Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011IP0284

    Europese stedelijke agenda en de toekomst van deze agenda in het cohesiebeleid Resolutie van het Europees Parlement van 23 juni 2011 over een Europese stedelijke agenda en de toekomst van deze agenda in het cohesiebeleid (2010/2158(INI))

    PB C 390E van 18.12.2012, p. 10–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    18.12.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 390/10


    Donderdag 23 juni 2011
    Europese stedelijke agenda en de toekomst van deze agenda in het cohesiebeleid

    P7_TA(2011)0284

    Resolutie van het Europees Parlement van 23 juni 2011 over een Europese stedelijke agenda en de toekomst van deze agenda in het cohesiebeleid (2010/2158(INI))

    2012/C 390 E/02

    Het Europees Parlement,

    gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid titel XVIII,

    gezien Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds (1),

    gezien Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (2),

    gezien Beschikking 2006/702/EG van de Raad van 6 oktober 2006 betreffende communautaire strategische richtsnoeren inzake cohesie (3),

    gezien Verordening (EG) nr. 397/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1080/2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling met betrekking tot de subsidiabiliteit van investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie op het vlak van huisvesting (4),

    gezien Verordening (EU) nr. 1233/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 663/2009 tot vaststelling van een programma om het economische herstel te bevorderen via financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten op het gebied van energie (5),

    gezien zijn resolutie van 21 februari 2008 over de follow-up van de Territoriale Agenda en het Handvest van Leipzig: Europees actieprogramma voor ruimtelijke ontwikkeling en territoriale samenhang (6),

    gezien zijn resolutie van 21 oktober 2008 over governance en partnerschap op nationaal en regionaal niveau en als basis voor projecten op het gebied van regionaal beleid (7),

    gezien zijn resolutie van 24 maart 2009 over de stedelijke dimensie van het cohesiebeleid in de nieuwe programmeringsperiode (8),

    gezien zijn resolutie van 24 maart 2009 over het Groenboek territoriale cohesie en stand van de discussie over de toekomstige hervorming van het cohesiebeleid (9),

    gezien zijn resolutie van 20 mei 2010 over de bijdrage van het cohesiebeleid aan de verwezenlijking van de Lissabon- en EU 2020-doelstellingen (10),

    gezien zijn resolutie van 7 oktober 2010 over het cohesie- en regionaal beleid van de EU na 2013 (11),

    gezien de door het Europees Parlement gepubliceerde nota getiteld "follow-up van de Territoriale Agenda en het Handvest van Leipzig: Europees actieprogramma voor ruimtelijke ontwikkeling en territoriale samenhang",

    gezien de Mededeling van de Commissie van 3 maart 2010, getiteld "EUROPA 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2010)2020),

    gezien het vijfde verslag van de Commissie over de economische, sociale en territoriale cohesie: de toekomst van het cohesiebeleid, van 9 november 2010,

    gezien de Mededeling van de Commissie van 9 november 2010"Conclusies van het vijfde verslag over de economische, sociale en territoriale samenhang: de toekomst van het cohesiebeleid" (COM(2010)0642),

    gezien het syntheseverslag van de Commissie van april 2010 over de ex-post-evaluatie van de door het EFRO (doelstellingen 1 en 2) gecofinancierde Cohesiebeleidsprogramma's 2000-06,

    gezien het verslag van de Commissie van juni 2010 over de ex-post-evaluatie van de Cohesiebeleidsprogramma's 2000-06: het communautaire initiatief Urban II,

    gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) over "De noodzaak van een geïntegreerde benadering van stadsvernieuwing" van 26 mei 2010 (12),

    gezien het advies van het Comité van de Regio's over "het belang van stadsvernieuwing voor de toekomst van stedelijke ontwikkeling in Europa" van 9 juni 2010 (13),

    gezien de Territoriale Agenda van de EU – voor een meer concurrerend en duurzaam Europa van verschillende regio's ("de Territoriale Agenda") en het Handvest van Leipzig over duurzame Europese steden ("het Handvest van Leipzig"), die beide zijn aangenomen tijdens de informele Raad van ministers bevoegd voor ruimtelijke ordening en stedenbouw, gehouden op 24 en 25 mei 2007 in Leipzig,

    gezien de "verklaring van Toledo" aangenomen tijdens de informele Raad van ministers bevoegd voor stedenbouw in Toledo op 22 juni 2010,

    gezien het standpunt van de directeurs-generaal bevoegd voor stedenbouw over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Investeringsbank: Conclusies van het vijfde verslag over de economische, sociale en territoriale samenhang: de toekomst van het cohesiebeleid (COM(2010)0642/3),

    gezien de conclusies van de Europese Top van plaatselijke overheden, gehouden in Barcelona van 22 tot 24 februari 2010, getiteld "Local governments, the protagonist in the new Europe" (Plaatselijke overheden, de protagonisten in het nieuwe Europa),

    gezien het Convenant van Burgemeesters, op initiatief van en met ondersteuning door de Europese Commissie,

    gezien het onafhankelijke verslag, opgesteld op verzoek van de Commissie, getiteld "An Agenda for a Reformed Cohesion Policy" (Agenda voor een herzien cohesiebeleid – verslag van Fabrizio Barca) (2009),

    gezien artikel 48 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0218/2011),

    A.

    overwegende dat de EU kan worden gekenmerkt door haar policentrische ontwikkeling en de grote waaier van urbane gebieden en steden van verschillende grootte, die zeer verschillende bevoegdheden en middelen hebben; brengt tot uitdrukking dat het niet juist en zelfs problematisch zou zijn om een algemene definitie van "stedelijke gebieden" en meer in het algemeen van het begrip "stedelijk" te gaan hanteren, aangezien het moeilijk is om de verscheidenheid aan situaties in de lidstaten en regio's onder één noemer te brengen, en is daarom van mening dat een eventuele verplichte definitie en benoeming van stedelijke gebieden moet worden overgelaten aan de lidstaten, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en op basis van gemeenschappelijke Europese indicatoren; overwegende dat onderzocht moet worden hoe een functionele benadering kan resulteren in een gemeenschappelijke definitie van het begrip "stedelijk", waardoor het mogelijk wordt om een duidelijke definitie van de stedelijke dimensie van het Unie-beleid te creëren, en overwegende dat een definitie van de stedelijke dimensie op basis van de functies ervan nuttig zou zijn, in het bijzonder in het kader van het cohesiebeleid,

    B.

    overwegende dat de EU met haar beleid bijdraagt aan de duurzame ontwikkeling van stedelijke gebieden, terwijl in aanmerking moet worden genomen dat in aanvulling op nationale stedelijk beleid krachtens het subsidiariteitsbeginsel, Europees stedelijk beleid moet worden gedefinieerd,

    C.

    overwegende dat steden een actieve bijdrage leveren aan het formuleren van de beleidsvormen van de EU, en een belangrijke rol spelen bij de geslaagde tenuitvoerlegging van de EU 2020-strategie; en overwegende dat het niet rekening houden met de stedelijke dimensie van de beleidsvormen van de EU, en met name van het cohesiebeleid, het bereiken van de EU 2020-doelstellingen in gevaar zou brengen,

    D.

    overwegende dat de steden een uniek architecturaal en cultureel potentieel hebben, dat ze veel kunnen bijdragen tot de sociale integratie, en een sociaal evenwicht tot stand kunnen brengen door het handhaven van de culturele diversiteit en van een permanente band tussen centrum en periferie,

    E.

    overwegende dat, voortbouwend op de ervaringen van de URBAN-initiatieven, stedelijke acties zijn geïntegreerd (‧gemainstreamd‧) in het regelgevingskader voor de doelstellingen convergentie en regionale mededinging en werkgelegenheid voor de programmeringsperiode 2007-2013 overwegende dat het mainstreamen duidelijk tot meer middelen voor steden heeft geleid; overwegende dat het wenselijk zou zijn om binnen de operationele programma's goed afgebakende doelstellingen voor stedelijke ontwikkeling vast te stellen teneinde concentratie van middelen te bevorderen,

    F.

    overwegende dat subsidiariteit in haar meest versterkte en uitgebreide vorm, zoals gedefinieerd in het VWEU, alsmede meerlagig bestuur en een beter gedefinieerd partnerschapsprincipe essentiële aspecten zijn voor de correcte uitvoering van alle EU-beleidsvormen, en overwegende dat de inzet van middelen en competenties van lokale en regionale autoriteiten dienovereenkomstig versterkt moeten worden,

    G.

    overwegende dat de economische crisis van de afgelopen jaren nog meer ongelijkheid en maatschappelijk onbehagen heeft veroorzaakt in uitgestrekte metropolitane gebieden in de periferie; overwegende dat de plaatselijke overheden de crisis moeten aanpakken met concrete maatregelen voor armoedebestrijding en ondersteuning van de sociale samenhang en de werkgelegenheid,

    H.

    overwegende dat in vrij veel gevallen een beleid op basis van ontwikkelingskernen dat gericht is op de bevordering van economische activiteit in de stad niet voldoende invloed heeft gehad, dat het effect in het omringende gebied beperkt is gebleven en het dus evenmin heeft bijgedragen aan een geïntegreerde ontwikkeling,

    I.

    overwegende dat steden ongeacht hun rijkdom of economische macht in een aantal wijken specifieke problemen kunnen hebben zoals extreme sociale ongelijkheid, armoede, sociale uitsluiting en hoge werkloosheid, die met ondersteuning van het cohesiebeleid verzacht of opgelost kunnen worden,

    J.

    overwegende dat vereenvoudiging van de uitvoering van het beleid, met inbegrip van de uitvoering van toezicht- en controlemechanismen, de doeltreffendheid helpt verbeteren, foutenpercentages vermindert, het beleidsontwerp gebruiksvriendelijker maakt en de zichtbaarheid verhoogt; en overwegende dat inspanningen om vereenvoudiging te bereiken moeten worden voortgezet en aangevuld met de vereenvoudiging van nationale en regionale procedures, zodat vertegenwoordigers van stedelijke gebieden de benutting van Europese fondsen beter kunnen sturen en beheren,

    Context van de stedelijke dimensie

    1.

    stelt vast dat de Europese stedelijke agenda enerzijds de stedelijke dimensie van de beleidsvormen van de EU omvat, en met name het cohesiebeleid, en anderzijds de intergouvernementele dimensie van de inspanningen op het Europese niveau om het stedelijke beleid van de lidstaten te coördineren, dat wordt geïmplementeerd door informele vergaderingen van ministers, die worden gecoördineerd door de elkaar afwisselende voorzitterschappen van de Raad, met een actieve bijdrage van de Commissie; is in dit verband van mening dat plaatselijke overheden beter zouden moeten worden geïnformeerd en sterker zouden moeten worden betrokken bij de activiteiten van de intergouvernementele dimensie; beveelt aan te zorgen voor meer coördinatie tussen beide niveaus en een nauwere betrokkenheid van de plaatselijke overheden; benadrukt dat er een betere coördinatie moet komen tussen de besluiten en handelingen van overheden op communautair en nationaal niveau;

    2.

    wijst op de goedkeuring van de verklaring van Toledo en het referentiedocument van Toledo over stadsvernieuwing; deelt het standpunt dat er behoefte is aan meer continuïteit en coördinatie om te komen tot een gezamenlijk werkprogramma of "Europese stedelijke agenda"; verwelkomt het feit dat ministers de behoefte aan versterking van de samenwerking en coördinatie met het Europees Parlement hebben benadrukt alsmede de doelstelling van versterking van de stedelijke dimensie binnen het cohesiebeleid en de bevordering van duurzame stadsontwikkeling en geïntegreerde benaderingen door versterking en ontwikkeling van de instrumenten voor de uitvoering van het Handvest van Leipzig op alle niveaus; feliciteert de lidstaten en de Commissie met hun inspanningen om het proces van Marseille voort te zetten en een referentiekader voor duurzame Europese steden in te voeren; volgt met belangstelling de start van een testfase van het referentiekader; betreurt echter dat steden niet voldoende bij deze processen betrokken worden; verzoekt derhalve de Commissie en lidstaten om een betere informatiestroom te waarborgen voor niet deelnemende steden en om het Parlement op de hoogte te houden van verdere ontwikkelingen;

    3.

    benadrukt dat er naast de belangrijke bijdrage door de interventies van het cohesiebeleid aan de stedelijke ontwikkeling een groot aantal andere beleidsvormen (zoals het milieu, vervoer en energie) en programma's van de EU zijn die grote gevolgen hebben voor de stedelijke ontwikkeling; benadrukt dat er meer inzicht moet komen in de territoriale gevolgen van de beleidsvormen, en pleit voor meer aandacht voor de stedelijke agenda in de beleidsvormen van de EU; herhaalt zijn beroep op de Commissie om een territoriale evaluatie te verrichten van de gevolgen van sectorale beleidsvormen, en de bestaande mechanismen voor de effectbeoordeling uit te breiden; verwelkomt in deze context de ideeën die worden voorgesteld in het vijfde verslag over de economische, sociale en territoriale cohesie en het door ESPON uitgevoerde werk;

    Lokale behoeften en/tegenover Europese prioriteiten

    4.

    wijst erop dat met name stedelijke gebieden de Europese beleidsvormen in de praktijk brengen; wijst erop dat stedelijke gebieden, waar 73 % van de Europese bevolking woont, ongeveer 80 % van het bbp genereren en ze tot 70 % van de energie in de Unie verbruiken, en dat deze de belangrijkste centra van innovatie, kennis en cultuur zijn, onder andere door de bijdrage van de daar gevestigde kmo's, en dat ze daardoor een aanzienlijke bijdrage leveren aan de economische groei; wijst erop dat alleen die steden die hoogwaardige diensten kunnen leveren en die over een goede infrastructuur beschikken, in staat zijn toekomstige activiteiten met een grote toegevoegde waarde aan te trekken en te bevorderen; wijst erop dat zij anderzijds ook een prijs betalen voor hun economische productiviteit (het uitdijen van de steden, het dichtslibben van steden, opstoppingen, vervuiling, landgebruik, klimaatverandering, energie-onzekerheid, huizencrisis, ruimtelijke segregatie, criminaliteit, migratie, enz.), en te maken hebben met grote sociale verschillen (hoge werkloosheid, sociale onzekerheid en uitsluiting, sociale polarisatie, enz.) die hun rol als "motor voor de groei" in gevaar brengen; benadrukt dat niet alleen economische, maar ook sociale en ecologische ontwikkelingen in stedelijke gebieden grote gevolgen hebben voor de omliggende gebieden, en is van mening dat de stedelijke agenda duurzame, intelligente en inclusieve investeringen moet trachten aan te trekken om de rol van de stad te versterken; is derhalve van mening dat er goede redenen zijn om gezamenlijk te strijden voor de stedelijke gebieden in de EU, om de horizontale gevolgen van groei en ontwikkeling te beperken en tegelijkertijd steden te creëren die in economisch, sociaal en milieuopzicht duurzaam zijn;

    5.

    wijst erop dat stedelijke vervoersdiensten onder het subsidiariteitsbeginsel vallen; benadrukt evenwel dat Europese samenwerking, coördinatie en financiering lokale overheden in staat zouden stellen de uitdagingen waarmee zij worden geconfronteerd aan te gaan, met name wat vervoer betreft;

    6.

    is van mening dat het optimaliseren van de bijdrage van stedelijke gebieden aan de economische groei van de EU en het tegelijkertijd behouden of verbeteren van hun parameters als "goede plaatsen om te wonen" een gedeelde doelstelling is van het overheidsbestuur op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau; benadrukt dat, hoewel deze doelstelling breed gedeeld wordt, de specifieke maatregelen om de doelstelling te bereiken van plaats tot plaats kunnen variëren; merkt op dat enkele regio's en steden ten gevolge van historische ontwikkelingen in de tweede helft van de twintigste eeuw in het algemeen een breder palet van prioriteiten zullen moeten volgen met inbegrip van convergentie en is derhalve van mening dat voldoende flexibiliteit moet worden gewaarborgd, zodat bepaalde stedelijke gebieden de oplossingen kunnen vinden die het meest geschikt zijn voor hun behoeften, macro- en micro-omgeving en ontwikkelingscontext;

    7.

    beveelt aan dat de stedelijke dimensie van het cohesiebeleid, met als leidend beginsel het strategische concept van dienstbaarheid aan slimme, duurzame en inclusieve groei, gericht wordt op een drievoudige doelstelling: ten eerste moeten de stedelijke gebieden hulp krijgen om hun belangrijkste fysieke infrastructuur te ontwikkelen, als voorwaarde voor groei, zodat ze hun potentiële bijdrage aan de economische groei in Europa volledig kunnen leveren, de economie op een bredere basis kunnen plaatsen en kunnen bijdragen aan energie- en milieuduurzaamheid met name om de gebiedskwaliteit in de stadscentra te behouden en te verbeteren, zonder enige schade te berokkenen aan de rivieren; ten tweede moeten de stedelijke gebieden hulp krijgen om hun economische en sociale structuren alsmede hun milieubeleid te moderniseren door slim te investeren in infrastructuur en diensten die gebaseerd zijn op moderne technologie, en die terdege rekening houden met regionale, lokale en nationale omstandigheden; ten derde moeten de stedelijke gebieden worden gerenoveerd door besmette industriegebieden en terreinen te saneren, zonder daarbij echter de ontwikkeling van dwarsverbanden tussen stedelijke en plattelandsgebieden uit het oog te verliezen, ten einde de inclusieve groei te bevorderen, overeenkomstig de EU 2020-strategie;

    8.

    wijst erop dat het moderniseren van de infrastructuur door te investeren in intelligente technologieën veel potentieel heeft, en dat hardnekkige problemen in het stadsbestuur, energie-, watervoorzienings- en gebruiksbeheer, vervoer, toerisme, huisvesting, onderwijs, gezondheids- en sociale zorg, openbare veiligheid, enz. zouden kunnen worden aangepakt door het concept van "slimme stadsontwikkeling"; meent dat dergelijke investeringen in de ICT kunnen worden beschouwd als een krachtige motor voor economische groei en op innovatie gebaseerde economische activiteiten, waardoor de economie kan beschikken over de nodige elementen van openbare en particuliere investeringen, om op die manier te streven naar nieuw ondernemerschap, duurzame banen en intelligente groei overeenkomstig de doelstellingen van de EU 2020-strategie en van met name het innovatiepartnerschap op het gebied van intelligente steden;

    9.

    onderstreept dat de toepassing van intelligente systemen in belangrijke mate kan bijdragen tot de verbetering van de energie-efficiëntie en de veiligheid in de publieke sector, en verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor een gecoördineerde en doeltreffende inzet van intelligente systemen in de hele EU, en met name in stedelijke gebieden; wijst erop dat met name steden een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de bestrijding van klimaatverandering, bijvoorbeeld door slimme lokale openbaarvervoerssystemen, verbetering van de energieprestaties van gebouwen, duurzame wijkplanning, waarbij de trajecten naar werk en naar stedelijke instellingen zo kort mogelijk zijn, en andere maatregelen; verwelkomt in dit verband het Civitas-initiatief en het Convenant van Burgemeesters; onderstreept het belang van de inzet van beschikbare middelen met het oog op het uitvoeren van de actieplannen, die gebruikmaking van het lokale potentieel aan hernieuwbare energie moeten bevorderen, en vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat beide initiatieven in de toekomst worden geactualiseerd;

    10.

    benadrukt het belang van het cohesiebeleid voor het versterken van de sociale innovatie in stedelijke gebieden, met name in achterstandswijken, om de interne cohesie en het menselijk kapitaal te verbeteren, door een inclusieve en participatieve aanpak, of het nu gaat om opleiding en onderwijs (met name voor jongeren), toegang tot microkredieten of het bevorderen van de sociale economie;

    Meerlagig bestuur en het partnerschapsprincipe

    11.

    herhaalt zijn standpunt dat één van de zwakke punten van de Lissabon-strategie het gebrek aan goed functionerend meerlagig bestuur was en het feit dat regionale en lokale autoriteiten en het maatschappelijk middenveld onvoldoende betrokken waren bij de ontwerp-, uitvoerings-, communicatie- en evaluatiefasen van de strategie; benadrukt de behoefte aan een verbeterd bestuurssysteem voor de EU 2020-strategie met een grotere mate van integratie van alle belanghebbenden in alle fasen;

    12.

    doet een beroep op de Commissie er in de toekomstige verordeningen voor te zorgen dat de lidstaten worden verplicht om politieke leiders van de belangrijkste stedelijke gebieden en verenigingen van plaatselijke en regionale overheden officieel te betrekken bij alle fasen van de besluitvorming over het cohesiebeleid (strategische planning, het definiëren van de voorgestelde "nationale strategische ontwikkelingscontracten") en de onderhandelingen daarover, onder meer door het opzetten van nieuwe soorten partnerschappen zoals een ‧Territorial Pact‧ dat per lidstaat wordt uitgewerkt; verzoekt de Commissie de opleiding en training van stedelijke en lokale besturen te bevorderen om hen op deze manier bekend te maken met de programma's en initiatieven in het kader van het stedelijk beleid, en verzoekt de plaatselijke overheden dienovereenkomstig om concrete actieplannen uit te werken in het kader van hun eigen ontwikkelingsstrategieën; is van mening dat dit de enige manier is om lokale behoeften in aanmerking te nemen en tegelijkertijd fragmentatie van strategische doelstellingen en oplossingen te voorkomen;

    13.

    is van mening dat de band tussen lokale actieplannen en regionale/nationale mainstreamprogramma's versterkt moet worden; steunt het voorstel van de Commissie om in het cohesiebeleid meer aandacht te besteden aan lokale ontwikkeling door middel van actiegroepen en actieplannen van het Leader-type;

    14.

    benadrukt dat stedelijke gebieden geen op zich staande elementen in hun regio zijn, en dat hun ontwikkeling derhalve goed moet worden gekoppeld aan de functionele gebieden er omheen en aan het platteland; vraagt om een verdere verheldering van de specifieke situaties zoals metropolitane gebieden, stadsregio's en agglomeraties, waarin functies sterk verweven zijn; is van mening dat meerlagig bestuur, territoriale programmering en het partnerschapsprincipe de meest doelmatige instrumenten zijn om te verhinderen dat het ontwikkelingsbeleid een gefragmenteerd en sectoraal beleid wordt; herinnert er in dat verband evenwel aan dat de interne synergieën niet altijd gewaarborgd zijn; verzoekt de Commissie de lidstaten er in het bijzonder toe aan te sporen om contacten en de uitwisseling van goede praktijken over plattelands-stedelijke strategieën te bevorderen, en in planningdocumenten met plattelands-stedelijke dimensies rekening te houden om goede verbanden tussen plattelands- en stedelijke gebieden te bevorderen;

    15.

    benadrukt de positieve rol die grensoverschrijdende samenwerking, transnationale samenwerking en het URBACT-initiatief spelen bij de netwerkactiviteiten van steden, de uitwisseling van beste praktijken en het genereren van innovatieve oplossingen; wijst erop dat de samenwerking tussen Europese steden uitstekend past in Doelstelling 3 (Europese territoriale coöperatie); is van oordeel dat in de periode 2014-2020 de stedelijke dimensie in de doelstelling van Europese territoriale coöperatie moet worden versterkt; pleit voor een grotere rol voor de steden in de netwerken voor interregionale en grensoverschrijdende samenwerking; is van mening dat ondersteunde netwerken gekoppeld moeten worden aan feitelijke ontwikkelingsprojecten en roept de Commissie op de platforms te verbeteren om een experimentele benadering voor stadsvernieuwing en -ontwikkeling mogelijk te maken; is van oordeel dat experimenten relevant zouden kunnen zijn, met name in het kader van het ESF, waar een brede territoriale strategie een aanvulling zou kunnen zijn op een aanpak gericht op speciale bevolkingsgroepen;

    16.

    het proces van "stedelijke regeneratie" en de "integrale aanpak" kunnen leiden tot het ontstaan van een nieuwe "stedelijke alliantie" die alle actoren samenbrengt die betrokken zijn bij het proces van stedenbouw; deze alliantie zou kunnen functioneren op basis van consensus en gelegitimeerd worden door nieuwe vormen van bestuur, waarin sociale en burgerlijke netwerken een belangrijke rol spelen, met als gemeenschappelijk doel de herwaardering, herwinning en heruitvinding van de "bestaande stad", waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van in de loop der geschiedenis opgebouwd menselijk, sociaal, materieel, cultureel en economisch kapitaal en waarbij deze elementen worden ingezet voor de bouw van efficiënte, innovatieve, intelligente, duurzamere en sociaal geïntegreerde steden;

    17.

    herhaalt zijn oproep aan de Commissie om een uitwisselingsprogramma "Erasmus voor lokale en regionale overheden" te creëren ten einde de overdracht van goede praktijken te bevorderen binnen strategische lokale en stadsontwikkeling;

    Subdelegeren van verantwoordelijkheden

    18.

    benadrukt dat de gekozen plaatselijke overheden direct politieke verantwoording moeten afleggen over de strategische besluitvorming en de investeringen met belastinggeld; daarvoor moeten ze van de lidstaten de garantie krijgen dat ze over voldoende begrotingsmiddelen kunnen beschikken; is derhalve van oordeel dat om de doelstellingen van het cohesiebeleid en van de EU 2020-strategie te bereiken de gekozen plaatselijke instanties verplicht betrokken moeten worden bij de strategische besluitvorming, om in nauw overleg met hen de operationele programma's vast te stellen, en dat er op grote schaal gebruikgemaakt moet worden van de mogelijkheid om bij de tenuitvoerlegging en de evaluatie van het cohesiebeleid verantwoordelijkheden te subdelegeren, onverminderd de financiële aasnprakelijkheid van de beheersautoriteiten en de lidstaten; benadrukt het feit dat de prioriteit van de plaatselijke overheden moet bestaan in het waarborgen van het welzijn en de levenskwaliteit van de burgers en de noodzaak om hen en alle andere actoren op dit terrein te betrekken bij de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën;

    19.

    stelt voor om in de komende programmaperiode een van de volgende mogelijkheden te gebruiken bij de invulling van de stedelijke dimensie op het nationale niveau: onafhankelijke operationele programma's, beheerd door bepaalde overheden van stedelijke gebieden, gezamenlijke operationele programma's voor de stedelijke gebieden van een bepaalde lidstaat, algemene subsidies, het beschermen van maatregelen en middelen voor stedelijke gebieden in bepaalde regionale operationele programma's; erkent het belang van de toekomstige uitwerking van specifieke operationele programma's voor bepaalde stedelijke gebieden, die hun ontwikkelingspotentieel moeten gaan benutten;

    20.

    waarschuwt dat, gezien het feit dat er in de EU grote verschillen bestaan wat betreft de schaal en mate van verstedelijking, in het bijzonder in gevallen waarin een regio hoofdzakelijk een plattelandsgebied is en in geringe mate verstedelijkt is, het aandeel van de middelen dat aan stedelijke acties wordt toegewezen evenals de algemene inhoud en prioriteiten van operationele programma's moeten worden overgelaten aan de beslissingsbevoegdheid van programmaopstellers die namens de regio in kwestie optreden;

    Geïntegreerde strategische planning

    21.

    pleit voor de beginselen van de geïntegreerde strategische planning, aangezien die de plaatselijke overheden kunnen helpen om af te stappen van het aanpakken van "individuele projecten", en over te stappen naar een meer strategische visie, over de sectoren heen, zodat ze het ontwikkelingspotentieel, waarover ze ter plaatse beschikken, kunnen benutten; benadrukt de toegevoegde waarde en het innoverende karakter van deze 'bottom-up'-aanpak, met name voor de achterstandswijken; op die manier zou de participatie van alle plaatselijke actoren kunnen worden gegarandeerd, wat ertoe zou leiden dat beter wordt ingegaan op wat er ter plaatse nodig en beschikbaar is; betreurt tegelijkertijd dat de vage gemeenschappelijke definitie in bepaalde gevallen slechts leidt tot een formele toepassing; roept de Commissie op de lidstaten te verzoeken om steun voor het ontwikkelen van de bestuurlijke capaciteit op plaatselijk niveau, met het oog op de ontwikkeling van geïntegreerde strategieën;

    22.

    is van mening dat de stedelijke gebieden een essentiële rol spelen bij het omzetten van de macroregionale strategieën en de totstandbrenging van functionele geografische eenheden;

    23.

    verzoekt de Commissie om onderzoek te verrichten om de bestaande praktijken van de lidstaten op het vlak van geïntegreerde strategische planning met elkaar te vergelijken en om, op basis van de uitkomsten van het onderzoek, specifieke EU-richtsnoeren voor de gebruikte methodes voor de planning van de geïntegreerde stadsontwikkeling op te stellen, waarbij ook de relatie tussen die plannen en andere documenten voor de planning moet worden verduidelijkt, en te streven naar juridisch gereglementeerde, efficiënte partnerschappen, waaronder grensoverschrijdende stedelijke partnerschappen; verzoekt de Commissie om geïntegreerde stadsplanning bij de wet voor te schrijven wanneer middelen van de EU worden gebruikt voor het cofinancieren van projecten; adviseert de plaatselijke overheden in de lidstaten om nieuwe publiek-private partnerschappen op te zetten en ook innovatieve strategieën te formuleren voor de ontwikkeling van de stedelijke infrastructuur, waarmee investeringen kunnen worden aangetrokken en het zakelijk klimaat kan worden gestimuleerd; dringt aan op een betere coördinatie tussen plaatselijke en regionale autoriteiten, waardoor zowel tussen steden en landelijke gebieden als tussen kleine, middelgrote of grote steden nieuwe partnerschappen voor een uitgebalanceerde regionale ontwikkeling tot stand kunnen komen; roept de Commissie tegelijkertijd op de technische ondersteuning te versterken met het oog op verbeterde geïntegreerde ontwikkelingsplanning, participerende beleidsvorming en strategische stadsontwikkeling;

    24.

    staat achter het voorstel van de Commissie over het toekomstig gemeenschappelijk strategisch kader zoals opgenomen in de conclusies van het vijfde cohesieverslag, dat kan leiden tot meer synergieën tussen de fondsen, met name met het oog op verbetering van de samenwerking tussen stedelijke gebieden enerzijds en het platteland en de voorsteden anderzijds; benadrukt de Europese toegevoegde waarde van de horizontale en geïntegreerde aanpak binnen het cohesiebeleid, en pleit daartoe derhalve voor meer synergieën met het energie-, milieu- en vervoersbeleid, die met name relevant zouden zijn in de stedelijke gebieden en in de voorsteden, waar we in dat opzicht met grote uitdagingen worden geconfronteerd;

    25.

    herhaalt zijn standpunt dat het uitsluitend indien voldoende middelen beschikbaar zijn voor specifieke stedelijke acties doeltreffend zal zijn om geïntegreerde stadsontwikkelingsplannen op te stellen, en beveelt derhalve aan dat beschikbare middelen gericht ingezet worden voor specifieke acties; is van oordeel dat een minimumniveau van steunintensiteit per programmeringsperiode voor achterstandswijken in stedelijke gebieden moet worden vastgesteld;

    Alomvattende financiële planning

    26.

    benadrukt dat onvermijdelijke besparingsmaatregelen op alle overheidsniveaus in de Europese Unie een ongekende druk hebben gelegd op alle soorten van overheidsbestedingen met inbegrip van strategische investeringen in economische ontwikkeling; is van mening dat er, in het belang van een verbeterde doeltreffendheid van investeringen, behoefte is aan betere coördinatie van alle beschikbare overheidsmiddelen (Europese, nationale, regionale, lokale en particuliere) en dat deze middelen op een meer strategische wijze moeten worden toegewezen;

    27.

    is in dit verband voorstander van alomvattende financiële planning op lokale niveaus als een onscheidbare component van geïntegreerde ontwikkelingsplanning en roept iedere gebruiker van overheidsmiddelen op om, overeenkomstig het concept resultaatgerichtheid, zich strikt te houden aan het beginsel "geld voor projecten in plaats van projecten voor geld";

    28.

    benadrukt de communautaire toegevoegde waarde van de kruisfinanciering tussen het EFRO en het ESF met het oog op de flexibiliteit voor projecten voor sociale insluiting en de plaatselijke plannen en strategieën voor geïntegreerde ontwikkeling; verzoekt de Commissie om flexibelere voorwaarden vast te leggen voor deze kruisfinanciering, zodat het gebruik ervan wordt bevorderd en die regels geen hindernis vormen bij het opstellen en uitvoeren van deze plannen/strategieën; wijst op het elkaar aanvullende karakter van deze fondsen; wijst erop dat vooral in stedelijke gebieden die onder sociale uitsluiting of milieuvervuiling lijden met ESF-financiering steun kan worden geboden aan gezamenlijke lokale projecten van de gemeente, de derde en de particuliere sector om uitsluiting te voorkomen; is van mening dat het benutten van synergieën tussen de bestaande Europese fondsen zou leiden tot een significante stijging van de financieringsmogelijkheden;

    29.

    is van mening dat de dynamiek van stedelijke gebieden kan worden bevorderd door werkelijke synergieën tussen de verschillende Europese financieringsinstrumenten tot stand te brengen, met name op het vlak van onderzoek en innovatie;

    30.

    wijst erop dat de nieuwe instrumenten voor de financiële engineering, overeenkomstig de beginselen "projecten voor geld" en "geld voor projecten", die in de huidige programmaperiode ter beschikking gesteld zijn, veelbelovend zijn; benadrukt de noodzaak om schaalbare instrumenten voor financial engineering te creëren die levensvatbaar en haalbaar kunnen zijn voor stedelijke gebieden die veel kleiner zijn; doet een beroep op de Commissie om de ervaringen met deze instrumenten te evalueren, en ze waar nodig aan te passen om hun concurrentiepositie vergeleken met normale commerciële producten op de financiële markten te verbeteren, zodat ze ‘gebruiksvriendelijker’, praktischer, aantrekkelijker en daardoor doeltreffender worden; is van mening dat de rentetarieven van de financiële instrumenten van de EIB in dit verband moeten worden verlaagd ten opzichte van commerciële leningen; houdt rekening met de positieve resultaten van het gebruik van de nieuwe instrumenten voor financiële engineering en roept de lidstaten op om voortdurend en zo efficiënt mogelijk gebruik te maken van het potentieel van deze financiële instrumenten;

    31.

    is van mening dat met name het initiatief ‧Jessica‧ het meeste effect kan hebben wanneer het op het niveau van de steden wordt uitgevoerd, en stelt daarom teleurgesteld vast dat bepaalde lidstaten de implementatie ervan willen centraliseren;

    32.

    roept de Commissie op te waarborgen dat de financiële stromen tussen Europese, nationale en subnationale niveaus in de toekomst op de meest doeltreffende en flexibele manier worden georganiseerd; betoont zich bezorgd over het huidige lage niveau van voorfinanciering voor projecten en is van mening dat in de toekomst via de voorschriften moet worden gewaarborgd dat lidstaten een duidelijkere plicht hebben om voorfinanciering te gebruiken voor betalingen aan overheidsbegunstigden zoals stedelijke autoriteiten;

    33.

    roept de Commissie op te werken aan de best mogelijke harmonisatie van regels voor bepaalde EU-fondsen en -programma's uit hoofde waarvan stedelijke en lokale ontwikkelingsprojecten in aanmerking komen voor cofinanciering, ten einde de bureaucratische lasten tot het minimum te beperken en potentiële fouten bij de uitvoering te voorkomen;

    34.

    verzoekt het Comité van de Regio's de ideeën uit te werken over hoe er beter invulling kan worden gegeven aan de stedelijke dimensie van toekomstig cohesiebeleid;

    *

    * *

    35.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en het Comité van de Regio's.


    (1)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.

    (2)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 1.

    (3)  PB L 291 van 21.10.2006, blz. 11.

    (4)  PB L 126 van 21.5.2009, blz. 3.

    (5)  PB L 346 van 30.12.2010, blz. 5.

    (6)  PB C 184 E van 6.8.2009, blz. 95.

    (7)  PB C 15 E van 21.1.2010, blz. 10.

    (8)  PB C 117 E van 6.5.2010, blz. 73.

    (9)  PB C 117 E van 6.5.2010, blz. 65.

    (10)  PB C 161 E van 31.5.2011, blz. 120.

    (11)  Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0356.

    (12)  PB C 21 van 21.1.2011, blz. 1.

    (13)  PB C 267 van 1.10.2010, blz. 25.


    Top