokalisatieapparatuur VMS/AIS (automatische identificatiesystemen || || || 3000 || 3,800 || || || || || || || || || || || || || || Elektronische logboeken aan boord van vaartuigen || || || 3300 || 7,400 || || || || || || || || || || || || || || Upgrades Visserijcontrolecentrum || || || 22 || 11,400 || || || || || || || || || || || || || || Investeringen in controleapparatuur (patrouillevaartuigen en ‑vliegtuigen) || || || n.v.t. || 3,700 || || || || || || || || || || || || || || Opleidingscursussen en uitwisselingsprogramma’s voor controlefunctionarissen || || || 30 || 0,600 || || || || || || || || || || || || || || Seminars om de participanten bewuster te maken van de noodzaak de GVB‑voorschriften ten uitvoer te leggen || || || 5 || 0,530 || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3 || || 47,430 || || || || || || || || || || || || || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 4 || Een audit van de controle‑ en inspectieactiviteiten in de lidstaten verrichten Toezicht op de controleactiviteiten van de lidstaten -Dienstbezoeken om de toepassing van de GVB‑voorschriften te controleren -Uitrusting van inspecteurs || || || 250 || 0,800 || || || || || || || || || || || || || || Het vergemakkelijken van de tenuitvoerlegging van de GVB‑voorschriften -Vergaderingen van de groep visserijcontroledeskundigen over thema's die betrekking hebben op visserijcontrole - Studies || || || 30 || 0,400 || || || || || || || || || || || || || || IT‑hardware en software en IT‑ondersteuning van controle (data, kruiscontroles van data, onderhoud, toegang tot databanken, enz.) || || || n.v.t. || 1,100 || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 4 || || 2,300 || || || || || || || || || || || || || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 5 || Bijdragen tot de betere coördinatie van de controleactiviteiten van de lidstaten met behulp van het Communautair Bureau voor visserijcontrole Personeel in actieve dienst || || || n.v.t. || 5,634 || || || || || || || || || || || || || || Andere personeelsgerelateerde uitgaven || || || n.v.t. || 0,440 || || || || || || || || || || || || || || Administratieve uitgaven || || || n.v.t. || 1,320 || || || || || || || || || || || || || || Opbouw van de capaciteit || || || n.v.t. || 0,720 || || || || || || || || || || || || || || Operationele coördinatie (inclusief gezamenlijke inzetplannen) || || || n.v.t. || 1,010 || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 5 || 9,124 || || || || || || || || || || || || || || TOTALE KOSTEN || 69,754 || || || || || || || || || || || || || || 3.2.3. Geraamde gevolgen voor de
administratieve kredieten 3.2.3.1. Samenvatting –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
–
ý Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten
nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: in miljoenen euro's
(tot op 3 decimalen) || 2013 [53] || Jaar n+1 || Jaar n+2 || Jaar n+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Personele middelen || 9,404 || || || || || || || Overige administratieve uitgaven || 0,210 || || || || || || || Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 9,614 || || || || || || || Buiten RUBRIEK 5[54] van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Personele middelen || || || || || || || || Andere administratieve uitgaven || || || || || || || || Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || TOTAAL || 9,614 || || || || || || || 3.2.3.2. Geraamde personeelsbehoeften –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig –
ý Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1
decimaal) || || 2013 || Jaar n+1 || Jaar n+2 || Jaar n+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) || || 11 01 01 01 (Brussel/Luxemburg en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 66 || || || || || || || 11 01 01 02 (delegaties) || 0 || || || || || || || 11 01 05 01 (onderzoek onder contract) || 0 || || || || || || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || 0 || || || || || || || Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[55] || || 11 01 02 01 (CA, INT, SNE van de totale financiële middelen) || 14 || || || || || || || 11 01 02 02 (CA, INT, JED, LA en SNE in de delegaties) || 0 || || || || || || || 11 01 04 jj[56] || - zetel[57] || 0 || || || || || || || - delegaties || 0 || || || || || || || 11 01 05 02 (CA, INT, SNE - indirect onderzoek) || 0 || || || || || || || 10 01 05 02 (CA, INT, SNE - direct onderzoek) || 0 || || || || || || || Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || 0 || || || || || || || TOTAAL || 80 || || || || || || XX is het
beleidsterrein of de begrotingstitel. De benodigde personele
middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer
van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel
aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure
met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen
worden toegewezen. Beschrijving van de
uit te voeren taken Ambtenaren en tijdelijk personeel || Beheer van de hierboven vermelde beleidskredieten en operationele werkzaamheden in 2013 Extern personeel || Beheer van de hierboven vermelde beleidskredieten en operationele werkzaamheden in 2013 3.2.4. Verenigbaarheid met het
huidige meerjarige financiële kader –
ý Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige
financiële kader –
¨ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarige financiële kader. Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder
vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. –
¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[58]. Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de
betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. 3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering
–
ý Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden –
¨ Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder
wordt geraamd: Kredieten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || Jaar n || Jaar n+1 || Jaar n+2 || Jaar n+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal Medefinancieringsbron || || || || || || || || TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || || 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten –
ý Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten. –
¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële
gevolgen: ¨ voor de eigen middelen ¨ voor de diverse ontvangsten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[59] Jaar n || Jaar n+1 || Jaar n+2 || Jaar n+3 || zoveel kolommen als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) Artikel …. || || || || || || || || Voor de diverse
ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de)
betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven. Vermeld de wijze van
berekening van de gevolgen voor de ontvangsten. [1] COM(2009) 163 final van 22 april
2009 (niet beschikbaar in het Nederlands). [2] PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1. [3] PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. [4] PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1. [5] PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1. [6] PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11. [7] PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1. [8] PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1. [9] PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1. [10] PB L 256 van 3.8.2004, blz. 17. [11] SEC(2010) 428 final van 16 april
2010 (niet beschikbaar in het Nederlands). [12] Verordening (EG) nr. 1954/2003 van
de Raad betreffende het beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde
vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap, tot wijziging van
Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr.
635/95 en (EG) nr. 2027/95. [13] Verordening (EG) nr. 1005/2008 van
de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale,
ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te
beëindigen, en Verordening (EEG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van
een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het
gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van
Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr.
768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr.
509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr.
1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr.
1627/94 en (EG) nr. 1966/2006. [14] PB [15] PB [16] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. [17] PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1. [18] PB L 189 van 3.7.1998, blz. 14. [19] PB L 177 van 16.7.1996, blz. 24. [20] COP‑besluit X/2. [21] EU CO 7/10 van 26 maart 2010. [22] COM(2011) 244. [23] PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19. [24] Mededeling van de Commissie aan
het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en
het Comité van de Regio's - Een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese
Unie, COM(2007) 575 definitief. [25] PB C 105 van 7.5.1981, blz. 1. [26] PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1. [27] PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7. [28] PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19. [29] COM(2009) 162 definitief. [30] COM(2010) 2020 definitief. [31] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [32] PB L 256 van 3.8.2004, blz. 17. [33] PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1. [34] PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11. [35] PB L 274 van 25.9.1986, blz. 1. [36] ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee,
International Council for the Exploration of the Sea): de afbakening van
Verordening (EG) nr. 218/2009. [37] “CECAF-zones” (Fishery Committee for the Eastern Central
Atlantic - Visserijcomité voor het centraal-oostelijke deel van de Atlantische
Oceaan, of FAO-gebied 34): de zones overeenkomstig de afbakening in Verordening
(EG) nr. 216/2009. [38] ABM: activiteitsgestuurd beheer – ABB: activiteitsgestuurde
begroting. [39] In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van
het Financieel Reglement. [40] COM(2009) 163 definitief van 22 april 2009. [41] Zie ook SEC(2010) 428 final "Synthesis of the
Consultation on the Reform of the Common Fisheries Policy". [42] Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen
betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu. [43] Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar
het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html [44] In de zin van artikel 185 van het Financieel
Reglement. [45] GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten. [46] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie [47] Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële
kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan. [48] Het jaar n is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen. [49] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [50] Het jaar n is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen. [51] Outputs
zijn de producten en diensten die moeten worden geleverd (aantal gefinancierde
uitwisselingen van studenten, aantal km aangelegde wegen, enz.). [52] Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke
doelstelling(en)…". [53] Het jaar n is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen. [54] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [55] CA = arbeidscontractant; INT= Intérimaire (uitzendkracht);
JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties); LA =
plaatselijk functionaris (Local Agent); END= Expert National Détaché
(gedetacheerd nationaal deskundige). [56] Submaximum voor extern personeel uit beleidskredieten
(vroegere "BA"-onderdelen). [57] Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF). [58] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel
Akkoord. [59] Wat de traditionele eigen middelen betreft (douanerechten,
suikerheffingen) zijn de aangegeven. bedragen nettobedragen, dat wil zeggen de
brutobedragen na aftrek van 25 % invorderingskosten.