This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011DC0303
JOINT COMMUNICATION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS A new response to a changing Neighbourhood JOINT COMMUNICATION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS A new response to a changing Neighbourhood
GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden
GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden
/* COM/2011/0303 def. */
GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden /* COM/2011/0303 def. */
GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES
PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN
DE REGIO’S Inspelen op de veranderingen in onze
buurlanden Ten oosten en ten zuiden van de Europese Unie
liggen zestien landen[1]
waarvan de problemen, verwachtingen en toekomstperspectieven een rechtstreekse
en aanzienlijke invloed uitoefenen op de Unie. Recente gebeurtenissen
hebben dit nog duidelijker naar voren gebracht en onze gezamenlijke uitdagingen
zijn aan het licht gekomen. Als gevolg van de omverwerping van reeds lang
bestaande repressieve regimes in Egypte en Tunesië, het aanslepende militaire
conflict in Libië, het recente geweld in Syrië, de aanhoudende repressie in
Belarus en de aanslepende langdurige conflicten in de regio, inclusief in het
Midden-Oosten, is het noodzakelijk om de betrekkingen tussen de EU en haar
buurlanden opnieuw te bekijken. De bemoedigende vorderingen die door andere
buurlanden zijn gemaakt, bv. door Moldavië bij zijn hervormingsinspanningen,
Oekraïne bij de onderhandelingen over de associatieovereenkomst of Marokko en
Jordanië bij hun aankondiging van constitutionele hervormingen, moeten ook
worden ondersteund. Dankzij het Verdrag van Lissabon kan de EU krachtdadiger
optreden bij de uitvoering van haar buitenlands beleid: de samenwerking met de
buurlanden kan nu worden uitgebreid om op een geïntegreerde en meer
doeltreffende wijze het volledige scala van vraagstukken te bestrijken. Dit was
een belangrijke factor voor de aanzet tot een evaluatie van het Europees
nabuurschapsbeleid (ENB) in de zomer van 2010, die in overleg met de
partnerlanden en andere betrokkenen tot stand is gekomen. Door de recente
gebeurtenissen in het zuidelijke Middellandse Zeegebied is deze evaluatie nog
urgenter geworden. De EU moet alles in het werk stellen om de cruciale
uitdagingen in de buurlanden van de EU aan te gaan. Sinds de aanvang in 2004 heeft het ENB een
waaier van belangrijke initiatieven ondersteund, in het bijzonder op economisch
en handelsgebied, waardoor de betrekkingen tussen de EU en haar buurlanden op
bijna alle beleidsterreinen sterker zijn geworden, van energie tot onderwijs en
van vervoer tot onderzoek. Op deze beleidsterreinen is er tussen de EU en haar
buurlanden uitwisseling en samenwerking tot stand gekomen. De EU-steun is
omvangrijker en doelgerichter geworden. De betrekkingen tussen de EU en haar
buurlanden kunnen evenwel op verscheidene punten worden verbeterd. Uit de
recente gebeurtenissen en de conclusies van de evaluatie is gebleken dat de
EU-steun voor de politieke hervormingen slechts beperkte resultaten heeft
opgeleverd. De reacties in de betrekkingen met zich snel ontwikkelende partners
en bij het inspelen op hervormingsbehoeften moeten flexibeler en gerichter
worden – ongeacht of die landen nu een snelle regimewisseling of een langdurig
hervormingsproces en democratische consolidatie doormaken. De coördinatie
tussen de EU, de EU-lidstaten en de belangrijkste internationale partners is
essentieel en kan worden verbeterd. Er is een nieuwe aanpak nodig om het
partnerschap tussen de EU en de landen en samenlevingen uit de nabuurschap te
versterken: voor het opbouwen en consolideren van gezonde democratieën, het
nastreven van duurzame economische groei en het beheer van grensoverschrijdende
verbindingen. Het ENB moet op EU-niveau worden
uitgestippeld, waarbij de lidstaten hun eigen bilaterale inspanningen afstemmen
op de algemene politieke doelstellingen van het ENB. Het Europees Parlement
vervult eveneens een centrale rol voor het verwezenlijken van enkele
kerndoelstellingen van het ENB. En voorts kan het ENB als katalysator fungeren
voor de steun van de bredere internationale gemeenschap voor democratische
veranderingen en economische en sociale ontwikkeling in de regio. Dit partnerschap met onze buurlanden levert
voor beide partijen voordelen op. Voor de meeste buurlanden is de EU de
belangrijkste handelspartner. Duurzame economische ontwikkeling en
werkgelegenheid in partnerlanden komt ook de EU ten goede. Evenzo is een
beheerd personenverkeer gunstig voor de gehele nabuurschap, waarbij de
mobiliteit van studenten, werknemers en toeristen wordt bevorderd en illegale
migratie en mensenhandel worden tegengegaan. Actieve inzet van zowel de EU als
haar buurlanden op terreinen zoals onderwijs, versterking en modernisering van
de socialezekerheidsstelsels en het bevorderen van de rechten van vrouwen zal
sterk bijdragen tot onze gemeenschappelijke doelstellingen van inclusieve groei
en het scheppen van werkgelegenheid. De nieuwe benadering moet gebaseerd zijn op
wederzijdse verantwoordingsplicht en gemeenschappelijke inzet voor de
universele waarden van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat. Hierbij
wordt uitgegaan van een veel meer gedifferentieerde aanpak waarbij elk
partnerland op basis van zijn eigen ambities, behoeften en capaciteiten zijn
betrekkingen met de EU kan ontwikkelen. Voor de zuidelijke en oostelijke
buurlanden die in staat en bereid zijn hieraan deel te nemen, voorziet deze
benadering in een hechtere economische integratie en intensievere politieke
samenwerking op het vlak van bestuurlijke hervormingen, veiligheid,
conflictoplossing, inclusief gezamenlijke initiatieven binnen internationale
fora met betrekking tot kwesties van gemeenschappelijk belang. Voor het
zuidelijke Middellandse Zeegebied hebben de Commissie en de hoge
vertegenwoordiger reeds hun voorstel uiteengezet voor een Partnerschap voor
democratie en gedeelde welvaart[2]
met die partnerlanden. De hierboven beschreven nieuwe benadering
heeft tot doel: (1)
meer steun te verlenen aan partnerlanden die zich
inzetten voor de opbouw van een duurzame democratie – een democratie met een
blijvend karakter doordat stemrecht gepaard gaat met vrijheid van
meningsuiting, het recht om concurrerende politieke partijen op te richten,
onpartijdige rechtspraak door onafhankelijke rechters, bescherming die wordt
gewaarborgd door een politieapparaat en een leger die verantwoording moeten
afleggen, toegang tot een bekwame en niet-corrupte ambtenarij – en voor andere
burger- en mensenrechten die door talrijke Europeanen als vanzelfsprekend
worden beschouwd, zoals de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; (2)
inclusieve economische ontwikkeling te ondersteunen
– opdat de EU-buurlanden op duurzame wijze handel kunnen drijven, investeren en
groeien, waarbij de sociale en regionale ongelijkheden afnemen en
werkgelegenheid en een hogere levensstandaard voor hun bevolking tot stand
wordt gebracht; (3)
de twee regionale dimensies van het Europees
nabuurschapsbeleid te versterken, die respectievelijk betrekking hebben op het
oostelijke partnerschap en het zuidelijke Middellandse Zeegebied, opdat wij
samenhangende regionale initiatieven kunnen ontwikkelen op het vlak van handel,
energie, vervoer of migratie en mobiliteit als aanvulling en versterking van
onze bilaterale samenwerking; (4)
te voorzien in de mechanismen en instrumenten om
die doelstellingen te verwezenlijken. Op basis van de behoeften, mogelijkheden en
hervormingsdoelstellingen van elk buurland zal het partnerschap worden
ontwikkeld. Het is mogelijk dat sommige partnerlanden verder wensen te gaan bij
hun integratie-inspanning, hetgeen een grotere aanpassing aan het beleid en de
regelgeving van de EU met zich brengt en geleidelijk resulteert in economische
integratie in de interne markt van de EU. De
EU wil geen model of kant-en-klaar plan voor politieke hervormingen opleggen,
maar dringt erop aan dat uit het hervormingsproces van elk partnerland een
ondubbelzinnige toezegging blijkt om de universele waarden na te leven die de
grondslag vormen van onze vernieuwde aanpak. Het initiatief gaat dus uit van
het partnerland en de EU-steun wordt hierop afgestemd. De grotere EU-steun voor de buurlanden is
voorwaardelijk. De steun hangt af van de vooruitgang die wordt geboekt bij het
opbouwen en consolideren van de democratie en de naleving van de beginselen van
de rechtsstaat. Hoe meer en sneller een land vooruitgang boekt bij zijn interne
hervormingen, op hoe meer EU-steun het zal kunnen rekenen. De verhoogde steun
zal op verschillende manieren worden verstrekt, onder meer via meer middelen
voor sociale en economische ontwikkeling, uitgebreidere programma's voor
alomvattende institutionele opbouw (CIB), grotere markttoegang, meer
financiering van de EIB in het kader van investeringssteun; en
vergemakkelijking van de mobiliteit. Deze preferentiële verbintenissen zullen
worden toegespitst op de behoeften van elk land en de regionale context.
Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat significante hervormingen
aanzienlijke aanloopkosten met zich meebrengen. Bij de toewijzing van
financiële middelen aan landen voor 2014 en latere jaren zal rekening worden
gehouden met de vooruitgang die in de periode 2010-2012 bij de uitvoering van
de hervormingen is geboekt (gebaseerd op de jaarlijkse voortgangsverslagen).
Voor landen waarin geen hervormingen tot stand zijn gekomen, zal de EU haar
financiering heroverwegen of zelfs terugschroeven. De EU zal haar beleid handhaven om de
betrekkingen op te schorten met regeringen die zich schuldig maken aan
schendingen van de mensenrechten en inbreuken op de democratische beginselen,
onder meer door gebruik te maken van gerichte sancties en andere
beleidsmaatregelen. Daarbij zal de EU haar steun aan het maatschappelijk
middenveld niet alleen handhaven, maar verder versterken. Door deze meer gedifferentieerde
aanpak kan de EU de kanalen voor overleg met regeringen, het maatschappelijk
middenveld en andere betrokkenen in stand houden. Tegelijkertijd en in
overeenstemming met het beginsel van wederzijdse verantwoordingsplicht zal de
EU erop toezien dat haar middelen worden benut ter ondersteuning van de
kerndoelstellingen van het ENB. De middelen die de EU en haar internationale
partners besteden ter ondersteuning van de democratische overgangsprocessen in
de nabuurschap, moeten betrekking hebben op zowel de onmiddellijke en urgente
behoeften als de vereisten op de middellange en lange termijn. 1. Ondersteuning van de
vooruitgang bij het totstandbrengen van een duurzame democratie We zijn voornemens: · het niveau van de EU-steun aan partnerlanden af te stemmen op de vooruitgang die wordt geboekt bij de politieke hervormingen en de totstandkoming van een duurzame democratie. 1.1. Steun voor een "duurzame
democratie" Een goed functionerende democratie,
eerbiediging van de mensenrechten en de beginselen van de rechtsstaat zijn de
fundamentele pijlers van het partnerschap tussen de EU en haar buurlanden. Er
bestaat geen standaardmodel of een kant-en-klaar plan voor politieke
hervormingen. Hoewel de totstandkoming van hervormingen van land tot land verschilt,
wordt het opbouwen van een duurzame en blijvende democratie gekenmerkt
door verscheidene gemeenschappelijke punten, waarvoor een sterke en aanhoudende
inzet van de regering is vereist. Daarbij moet onder meer worden gedacht aan: – vrije en eerlijke verkiezingen; – vrijheid van vereniging, meningsuiting en vergadering en pers- en
mediavrijheid; – een rechtsstaat, met een onafhankelijke rechterlijke macht en het recht
op een eerlijk proces; – corruptiebestrijding; – hervorming van de veiligheidsdiensten en wetshandhavingsinstanties
(inclusief de politie) en totstandbrenging van democratische controle over het
leger en de veiligheidsdiensten. Een op deze punten gebaseerde hervorming zorgt
niet alleen voor een versterking van de democratie, maar is ook bevorderlijk voor
het scheppen van voorwaarden voor duurzame en inclusieve economische groei,
waarbij het handelsverkeer en de investeringen worden gestimuleerd. Deze punten
zijn de belangrijkste maatstaven aan de hand waarvan de EU de geboekte
vooruitgang zal beoordelen en het niveau van de steun zal aanpassen. 1.2. Een partnerschap met de
samenleving We zijn voornemens: · in elk buurland partnerschappen tot stand te brengen en ervoor te zorgen dat maatschappelijke organisaties vlotter een beroep kunnen doen op EU-steun door middel van een speciale faciliteit voor het maatschappelijk middenveld; · de oprichting van een Europees Fonds voor Democratie te ondersteunen om bijstand te verlenen aan politieke partijen, niet-geregistreerde ngo's, vakbonden en andere sociale partners; · de mediavrijheid te bevorderen door ongehinderde toegang tot het internet en het gebruik van elektronische communicatietechnologieën door organisaties uit het maatschappelijk middenveld te ondersteunen; · de mensenrechtendialogen te versterken. Een bloeiend maatschappelijk middenveld leert
burgers op te komen voor zichzelf, een bijdrage te leveren aan de
beleidsvoering en de overheid om rekenschap te vragen. Het kan ook ertoe
bijdragen dat de economische groei meer inclusief wordt. Essentieel om dit te verwezenlijken
is de eerbiediging van de vrijheid van meningsuiting, vereniging en
vergadering. Een andere uitdaging is de oprichting van democratische politieke
partijen te bevorderen die het brede scala van een in samenleving aanwezige
standpunten en benaderingen vertegenwoordigen opdat zij kunnen meedingen om de
macht en steun bij de bevolking. Deze uitdaging om een bloeiend maatschappelijk
middenveld en pluralisme tot stand te brengen geldt voor de volledige
nabuurschap, maar is in het bijzonder van belang voor landen die verwikkeld
zijn in een snel politiek overgangsproces of waar repressieve politieke regimes
het pluralisme en de diversiteit blijven verstikken. Met het oog daarop en ter ondersteuning van
politieke actoren die streven naar democratische veranderingen in hun land (met
name politieke partijen en niet-geregistreerde ngo's of vakbonden en andere
sociale partners), ondersteunen de hoge vertegenwoordiger en de Commissie de
oprichting van een Europees Fonds voor Democratie[3]. Met dit fonds wordt ernaar
gestreefd om een grotere invloed en samenhang te verlenen aan de inspanningen
van de EU, de EU-lidstaten en verscheidene van de grote Europese politieke
stichtingen die op dit terrein reeds actief zijn. Het maatschappelijk middenveld vervult een
cruciale rol bij het bevorderen van de rechten van vrouwen, grotere sociale
rechtvaardigheid, respect voor minderheden, milieubescherming en efficiënt
gebruik van de hulpbronnen. De EU zal deze grotere politieke rol voor
niet-overheidsactoren ondersteunen door middel van een partnerschap met de
samenleving, waarbij maatschappelijke organisaties worden geholpen om hun
lobbyvermogen te ontwikkelen, evenals hun mogelijkheden om de hervormingen in
het oog te houden alsook van hun rol bij het uitvoeren en beoordelen van
EU-programma's. In de deelnemende landen gevestigde EU-delegaties zullen ernaar
streven een gestructureerde dialoog tot stand te brengen tussen de regeringen
van de partnerlanden en het maatschappelijk middenveld over de essentiële
punten waarop de samenwerking betrekking heeft. De EU-financiering voor
dergelijke maatregelen zou tot stand kunnen komen door de oprichting van een
specifieke Faciliteit voor het maatschappelijk middenveld voor de
nabuurschap. Mediavrijheid en vrije toegang tot
informatie zijn essentieel voor de goede werking van
een democratie. Sociale netwerken en nieuwe technologieën spelen een
belangrijke rol bij het bevorderen van democratische veranderingen. Er kan
reeds een beroep worden gedaan op EU-steun via het Europees instrument voor
democratie en mensenrechten (EIDHR). Er kunnen extra instrumenten worden
ontwikkeld om de EU zo nodig in staat te stellen bijstand te verlenen aan
organisaties uit het maatschappelijk middenveld of individuele burgers om vrije
toegang te krijgen tot het internet en andere vormen van elektronische
communicatietechnologieën, alsook tot een onafhankelijke geschreven pers, radio
en televisie. Verbintenissen met betrekking tot mensenrechten
en fundamentele vrijheden door middel van multilaterale verdragen en
bilaterale overeenkomsten zijn essentieel. Concrete maatregelen waaruit deze
inzet moet blijken, blijven evenwel soms achterwege. Ratificatie van alle
internationale en regionale instrumenten op het vlak van mensenrechten en
fundamentele vrijheden en volledige naleving van hun bepalingen moeten de
grondslag vormen voor het partnerschap. Gezien de belangrijke rol die vrouwen
opnieuw hebben gespeeld bij de recente gebeurtenissen in de zuidelijke
buurlanden, moet blijk worden gegeven van sterke inzet voor het bevorderen van
de gelijkheid van mannen en vrouwen, waarbij alle vormen van discriminatie
worden bestreden, de godsdienstvrijheid wordt nageleefd en de rechten van
vluchtelingen en personen die internationale bescherming genieten, worden
beschermd. Door intensievere mensenrechtendialogen kan toezicht worden
gehouden op de inzet op het vlak van mensenrechten, waarbij ook schendingen van
mensenrechten worden besproken. Het stimuleren van de samenwerking met
de Raad van Europa kan ook bijdragen tot een betere eerbiediging van de
mensenrechten. Parlementen kunnen
contacten tussen onze samenlevingen tot stand brengen. De Parlementaire
Vergadering Euronest (de gezamenlijke vergadering van het Europees Parlement en
parlementen uit de landen van het oostelijk partnerschap), de Euro-mediterrane
parlementaire vergadering en de gemengde parlementaire comités tussen het
Europees Parlement en de parlementen van de partnerlanden vormen een essentieel
forum voor het totstandbrengen van een dialoog en groter wederzijds begrip
tussen beleidsmakers. Daarnaast kunnen parlementsleden ook een betekenisvolle
bijdrage leveren aan het stimuleren van de hervormingsinspanningen en het
toezicht op de inzet voor de mensenrechten in het ENB-actieplan van elk land,
ook wat betreft belangrijke politieke en mensenrechtenkwesties. 1.3. Intensivering van onze
samenwerking op het gebied van politiek en veiligheid We zijn voornemens: · de betrokkenheid van de EU bij het zoeken naar een oplossing voor aanslepende conflicten te versterken; · coherent gebruik te maken van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en andere EU-instrumenten; · gezamenlijk optreden met ENB-partners binnen internationale fora met betrekking tot essentiële veiligheidsvraagstukken te bevorderen. Met het Verdrag van Lissabon heeft de EU een
unieke kans gekregen om doeltreffender te kunnen optreden. Op geen enkel
beleidsterrein is dit van groter belang dan in de nabuurschap van de EU. Om
deze uitdaging aan te gaan moeten het EU-beleid en dit van de lidstaten veel meer
dan in het verleden op elkaar worden afgestemd, met een gemeenschappelijke
boodschap en een samenhang die onze maatregelen doeltreffend zullen maken. De
instrumenten en beleidsmaatregelen van de EU kunnen slechts doeltreffend zijn
indien zij naar behoren worden gesteund door het beleid van de lidstaten. Als
we de nabuurschap van de EU veiliger willen maken en onze belangen willen
beschermen, kunnen we niet langer op dezelfde voet doorgaan. De aanhoudende langdurige conflicten in een
aantal partnerlanden vormen een ernstig veiligheidsprobleem voor de gehele
regio. De aanhoudende instabiliteit heeft rechtstreekse gevolgen voor de
geopolitieke, economische en veiligheidsbelangen van de EU. Het
Israëlisch-Palestijnse conflict en andere conflicten in het Midden-Oosten, de
zuidelijke Kaukasus, Moldavië en de Westelijke Sahara blijven gevolgen hebben
voor aanzienlijke bevolkingsgroepen, wakkeren radicalisering aan, verslinden
aanzienlijke lokale en internationale middelen en vormen een grote belemmering
voor hervormingen. De EU is reeds actief betrokken bij het zoeken
naar een oplossing voor verscheidene van deze conflicten. De EU maakt deel uit
van het "Midden-Oosten-Kwartet". De EU is medevoorzitter van de
besprekingen van Genève met betrekking tot vrede en veiligheid in Georgië. De
EU neemt als waarnemer deel aan de "5+2" besprekingen over het
Trans-Dnjestrische conflict in Moldavië. De EU is bereid tot grotere
betrokkenheid bij overlegfora waarin zij nog niet is vertegenwoordigd, bv. de
Minsk-groep van de OVSE over het conflict in Nagorno-Karabach. De EU is
voornemens meer steun te verlenen voor vertrouwenscheppende maatregelen en
contacten met afgescheiden gebieden, alsook voor internationale inspanningen en
structuren die betrekking hebben op de conflicten en voor de tenuitvoerlegging
van akkoorden, zodra die fase is bereikt. De EU zal zich ook blijven verzetten
tegen grenswijzigingen die met militair geweld tot stand worden gebracht. Voor
de ondersteuning van vertrouwenscheppende maatregelen en conflictoplossing zou
ook een beroep kunnen worden gedaan op talrijke instrumenten die de EU elders
in de nabuurschap inzet ter bevordering van economische integratie en sectorale
samenwerking. Samen met de desbetreffende internationale organisaties en de
hoofdrolspelers is de EU ook bereid om mee te werken aan de ontwikkeling van
plannen voor de wederopbouw na een conflict, die een verdere aansporing kunnen
vormen voor het oplossen van conflicten door aan te tonen dat vreedzame
regelingen tastbare voordelen opleveren. In gebieden waar de EU reeds op het terrein
actief is, bv. met de EU-waarnemingsmissie in Georgië, de EU-missie voor
bijstandverlening inzake grensbeheer in Moldavië/Oekraïne of de
EU-politiemissie en de EU-missie voor bijstandverlening inzake grensbeheer Rafah
in de bezette Palestijnse gebieden, zullen verdere stappen worden gezet om de
synergie-effecten te benutten tussen de operationele aanwezigheid en de
inspanningen om hervormingen te bevorderen. In
voorkomend geval zal de EU met name voorstellen om de inspanningen van
partnerlanden te ondersteunen op het vlak van de hervormingen in het
rechtsstelsel en de veiligheidssector met rechtsstaatmissies of andere
GBVB-instrumenten die nuttig worden geacht. Naast bijdragen tot het beslechten van
conflicten zal de EU ten volle gebruik maken van de bepalingen van het Verdrag
van Lissabon bij de aanpak van andere veiligheidskwesties en specifieke
gemeenschappelijke belangen, bv. de veiligstelling van de energie- en
grondstoffenbevoorrading, klimaatverandering, non-proliferatie, bestrijding van
internationaal terrorisme en grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en
drugsbestrijding. De EU zal samen met ENB-partnerlanden gemeenschappelijke
initiatieven nemen op internationale fora (bv. VN, internationale conferenties)
over GBVB-kwesties en andere mondiale vraagstukken. 2. Ondersteuning van duurzame
ecoomische en sociale ontwikkeling We zijn voornemens: · partnerlanden te ondersteunen bij het uitstippelen van beleid dat bijdraagt tot sterkere, duurzame en meer inclusieve groei, de oprichting van micro-ondernemingen en kleine en middelgrote bedrijven en werkgelegenheid; · industriële samenwerking te versterken en verbeteringen van het ondernemingsklimaat te ondersteunen; · medewerking te verlenen aan de organisatie van acties ter bevordering van investeringen; · directe EU-investeringen voor het MKB en microkredieten te bevorderen; · voort te bouwen op proefprogramma's voor regionale ontwikkeling om de economische verschillen tussen regio's weg te werken; · de aanzet te geven tot proefprogramma's voor de ondersteuning van landbouw- en plattelandsontwikkeling; · de macro-economische beleidsdialoog te intensiveren met partnerlanden die de meest ingrijpende economische hervormingen doorvoeren; · de doeltreffendheid te verbeteren van de macrofinanciële bijstand door het besluitvormingsproces te stroomlijnen; · de dialoog over werkgelegenheid en sociaal beleid te versterken. 2.1. Duurzame economische groei en
het scheppen van werkgelegenheid De economische en sociale uitdagingen in de
nabuurschap van de EU zijn immens. Armoede is wijdverbreid, de
levensverwachting is vaak laag, de jeugdwerkloosheid is hoog en de participatie
van vrouwen in het politiek en economische leven is in verscheidene landen van
de regio gering. Natuurlijk kapitaal raakt uitgeput en de stijgende voedsel- en
energieprijzen hebben zware gevolgen. De meeste partnerlanden hebben zwakke en
weinig gediversifieerde economieën die kwetsbaar blijven voor externe
economische schokken. De eerste doelstellingen zijn dus het scheppen van
werkgelegenheid, het bevorderen van groei, het verbeteren van de sociale
bescherming en het geven van nieuwe impulsen aan sectoren die door de recente
crisissen zijn getroffen (zoals toerisme). Het aanpakken van deze uitdagingen
is cruciaal voor de duurzaamheid van de politieke hervormingen en kan ook
bijdragen tot de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor
ontwikkeling. Een zwakke groei, een stijgende werkloosheid en een toegenomen
kloof tussen rijk en arm zullen de instabiliteit wellicht aanwakkeren. In
het kader van het ENB zullen de partnerlanden verder worden aangemoedigd om een
beleid te voeren dat bijdraagt tot een sterkere en meer inclusieve groei. Dit
omvat steun voor inspanningen met het oog op de verbetering van het
ondernemingsklimaat zoals vereenvoudigen van de procedures, oog hebben voor de
noden van het MKB en bevorderen van de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. De
inzet van de partnerlanden voor het versterken van de naleving van de
beginselen van de rechtsstaat en voor de bestrijding van corruptie zal ook een
positieve impact hebben op het ondernemingsklimaat, aangezien de directe
buitenlandse investeringen en de technologieoverdracht hierdoor zullen worden
bevorderd, hetgeen op zijn beurt zal bijdragen tot innovatie en het scheppen
van werkgelegenheid. De EU zal bijzondere aandacht besteden aan de problemen
waarmee landen worden geconfronteerd die politieke veranderingen hebben
doorgemaakt, waarbij zij steun zal verlenen aan de organisatie van initiatieven
zoals investeringsconferenties waarop de nationale
investeringsprioriteiten worden toegelicht en ernaar gestreefd wordt het
vertrouwen van de investeerders te winnen. Een aangescherpte regeling voor
bescherming van investeringen zou ook een krachtig signaal voor
investeerders en handelaren zijn. De Commissie zal onderzoeken op welke wijze
rechtszekerheid aan investeerders in de buurlanden kan worden verleend. Met het oog op extra steun voor het MKB zal de
Commissie ook overleg plegen met de EIB en andere betrokkenen over de mogelijke
rol voor het Europees Investeringsfonds[4]
in partnerlanden en zal zij onderzoeken welke maatregelen op dit vlak moeten
worden genomen, inclusief garanties om directe investeringen van kleine
en middelgrote ondernemingen uit de EU en microkredieten te bevorderen. De Commissie kan ook medewerking verlenen aan
het bestrijden van de hoge werkloosheid en armoede door middel van proefprogramma's
waarmee steun wordt gegeven aan landbouw- en plattelandsontwikkeling,
alsook aan proefprogramma's voor regionale ontwikkeling, waarbij de uitgebreide
ervaring kan worden benut die de EU op dit vlak heeft opgedaan[5]. De regionale ontwikkelingsprogramma's
kunnen bijdragen tot het wegwerken van economische onevenwichtigheden en
verschillen tussen regio's die de capaciteit van de gehele economie van een
land ondermijnen. Met de huidige proefprogramma's kunnen de leden van het
oostelijk partnerschap bepalen welke structuren en activiteiten geschikt zijn
om deze problemen aan te pakken, binnen hun grondgebied en in voorkomend geval
grensoverschrijdend met de buurlanden in hun regio. Voor het zuidelijk
partnerschap zal een soortgelijke aanpak worden ontwikkeld. De beleidsdialoog over macro-economische
governance en budgettaire houdbaarheid wordt voortgezet. Deze macro-economische
dialoog wordt geïntensiveerd met die partnerlanden die de grootste stappen
gezet hebben gezet in de richting van economische integratie met de EU en wordt
gebaseerd op een evaluatie van het macro-economisch beleid en essentiële
structurele hervormingen. Deze dialoog gaat gepaard met een versterkte dialoog
over werkgelegenheids- en sociaal beleid. Er kan een beroep worden gedaan op het
instrument voor macrofinanciële bijstand om partnerlanden te helpen het hoofd
te bieden aan betalingsbalansproblemen op korte termijn. Op korte termijn is
dit van bijzonder belang voor de landen die te kampen hebben met de
onmiddellijke economische en sociale gevolgen van de recente politieke
veranderingen. De Commissie zal een kaderverordening voorstellen om het besluitvormingsproces
bij de toekenning van macrofinanciële bijstand efficiënter te maken, de
rechtsgrondslag voor dit instrument transparanter te maken en enkele criteria
voor de toekenning te verfijnen. 2.2. Versterking van de
handelsbetrekkingen We zijn voornemens: · te onderhandelen over duurzame en uitgebreide vrijhandelszones met partners die daartoe bereid en in staat zijn; · handelsconcessies verder te ontwikkelen, met name in sectoren die de beste mogelijkheden bieden om de economieën van de partnerlanden een onmiddellijke stimulans te geven. Voor de meeste
buurlanden is de EU de belangrijkste exportmarkt en leverancier van ingevoerde
producten. Het handelsverkeer in goederen en diensten is een belangrijk
instrument om de economische groei te bevorderen, de concurrentiekracht te
versterken en het economisch herstel te bevorderen. Daarom is het belangrijk
dat de EU met al deze partnerlanden ambitieuze handelsregelingen afsluit die
voor beide partijen voordelen opleveren en tegemoetkomen aan hun behoeften en economische
mogelijkheden. Het belangrijkste en meest doeltreffende
instrument voor de ontwikkeling van nauwere handelsbetrekkingen is de diepe
en brede vrijhandelszone (hierna "DCFTA" (Deep and Comprehensive
Free Trade Area) genoemd). Met DCFTA's wordt gezorgd voor de geleidelijke
ontmanteling van handelsbelemmeringen en wordt gestreefd naar convergentie van
de regelgeving op terreinen die het handelsverkeer beïnvloeden, in het
bijzonder sanitaire en fytosanitaire maatregelen, dierenwelzijn, douane- en grenscontroleprocedures,
concurrentie en overheidsopdrachten. Hierbij wordt een dynamische benadering
gehanteerd om gelijke tred te kunnen houden met de ontwikkelingen van de
regelgeving in de interne markt van de EU. Voor de partnerlanden die op dit
punt het verst zijn gevorderd, kan een DCFTA resulteren in geleidelijke
economische integratie in de interne markt van de EU. Met het oog op een
geleidelijke aanpassing aan de regels en werkmethoden van de EU is voor DCFTA's
een grote bereidheid vereist om complexe en brede hervormingen tot stand te
brengen. Hiervoor is sterke institutionele capaciteit nodig. Voor de
hervormingen, die politiek gevoelig kunnen liggen, is de betrokkenheid vereist
van het bedrijfsleven en andere belanghebbenden. Vooraleer de onderhandelingen
van start kunnen gaan, moeten de partnerlanden lid zijn van de
Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de essentiële aanbevelingen uitvoeren die hen
in staat stellen de daaruit voortvloeiende verbintenissen na te leven. Zij
moeten ook voldoende vooruitgang hebben geboekt op het vlak van
gemeenschappelijke waarden en beginselen. Het handelsverkeer berust grotendeels op een
bilaterale benadering tussen de EU en elk partnerland. Deze benadering maakt
het mogelijk dat de landen die het verst zijn gevorderd, sneller vooruitgang
boeken en is in overeenstemming met het differentiatiebeginsel. Het beginsel
spoort ook met de visie op lange termijn van de totstandkoming van een
economische gemeenschap tussen de EU en haar ENB-partnerlanden[6]. Regionale economische integratie
is belangrijk om het handelsverkeer tussen de partnerlanden te bevorderen en
bredere economische netwerken te ontwikkelen. Op lange termijn moet een
gemeenschap gebaseerd zijn op een gemeenschappelijk regelgevingskader en een
verbeterde markttoegang voor goederen en diensten tussen ENB-partners en de EU.
In het kader van deze benadering kan worden overwogen partnerlanden met een
goed functionerende onafhankelijke rechterlijke macht en een efficiënte
overheid die aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt bij de bestrijding van
corruptie, toegang te verlenen tot de niet-gereglementeerde sector van de
interne markt voor goederen. Dit is alleen mogelijk wanneer de deelnemende
landen een toereikend niveau van administratieve en juridische betrouwbaarheid
hebben bereikt. Op kortere termijn kunnen voor die partners
die niet klaar of bereid zijn om van start te gaan met DCFTA-onderhandelingen
andere maatregelen worden genomen om het handelsverkeer te stimuleren en
bevorderen. Rekening houdend met de omstandigheden en de ambitie van elk
partnerland, zal de EU ernaar streven handelsconcessies uit te breiden
in bestaande overeenkomsten of lopende onderhandelingen, met name in die
sectoren waarmee het best een onmiddellijke stimulans kan worden gegeven aan de
economieën van de partnerlanden, inclusief asymmetrie in het
liberaliseringstempo om rekening te houden met de omstandigheden in elk
partnerland. Een grotere markttoegang voor goederen kan tot stand komen door
middel van overeenkomsten inzake overeenstemmingsbeoordeling en aanvaarding
van industrieproducten (OOA's), waardoor het vrije verkeer van
industrieproducten in specifieke sectoren mogelijk wordt op grond van de
wederzijdse aanvaarding van conformiteitscertificaten. Het is de bedoeling dat
OOA's gelden voor alle sectoren waar de wetgeving op EU-niveau is
geharmoniseerd. Een partnerland dat dit stadium heeft bereikt, zou de facto
deel gaan uitmaken van een vrijhandelszone voor industrieproducten tussen de
EU, de EER en Turkije. Nauwe samenwerking met de Europese organen en
organisaties op het vlak van standaardisering, conformiteitsbeoordeling en
metrologie kan bijdragen tot de tenuitvoerlegging van OOA's. Om de
voorbereiding van de OOA's te versnellen, is de Commissie bereid de technische
bijstand aan onze partnerlanden te verhogen. Wellicht zullen reeds in 2011
OOA's worden ondertekend met Tunesië en Egypte. Er zou ook verdere vooruitgang kunnen worden
geboekt door de handelsstromen tussen partnerlanden en met de EU te bevorderen.
De snelle uitvoering van de nieuwe overeenkomst betreffende
pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels zal voor de partnerlanden
in het zuiden van groot belang zijn. De Commissie zal onderzoeken hoe de
overeenkomst kan worden uitgebreid tot andere ENB-partners en zal passende
voorstellen indienen. De EU zal hervormingen blijven ondersteunen
die de partnerlanden helpen bij capaciteitsopbouw, door het verstrekken van
expertise voor de overheidssector, onder meer door uitgebreide programma's voor
institutionele opbouw en andere mechanismen zoals twinning en TAIEX[7]. Hiermee worden partnerlanden
geholpen om te voldoen aan de normen voor voedselveiligheid, gezondheid van
dieren en planten en dierenwelzijn en kunnen ze hun exportmogelijkheden
vergroten. Daarnaast zal de EU de landbouwsectoren ook steun verlenen om te
moderniseren, waarbij zij een beroep kunnen doen op EU-programma's voor
plattelandsontwikkeling om onder andere de kwaliteit van landbouwgewassen en
voedselproducten te verbeteren. 2.3. Versterking van de sectorale
samenwerking We zijn voornemens: · de sectorale samenwerking te versterken, met bijzondere aandacht voor kennis en innovatie, klimaatverandering en milieu, energie, transport en technologie; · de deelname van partnerlanden te bevorderen bij de werkzaamheden van bepaalde agentschappen en programma's van de EU. Versterkte samenwerking is mogelijk in alle
sectoren die van belang zijn voor de interne markt, gaande van sociaal beleid
en volksgezondheid tot consumentenbescherming, statistiek, vennootschapsrecht,
onderzoek en technische ontwikkeling, maritiem beleid, toerisme, ruimtevaart en
andere terreinen. Overeenkomstig de meer-voor-meer benadering zullen de
samenwerking en uitwisselingen aanzienlijk worden geïntensiveerd op de volgende
terreinen: ·
De EU zal de ENB-partnerlanden voorstellen mee te
werken aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijke ruimte voor kennis en
innovatie. Hierdoor zouden verscheidene gebieden waarop momenteel reeds
wordt samengewerkt, worden bijeengebracht: beleidsdialoog, nationale en regionale
capaciteitsopbouw, samenwerking op het vlak van onderzoek en innovatie en meer
mobiliteitsmogelijkheden voor studenten, onderzoekers en academici. Daarnaast
zal de samenwerking op het vlak van hoger onderwijs worden uitgebreid
door grotere steun voor mobiliteit van studenten en academisch personeel
binnen universitaire partnerschappen (Erasmus Mundus) en gestructureerde
samenwerking voor modernisering van de universiteiten (Tempus). ·
Op het vlak van klimaatverandering zal
de EU de inspanningen met haar buurlanden bundelen door middel van een
versterkte samenwerking met het oog op een koolstofarme ontwikkeling en grotere
bestendigheid tegen de gevolgen van klimaatverandering (aanpassingstrategieën)
om aldus de overeenkomst van Cancun te kunnen uitvoeren en verdere stappen te
zetten in de richting van een brede en wereldwijde klimaatregeling. De EU en
haar partnerlanden moeten ook streven naar een hoger niveau van milieubescherming[8] met als doel de naleving van
strengere normen voor lucht- en waterkwaliteit, beter milieubeheer, efficiënter
gebruik van hulpbronnen, bescherming van biodiversiteit en ecosystemen en steun
voor de noodzakelijke investeringen in infrastructuur. ·
De samenwerking op het vlak van energie zal
worden geïntensiveerd door een meer diepgaande dialoog over het energiebeleid,
gericht op verdere marktintegratie, verbeterde energiezekerheid op basis van
convergerende regelgeving, inclusief wat betreft veiligheids- en milieunormen,
ontwikkeling van nieuwe partnerschappen met betrekking tot bronnen voor
hernieuwbare energie en efficiënt gebruik van energie, en nucleaire veiligheid.
Op middellange termijn zou dit kunnen resulteren in een uitbreiding van
Energiegemeenschapsverdrag tot de buurlanden die momenteel nog geen partij zijn
bij dit verdrag. Voorts kan gebruik worden gemaakt van de ervaring die met het
Energiegemeenschapsverdrag is opgedaan om een aanvullende
"Energiegemeenschap tussen de EU en het zuidelijke Middellandse
Zeegebied" op te richten. ·
De Commissie zal een nieuw kader voor samenwerking
op het vlak van vervoer voorstellen, dat tot doel heeft sterkere
marktintegratie in de transportsector tot stand te brengen, waarbij met name de
trans-Europese vervoersnetwerken (TEN-T's) worden uitgebreid tot de
partnerlanden, een oplossing wordt gevonden voor administratieve knelpunten,
aandacht wordt besteed aan vraagstukken op het vlak van veiligheid en
beveiliging (met inbegrip van kwesties zoals de luchtverkeersleiding en het
verkeersleidingsysteem voor de spoorwegen en het zeevervoer) en de samenwerking
tussen de verschillende vervoersagentschappen wordt versterkt. ·
De Commissie ondersteunt ook een meer strategische
benadering en samenwerking met betrekking tot maritieme aangelegenheden,
waarbij gestreefd wordt naar een versterking van de samenwerking tussen de
maritieme sectoren met ruimte voor duurzame economische ontwikkeling. ·
Uit de recente ontwikkelingen in de landen van het
zuidelijke Middellandse Zeegebied is gebleken hoe belangrijk informatie- en
communicatietechnologieën zijn als instrumenten voor politieke en sociale
veranderingen. De samenwerking met partnerlanden zal daarom worden
geïntensiveerd om de ontwikkeling te ondersteunen van een digitale economie,
waarbij ICT wordt gebruikt om nationale en mondiale vraagstukken aan te pakken.
Ten slotte zal de EU de deelname bevorderen
van partnerlanden aan de werkzaamheden van de EU-agentschappen en de EU-programma's
die voor hen openstaan[9].
Dit aanbod geldt reeds enkele jaren en heeft geresulteerd in samenwerking op
het vlak van onder andere drugsmonitoring en luchtvaartveiligheid. De Commissie
zal een lijst van programma's samenstellen waaraan de partnerlanden prioritair
kunnen deelnemen, waarbij de aandacht wordt toegespitst op de programma's die
kansen bieden voor jongeren en contacten van mens tot mens. De EU zal ook steun
verlenen aan partnerlanden bij het vervullen van de wettelijke voorwaarden om
te kunnen deelnemen aan de EU-agentschappen en zal voorts een deel van de
kosten financieren die verband houden met de deelname. 2.4. Migratie en mobiliteit We zijn voornemens: · het proces voort te zetten van visumversoepeling voor bepaalde ENB-partners en visumliberalisering voor de partners die het verst zijn gevorderd; · de bestaande mobiliteitspartnerschappen te ontwikkelen en nieuwe te oprichten; · de lidstaten aan te moedigen optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden van de EU-visumcode. Mobiliteit en contacten van mens tot mens zijn
essentieel voor het bevorderen van wederzijds begrip en economische
ontwikkeling. Zij zijn onontbeerlijk voor het handelsverkeer, in het bijzonder
van diensten, alsook voor de uitwisseling van ideeën, het verspreiden van
innovatie, het aanpakken van werkgelegenheidsvraagstukken en sociale kwesties,
het totstandbrengen van hechte betrekkingen tussen ondernemingen,
universiteiten en organisaties uit het maatschappelijk middenveld. Op het vlak van de arbeidsmobiliteit kunnen de
EU en haar buurlanden elkaar aanvullen. De beroepsbevolking van Europa
vergrijst en in bepaalde sectoren zullen er zich tekorten aan arbeidskrachten
voordoen. De buurlanden beschikken over goed opgeleide, jonge en getalenteerde
werknemers om die krapte op de arbeidsmarkt op te vangen. De EU is zich ervan
bewust dat bij het aantrekken van die talentvolle arbeidskrachten risico's van
braindrain kunnen optreden, waardoor aanvullende steunmaatregelen nodig kunnen
zijn om de gevolgen te verzachten. Partnerlanden zijn ook belangrijke landen van
herkomst en doorreis voor illegale migranten. Samenwerking bij de bestrijding
van illegale migratie is cruciaal om het menselijk leed te verzachten en de
afgenomen veiligheid die hiervan het gevolg is, aan te pakken. Een dergelijke
samenwerking zal een van de voorwaarden zijn voor de
mobiliteitspartnerschappen. Het ENB streeft naar een wederzijds voordelige
benadering waarbij economische ontwikkeling in zowel de partnerlanden als de
EU, legale migratie die in goede banen wordt geleid, capaciteitsopbouw inzake
grensbeheer en asiel en doeltreffende samenwerking op het gebied van
rechtshandhaving hand in hand gaan. Deze
aanpak stemt overeen met de drie pijlers van de EU-totaalaanpak van migratie en
de onlangs goedgekeurde mededeling over migratie[10]: beter georganiseerde
legale migratie, optimale benutting van de positieve gevolgen van migratie op
ontwikkeling, versterkte capaciteitsopbouw inzake grens- en migratiebeheer. De
bevordering en de eerbiediging van de rechten van migranten vormen ook een
integraal onderdeel van deze aanpak. Mobiliteitspartnerschappen voorzien in een systematisch kader voor goed beheer van het
personenverkeer tussen de EU en een derde land. In die partnerschappen
worden alle maatregelen bijeengebracht die ervoor zorgen dat de mobiliteit voor
beide partijen gunstig is. De toegang tot legale migratiekanalen wordt
verbeterd en de capaciteit voor grensbeheer en de aanpak van illegale migratie
wordt versterkt. Hierbij kan het gaan om initiatieven waarbij partnerlanden
bijstand wordt verleend voor het oprichten of verbeteren van het
arbeidsmigratiebeheer, met inbegrip van aanwerving, beroeps- en talenopleiding,
ontwikkeling en erkenning van vaardigheden, en de terugkeer en re-integratie
van migranten[11].
Met het oog op een grotere mobiliteit van de burgers tussen partnerlanden en de
EU, in het bijzonder voor studenten, onderzoekers en zakenmensen, roept de
Commissie de lidstaten op om de mogelijkheden van de EU-Visumcode
volledig te benutten. De Commissie zal onderzoeken op welke wijze zij de
lidstaten in dit proces bijstand kan verlenen en toezicht kan uitoefenen op de
uitvoering. In dit verband moet worden gewezen op de mogelijkheid om de
visumaanvragers vrij te stellen van leges en om visa voor meervoudige
binnenkomst af te geven aan de vermelde categorieën visumaanvragers. Tot dusver zijn alleen met Moldavië en Georgië
mobiliteitspartnerschappen gesloten. De Commissie is van oordeel dat
verscheidene landen in de EU-nabuurschap in aanmerking kunnen komen voor
dergelijke partnerschappen. De Commissie zal zich inspannen om de
onderhandelingen met Armenië af te ronden en zal de aanvang van onderhandelingen
met bv. Marokko, Tunesië en Egypte[12]
voorbereiden. De EU zal Oekraïne en Moldavië bijstand
blijven verlenen bij hun inspanningen om actieplannen voor visumliberalisering
ten uitvoer te leggen. Naast de visumversoepelings- en overnameovereenkomsten
met de landen van het oostelijk partnerschap die momenteel van kracht zijn of
worden opgesteld, moet de EU ook ernaar streven om tegelijkertijd
visumversoepelingsovereenkomsten en overnameovereenkomsten af te sluiten met de
partnerlanden in het zuiden. Voor al deze overeenkomsten is samenwerking met de
EU over migratie, mobiliteit en veiligheid vereist. Er moeten specifieke
maatregelen worden genomen om illegale migratie te voorkomen, de grenzen
doeltreffend te beheren, de beveiliging van documenten te garanderen en de
georganiseerde misdaad (met inbegrip van mensenhandel en het smokkelen van
migranten) te bestrijden. Op lange termijn moeten geleidelijke stappen in de
richting van visumliberalisering per geval worden overwogen, op voorwaarde dat
is voldaan aan de vereisten inzake veiligheid en goed beheer van de mobiliteit.
Wat asiel betreft, zal de EU
medewerking verlenen aan de versterking van de internationale bescherming in de
regio door een verdere uitvoering van het regionaal beschermingsprogramma voor
Belarus, Moldavië en Oekraïne. Als de omstandigheden dit toelaten, zal ook de
aanzet worden gegeven voor de uitvoering van het regionaal
beschermingsprogramma voor Egypte, Libië en Tunesië. Andere initiatieven van
afzonderlijke ENB-partnerlanden op dit terrein zullen ook worden ondersteund.
De hervestiging van vluchtelingen in de EU moet een integraal onderdeel zijn
van de inspanningen van de EU om buurlanden te ondersteunen die te kampen
hebben met aanzienlijke vluchtelingenstromen. 3. Werken aan de opbouw van
doeltreffende regionale partnerschappen in het kader van het Europees
nabuurschapsbeleid Hoewel de EU zich
volledig bewust is van hun diversiteit, biedt zij aan elk afzonderlijk land een
partnerschap aan door middel van één beleid, dat op wederzijdse verantwoordingsplicht
is gebaseerd. De oostelijke en zuidelijke dimensies van het ENB hebben tot doel
deze beleidsstrategie aan te vullen door regionale samenwerking tot stand te
brengen, regionale synergie-effecten te ontwikkelen en antwoorden te bieden op de
specifieke geografische, economische en sociale problemen van elke regio.
Hierbij wordt voortgebouwd op de uiteenlopende resultaten van het EU-beleid dat
in het verleden ten opzichte van die regio's is gevoerd. In het zuiden zijn
vijftien jaar Euro-mediterrane samenwerking op alle terreinen van de
betrekkingen onlangs aangevuld met de Unie voor het Middellandse Zeegebied. In
de voorbije twee jaar heeft het oostelijk partnerschap de betrekkingen tussen
de EU en haar oostelijke buurlanden aanzienlijk bevorderd. 3.1. Versterking van het oostelijk
partnerschap We zijn voornemens: · stappen te zetten met het oog op de sluiting en uitvoering van associatieovereenkomsten, waaronder DCFTA's; · democratisering na te streven; · visumversoepeling en -liberalisering voort te zetten; · de sectorale samenwerking te versterken, in het bijzonder op het vlak van plattelandsontwikkeling; · de voordelen van het oostelijk partnerschap onder de aandacht te brengen van de bevolking; · de activiteiten met het maatschappelijk middenveld en de sociale partners uit te breiden. De oprichting van het oostelijk partnerschap
heeft de wederzijdse betrekkingen met de partnerlanden in Oost-Europa en de
zuidelijke Kaukasus versterkt. Het partnerschap heeft bijgedragen tot de aanzet
en consolidatie van een moeilijk veranderingsproces. In het voorbije decennium
heeft de regio algemene vorderingen geboekt op de weg naar een democratisch
bestel, waarbij zich ook regimewisselingen hebben voorgedaan. De regio heeft
nog steeds te kampen met zware economische problemen – de regio is arm, met
aanzienlijke verschillen tussen afzonderlijke landen, en is onderhevig aan
externe factoren en invloeden. De mate waarin de partnerlanden de essentiële
onderdelen van het oostelijk partnerschap hebben verwezenlijkt, verschilt van
land tot land (bv. inachtneming van de universele waarden van democratie,
mensenrechten en de rechtsstaat; voortgezette inspanningen om hervormingen tot
stand te brengen; en een grotere inzet bij het zoeken naar oplossingen voor
aanslepende conflicten). Sommige partners zetten zich duidelijk in om alle
mogelijkheden van het partnerschap te verwezenlijken, maar andere landen hebben
slechts mondjesmaat vooruitgang geboekt. De EU streeft ernaar dat de
partnerlanden die het verst gevorderd zijn en zich het meest inzetten voor de
democratische hervormingen waardoor het oostelijk partnerschap wordt
geschraagd, het meeste voordeel halen uit het partnerschap. Tegelijkertijd
moeten de instrumenten van het oostelijk partnerschap beter worden afgestemd op
de situaties in de afzonderlijke landen, gebaseerd op de na deze eerste
uitvoeringsfase opgedane ervaring – onder meer door te bepalen met welke
instrumenten de lange periode kan worden overbrugd die vereist is voor de
onderhandelingen over ingrijpende en complexe associatieovereenkomsten. Met een associatieovereenkomst, waarin
in de meeste gevallen een DCFTA is opgenomen, kan elk land van het oostelijk
partnerschap bepalen in welke mate het integratie en hervormingen wil
doorvoeren. Met de aanhoudende inzet en steun van de EU kunnen de partnerlanden
de overeenkomst benutten voor convergentie op het vlak van regelgeving en op
institutioneel gebied. Hierbij gaat het om aanpassing aan de wetgeving, regels
en normen van de EU, hetgeen moet resulteren in geleidelijke economische
integratie in de interne markt. Met
vijf partnerlanden zijn onderhandelingen over een associatieovereenkomst van
start gegaan, die een stevige politieke grondslag bieden voor nauwere
betrekkingen. In het kader van de associatieovereenkomst zijn
DCFTA-onderhandelingen met Oekraïne van start gegaan en zullen er
onderhandelingen met andere partners worden ingeleid zodra aan de voorwaarden
is voldaan. Om de partnerlanden te helpen bij de ontwikkeling van de
bestuurlijke capaciteit die nodig is om diepgaande hervormingen tot stand te
brengen, voorziet het oostelijk partnerschap ook in uitgebreide programma's
voor institutionele opbouw (CIB). Daarnaast zijn de proefprogramma's voor
regionale ontwikkeling het nieuwste EU-instrument om partnerlanden te helpen
economische, sociale en regionale onevenwichtigheden aan te pakken. Hierdoor
kunnen de partners passende structuren en activiteiten ontwikkelen om de
regionale problemen aan te pakken. Sommige landen van het oostelijk partnerschap
hechten groot belang aan hun Europese identiteit en de ontwikkeling van nauwere
betrekkingen met de EU kan rekenen op de brede steun bij de bevolking. De
waarden waarop de Europese Unie is gebouwd – namelijk vrijheid, democratie,
respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden, en de rechtsstaat –
vormen ook de kern van het proces van politieke associatie en economische
integratie dat door het oostelijk partnerschap wordt geboden. Het zijn dezelfde
waarden die zijn vastgelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese
Unie en waarop de artikelen 8 en 49 zijn gebaseerd. Contacten van mens tot mens zijn een
belangrijk onderdeel van het partnerschap. De EU zal Oekraïne en Moldavië
bijstand blijven verlenen bij hun inspanningen om actieplannen voor visumliberalisering
ten uitvoer te leggen. Deze plannen zouden als voorbeeld kunnen dienen voor
andere landen van het oostelijk partnerschap. Ondertussen moeten de landen van
het oostelijk partnerschap ten volle de mogelijkheden van visumversoepeling
benutten. De landen van het oostelijk partnerschap
hebben geprofiteerd van vijf vlaggenschipinitiatieven[13] op het vlak van grensbeheer,
MKB-ontwikkeling, samenwerking op het vlak van energie, civiele bescherming en
milieugovernance. Deze programma's zullen nu worden aangepast om een betere
ondersteuning te bieden aan de bilaterale partnerschapsdoelstellingen.
Activiteiten in het kader van het vlaggenschipinitiatief "Geïntegreerd
grensbeheer" worden bijvoorbeeld steeds meer toegespitst op het
ondersteunen van partnerlanden bij het voldoen aan de voorwaarden voor
visumversoepeling en ‑liberalisering. Een verhoogde zichtbaarheid van de
bilaterale en multilaterale activiteiten van het oostelijk partnerschip is
essentieel om de voordelen ervan onder de aandacht te brengen van de bevolking.
Met het oog op meer regionale solidariteit moet de EU steun ontwikkelen voor
subregionale samenwerking die is toegespitst op specifieke thema's waarbij
minder partners betrokken zijn. Het multilaterale kader moet meer strategisch
worden ingezet om de bilaterale betrekkingen tussen onze partners te
verbeteren, inclusief op het vlak van het beslechten van conflicten. Overeenkomstig de doelstelling van het
hernieuwde ENB om meer aandacht te besteden aan de contacten tussen
samenlevingen, zal de EU intensievere betrokkenheid met de belanghebbenden
nastreven, inclusief met parlementen in het kader van het door het Europees
Parlement opgerichte EURONEST, regionale actoren in samenwerking met het Comité
van de Regio's; ondernemers, in het kader van een bedrijvenforum van het
oostelijk partnerschap; en het maatschappelijk middenveld en sociale partners
die een beroep kunnen doen op het Forum van het maatschappelijk middenveld van
het oostelijke partnerschap en de nationale fora. De samenwerking in het kader van het oostelijk
partnerschap wordt voortgezet met een beleidsdialoog op volgende werkterreinen:
·
onderwijs, jeugd en cultuur: uitbreiding van de
participatie aan programma's zoals Erasmus Mundus, Tempus, Youth in Action en
e-twinning; aanzet voor toekomstige nieuwe EU-programma's zoals een leven lang
leren voor landen van het oostelijk partnerschap; opvolging van de speciale
actie rond het cultureel programma 2009-2010 en van het cultureel programma van
het oostelijk partnerschap; ·
vervoer: aaneensluiten van de
infrastructuurnetwerken van de EU en haar oostelijke partnerlanden; ·
energie, milieu en klimaatverandering:
geïntensiveerde dialoog naar aanleiding van de oprichting van het Oost-Europese
Partnerschap voor Energie-efficiëntie en Milieu (E5P) en toetreding van
Oekraïne en Moldavië tot het Europese Energiegemeenschapsverdrag om de
samenwerking op het vlak van de continuïteit van de energievoorziening te
versterken; ·
kennisuitwisseling, onderzoek en
informatiemaatschappij: volledige integratie van de onderzoeks- en
onderwijsgemeenschappen in de regio in de e-infrastructuur (bv. het
pan-Europese gegevensnetwerk voor netwerken GÉANT, de Europese
Grid-infrastructuur voor netwerken en decentrale gegevenswerking); ·
vraagstukken op het vlak van douane en
rechtshandhaving op basis van de strategische kaders voor douanesamenwerking
met Oekraïne, Moldavië en Belarus, alsook samenwerking bij de bestrijding van
smokkel; ·
maatregelen voor plattelandsontwikkeling
(overeenkomstig het Europees nabuurschapsprogramma voor landbouw en
plattelandsontwikkeling); ·
werkgelegenheid en sociaal beleid; ·
justitie, vrijheid en veiligheid op basis van het
actieplan van het oostelijk partnerschap voor justitie en binnenlandse zaken
dat later dit jaar in het kader van het programma van Stockholm[14] wordt voorgesteld, inclusief
mobiliteitspartnerschappen; ·
gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid
(GVDB). EU-lidstaten, derde landen en internationale
financiële instellingen hebben blijk gegeven van hun belangstelling om de
doelstellingen van het oostelijk partnerschap te bevorderen en projecten van
strategisch belang te steunen. Er kan een beroep worden gedaan op extra
middelen die afkomstig zijn van de ENB-investeringsfaciliteit (NIF), bilaterale
partners en internationale financiële instellingen, met name de EIB, de EBWO en
de Wereldbank. Een dergelijke samenwerking moet op dynamische wijze tot stand
komen, waarbij wordt voortgebouwd op de oprichting van de MKB-faciliteit, de
faciliteit voor de oostelijke partners van de EIB en het Trustfonds voor de
technische bijstand aan het oostelijk partnerschap van het EIB waaraan de EU en
de lidstaten worden verzocht bij te dragen. In de informatie- en coördinatiegroep van het
oostelijk partnerschap komen de internationale financiële instellingen en derde
landen bijeen die belangstelling hebben voor donorcoördinatie en meer algemeen
voor de ontwikkeling van het oostelijk partnerschap. Canada, Japan, Noorwegen,
Rusland, Zwitserland, Turkije en de Verenigde Staten zijn hierbij betrokken.
Deze informele coördinatie zal worden geïntensiveerd overeenkomstig de belangen
van de oostelijke partnerlanden. De tweede top van het oostelijk
partnerschap zal in september 2011 in Warschau plaatsvinden. Daarna zullen
de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger een stappenplan opstellen
met richtsnoeren voor de toekomstige uitvoering van het oostelijk partnerschap,
waarbij gebruik wordt gemaakt van de resultaten die op de top zijn geboekt. 3.2. Totstandkoming van het
Partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart in het zuidelijke
Middellandse Zeegebied We zijn voornemens: · uitgebreide programma's voor institutionele opbouw op te stellen die overeenstemmen met die voor de oostelijke partners; · een dialoog aan te gaan over migratie, mobiliteit en veiligheid met Tunesië, Marokko en Egypte (als een eerste stap in de richting van een mobiliteitspartnerschap); · de Euro-mediterrane industriële samenwerking te versterken; · proefprogramma's op te starten voor de ondersteuning van landbouw- en plattelandsontwikkeling; · de Unie voor het Middellandse Zeegebied toe te spitsen op concrete projecten met duidelijke voordelen voor de bevolking van het Middellandse Zeegebied; · de subregionale samenwerking te bevorderen; · de dialoog over werkgelegenheid en sociaal beleid te versterken. Met het ENB moet een ambitieus antwoord worden
gegeven op de ingrijpende veranderingen die momenteel plaatsvinden in het
zuidelijke Middellandse Zeegebied. In de gezamenlijke mededeling over een Partnerschap
voor democratie en gedeelde welvaart in het zuidelijke Middellandse Zeegebied[15] van 8 maart 2011 zijn
de eerste onderdelen uiteengezet van het aanbod van de EU voor een nieuw
partnerschap met partnerlanden die bereid zijn zich in te spannen voor de
opbouw van een democratie en het uitvoeren van uitgebreide hervormingen. De
drie belangrijkste pijlers waarop de EU haar betrekkingen met haar
partnerlanden in het Middellandse Zeegebied verder wil ontwikkelen, zijn in
deze mededeling ook beschreven: democratische transformatie en institutionele
opbouw; een sterker partnerschap met de bevolking; en duurzame en
inclusieve economische ontwikkeling. Door de verschillende beleidsmaatregelen
en instrumenten zal het partnerschap uitgebreid en breed zijn, maar wordt er
wel een duidelijker onderscheid gemaakt op basis van de specifieke behoeften en
het ambitieniveau van elk partnerland. De EU is reeds begonnen de betrekkingen
met een aantal partnerlanden te versterken, onder meer door hun
"geavanceerde status" te verlenen[16]. Van de partners die een Partnerschap voor
democratie en gedeelde welvaart met de EU wensen op te richten, wordt verwacht
dat zij vooruitgang boeken met betrekking tot de essentiële punten die in punt
1.1 zijn genoemd. De langetermijnvisie voor de partners van de EU in het
Middellandse Zeegebied die de meeste vooruitgang hebben geboekt, is nauwe
politieke samenwerking met de EU en economische integratie in de interne markt.
Op korte termijn kunnen de partnerlanden die vooruitgang boeken bij het
uitvoeren van de hervormingen, aanspraak maken op de volgende opties. Om de
democratische transformatie te ondersteunen zullen uitgebreide programma's
voor institutionele opbouw worden opgesteld die overeenstemmen met de
programma's die in samenwerking met de oostelijke buurlanden zijn uitgevoerd:
zij zullen aanzienlijke knowhow en financiële steun verstrekken om de
capaciteit van essentiële administratieve organen op te bouwen (douane,
rechtshandhavingsdiensten, justitie) en zullen prioritair gericht zijn op die
instellingen die van het grootste belang zijn om de democratisering te
ondersteunen. Om een sterker
partnerschap met de bevolking op te bouwen zal de Commissie een dialoog
aangaan over migratie, mobiliteit en veiligheid met bv. Tunesië, Marokko en
Egypte (als eerste stap in de richting van een mobiliteitspartnerschap). Deze
voorstellen worden uitvoeriger toegelicht in de mededeling over migratie,
mobiliteit en veiligheid met de landen van het zuidelijke Middellandse
Zeegebied[17].
Samenwerking tussen scholen (e-twinning), mobiliteit voor studenten en
academisch personeel binnen universitaire partnerschappen (Erasmus Mundus),
gestructureerde samenwerking voor modernisering van de universiteiten (Tempus)
en mobiliteit van jongeren (Youth in Action) zullen ook worden uitgebreid om de
jongeren beter te ondersteunen. Op het vlak van cultuur kunnen ook
nieuwe initiatieven worden genomen. Om duurzame en inclusieve economische
ontwikkeling tot stand te brengen zal de EU op korte termijn de
inspanningen verhogen om de handelsbepalingen van de bestaande
associatieovereenkomsten uit te breiden door de lopende onderhandelingen over
landbouw, diensten en het recht van vestiging af te ronden. Geselecteerde
zuidelijke buurlanden zullen ook de kans krijgen om zich voor te bereiden op
toekomstige DCFTA-onderhandelingen. Als begeleiding bij de structurele
aanpassingen die verbonden zijn met de openstelling van de markt en ter
bevordering van inclusieve groei zal de Commissie proefprogramma's financieren
voor zowel landbouw- en plattelandsontwikkeling als regionale ontwikkeling, waarbij
de in het kader van het oostelijk partnerschap opgedane ervaring zal worden
benut. De Commissie zal industriële samenwerking op
Euro-mediterraan niveau blijven ondersteunen door voortzetting van het
Euro-mediterrane handvest voor ondernemingen, aanpassing van het handvest aan
de behoeften van het MKB overeenkomstig de "Small Business Act" van
de EU, uitwisseling van goede werkmethoden en organisatie van activiteiten en
netwerken in prioritaire sectoren (textiel, toerisme, grondstoffen). Voorts zal
de Commissie de dialoog versterken over werkgelegenheid en sociaal beleid en
onder meer via het Mediterrane Forum voor sociale dialoog een daadwerkelijke
sociale dialoog bevorderen. Door regionale samenwerking op regelgevingsvlak
kunnen het handelsverkeer en het investeringsklimaat worden bevorderd. De
ontwikkeling van een efficiënt, veilig, beveiligd en duurzaam transmediterraan
multimodaal vervoersnetwerk zal ook bijdragen tot duurzame en inclusieve
economische ontwikkeling. De Commissie werkt reeds samen met de EIB en de
Internationale Maritieme Organisatie om te bepalen met welke proefmaatregelen
de samenwerking tussen maritieme sectoren in het Middellandse Zeegebied kan
worden verbeterd. De Unie voor het Middellandse Zeegebied
die de bilaterale betrekkingen tussen de EU en haar partnerlanden aanvult, moet
zorgen voor doeltreffende en resultaatgerichte regionale samenwerking. Voorts moet de Unie voor het Middellandse Zeegebied
zorgen voor het inclusieve karakter van de regionale samenwerking in het
Middellandse Zeegebied door actoren zoals Turkije en de landen van de
Westelijke Balkan bij de samenwerking te betrekken. Overeenkomstig
het Verdrag van Lissabon zijn de hoge vertegenwoordiger en de Commissie bereid
een grotere rol te vervullen in de Unie voor het Middellandse Zeegebied. Om nieuwe kracht te geven aan de Unie voor het
Middellandse Zeegebied is het noodzakelijk dat er wordt overgeschakeld op een
meer pragmatische en projectgerichte aanpak. Het
secretariaat van de Unie voor het Middellandse Zeegebied moet het voortouw
nemen om staten, de EIB, de internationale financiële instellingen en de
particuliere sector samen te brengen rond concrete economische projecten van
strategisch belang die in de gehele regio werkgelegenheid, innovatie en groei
genereren. De partnerlanden zouden aan deze projecten kunnen deelnemen volgens
het beginsel van variabele geometrie, naargelang van hun behoeften en
interesses. De ENB-investeringsfaciliteit zou kunnen zorgen voor cofinanciering
uit de EU-begroting voor specifieke infrastructuurprojecten. In de huidige
economische en politieke context blijven de op de top van Parijs vastgestelde
vlaggenschipprojecten onverminderd relevant, met name het mediterrane plan voor
zonne-energie, de sanering van de Middellandse Zee of de ontwikkeling van
snelle verbindingen over land en over zee en het mediterrane initiatief voor de
ontwikkeling van het bedrijfsleven. Om de duurzame ontwikkeling te ondersteunen
moet grotere prioriteit worden gegeven aan de uitvoering van de bestaande
regionale overeenkomsten zoals het verdrag van Barcelona inzake de bescherming
van het mariene milieu en de kustgebieden van de Middellandse Zee. Ten slotte kan subregionale samenwerking
waarbij minder buurlanden betrokken zijn en die op specifieke thema's is
toegespitst, voordelen opleveren en meer solidariteit tot stand brengen. In de Maghreb kan subregionale samenwerking worden
bevorderd, bijvoorbeeld door betere fysieke interconnectie te ondersteunen. In
de nabije toekomst zal de EU specifieke voorstellen indienen, inclusief over de
wijze waarop de mogelijke openstelling van grenzen in de regio kan worden
ondersteund. 4. Een vereenvoudigd en
coherent beleid en programmakader 4.1. Duidelijkere prioriteiten
door sterkere politieke sturing We zijn voornemens: · ENB-actieplannen en EU-steun toe te spitsen op een geringer aantal prioriteiten, waaraan duidelijkere ijkpunten zijn gekoppeld. In de voorbije jaren zijn de bilaterale
betrekkingen tussen de EU en elk van haar buurlanden sterker geworden. Er is
een hechte en intensieve dialoog ontwikkeld waarbinnen niet alleen algemene
politieke kwesties aan de orde komen, maar ook specifieke aangelegenheden
waarop de samenwerking betrekking heeft. Door deze zeer hechte betrekkingen en
een sterker engagement is het noodzakelijk dat de politieke dialoog en
samenwerking worden geïntensiveerd. Met het Verdrag van Lissabon beschikt de
Europese Unie over de middelen om samenhangende en consequente
beleidsmaatregelen en programma's op te stellen doordat onderdelen van het
buitenlands en ontwikkelingsbeleid van de EU waarvoor vroeger verschillende
instellingen verantwoordelijk waren, zijn bijeengebracht. De partnerlanden
en de lidstaten zijn het erover eens dat sterkere Associatieraden diepgaander
politiek overleg mogelijk zouden maken. De politieke dialoog mag evenwel niet
beperkt worden tot een jaarlijkse discussie in de Associatieraad: indien de
omstandigheden het vereisen, moeten frequentere en meer
ad-hocoverlegmogelijkheden worden overwogen. Een politieke dialoog die meer
continu en op een meer vertrouwelijke basis verloopt, is essentieel om het
vertrouwen tot stand te brengen dat nodig is om de gemeenschappelijke problemen
aan te pakken. Daarnaast is de Commissie voornemens de dialoog over het
sectoraal beleid (zoals energie, onderwijs, jongeren, migratie en vervoer) te
versterken met de verantwoordelijke ministeries in de partnerlanden. De ENB-actieplannen blijven het kader
voor de algemene samenwerking, maar de EU zal aan de partnerlanden voorstellen
dat zij zich richten op een beperkt aantal prioriteiten op korte en middellange
termijn, waaraan meer nauwkeurig omschreven ijkpunten en een duidelijkere
volgorde van acties zijn gekoppeld. De EU zal de prioriteiten voor haar
financiële bijstand dienovereenkomstig aanpassen. De politieke dynamiek zal
bepaald worden door deze prioriteitenlijst, die de EU en elk buurland zal
helpen essentiële resultaten te boeken binnen een in onderling overleg
vastgesteld tijdskader. Hierdoor kunnen de beleidsdoelstellingen en
programmering van de steun beter aan elkaar worden gekoppeld. Op basis hiervan
kunnen programmeringsdocumenten worden vereenvoudigd en worden toegespitst op
het vaststellen van de prioriteiten van het actieplan waarvoor specifieke
EU-bijstand is vereist. Een verdere vereenvoudiging van de
verstrekking van financiële bijstand wordt ook nagestreefd bij het opstellen
van de verordening over het nieuwe Europees nabuurschapsinstrument (ENI) in het
kader van het volgende financiële meerjarenkader, waarbij de noodzaak voor een
meer flexibele en gerichte verstrekking van financiële bijstand in de praktijk
zal worden gebracht. Daarnaast zal de EU jaarlijks verslag
uitbrengen over de overeenkomstig de actieplannen geboekte vooruitgang. In de
verslagen zal meer aandacht worden besteed aan democratie en na verloop van
tijd zal een sterker verband worden ontwikkeld tussen de in deze verslagen
gemeten resultaten, de bijstand en het niveau van financiële ondersteuning. 4.2. Financiering We zijn voornemens: · geplande en geprogrammeerde middelen in het kader van het ENPI alsook andere instrumenten op het vlak van buitenlands beleid die betrekking hebben op het ENB te heroriënteren en een bestemming te geven in het kader van deze nieuwe aanpak; · tot 2013 extra middelen ten belope van meer dan 1 miljard euro ter beschikking te bestellen om de urgente behoeften van de nabuurschap te kunnen aanpakken; · een beroep te doen op een verhoging van de budgettaire middelen uit verschillende bronnen; · met de nodige vaart de desbetreffende begrotingsvoorstellen bij de begrotingsautoriteit in te dienen (kredietoverschrijvingen voor 2011, nota van wijzigingen voor 2012 en herprogrammering voor 2013). De uitvoering van de nieuwe aanpak van het
nabuurschapsbeleid, gebaseerd op wederzijdse verantwoordingsplicht en een
gemeenschappelijke inzet voor de universele waarden van mensenrechten,
democratie en de rechtsstaat vereist extra middelen ten belope van maximaal
1,242 miljard euro tot 2013. Deze middelen komen bovenop het bedrag van
5,7 miljard euro dat voor het Europees nabuurschaps- en
partnerschapsinstrument is voorzien voor de periode 2011-2013. In het geval van
nieuwe noodsituaties komen nieuwe middelen beschikbaar uit de financiering van
acties voor de regio in het kader van de thematische instrumenten en
instrumenten voor crisisinterventie in de EU-begroting. Er wordt financiële
steun verstrekt om het partnerschap met de bevolking binnen de regio verder te
versterken, duurzame en inclusieve groei te bevorderen, de extra behoeften te
dekken die voortvloeien uit de democratische transformatie van de
partnerlanden, de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor
ontwikkeling te bevorderen en de nieuwe initiatieven te financieren die
voortvloeien uit deze evaluatie, in het bijzonder op het gebied van
partnerschap met de samenleving, plattelands- en regionale ontwikkeling (zie
de punten 3.1 en 3.2). Dit omvat een bedrag van maximaal 250 miljoen
euro dat afkomstig is van gelden die terugvloeien uit vroegere leningen en
risicokapitaaltransacties en die aan de Euro-mediterrane investerings- en
partnerschapsfaciliteit (FEMIP) ter beschikking moeten worden gesteld om de
groei en werkgelegenheid te bevorderen door de financiering van nieuwe
operaties en de financieringsbehoeften van het MKB op lange termijn te
ondersteunen. Daartoe moet de Raad het voorstel van de Commissie voor de
wijziging van artikel 23 van de ENPI-verordening goedkeuren. Deze extra middelen zullen ter beschikking
worden gesteld door herschikkingen binnen rubriek 4 van het financiële
meerjarenkader 2007-2013 en door de niet-toegewezen marge onder het
uitgavenmaximum in 2012 te benutten en – voor zover nodig – door middel van het
flexibiliteitsinstrument. Binnenkort zal de Commissie een nota van wijzigingen
bij de ontwerpbegroting 2012 indienen. De Commissie beraadt zich momenteel over de
wijze waarop de algemene toestand van een land met betrekking tot democratie,
verantwoordingsplicht, de beginselen van de rechtsstaat en goed financieel
beheer het best kunnen worden opgenomen in haar besluiten over regelingen tot
toekenning van begrotingssteun en zal haar benadering toelichten in de
binnenkort verwachte mededeling over begrotingssteun. Hierdoor moet ook de
noodzakelijke flexibiliteit tot stand komen om het niveau en het soort steun af
te stemmen op de mate waarin de partnerlanden vooruitgang hebben geboekt bij de
uitvoering van de hervormingen. 4.3. Betrokkenheid van EIB en EBWO
We zijn voornemens: · ervoor te zorgen dat de EIB en de EBWO extra leningen kunnen verstrekken en dat het mandaat van de EBWO voor geselecteerde partnerlanden uit het zuiden wordt uitgebreid. Om grote
infrastructuurprojecten te ondersteunen die kunnen zorgen voor de aansluiting
tussen de EU en haar nabuurschap, de ontwikkeling te bevorderen en vraagstukken
op het vlak van energie, milieu en vervoer aan te pakken, is het belangrijk
ervoor te zorgen dat de Europese Investeringsbank en andere regionale
ontwikkelingsbanken zoals de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling
over toereikende financiële middelen beschikken. De Commissie ondersteunt de
uitbreiding van het externe mandaat van de EIB voor zowel de oostelijke als
zuidelijke buurlanden en is ook voorstander van de uitbreiding van het
EBWO-mandaat tot bepaalde landen in het zuidelijke Middellandse Zeegebied. De
EIB en EBWO kunnen samenwerken om de EU-beleidsdoelstellingen te verwezenlijken
door hun comparatieve voordelen maximaal te benutten. EBWO-acties in
landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied moeten de
EU-beleidsdoelstellingen ondersteunen en mogen niet tot gevolg hebben dat
middelen die bestemd zijn voor acties in de oostelijke nabuurschap van de EU
worden overgeheveld. De goedkeuring van
het herziene externe mandaat van de EIB zou resulteren in een grotere
leningscapaciteit van de EIB onder EU-waarborg voor de nabuurschap van de EU.
Indien de Raad instemt met het door de Europese Parlement voorgestelde extra
bedrag voor leningen ten belope van 1 miljard euro, zou de EIB met name een
bedrag van bijna 6 miljard euro ter beschikking kunnen stellen van de landen
van het Middellandse Zeegebied voor de periode 2011-2013. De nodige middelen
ten belope van maximaal 90 miljoen euro zullen ter beschikking worden gesteld
om te zorgen voor de budgettaire waarborgen die nodig zijn om de stijging van
de EIB-leningen aan het Middellandse Zeegebied te dekken. 4.4. Planning voor 2013 en later We zijn voornemens: · te zorgen voor een flexibelere en eenvoudigere steunverlening in het kader van de opvolger van het huidige ENPI na 2013; · inspanningen op het vlak van coördinatie te verhogen tussen de EU, de lidstaten, internationale financiële instellingen en bilaterale donoren. In juli 2010 heeft de Raad in de conclusies
over het ENB erkend dat de openstelling van de markt, de economische integratie
en de onderlinge afstemming van de regelgeving, alsmede het proces van de
versterking van de bilaterale betrekkingen in de gehele nabuurschap gepaard
moeten gaan met passende financiële steun, technische bijstand en
capaciteitsopbouw en heeft de Raad aangegeven dat hij de financiële hulp
opnieuw aan de orde zal stellen in het kader van de debatten over het volgende
financiële meerjarenkader. Bij het opstellen van haar voorstellen voor het
financiële meerjarenkader van de EU na 2013[18]
zal de Commissie rekening houden met de hernieuwde ENB-visie en de middellangetermijndoelstellingen.
De belangrijkste financieringsbron, het nieuwe Europees nabuurschapsinstrument
(ENI) zal het grootste deel van de financiële steun aan de partnerlanden
verstrekken, hoofdzakelijk door middel van bilaterale, regionale en grensoverschrijdende
samenwerkingsprogramma's. In de financiering van het ENI moeten de ambities van
het herziene ENB tot uiting komen. Het ENI moet meer beleidsgestuurd zijn en
moet zorgen voor meer differentiatie, grotere flexibiliteit, strengere
voorwaarden en stimulansen voor de best presterende partnerlanden, waarbij de
ambitie van elk partnerschap (bv. DCFTA-onderhandelingen) in aanmerking moet
worden genomen. Bij de toekenning van de EU-steun moet meer
verantwoordelijkheid worden toevertrouwd aan de partnerlanden op voorwaarde dat
de financiële voorschriften van de Unie in acht worden genomen en de financiële
belangen van de EU worden beschermd. Om zoveel mogelijk externe steun te
mobiliseren voor de in het kader van de ENB vastgestelde hervormingsagenda zal
de EU streven naar meer coördinatie met de EU-lidstaten, andere bilaterale
donoren, de EIB, de EBWO en de internationale financiële instellingen. Dit kan
resulteren in gezamenlijke programmering, gezamenlijke
samenwerkingsinitiatieven en cofinancieringsprogramma's en -projecten. Om de
coördinatie van de EU-bijstand te verbeteren, zullen de EDEO en de diensten van
de Commissie de mogelijkheid overwegen om als proefproject met geïnteresseerde
lidstaten gemeenschappelijke programmeringsactiviteiten op te starten in de
zuidelijke buurlanden die een democratiseringsproces doorlopen. Conclusies Onze nabuurschap
biedt grote kansen voor een wederzijds voordelige integratie en samenwerking,
bijvoorbeeld een grote en goed opgeleide beroepsbevolking, aanzienlijke markten
die nog moeten worden ontwikkeld en win-win-oplossingen op het gebied van de
continuïteit van de energievoorziening. Alleen door samen te werken met onze
buurlanden kunnen we een oplossing vinden voor grensoverschrijdende
vraagstukken en bedreigingen zoals terrorisme, illegale migratie, vervuiling
van onze gemeenschappelijke zeeën en rivieren. Het stelt ons in staat oorzaken
van instabiliteit en conflict in de regio aan te pakken. In verscheidene
buurlanden uit het oosten en het zuiden is in het voorbije decennium de aanzet
gegeven tot een ambitieuze transitie. Die landen moeten ondersteund worden om
deze processen te consolideren. In andere landen is het transitieproces pas
onlangs van start gegaan. Zij moeten ook kunnen rekenen op bijstand van de EU waar
dringend behoefte aan is en kunnen baat hebben bij de ervaring die de andere
partnerlanden hebben opgedaan. Het is in het belang van de EU om deze
transformatieprocessen te ondersteunen, waarbij in samenwerking met onze
buurlanden wordt gezorgd voor een verankering van essentiële waarden en
beginselen van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, een markteconomie
en inclusieve, duurzame ontwikkeling in hun politieke en economische
structuren. De in deze
mededeling uiteengezette nieuwe aanpak van het ENB is een stap in deze
richting. De Commissie en de hoge vertegenwoordiger roepen de Raad en het
Europese Parlement op in te stemmen met zowel de algemene strekking van het
vernieuwde ENB als met de concrete voorstellen die zij hebben opgesteld. De EU is
nu voornemens het overleg met de buurlanden voort te zetten over hoe deze
nieuwe aanpak het best kan worden omgezet in een individueel partnerschap. De uitdagingen zijn talrijk en het kan enige
tijd duren eer voor alle vraagstukken een passende oplossing is ontwikkeld.
Samen met haar partnerlanden streeft de EU naar een democratische, welvarende
en stabiele regio waar meer dan 800 miljoen mensen kunnen leven en werken en de
toekomst van hun eigen land opbouwen, waarbij zij erop kunnen vertrouwen dat hun
vrijheden, waardigheid en rechten zullen worden gerespecteerd. FINANCIEEL
MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN 1. KADER VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 1.1 Benaming van het
voorstel/initiatief Gezamenlijke
mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger voor het
gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid: "Inspelen op de
veranderingen in onze buurlanden" 1.2. Betrokken beleidsterrein(en)
in de ABM/ABB-structuur[19]
Externe
betrekkingen 1.3. Aard van het
voorstel/initiatief ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een
voorbereidende actie[20]
X Het
voorstel/initiatief betreft de verlenging van een
bestaande actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe
actie 1.4. Doelstellingen 1.4.1. De met het voorstel/initiatief
beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie Europa
in de wereld: de ons toekomende rol opeisen 1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en
betrokken ABM/ABB-activiteiten Betrokken ABM/ABB-activiteit(en) 19.08
Europees nabuurschapsbeleid en betrekkingen met Rusland Specifieke doelstellingen van de ABM-activiteit 1.
Bevorderen van de voorwaarden voor een nauwe samenwerking tussen de EU en haar
buurlanden en voor regionale en multilaterale integratie; 2.
De economische en sectorale hervormingen in de EU-buurlanden ondersteunen
en de verdere integratie met de EU en tussen de EU-buurlanden onderling
bevorderen; 3.
Bevorderen van de democratie, mensenrechten en de beginselen van de rechtsstaat
en bijdragen tot het beslechten van conflicten in de nabuurschap van de EU 1.4.3. Verwacht(e) resulta(a)t(en) en
gevolg(en) Vermeld de gevolgen
die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen. Uit
de vorig jaar uitgevoerde strategische evaluatie van het Europees
nabuurschapbeleid (ENB) is gebleken dat het beleid op verscheidene terreinen
aanzienlijk kan worden versterkt. Als gevolg van de revoluties en omwentelingen
in het zuidelijke Middellandse Zeegebied en de sterke wens van de bevolking van
deze landen tot politieke en economische veranderingen wordt de steun van de EU
nog belangrijker dan in het verleden, waarbij de aandacht wordt gevestigd op
terreinen waar de EU en de partnerlanden betere resultaten kunnen en moeten
behalen. De EU blijft zich ook inzetten voor een duurzame steunverlening aan de
democratiserings- en hervormingsprocessen in het volledige nabuurschapsgebied
van de EU, dus zowel in oosten als in het zuiden. In
de mededeling "Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden"
worden de naar aanleiding van de strategische evaluatie van het ENB
geformuleerde voorstellen gepresenteerd. Voorts wordt in dit kader een
invulling gegeven aan de betrekkingen met Oost-Europa en de zuidelijke Kaukasus
met de voortzetting van de uitvoering van het oostelijk partnerschap en aan de
relaties met het zuidelijke Middellandse Zeegebied in het kader van het nieuwe
"Partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart". Met het aanbod
van een "Partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart" wil de EU
met name de democratische transformatie ondersteunen waartoe in Egypte en
Tunesië de aanzet is gegeven en die zich eventueel kan uitbreiden tot andere
landen in het zuidelijke Middellandse Zeegebied. De
nieuwe activiteiten die voortvloeien uit de evaluatie kunnen in drie grote
onderdelen worden bijeengebracht: Onderdeel 1. Democratische transformatie en institutionele opbouw (heeft betrekking op de specifieke doelstelling nr. 3 van de
ABM-activiteit – zie hoger) Steun voor democratische transformatie en institutionele opbouw door het
uitgebreide programma voor institutionele opbouw en democratische transformatie
en andere relevante acties met betrekking tot de instellingen die essentieel
zijn voor democratische samenlevingen en voor het verlenen van steun aan de
democratische hervorming van de veiligheidsdiensten Verwachte resultaten Grotere
eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden. Beter
democratische bestuur. Meer
onafhankelijkheid en efficiëntie van justitie. Minder
corruptie. Betere
democratische controle van de veiligheidssector. Meer
mobiliteit gepaard met een beter beheer van de grenzen en de migratie. Wetgeving
die meer in overeenstemming is met het acquis van de EU. Onderdeel 2. Een sterker partnerschap met de bevolking tot stand
brengen (heeft betrekking op de specifieke
doelstelling nr. 1 van de ABM-activiteit – zie hoger) Een sterker partnerschap met de bevolking opbouwen door meer contacten
tussen studenten, onderzoekers en jongeren. Grotere
mobiliteit van studenten en academisch personeel binnen de universitaire
partnerschappen (Erasmus Mundus) en gestructureerde samenwerking voor
modernisering van de universiteiten (Tempus). Samenwerking
tussen scholen, waartoe de aanzet is gegeven met het e-twinningprogramma van de
EU. Meer
contacten tussen jongeren. Burgers
uit ENB-landen (inclusief afgescheiden regio's) beter informeren over de
verwezenlijkingen, kansen en uitdagingen van het ENB. Onderdeel 3. Duurzame en inclusieve
groei en economische ontwikkeling (heeft betrekking
op de specifieke doelstelling nr. 2 van de ABM-activiteit – zie hoger) Duurzame en inclusieve groei bevorderen door het MKB te ondersteunen en
economische en sociale ongelijkheden binnen een partnerland aan te pakken door
middel van "proefprogramma's" die gebaseerd zijn op het
EU-beleid op het vlak van cohesie en plattelandsontwikkeling Vermindering
van de interne economische ongelijkheden. Meer
werkgelegenheid. Ontwikkeling
van het MKB. Versterkt
beroepsonderwijs en –opleiding. Meer
mogelijkheden voor landbouwgemeenschappen om te voorzien in hun
levensonderhoud. Verbetering
van de voedselzekerheid. Grotere
integratie in de interne markt van de EU door deelname aan de EU-programma's. 1.4.4. Resultaat- en effectindicatoren Vermeld de indicatoren
aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is
uitgevoerd. Eerbiediging
van de mensenrechten en democratische normen, hetgeen moet blijken uit
verslagen van ngo's, de VN en regionale organen. Democratische
en geloofwaardige verkiezingen waarop behoorlijk toezicht wordt uitgeoefend. Graad
van corruptie. Aantal
scholen dat betrokken is bij het e-twinningprogramma. Aantal
universiteitsstudenten en onderzoekers die deelnemen aan Erasmus Mundus. Aantal
gestructureerde samenwerkingsprojecten tussen universiteiten. Welvaartspeil
in landbouwgemeenschappen. Aantal
succesvolle aanvragen van ENB-partners voor EU-programma's. Meer
duurzame voedselvoorziening tegen betaalbare prijzen in ENB-landen. Geringere
economische en sociale ongelijkheden. Lager
werkloosheidspercentage. 1.5. Motivering van het
voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of
lange termijn moet worden voorzien Beleidsvisie en doelstellingen op middellange termijn Aan
de basis van het ENB ligt een langetermijnvisie waarbij wordt uitgegaan
van een nabuurschap waarin elk partnerland op basis van zijn eigen
verwachtingen, behoeften en capaciteiten zijn betrekkingen met de EU
ontwikkelt. Op politiek vlak komt dit neer op een aanbod om nauwer samen te
werken met de EU, inclusief meer gezamenlijke initiatieven in internationale
fora over mondiale onderwerpen van gemeenschappelijk belang. Op economisch vlak
is de EU ook voorstander van nauwere economische integratie die geleidelijk moet
resulteren in economische integratie in de interne markt van de EU. Met het ENB
wordt ook steun verleend voor snellere, inclusieve, duurzame groei in de
buurlanden van de EU, waardoor zij concurrerender kunnen worden, fatsoenlijk
werk kunnen scheppen en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling kunnen
verwezenlijken. De EU moet al haar beleidsmaatregelen inzetten en hierbij
rekening houden met de wederzijdse noden en belangen en met de verbintenissen
die elk land op het vlak van hervormingen en democratisering is aangegaan. Er
wordt gestreefd naar een groter wederzijds engagement op het vlak van
het politieke en economische welzijn van de bevolking – zowel EU-burgers als
burgers van de buurlanden – als de beste waarborg voor onze gemeenschappelijke
stabiliteit en welvaart. Het realiseren van een dergelijke visie vergt
inspanningen. Voor het uitvoeren van de noodzakelijke hervormingen in de
partnerlanden zijn aanzienlijke kosten en inspanningen vereist vooraleer die
landen de vruchten kunnen plukken van deze hervormingen. Voor de EU is het van
belang dat de goede werking van de interne markt niet in het gedrang komt en
dat ervoor wordt gezorgd dat de mobiliteit op een veilige manier tot stand
komt. In
de loop van de volgende vier of vijf jaar kunnen partnerlanden die belangrijke
stappen zetten in de richting van politieke en economische hervormingen een
associatieovereenkomst sluiten in het kader van het oostelijk partnerschap (oosten)
of toetreden tot een Partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart (zuiden).
Daarnaast wordt gestreefd naar meer mobiliteit en meer contacten van mens tot
mens (bv. door de mogelijke oprichting van mobiliteitspartnerschappen),
economische integratie door industriële samenwerking, MKB-ontwikkeling, directe
buitenlandse investeringen en hechtere betrekkingen met de EU (bv. door de
oprichting van diepgaande en uitgebreide vrijhandelszones en het sluiten van
andere overeenkomsten, bv. op het gebied van landbouw, diensten en vestiging en
het sluiten van overeenkomsten inzake conformiteitsbeoordelingen en de
aanvaarding van industrieproducten voor prioritaire sectoren), meer diepgaande
sectorale integratie (bv. door integratie in een pan-Europese energiemarkt en
deelname aan EU-programma's en agentschappen overeenkomstig de toetredingsmogelijkheden
tot elk programma en de algemene richtsnoeren voor deelname aan
EU-agentschappen.) Met
het aanbod van een Partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart[21] wil de EU met name de
democratische transformatie ondersteunen waartoe in Egypte en Tunesië de aanzet
is gegeven en die zich eventueel kan uitbreiden tot andere landen. Om het
proces van democratische transformatie vastberaden te kunnen voortzetten hebben
deze landen steun nodig om hun instellingen te hervormen en de economische groei
aan te zwengelen. Hun bevolking moet ook inzien dat de EU bereid is steun te
verlenen in deze uitdagende, maar moeilijke transformatieperiode. Aanvullende financiering: De
uitvoering van de nieuwe aanpak van het nabuurschapsbeleid gebaseerd op
wederzijdse verantwoordingsplicht en een gemeenschappelijke inzet voor de
universele waarden van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat vereist extra
middelen ten belope van maximaal 1,242 miljard euro tot 2013. Dit
omvat: a)
De juridische structuur van het ENPI is zeer geschikt om het grootste deel van
de nieuwe samenwerkingsmaatregelen te ondersteunen die in het kader van deze
evaluatie zijn ontwikkeld. Derhalve stelt de Commissie voor uit verschillende
bronnen te voorzien in aanvullende middelen voor het ENPI (750,5 miljoen euro),
onder meer: 355 miljoen euro uit de herschikking van middelen van andere
instrumenten en voor de tranche 2012, de marge van rubriek 4 in OB 2012
(241,5 miljoen euro) alsook 154 miljoen euro uit het flexibiliteitsinstrument.
De voorgestelde stijging kan tot stand komen zonder een formele herziening van
de ENPI-verordening overeenkomstig punt 37 van het interinstitutionele
akkoord over de financiële vooruitzichten voor 2007-2013, aangezien met de
stijging een reactie wordt gegeven op "nieuwe objectieve en duurzame
omstandigheden die uitdrukkelijk en nauwkeurig moeten worden gerechtvaardigd,
waarbij rekening moet worden gehouden met de verkregen resultaten die bij de
tenuitvoerlegging van het programma zijn verwezenlijkt.” Voor zover de
huidige marge in de OB 2012 tot stand is gekomen door een vermindering van de
middelen voor bepaalde begrotingsonderdelen ten opzichte van de vorige
financiële programmering, kan de voorgestelde regeling ook als een
"herschikking" worden beschouwd. Meer gegevens zullen worden
verstrekt in een nota van wijzigingen; b)
beroep op de financiering van andere instrumenten zoals het Europees instrument
voor democratie en mensenrechten (EIDHR) (13,4 miljoen euro voor de jaren
2011-2012), het thematisch programma Niet-overheidsactoren in het kader
van het Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (3,8 miljoen euro in 2011); c)
inzet van het stabiliteitsinstrument (40 miljoen euro)[22]; d)
reservatie van 90 miljoen euro om te voorzien in de noodzakelijke waarborg voor
1 miljard euro extra aan EIB-leningen in het zuidelijke Middellandse
Zeegebied[23]; e)
inzet van het instrument voor macrofinanciële bijstand (100 miljoen euro)[24], f)
mogelijk maken dat de EIB middelen die terugvloeien uit oude verrichtingen
opnieuw benut voor kapitaalinvesteringen in het MKB (244 miljoen euro). Hiervoor
is het noodzakelijk dat de Raad instemt met de wijziging van artikel 23 van de
ENPI-verordening. Daarnaast
komt een heroriëntatie tot stand van de bestaande nationale indicatieve
programma’s naar de kerndoelstellingen van het nieuwe partnerschap en wordt
150 miljoen euro uit de middelen van het ENPI vrijgemaakt als steun
voor de nieuwe Faciliteit voor het maatschappelijk middenveld van het ENB en
andere acties om een sterker partnerschap met de samenleving te bevorderen. Differentiatie Alle
partnerlanden komen in aanmerking voor activiteiten die gericht zijn op de
versterking van het "partnerschap met de samenleving" (onderdeel 2).
De financiering in het kader van de andere twee onderdelen zal evenwel bestemd
zijn voor partnerlanden op basis een "meer voor meer" benadering die
gebaseerd is op wederzijdse verantwoordingsplicht. Of
er meer EU-steun wordt verleend, zal afhangen van de vooruitgang die wordt
geboekt bij het opbouwen en consolideren van de democratie en de naleving van
de beginselen van de rechtsstaat. Hoe meer en sneller een land vooruitgang
boekt bij zijn interne hervormingen, op hoe meer EU-steun het zal kunnen
rekenen. De verhoogde steun zal op verschillende manieren worden verstrekt,
onder meer via meer middelen voor sociale en economische ontwikkeling,
uitgebreidere programma's voor institutionele opbouw (CIB), grotere
markttoegang, meer financiering van de EIB in het kader van investeringssteun;
en een grotere bevordering van de mobiliteit. Deze preferentiële verbintenissen
zullen worden toegespitst op de behoeften van elk land en op de regionale
context. Er wordt rekening gehouden met het feit dat significante hervormingen
aanzienlijke aanloopkosten met zich meebrengen. Voor landen waarin geen
hervormingen tot stand zijn gekomen, zal de EU haar financiering heroverwegen
of zelfs terugschroeven. 1.5.2. Toegevoegde waarde van de
deelname van de EU Dit
voorstel moet worden gezien binnen de algemene context van een hernieuwd
Europees nabuurschapsbeleid dat aan partnerlanden nauwere politieke
samenwerking en diepere economische integratie aanbiedt overeenkomstig artikel
8 van het Verdrag van Lissabon. Het is de bedoeling de bij de Europese
integratie opgedane ervaring te delen met de buurlanden en hen geleidelijk te
betrekken bij het EU-beleid. Omdat het aanbod van de EU grotendeels is
gebaseerd op de integratie in de interne markt van de EU, is de EU beter in
staat om dergelijke bijstand te verlenen dan de lidstaten afzonderlijk. 1.5.3. Nuttige ervaring die bij
soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan De
bijstand die in het verleden aan de buurlanden is verleend, is beoordeeld op
basis van vijf landenevaluaties en twee regionale evaluaties (MEDA II en
TACIS). De evaluaties hadden betrekking op de volgende belangrijke sectoren:
economische ontwikkeling (inclusief handel), sociale sector (inclusief
gezondheidszorg en onderwijs), particuliere sector, landbouw (inclusief
voedselzekerheid) en energie (inclusief kernenergie). Uit
evaluaties is gebleken dat het samenbundelen (in het ENPI) van de bilaterale en
regionale samenwerking met landen die voorheen via twee afzonderlijke
verordeningen (TACIS en MEDA) tot stand kwam, een positief
kruisbestuivingseffect had, in het bijzonder wanneer het gaat om
steunverleningsmechanismen ter bevordering van hervormingen. Gezien de
positieve resultaten van MEDA[25]
is de steun voor hervormingen via de begroting aanzienlijk toegenomen sinds de
oprichting van het ENPI, waarmee tastbare resultaten werden geboekt,
hervormingen werden bevorderd en de beleidsdialoog met partnerlanden werd
versterkt[26]. De aanpak moet evenwel beter worden afgestemd op
fundamentele waarden en democratisch bestuur. Er moeten inspanningen worden
geleverd om het maatschappelijk middenveld verder te betrekken bij de
ontwikkeling van en het toezicht op acties en om hun zichtbaarheid te
vergroten. Anderzijds
heeft de invoering van nieuwe instrumenten op basis van de in het kader van de
uitbreiding opgedane ervaring (TAIEX, twinning en recenter de uitgebreide
programma's voor institutionele opbouw van het oostelijke partnerschap) het
vermogen van het ENPI vergroot om projecten op het vlak van institutionele
opbouw te ontwikkelen en regelgevende convergentie met het EU-acquis te bevorderen. Door het onderdeel grensoverschrijdende
samenwerking kreeg het ENPI een beter mechanisme om de samenwerking tussen
regio’s met gemeenschappelijke grenzen tot stand te brengen. 1.5.4. Samenhang en eventuele
synergie met andere relevante instrumenten Het
ENPI is het belangrijkste instrument waarmee de financiële samenwerking tussen
de EU en haar buurlanden tot stand komt, maar de ENB-landen kunnen ook een
beroep doen op andere financiële instrumenten waarmee specifieke
beleidskwesties (mondiale vraagstukken, mensenrechten, nucleaire veiligheid) of
crisissituaties worden aangepakt (macrofinanciële bijstand,
stabiliteitsinstrument, instrumenten voor humanitaire hulp). Op
sommige van deze instrumenten is onlangs een beroep gedaan om te reageren op de
nieuwe behoeften in de zuidelijke buurlanden van de EU. Zij zullen verder
worden ingezet om de transitieprocessen in het nabuurschap te ondersteunen. Voor
Tunesië is ingestemd met een bedrag van 2 miljoen euro in het
kader van het stabiliteitsinstrument om steun te verlenen aan 1) de politieke
hervormingen en het verkiezingsproces en 2) het onafhankelijk maatschappelijk
middenveld en de media. Meer steun voor het maatschappelijk middenveld zou ook
tot stand moeten komen in het kader van het Europees instrument voor democratie
en mensenrechten (EIDHR) voor onder meer verkiezingswaarneming door nationale
organisaties uit het maatschappelijk middenveld, opleiding voor politieke
partijen, steun voor vrijheid van meningsuiting en de bevordering van
democratische waarden en het toezicht op de mensenrechten (2 miljoen euro). In
het kader van het thematische programma "Niet-overheidsactoren en
plaatselijke overheden" (Instrument voor ontwikkelingssamenwerking) is een
bedrag van 1,2 miljoen euro uitgetrokken voor Tunesië. Ten slotte zal een
EU-verkiezingswaarnemingsmissie via het EIDHR worden gefinancierd (tot maximaal
4 miljoen euro). In
het kader van het EIDHR zal voor Egypte 2,9 miljoen euro worden
uitgetrokken om acties te ondersteunen met het oog op de bestrijding van foltering,
de verbetering van de omstandigheden tijdens het voorarrest en de bevordering
van de pers- en godsdienstvrijheid. In het kader van het thematische programma
"Niet-overheidsactoren en plaatselijke overheden" (Instrument voor
ontwikkelingssamenwerking) wordt een bedrag van 2,6 miljoen euro uitgetrokken
ter bevordering van het mondiger maken van jongeren, vrouwenrechten en sociale
en economische rechten. Er
is een beroep gedaan op het instrument voor humanitaire hulp (70 miljoen euro)
om de gevolgen op te vangen van het interne conflict in Libië en
bijstand te bieden aan vluchtelingen en ontheemden. Vijf miljoen euro van de
reserve voor noodhulp is via het EU-mechanisme voor civiele bescherming ter
beschikking gesteld om de repatriëring van onderdanen van derde landen te
financieren. 1.6. Duur en financiële gevolgen X Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur –
x Voorstel/initiatief is van kracht van 2011 tot
2013 –
x Financiële gevolgen van 2011 tot en met 2013 ¨ Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur –
Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en
met JJJJ, –
gevolgd door een volledige uitvoering. 1.7. Beheersvorm(en)[27] X Gecentraliseerd rechtstreeks beheer door
de Commissie X Indirect gecentraliseerd beheer door
uitvoeringstaken te delegeren aan: –
x uitvoerende agentschappen –
¨ door de Unie opgerichte organen[28]
–
¨ nationale publiekrechtelijke organen of organen met een
openbaredienstverleningstaak –
¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van
titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die
worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het
Financieel Reglement ¨ Gedeeld beheer met
de lidstaten x Gedecentraliseerd beheer met derde landen
x Gezamenlijk beheer met internationale
organisaties (geef aan welke) Opmerkingen De
doelstellingen zullen worden nagestreefd met een combinatie van maatregelen die
door middel van verschillende beheerswijzen ten uitvoer worden gelegd, met
name: Maatregelen op
het vlak van institutionele opbouw zullen hoofdzakelijk door middel van
rechtstreeks beheer door de Commissie worden uitgevoerd. Uitwisselingen
tussen studenten en jongeren, samenwerking tussen universiteiten en scholen
zullen grotendeels worden uitgevoerd door het uitvoerend agentschap voor
onderwijs, audiovisuele media en cultuur. Proefprogramma's
die gebaseerd zijn op het cohesie- en landbouwbeleid zullen worden uitgevoerd
door middel van gecentraliseerd rechtstreeks beheer of gedecentraliseerd beheer. Gezamenlijk
beheer met internationale organisaties is mogelijk voor specifieke acties (bv.
steun voor de naleving van de verdragen van de Raad van Europa). Gedelegeerde
samenwerking zou ook kunnen worden overwogen in het belang van de
doeltreffendheid van de steun en taakverdeling met de lidstaten. 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake het toezicht en
de verslagen Vermeld frequentie en
voorwaarden. De
Commissie zal op alle niveaus de vooruitgang controleren van haar externe
samenwerking: input (in het bijzondere financieringsstromen:
vastleggingen, contracten en betalingen); activiteiten/output (uitvoering van projecten
en programma's, intern toezicht ter plaatse door de delegaties van de
Commissie); vooruitgang/resultaten (extern
resultaatgericht toezicht - ROM[29])
en impact: De
programmering van de externe langlopende steun voor partnerlanden en -regio's
vindt plaats in het kader van de opstelling van de strategiedocumenten
(maximumtermijn zeven jaar) en indicatieve programma's (drie à vier jaar). Deze
programmeringsdocumenten kunnen steeds worden onderworpen aan een toetsing om
de programmeringsprioriteiten bij te stellen. De indicatieve programma's
omvatten de specifieke doelstellingen en verwachte resultaten voor ieder
samenwerkingsterrein. 2.2. Beheers- en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke risico's 1)
Het gebrek aan politieke en administratieve stabiliteit in de partnerlanden kan
resulteren in moeilijkheden bij het opstellen van de programma's, vertragingen
bij het vrijgeven van middelen en een verminderde doeltreffendheid. 2)
Het gebrek aan toereikende administratieve kredieten kan leiden tot een tekort
aan personele middelen voor het beheer van de bijstand. 3)
De gebrekkige toepassing van kwaliteitsnormen kan leiden tot onvolkomenheden
bij het ontwerpen van de programma's en projecten. 4)
Door een gebrekkige informatiedoorstroming kan het vinden van een oplossing
voor probleempunten met betrekking tot het beheer van de steun belemmerd
worden. 2.2.2. Controlemiddel(en) Verhoogde
paraatheid: bepalen in welke landen het meeste risico wordt gelopen, een
landenspecifiek risicobeheersplan opstellen, met behulp van verschillende
kanalen de ontwikkelingen in die landen opvolgen. Voldoende
administratieve kredieten: gedetailleerde programmering van administratieve
kredieten van de rubrieken 4 en 5 van het financiële meerjarenkader 2007-2013.
Afstemming van de toewijzing van personele middelen tussen de diensten in
Brussel/Luxemburg en de delegaties gebaseerd op een raming van de behoeften en
beoordeling van de werklast aan de hand van kwantificeerbare criteria voor
zover mogelijk (bv. aantal contracten dat moet worden opgesteld). Uitvoering
en handhaving van normen en vereisten voor en na de
Kwaliteitsondersteuningsgroep; delegaties en de desbetreffende diensten in DG
DEVCO om bij de aanvang van het proces te kunnen beschikken over nodige
deskundigheid door ondersteuning op afstand of ter plaatse. Verbetering
van het systeem – kwaliteit van gegevens en rapportage: tijdige informatie over
de lopende onderhandelingen en ervoor zorgen dat alle probleempunten op het
vlak van het beheer van de steun reeds in kaart zijn gebracht en dat de
onderhandelaars hiervan in kennis zijn gesteld. 2.3. Maatregelen ter voorkoming
van fraude en onregelmatigheden Vermeld de bestaande
en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen. Bescherming
van de financiële belangen van de Europese Unie en bestrijding van fraude en
onregelmatigheden vormen een integrerend onderdeel van de ENPI-verordening. In
de begunstigde landen zal het administratief toezicht op de contracten en
betalingen onder de bevoegdheid van de EU-delegaties vallen. Alle krachtens de
ENPI-verordening gefinancierde maatregelen zullen in alle fasen van de
projectcyclus via de delegaties worden gecontroleerd[30]. Bijzondere aandacht zal
worden besteed aan de aard van de uitgaven (subsidiabiliteit), de naleving van
de budgetten (feitelijke uitgaven) en de verificatie van bewijsstukken en
desbetreffende documenten (staving van de uitgaven). 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN
VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en) van het
meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven · Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven In volgorde van de
rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage Nummer [Omschrijving …………………...……….] || GK/ NGK[31] || van EVA-landen[32] || van kandidaat-lidstaten[33] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement 19.01.04.02 || ENPI-uitgaven voor administratief beheer || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE 19.08.01 || Europees nabuurschapsbeleid – financiële samenwerking || GK || NEE || NEE || NEE || NEE || || || || || || 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Geraamde gevolgen voor de uitgaven Rubriek van het meerjarige financiële kader || Rubriek 4 — Extern beleid || || || 2011 || 2012 || 213 || Total || || || || || || Beleidskredieten || || || || || || || || || || || 19.08.01 – Europees nabuurschapsbeleid – Financiële samenwerking || Vastleggingen || (1) || 85,000 || 383,750 || 261,750 || 730,500 || Betalingen || (2) || 0,000 || 115,125 || 104,700 || 219,825 || || || || || || Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten (15) || || || || || || || || || || || 19.01.04.02 – ENPI - Administratieve kredieten || || (3) || 0,000 || 11,750 || 8,250 || 20,000 || || || || || || Totaal kredieten voor DG DEVCO || Vastleggingen || 1+3 || 85,000 || 395,500 || 270,000 || 750,500 || Betalingen || 2+3 || 0,000 || 126,875 || 112,950 || 239,825 || || || || || || Totaal beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 85,000 || 383,750 || 261,750 || 730,500 || Betalingen || (5) || 0,000 || 115,125 || 104,700 || 219,825 || || || || || || Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || || 0,000 || 11,750 || 8,250 || 20,000 || || || || || || Totaal kredieten || Vastleggingen || || 85,000 || 395,500 || 270,000 || 750,500 || Betalingen || || 0,000 || 126,875 || 112,950 || 239,825 (15). Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. 3.2.1. Geraamde gevolgen voor de
beleidskredieten –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig –
X Voor het voorstel/initiatief zijn
beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Vermeld doelstellingen en outputs || || || Jaar - 2011 || Jaar - 2012 || Jaar - 2103 || TOTAAL ò || OUTPUTS Soort output || Gem. kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale van de ouput || outputs || outputs || outputs || kosten ONDERDEEL 1 – DEMOCRATISCHE TRANSFORMATIE EN INSTITUTIONELE OPBOUW || || || || || || || || Uitgebreide programma's voor institutionele opbouw* || Programma || 40 || 3 || 20 || 3 || 63 || 3 || 42 || 3 || 125 Mobiliteitspartnerschappen * || Programma || 8 || 3 || 5 || 3 || 10 || 3 || 10 || 3 || 25 Subtotaal voor Onderdeel 1 || || 25 || || 73 || || 52 || || 150 ONDERDEEL 2 - PARTNERSCHAP MET DE BEVOLKING || || || || || || || || Erasmus Mundus- Mobiliteit van studenten || Student/jaar || 0,035 || 857 || 30 || 1286 || 45 || 1000 || 35 || 3143 || 110 TEMPUS – Samenwerking tussen universiteiten || Projecten || 0,9 || 6 || 5 || 14 || 12.5 || 14 || 12.5 || 33 || 30 Jongeren – Projecten || Projecten || 0,02 || 500 || 10 || 875 || 17,5 || 875 || 17,5 || 2250 || 45 Andere outputs || || n.v.t. || || 5 || || 11,25 || || 9,75 || || 26 Subtotaal voor Onderdeel 2 || || 50 || || 86,25 || || 74,75 || || 211 ONDERDEEL 3 – DUURZAME EN INCLUSIEVE GROEI EN ECONOMISCHE ONTWIKKELING || || || || || || || || Proefcohesieprogramma's || Programma || 40 || 3 || 0 || 3 || 85 || 3 || 40 || 3 || 125 Proefprogramma's voor landbouw en plattelandsontwikkeling || Programma || 30 || 6 || 10 || 6 || 110 || 6 || 65 || 6 || 185 Deelname aan EU-programma's** || n.v.t. || n.v.t. || 5,95 || || 5,95 || || 5,95 || || 5,95 || Subtotaal voor Onderdeel 3 || || 10 || || 224,5 || || 135 || || 369,5 TOTALE KOSTEN || || 85 || || 383,75 || || 261,75 || || 730,5 * In de vorm van een meerjarig programma voor institutionele opbouw dat een periode van drie jaar bestrijkt. De gemiddelde kosten hebben betrekking op drie jaar. ** Middelen die worden gereserveerd om bij te dragen aan de deelname van partnerlanden aan EU-programma's. De specifieke bijdrage hangt af van het programma en het land en kan niet worden geraamd. In deze fase zullen de meeste personele middelen nodig zijn in de delegaties van de desbetreffende begunstigde landen. N.B. De aandacht wordt erop gevestigd dat de opsplitsing van de activiteiten en hun kredieten tussen de onderdelen in deze fase alleen indicatief kan zijn en dat de bovenvermelde outputs zijn gebaseerd op de oorspronkelijke ramingen en ter illustratie worden medegedeeld. 3.2.2. Geraamde gevolgen voor de
administratieve kredieten 3.2.2.1. Samenvatting –
X Voor het voorstel/initiatief zijn geen
administratieve kredieten nodig –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig,
zoals hieronder nader wordt beschreven: in miljoenen euro's
(tot op 3 decimalen) || Jaar N [34] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Personele middelen || || || || || || || || Andere administratieve uitgaven || || || || || || || || Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Buiten RUBRIEK 5[35] van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Personele middelen || || || || || || || || Andere administratieve uitgaven || || || || || || || || Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || TOTAAL || || || || || || || || 3.2.2.2. Geraamde personeelsbehoeften –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig –
X Voor het voorstel/initiatief zijn personele
middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1
decimaal) || || Jaar 2011 || Jaar 2012 || Jaar 2013 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) || || XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || || || || XX 01 01 02 (delegaties) || || || || XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[36] || || XX 01 02 01 (AC, INT, SNE van de "totale financiële middelen") || || || || XX 01 02 02 (AC, INT, JED, LA en SNE in the delegaties) || || || || 19 01 04 02 [37] || - zetel[38] || 0 || || || || - delegaties || || 131 || 92 || XX 01 05 02 (AC, INT, SNE – onderzoek door derden ) || || || || 10 01 05 02 (CA, INT, SNE – eigen onderzoek) || || || || Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || TOTAAL || || 131 || 92 De benodigde personele middelen zullen
worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie
zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met
middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming
van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen. Beschrijving van de uit te voeren taken Extra personeel is noodzakelijk om de extra
middelen te beheren en de nieuwe initiatieven uit te voeren die deel uitmaken
van de ENB-evaluatie. Door de aard van de nieuwe activiteiten die in het kader
van de ENB-evaluatie moeten worden uitgevoerd, zoals het Partnerschap voor
democratie en gedeelde welvaart (institutionele opbouw, contacten van mens tot
mens die via vrij kleinschalige projecten tot stand moeten worden gebracht,
steun voor het maatschappelijk middenveld …) is een aanzienlijk aantal
personeelsleden vereist om de programma's te beheren en te controleren. De
meeste personele middelen zijn nodig in de delegaties van de desbetreffende
begunstigde landen en in het uitvoerend agentschap voor onderwijs, audiovisuele
media en cultuur (voor het beheer van programma's voor onderwijs, jongeren en
cultuur). Voor zover de extra beleidsmiddelen afkomstig
zijn van een herschikking uit de middelen voor andere instrumenten, zullen de
hieraan gekoppelde uitgaven voor administratieve steun ook dienovereenkomstig
worden herschikt. De administratieve kredieten die uit de middelen voor de
andere instrumenten moeten worden overgeheveld, bedragen 6,78 miljoen euro in
2012 en 8,28 miljoen euro in 2013. Dit komt neer op de overheveling van
respectievelijk 76 voltijdsequivalenten in 2012 en 92 voltijdsequivalenten in
2013 vanuit andere instrumenten. De eenheidskosten voor extern personeel in de
delegaties zijn berekend op 88 937 euro, hetgeen overeenstemt met het
gemiddelde van de geraamde kosten voor een arbeidscontractant
(134 120 euro) en die voor een plaatselijk functionaris
(43 754 euro) in de OB 2012 voor begrotingsonderdeel 19.010402. Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Extern personeel || 131 VTE per jaar in 2012 en 92 VTE per jaar in 2013, waarbij de totale kosten 20 miljoen euro bedragen (11,75 miljoen in 2012 en 8,25 miljoen euro in 2013) 3.2.3. Verenigbaarheid met het
huidige meerjarige financiële kader –
¨ Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige
financiële kader –
X Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering
van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader De
extra financiering voor de activiteiten die in dit memorandum aan de orde zijn
gekomen, zal grotendeels afkomstig zijn van de herprogrammering van de middelen
voor de instrumenten voor externe betrekkingen die deel uitmaken van rubriek 4
van het financiële meerjarenkader voor het ENPI (zowel beleidskredieten als
administratieve kredieten). Voor
2011 is het grootste deel van extra middelen ten belope van 85 miljoen euro
afkomstig uit de overheveling van middelen van het instrument voor
ontwikkelingssamenwerking (51 miljoen euro) en van een vermindering van de
EU-bijdrage aan de EBWO (34 miljoen euro). Voor
2012 zijn extra middelen ten belope van 395,5 miljoen euro afkomstig van: 1) de
marge van rubriek 4 (241,5 miljoen euro), waarin de kredieten zijn opgenomen
die oorspronkelijk geprogrammeerd waren voor het instrument voor
ontwikkelingssamenwerking (89 miljoen euro), het instrument voor
pretoetredingssteun (60 miljoen euro) en het stabiliteitsinstrument (60 miljoen
euro) en 2) het flexibiliteitsinstrument (154 miljoen euro). Voor
2013 zullen extra middelen ten belope van 270 miljoen euro ter beschikking
worden gesteld door middel van een overheveling van middelen vanuit het
instrument voor ontwikkelingssamenwerking (100 miljoen euro), het instrument
voor pretoetredingssteun (60 miljoen euro), het stabiliteitsinstrument (70
miljoen euro) en door middel van een herschikking uit andere instrumenten, met
name de begroting voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
(40 miljoen euro)[39].
–
X Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument[40] Zoals
hierna is uiteengezet zal voor de toekenning van extra middelen voor de
financiering van de in dit memorandum opgenomen activiteiten in 2012 een beroep
moeten worden gedaan op het flexibiliteitsinstrument voor een bedrag van 154
miljoen euro. De
Commissie zal snel handelen en de desbetreffende begrotingsvoorstellen bij de
begrotingsautoriteit indienen (overschrijvingen voor 2011, nota van wijzigingen
voor 2012 en herprogrammering voor 2013). 3.2.4. Bijdrage van derden aan de
financiering –
Het voorstel/initiatief voorziet niet in
medefinanciering door derden –
Het voorstel/initiatief voorziet in
medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd: Kredieten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)
Jaar N || Jaar N || Jaarr N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal Medefinancieringsbron || || || || || || || || TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || || 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten –
X Het voorstel/initiatief heeft geen financiële
gevolgen voor de ontvangsten –
¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële
gevolgen: –
¨ voor de eigen middelen –
¨ voor de diverse ontvangsten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[41] Jaar N || Jaar N+1 || Jaarr N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel kolommen als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) Artikel …………. || || || || || || || || Voor de diverse
ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de)
betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven. […] Vermeld de wijze van
berekening van de gevolgen voor de ontvangsten. […] [1] De Europese
nabuurschap omvat Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Egypte, Georgië,
Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Moldavië, Marokko, de bezette Palestijnse
gebieden, Syrië, Tunesië en Oekraïne. [2] COM(2011) 200 van 8.3.2011. [3] De doelstellingen en de financiële en bestuurlijke
voorschriften van dit fonds zullen verschillen van de andere
democratiseringsinstrumenten. Bij de toepassing zal evenwel ernaar gestreefd
worden om de synergie-effecten en de samenhang te versterken. [4] Het EIF beschikt over specifieke ervaring als een
verstrekker van risicofinanciering aan het MKB in de EU en kandidaat-lidstaten
en heeft een uitgebreid netwerk van zakelijke contactpersonen. Het EIF is
daarom uitstekend geschikt om de investeringen van kleine en middelgrote
ondernemingen uit de EU in partnerlanden te bevorderen. [5] De reikwijdte van het ENB-programma voor landbouw en
plattelandsontwikkeling (ENPARD), dat in de mededeling over een partnerschap
voor democratie en gedeelde welvaart met het zuidelijke Middellandse Zeegebied
(COM(2011) 200) aan de orde komt, zal worden uitgebreid tot het oostelijk
nabuurschapsgebied. [6] Zie COM(2006) 729 van 4.12.2006, Versterking van
het Europees nabuurschapsbeleid. [7] TAIEX is het
Instrument voor technische bijstand en informatie-uitwisseling dat door de
diensten van de Commissie wordt beheerd. TAIEX ondersteunt partnerlanden op het
vlak van de aanpassing aan en de toepassing en handhaving van EU-wetgeving. Het
grotendeels vraaggestuurde instrument bevordert het verstrekken van passende op
maat gesneden knowhow om problemen op korte termijn aan te pakken;
http://ec.europa.eu/enlargement/taiex/what-is-taiex/index_en.htm [8] In haar mededeling over het EU-Vlaggenschipinitiatief in
het kader van de Europa 2020-strategie "Efficiënt gebruik van
hulpbronnen" COM(2011) 21 heeft de Commissie gewezen op de noodzaak van
een nauwe samenwerking met essentiële partners, inclusief die in de naburige
landen. [9] COM(2006) 724 van 4.12.2006. [10] COM(2011) 248 definitief van 4.5.2011. [11] In het kader van het Europees nabuurschaps- en
partnerschapsinstrument (ENPI) financiert de Commissie capaciteitsopbouw. [12] Overeenkomstig de mededeling over een dialoog over
migratie, mobiliteit en veiligheid met de landen van het zuidelijke
Middellandse Zeegebied – COM(2011) 292/3. [13] Geïntegreerd grensbeheer, kleine en middelgrote ondernemingen,
regionale elektriciteitsmarkten, energie-efficiëntie en hernieuwbare
energiebronnen, preventie van, paraatheid bij en respons op door de natuur of
door de mens veroorzaakte rampen, milieugovernance. [14] Actieplan
ter uitvoering van het programma van Stockholm (COM(2010) 171).
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0171:FIN:NL:PDF.
[15] COM(2011) 200. [16] Op basis van de behoorlijke uitvoering van het actieplan
van het Europees nabuurschapsbeleid is de geavanceerde status in 2008 aan
Marokko en in 2010 aan Jordanië verleend. De status kan ook uitgebreid worden
tot andere ENB-partnerlanden uit het zuidelijke Middellandse Zeegebied die
vooruitgang boeken bij de uitvoering van de hervormingen. Afhankelijk van het
land kan het hierbij gaan om de versterking van de politieke en
veiligheidssamenwerking, handelsconcessies en grotere integratie in de interne
markt van de EU en extra financiële steun voor de hervormingen. Het is
gebaseerd op een nieuw en uitgebreider actieplan. [17] COM(2011) 292/3. [18] De voorstellen van de Commissie zullen later dit jaar
worden ingediend. [19] ABM: Activity Based Management – ABB: Activity Based
Budgeting. [20] In de zin van artikel 49, lid 6, onder a)
of b), van het Financieel Reglement. [21] COM(2011) 200 van 8.3.2011. [22] Het precieze bedrag dat in het kader van het
stabiliteitsinstrument ter beschikking wordt gesteld, hangt af van de selectie
van geschikte projecten. Indien die projecten minder dan 40 miljoen euro
bedragen, wordt het saldo overgeheveld naar het ENPI. [23] Indien de Raad en het Parlement ook instemmen met een
verhoging van het maximum voor de oostelijke nabuurschap in het kader van de
toetsing halverwege van het extern mandaat van de EIB, zal het vereiste bedrag
worden gereserveerd voor het financieren van het garantiefonds. Er wordt
opgemerkt dat overeenkomstig de verordening tot instelling van een
garantiefonds (Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad) de
noodzakelijke financiering met ingang van 2013 over een periode van
verscheidene jaren zal worden verstrekt. [24] Het exacte bedrag dat in het kader van het instrument ter
beschikking moet worden gesteld, zal afhangen van de financieringsbehoeften van
de landen die aanspraak kunnen maken op macrofinanciële bijstand, in het kader
van economische stabilisatie- en hervormingsprogramma’s die met de steun van
het IMF worden uitgevoerd. Indien het bedrag voor die programma’s lager is dan
100 miljoen euro, wordt het saldo overgeheveld naar het ENPI. [25] Zie belangrijkste conclusies van de evaluatie van de MEDA
II-verordening en de uitvoering ervan (juni 2009). [26] Zoals blijkt uit de conclusies van de evaluatie van de
begrotingssteunacties in Tunesië (november 2010). [27] Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar
het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html [28] In de zin van artikel 185 van het Financieel
Reglement. [29] Het resultaatgerichte toezichtsysteem (ROM) biedt de
mogelijkheid tot snelle beoordeling van de prestaties van een project of
programma en van de bredere implicaties daarvan, en verstrekt de Commissie
onafhankelijk advies over haar projectenportefeuille. Door de toepassing van
één enkele coherente aanpak beschikt de Commissie over vergelijkbare gegevens
voor alle regio's waar zij externe bijstand verstrekt. [30] Zij machtigen de Commissie (OLAF) om overeenkomstig
Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996
controles en inspecties ter plaatse uit te voeren. [31] GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste
kredieten. [32] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. [33] Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële
kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan. [34] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen.. [35] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [36] AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); INT=
uitzendkrachten ("Intérimaire"); JEDJeune Expert en Délégation
(jonge deskundige in delegaties); LA= Local Agent (plaatselijk functionaris) ; SNE=
Seconded National Expert (gedetacheerd nationaal deskundige); [37] Onder het
maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere
"BA"-onderdelen). [38] Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF). [39] Komt tot stand op basis van het voorstel van de hoge
vertegenwoordiger en overeenkomstig de specifieke bepalingen die van toepassing
zijn op de GBVB-begroting. [40] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel
Akkoord. [41] Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en
suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25%
aan inningskosten.