Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011IP0592

    Tunesië, het geval van Zacharia Bouguira Resolutie van het Europees Parlement van 15 december 2011 over Tunesië: de kwestie Zacharia Bouguira

    PB C 168E van 14.6.2013, p. 126–128 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    14.6.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 168/126


    Donderdag 15 december 2011
    Tunesië, het geval van Zacharia Bouguira

    P7_TA(2011)0592

    Resolutie van het Europees Parlement van 15 december 2011 over Tunesië: de kwestie Zacharia Bouguira

    2013/C 168 E/17

    Het Europees Parlement,

    gezien zijn eerdere resoluties over Tunesië, met name die van 3 februari 2011 (1),

    gezien zijn resolutie van 7 april 2011 over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid - de zuidelijke dimensie (2),

    gezien de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie van 25 mei 2011 getiteld "Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden" (COM(2011)0303),

    gezien zijn resolutie van 25 april 2002 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de rol van de Europese Unie bij de bevordering van de mensenrechten en de democratisering in derde landen (3),

    gezien de conclusies van de bijeenkomst van de Task Force EU-Tunesië op 28 en 29 september 2011,

    gezien het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, en het facultatief protocol daarbij,

    gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, in het bijzonder de artikelen 7 en 9 daarvan,

    gezien artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat op 13 november 2011 op het vliegveld van Tunis-Carthago een jonge Tunesische student medicijnen, Zacharia Bouguira, getuige was van herhaalde voorvallen van geweld door wetshandhavingsfunctionarissen tegen een groep jonge Marokkanen die de finale van de Afrikaanse Champions' League-finale voetbal tussen Wydad Casablanca en Esperance Sportive de Tunis had bijgewoond;

    B.

    overwegende dat Zacharia Bouguira besloot om, gezien de extreme gewelddadigheid van de aanvallen van de wetshandhavingsfunctionarissen op de 13 Marokkanen, van wie de handen vastgebonden waren en die zich niet konden verweren, het voorval met zijn mobiele telefoon te filmen en de opname op internet te zetten, teneinde een eind te maken aan dit soort straffeloosheid, dat gemeengoed was tijdens het regime van Ben Ali, en aldus te helpen bij het tot stand brengen van een democratisch Tunesië op basis van respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden;

    C.

    overwegende dat Zacharia Bouguira onmiddellijk door een veiligheidsfunctionaris gesommeerd werd te stoppen met filmen, en dat de jonge man door ongeveer 20 politiemensen hard werd geslagen en samen met de groep jonge Marokkanen werd afgevoerd naar het politiebureau aan de rand van het vliegveld;

    D.

    overwegende dat Zacharia Bouguira willekeurig is vastgehouden en tijdens zijn detentie herhaaldelijk het slachtoffer is geworden van geweld en intimidatie, hetgeen als onmenselijk en onterend kan worden aangemerkt; overwegende dat de jonge man tijdens deze detentie ook getuige is geweest van de omstandigheden waaronder de jonge Marokkanen werden vastgehouden, die ook als onmenselijk en onterend kunnen worden aangemerkt;

    E.

    overwegende dat na de inzet van een anti-terreureenheid bij het kantoor van de grenspolitie verslaggevers van de Tunesische tv-stations Al Wataniya, Hannibal en Nesma naar deze plek zijn gedirigeerd en in de nacht van 13 op 14 november 2011 een nieuwsbericht hebben gemaakt waarin de arrestatie van de groep jonge Marokkanen wordt gerechtvaardigd op grond van het feit dat zij in de vertrekhal van het vliegveld vernielingen zouden hebben gepleegd;

    F.

    overwegende dat Zacharia Bouguira na protesten van zijn moeder en haar advocaat, die naar de plaats van zijn detentie waren gegaan, werd vrijgelaten; overwegende dat negen van de 13 Marokkanen van 13 tot 21 november 2011 zijn vastgehouden en vervolgens naar de gevangenissen Bouchoucha en Morniaga zijn overgebracht;

    G.

    overwegende dat Zacharia Bouguira op 17 november 2011 een klacht wegens foltering heeft ingediend bij het openbaar ministerie tegen leden van de veiligheidstroepen die bij deze incidenten betrokken waren en tegen het Ministerie van Binnenlandse Zaken, en verder overwegende dat hij op 8 december 2011 door vertegenwoordigers van het OM is gehoord;

    H.

    overwegende dat Tunesische advocaten en mensenrechtenorganisaties erop wijzen dat, hoewel het regime van Ben Ali is verdreven, de bevolking nog altijd regelmatig het slachtoffer is van geweld en wreedheid van de kant van de veiligheidstroepen, in weerwil van de internationale mensenrechtenverplichtingen die Tunesië recentelijk is aangegaan;

    I.

    overwegende dat goed werkende justitiële- en wetshandhavingssystemen, en maatregelen voor het tegengaan van foltering en straffeloosheid, van cruciaal belang zijn voor het opbouwen van een echte rechtsstaat, en overwegende dat het garanderen van deze fundamentele beginselen een van de belangrijkste prioriteiten van de Tunesische regering, en ook van de constituerende vergadering, moet zijn bij het beantwoorden van de vraag welke hervormingen het eerst moeten worden doorgevoerd;

    J.

    overwegende dat aanhangers van de voormalige RCD nog altijd een zeer actieve rol spelen binnen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het Ministerie van Justitie;

    K.

    overwegende dat het na jaren van onderdrukking van uitermate groot belang is de vertrouwensband tussen de bevolking en de autoriteiten, in het bijzonder de veiligheidstroepen en justitie, te herstellen, en verder overwegende dat er herhaaldelijk publiekelijk wordt opgeroepen tot een breuk met de methoden uit het verleden en tot het eerbiedigen van elementaire democratische regels;

    L.

    overwegende dat een Tunesische staat die stoelt op eerbiediging van mensenrechten en de beginselen van de rechtsstaat alleen mogelijk is, en dat de Arabische Lente alleen een succes kan zijn en tot duurzame veranderingen kan leiden, indien dit geval van foltering en onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing, en alle andere vergelijkbare gevallen, op een eerlijke en transparante wijze worden vervolgd en er een eind komt aan de straffeloosheid van de daders;

    1.

    is verheugd over de internationale toezeggingen die Tunesië na de val van het regime van Ben Ali heeft gedaan, in het bijzonder die met betrekking tot de samenwerking met de speciale procedures en mechanismen van de Verenigde Naties op het gebied van de bestrijding van foltering, en onmenselijke en onterende behandeling; spoort de Tunesische autoriteiten in dit verband aan te waarborgen dat Zacharia Bouguira een proces krijgt dat voldoet aan internationale normen, teneinde duidelijkheid te verschaffen over de ernstige schendingen van de mensenrechten waar hij het slachtoffer van was, en de daders ter verantwoording te roepen; dringt daarnaast aan op een onderzoek naar de schending van de rechten van de 13 Marokkaanse burgers;

    2.

    is blij dat Tunesië op 29 juni 2011 het facultatief protocol bij het Verdrag tegen foltering heeft ondertekend, en het Internationaal Verdrag ter bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning en het eerste facultatieve protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burger en politieke rechten heeft geratificeerd;

    3.

    vraagt de vice-voorzitter/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) het Parlement op de hoogte te houden van de stappen die zij naar de Tunesische autoriteiten toe nemen en van de in dat verband te nemen maatregelen;

    4.

    is zich bewust van de uitdagingen waar Tunesië zich in het kader van het proces van democratisering voor gesteld ziet; verzoekt de Tunesische regering en de constituerende vergadering, alsmede de relevante vakbonden, onverwijld een begin te maken met een onomkeerbaar hervormingsproces, en zich daarbij in het bijzonder te richten op de veiligheidssector, met name politie en justitie, en waarborgen te creëren betreffende de onafhankelijkheid van het gerechtelijk apparaat en de vrijheid van de pers en de media, teneinde te komen tot een stevig verankerde en duurzame democratie;

    5.

    beschouwt het hervormen van de veiligheidssector en het bestrijden van straffeloosheid als essentiële opgaven waar zonder verder dralen mee moet worden begonnen, en is van oordeel dat het opbouwen van een levensvatbare rechtsstaat en het implementeren van een proces van nationale verzoening alleen haalbaar zijn wanneer deze opgaven zijn voltooid; is van mening dat het omvormen van de politie, van een orgaan dat zich richt op openbare orde en beheersing in een organisatie die zich concentreert op het beschermen van individuen en eigendommen, een essentieel onderdeel vormt van het proces van democratisering; dringt er derhalve op aan het hervormingsproces te implementeren in nauwe samenwerking met de organisaties van het maatschappelijk middenveld die op dit gebied actief zijn;

    6.

    herhaalt zijn steun voor en erkenning van de legitieme democratische verwachtingen van de Tunesische bevolking en is verheugd over het feit dat op 23 oktober 2011 de eerste vrije verkiezingen in Tunesië hebben plaatsgevonden, als uitvloeisel van de gebeurtenissen van de Arabische Lente, waarbij de constituerende vergadering nu de historische taak heeft de fundamenten te creëren voor een staat die stoelt op democratische beginselen, de beginselen van de rechtsstaat en eerbiediging van fundamentele vrijheden;

    7.

    benadrukt dat het recht op vrijheid van meningsuiting, zowel offline als online, van fundamenteel belang is voor een vrije en democratische samenleving en voor de bescherming en bevordering van andere rechten; onderstreept dat vrije toegang tot informatie en communicatie en ongecensureerde toegang tot internet (internetvrijheid) universele rechten zijn en van essentieel belang voor de waarborging van transparantie en het afleggen van rekenschap in het openbare leven;

    8.

    verzoekt de vice-voorzitter/hoge vertegenwoordiger, de EDEO en de Commissie Tunesië steun te blijven geven tijdens dit proces van democratisering door prioriteit toe te kennen aan het in overeenstemming met de doelstellingen van het Europees nabuurschapsbeleid uitwerken van een programma voor bijstand voor de hervorming van de veiligheidssector, in het bijzonder de politie, en van een programma voor bijstand voor de hervorming van het justitieel apparaat, als onderdeel van het hervormingsproces van de regering, en daarin een mechanisme op te nemen voor raadpleging van het maatschappelijk middenveld en voor evaluatie; verzoekt de EDEO met klem ervoor te zorgen dat het Parlement goed wordt geïnformeerd over de vooruitgang in de lopende onderhandelingen over het nieuwe actieplan EU-Tunesië en over het werk van de Task Force EU-Tunesië;

    9.

    verzoekt de Tunesische regering en de constituerende vergadering na te denken over de oprichting, in overeenstemming met internationale normen en in het bijzonder de Beginselen van Parijs, van een nationale mensenrechtenraad die is uitgerust met mechanismen voor het verdedigen van en het beschermen tegen mensenrechtenschendingen, en die gemachtigd is individuele klachten in behandeling te nemen en onderzoeken in te stellen;

    10.

    is verheugd over het uiteindelijk op 11 november 2011 gepubliceerde rapport van de nationale commissie die een onderzoek heeft gehouden naar de gevallen van fraude en corruptie (CNICM), en is van oordeel dat het essentieel is dat gevolg wordt gegeven aan de daarin vervatte conclusies, teneinde justitie in staat te stellen een gedegen onderzoek te initiëren naar de 300 voorgelegde dossiers, waarvan de helft betrekking heeft op naaste medewerkers van de voormalige president; onderstreept dat de conclusies van de CNICM ook een belangrijke bijdrage leveren aan het werk van de nieuw gekozen constituerende vergadering, die op 22 november 2011 haar taken aanvatte, in de overweging dat de nieuwe grondwet een daadwerkelijke breuk met het tijdperk-Ben Ali moet vormen;

    11.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de vice-voorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Commissie, de EDEO, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de president van Tunesië, de regering van Tunesië en de constituerende vergadering.


    (1)  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0038.

    (2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0154.

    (3)  PB C 131 E van 5.6.2003, blz. 147.


    Top