Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009PC0066

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken {SEC(2009) 153} {SEC(2009) 154}

    /* COM/2009/0066 def. - COD 2009/0027 */

    52009PC0066




    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 18.2.2009

    COM(2009) 66 definitief

    2009/0027 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

    {SEC(2009) 153} {SEC(2009) 154}

    TOELICHTING

    1) Achtergrond van het voorstel

    - Motivering en doel van het voorstel

    Dit voorstel maakt deel uit van de EU-maatregelen om een geïntegreerd asielbeleid te ontwikkelen. Kort na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam in mei 1999 is een begin gemaakt met de werkzaamheden tot invoering van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS), op basis van de richtsnoeren die zijn vastgesteld door de Europese Raad van Tampere van oktober 1999.

    In het in 2004 aangenomen Haags programma, een meerjarenprogramma ter versterking van vrijheid, veiligheid en recht, staat onder meer dat er een gemeenschappelijke asielruimte tot stand moet worden gebracht door de ontwikkeling van een doeltreffende geharmoniseerde procedure op basis van de waarden en de humanitaire traditie van de Unie. In dit verband en ter ondersteuning van de wetgevende inspanningen werd in het Haags programma voorgesteld een Europees bureau voor ondersteuning bij alle vormen van samenwerking tussen de lidstaten betreffende het gemeenschappelijk Europees asielstelsel in te stellen (na de vaststelling van een gemeenschappelijke asielprocedure en op basis van een evaluatie). In zijn conclusies heeft de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van april 2008 de Commissie uitdrukkelijk verzocht daartoe voorstellen in te dienen. De Commissie heeft in haar in juni 2008 aangenomen asielbeleidsplan (COM(2008) 360) te kennen gegeven dat zij een wetgevingsvoorstel tot oprichting van het bureau wilde indienen. Tot slot heeft de Europese Raad eind september 2008 het migratie- en asielpact aangenomen, waarin uitdrukkelijk is overeengekomen "in 2009 een Europees Ondersteuningsbureau op te zetten, dat belast is met het faciliteren van de uitwisseling van informatie, analyses en ervaringen tussen de lidstaten en het tot stand brengen van concrete samenwerking tussen de asieldiensten."

    Met dit voorstel wordt aan deze verzoeken van de Raad en de Europese Raad tegemoet gekomen, in overeenstemming met het in juni 2008 door de Commissie aangenomen asielbeleidsplan. De Commissie stelt voor een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken op te richten in de vorm van een regelgevend agentschap, dat de praktische samenwerking tussen de lidstaten op asielgebied moet faciliteren en versterken, en moet zorgen voor een betere toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. De Commissie heeft in haar mededeling van maart 2008 over regelgevende agentschappen (COM(2008) 135) uitdrukkelijk verwezen naar de eventuele oprichting van een regelgevend agentschap op asielgebied. In die mededeling wordt aangegeven dat er voorlopig geen nieuwe regelgevende agentschappen zullen worden opgericht, maar ook dat een eventueel asielagentschap van dat moratorium is uitgesloten.

    - Algemene context

    Conform het in juni 2008 door de Commissie aangenomen asielbeleidsplan moeten de bestaande instrumenten van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel worden aangevuld. Deze ambitieuze wetgevingsmaatregelen moeten echter worden ondersteund door een versterking van de praktische samenwerking op asielgebied. De grote verschillen in de besluitvorming van de 27 lidstaten betreffende de verzoeken om internationale bescherming zijn immers niet alleen het gevolg van een gebrek aan harmonisatie van de wetgevingen. Ook andere dan wetgevende factoren spelen hierbij een rol, zoals de verschillende tradities en werkwijzen in de lidstaten, en in het bijzonder de uiteenlopende informatiebronnen over de landen van herkomst van personen die om internationale bescherming verzoeken. Daarom is de versterking van de praktische samenwerking tussen de lidstaten inzake asiel van essentieel belang om te komen tot meer convergentie bij de behandeling van verzoeken om internationale bescherming. Bij de voorbereiding van dit voorstel voor een verordening zijn deze problemen uitvoerig geanalyseerd in het kader van de door de Commissie opgestelde effectbeoordeling, waarin de verschillende opties zijn opgenomen en beoordeeld alsook de voorkeursoptie.

    - Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

    Dit voorstel voor een verordening maakt deel uit van het acquis communautaire inzake het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

    - Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

    Dit voorstel past volledig in het kader van het in juni 2008 door de Commissie aangenomen asielbeleidsplan, dat ten doel heeft de asielwetgeving te versterken om ten behoeve van de personen die om internationale bescherming verzoeken een doeltreffend en rechtvaardig gemeenschappelijk Europees asielstelsel tot stand te brengen alsook deze wetgevende inspanning te ondersteunen door de versterking van de diverse aspecten van de praktische samenwerking tussen de lidstaten op asielgebied.

    2) Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling

    - Raadpleging van belanghebbende partijen

    Het in juni 2008 door de Commissie aangenomen asielbeleidsplan, waarin wordt aangekondigd dat de Commissie een wetgevingsvoorstel tot oprichting van een Ondersteuningsbureau zal indienen, is opgesteld op basis van een in juni 2007 door de Commissie gepresenteerd groenboek, waarin werd nagegaan wat de verschillende opties zijn voor de tweede fase van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Het groenboek bevatte specifieke vragen over de eventuele oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken. In het kader van de openbare raadpleging hebben zeer diverse belanghebbenden op asielgebied 89 bijdragen ingediend, waaronder 20 lidstaten, regionale en lokale overheden, het Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité, het UNHCR, de academische wereld, politieke partijen en talrijke niet-gouvernementele organisaties. Uit de reacties op het groenboek bleek een brede steun voor de versterking van de praktische samenwerking op asielgebied en voor de oprichting van een structuur ter ondersteuning van dergelijke activiteiten. In het asielbeleidsplan wordt de oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken uitdrukkelijk naar voren geschoven als voorkeursoptie.

    De Commissie heeft in 2008 opdracht gegeven tot een externe haalbaarheidsstudie over de oprichting van een structuur ter ondersteuning van de praktische samenwerking op asielgebied. In het kader van die studie werden de betrokken partijen uitgebreid geraadpleegd: er zijn tien casestudies uitgevoerd en meer dan vijftig betrokken partijen geïnterviewd. Er zijn twee vergaderingen gehouden (in april 2008 en juni 2008), waarop de betrokken partijen hun standpunt konden meedelen over de taken van de ondersteuningsstructuur voor asielzaken en over de institutionele organisatie van die structuur. Eind 2008 is deze studie afgerond. De Commissie heeft een effectbeoordeling van dit voorstel opgesteld, die aan dit voorstel is gehecht.

    3) Juridische elementen van het voorstel

    - Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)

    Het voorstel betreft de oprichting van het Ondersteuningsbureau voor asielzaken (hierna "het bureau" genoemd), in de vorm van een regelgevend agentschap, d.w.z. een autonome juridische entiteit die door de wetgever wordt opgericht om deel te nemen aan de regelgeving in een sector op Europees niveau en aan de tenuitvoerlegging van communautair beleid op een bepaald gebied. Door de uitoefening van zijn taken draagt het agentschap bij tot een betere uitvoering en toepassing van de communautaire regels inzake asiel in de hele EU.

    Het gaat om een agentschap zonder beslissingsbevoegdheid, dat de praktische samenwerking inzake asiel ondersteunt met prikkels, zoals aanbevelingen, het inschakelen van wetenschappelijke autoriteiten, netwerken, convergentie van beproefde methoden, controle van de toepassing en de uitvoering van de regels, enz.

    Het bureau heeft drie hoofdtaken: ondersteuning van de praktische samenwerking op asielgebied, ondersteuning van de lidstaten die onder bijzondere druk staan en bijdrage aan de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

    Een afzonderlijk hoofdstuk heeft betrekking op de coördinatie door het bureau van asiel-ondersteuningsteams, die bestaan uit deskundigen op asielgebied en die operationele steun verlenen aan lidstaten waarvan de asielstelsels onder grote druk staan.

    Het is belangrijk een nauwe samenwerking tot stand te brengen tussen het bureau en de externe actoren en met name het UNHCR, dat ten volle wordt betrokken bij de werkzaamheden van het bureau, op basis van de deskundigheid van deze externe actoren op asielgebied.

    De beslissing over de vestigingsplaats van het bureau moet worden genomen door de staatshoofden en regeringsleiders[1].

    Het bureau wordt geleid door een raad van bestuur, die bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie, en door een uitvoerend comité. De uitvoerend directeur van het bureau is belast met het dagelijkse beheer van het bureau; hij wordt op voordracht van de Commissie door de raad van bestuur aangesteld.

    - Rechtsgrondslag

    Het bureau ondersteunt de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, door de ontwikkeling van de praktische samenwerking tussen lidstaten op asielgebied, door te zorgen voor deskundigheid op hoog niveau en door de coördinatie van de noodzakelijke maatregelen voor de bijstand aan landen die bij de behandeling van asielverzoeken onder bijzondere druk staan. Artikel 63, punten 1 en 2, en artikel 66 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zijn de juiste rechtsgrondslag.

    - Subsidiariteitsbeginsel

    Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. De doelstellingen van het voorstel kunnen niet op afdoende wijze door de lidstaten worden verwezenlijkt; zij kunnen om een aantal redenen doeltreffender worden gerealiseerd op het niveau van de Gemeenschap. Indien de lidstaten alleen optreden, bestaat met name het risico dat de verschillen tussen de lidstaten bij de behandeling van personen die om internationale bescherming verzoeken, blijven bestaan. Gelet op de grensoverschrijdende aard van de met internationale bescherming samenhangende problemen, kan het bureau, met name door de uitwisseling van beproefde methoden en door de organisatie van passende opleidingen, deze verschillen bij de uitvoering van de asielwetgeving helpen verminderen. Deze verschillen konden in het kader van de huidige praktische samenwerking niet op significante en doeltreffende wijze worden teruggedrongen door het optreden van de lidstaten alleen. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

    - Evenredigheidsbeginsel

    Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel omdat het bureau een agentschap zonder beslissingsbevoegdheid is en omdat de opdracht ervan beperkt is tot het ondersteunen van de praktische samenwerking en van de betere uitvoering van de asielwetgeving.

    - Keuze van instrumenten

    Voorgesteld(e) instrument(en): verordening.

    Elk ander instrument zou niet geschikt zijn omdat een regelgevend agentschap altijd wordt opgericht bij een oprichtingsverordening, waarin de taken en de organisatie ervan worden vastgesteld.

    4) Financiële gevolgen

    De oprichting van het agentschap heeft gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap. De financiële regeling die van toepassing is op het bureau is gebaseerd op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002[2] van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[3] van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen. Het bureau wordt gefinancierd uit een begrotingsonderdeel van de begroting van de Gemeenschap. Er is een financieel memorandum bij deze verordening gevoegd.

    Om de uitgaven voor het ondersteunen van de praktische samenwerking op asielgebied te stroomlijnen en aangezien het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken wordt belast met een aantal taken die momenteel in het kader van het Europees vluchtelingenfonds (EVF)[4] worden gefinancierd, moet een deel van de begrotingsmiddelen die momenteel voor communautaire acties aan het EVF worden toegekend, worden overgedragen aan het bureau om te voorkomen dat soortgelijke activiteiten op asielgebied gelijktijdig worden gefinancierd in het kader van diverse rechtsinstrumenten.

    Met het oog op de coherentie tussen de diverse rechtsinstrumenten op asielgebied zal de Commissie bovendien ook nagaan of Beschikking 2008/381/EG van de Raad van 14 mei 2008 betreffende het opzetten van een Europees migratienetwerk[5] moet worden gewijzigd.

    5) Aanvullende gegevens

    - Presentatie van het voorstel

    Hoofdstuk I – OPRICHTING EN OPDRACHT VAN HET EUROPEES ONDERSTEUNINGSBUREAU VOOR ASIELZAKEN

    Artikelen 1 en 2

    Dit hoofdstuk bevat algemene bepalingen over de oprichting van het bureau en de opdracht ervan.

    Hoofdstuk II – TAKEN VAN HET EUROPEES ONDERSTEUNINGSBUREAU VOOR ASIELZAKEN

    De taken van het bureau zijn opgenomen in drie afdelingen: ondersteuning van de praktische samenwerking op asielgebied, ondersteuning van de lidstaten die onder bijzondere druk staan, bijdrage aan de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

    Afdeling 1 (artikelen 3 tot en met 7): ondersteuning van de praktische samenwerking op asielgebied

    In deze artikelen worden de taken van het bureau omschreven inzake de uitwisseling van beproefde methoden, de gegevens over het land van herkomst, de ondersteuning van de samenwerking tussen lidstaten in het kader van de Dublin-verordening, de ondersteuning van hervestiging, de ondersteuning van vertaal- en tolkdiensten, de ondersteuning van opleiding, de technische ondersteuning en de ondersteuning op extern gebied.

    Afdeling 2 (artikelen 8 tot en met 10): ondersteuning van lidstaten die onder bijzondere druk staan

    In deze artikelen wordt het begrip bijzondere druk omschreven, en worden de informatieverzameling en -analyse georganiseerd, alsook de maatregelen ter ondersteuning van lidstaten die onder druk staan (met name een systeem voor vroegtijdige waarschuwing, de eerste analyse van asielverzoeken, het snel opzetten van geschikte opvangfaciliteiten door de lidstaat die onder druk staat, de coördinatie van asiel-ondersteuningsteams, waarvan de werking is omschreven in hoofdstuk 3 van deze verordening).

    Afdeling 3 (artikelen 11 en 12): bijdrage aan de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel

    Deze artikelen hebben betrekking op de taken van het bureau inzake informatieverzameling en -uitwisseling, alsook op de verslagen en andere documenten van het bureau (met name een jaarverslag over de asielsituatie in de Unie en algemene documenten over de uitvoering van communautaire asielinstrumenten, zoals richtsnoeren en operationele handleidingen).

    Hoofdstuk III – ASIEL-ONDERSTEUNINGSTEAMS

    Artikelen 13 tot en met 21

    Het bureau kan de noodzakelijke operationele en technische bijstand organiseren voor een of meer verzoekende lidstaten die onder bijzondere druk staan, en kan voor een passende, beperkte periode het inzetten van een of meer asiel-ondersteuningsteams op het grondgebied van de verzoekende lidstaat coördineren.

    De asiel-ondersteuningsteams stellen met name hun deskundigheid ter beschikking op het gebied van tolkdiensten, kennis over het land van herkomst en over de behandeling en het beheer van asielzaken.

    Hoofdstuk IV - ORGANISATIE VAN HET BUREAU

    Artikelen 22 tot en met 32

    In deze artikelen wordt de institutionele structuur van het bureau geregeld, met een omschrijving van de organen van het bureau en van de werking ervan. De bestuurs- en beheersstructuur van het bureau omvat met name een raad van bestuur, een uitvoerend directeur en zijn personeel, een uitvoerend comité en een adviesforum.

    Het UNHCR wordt ten volle betrokken bij de werkzaamheden van het bureau door zijn deelname aan de diverse beslissings- en werkorganen van het bureau.

    De lidstaten en de Commissie zijn lid van de raad van bestuur. Elke lidstaat heeft één stem. De Commissie heeft twee stemmen.

    Hoofdstuk V – FINANCIËLE BEPALINGEN

    Artikelen 33 tot en met 37

    In deze artikelen zijn de voor het bureau geldende financiële en budgettaire bepalingen opgenomen. Dit zijn standaardbepalingen in een instrument tot oprichting van een regelgevend agentschap.

    Hoofdstuk VI - BEPALINGEN BETREFFENDE HET PERSONEEL

    Artikelen 38 en 39

    Deze artikelen bevatten de bepalingen betreffende het personeel van het bureau. Dit zijn standaardbepalingen in een instrument tot oprichting van een regelgevend agentschap.

    Hoofdstuk VII – ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikelen 40 tot en met 52

    In deze artikelen zijn de voor het bureau geldende algemene bepalingen opgenomen. Dit zijn standaardbepalingen in een instrument tot oprichting van een regelgevend agentschap.

    - Evaluatie

    In artikel 45 van de verordening wordt bepaald dat het bureau uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van de verordening wordt geëvalueerd. Bij deze evaluatie wordt nagegaan wat de impact van het bureau is op de praktische samenwerking op asielgebied en op het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Hierbij wordt met name onderzocht of het eventueel nodig is de taken van het bureau aan te passen of uit te breiden, waarbij ook wordt gekeken naar de financiële gevolgen van een dergelijke taakwijziging of -uitbreiding. Bij deze evaluatie wordt ook onderzocht of de beheersstructuur is toegesneden op de uitvoering van de taken van het bureau. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de standpunten van de belanghebbende partijen op zowel communautair als nationaal niveau.

    2009/0027 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, punten 1 en 2, en artikel 66,

    Gezien het voorstel van de Commissie[6],

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[7],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's[8],

    Volgens de procedure van artikel 251,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1. Het communautaire beleid inzake het gemeenschappelijk Europees asielstelsel heeft conform het Haags programma ten doel een gemeenschappelijke asielruimte tot stand te brengen door de ontwikkeling van een doeltreffende geharmoniseerde procedure op basis van de waarden en de humanitaire traditie van de Unie.

    2. De afgelopen jaren is er, dankzij de toepassing van gemeenschappelijke minimumnormen, vooruitgang geboekt bij de invoering van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Er blijven tussen de lidstaten echter nog grote verschillen bestaan wat het verlenen en de vormen van bescherming betreft.

    3. De Commissie heeft in haar in juni 2008 aangenomen asielbeleidsplan[9] te kennen gegeven dat zij het gemeenschappelijk Europees asielstelsel verder wil ontwikkelen door wijzigingen in de bestaande wetgevingsinstrumenten voor te stellen teneinde de geldende normen diepgaander te harmoniseren, en voorts door de praktische samenwerking tussen de lidstaten beter te ondersteunen, met name door een wetgevingsvoorstel tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken in te dienen zodat de operationele samenwerking tussen lidstaten beter kan worden gecoördineerd om de gemeenschappelijke regels doeltreffend uit te voeren.

    4. Bij de aanneming in september 2008 van het Europees migratie- en asielpact[10] heeft de Europese Raad er plechtig aan herinnerd dat iedere vervolgde vreemdeling het recht heeft op het grondgebied van de Europese Unie hulp en bescherming te krijgen uit hoofde van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967 en andere gerelateerde verdragen. Voorts is de Europese Raad uitdrukkelijk overeengekomen om "in 2009 een Europees Ondersteuningsbureau op te zetten, dat belast is met het faciliteren van de uitwisseling van informatie, analyses en ervaringen tussen de lidstaten en het tot stand brengen van concrete samenwerking tussen de asieldiensten."

    5. De praktische samenwerking op asielgebied heeft ten doel om de besluitvorming van de lidstaten inzake asiel beter te stroomlijnen binnen het Europese wetgevingskader. De afgelopen jaren is al een heel aantal praktische samenwerkingsactiviteiten ontplooid, met name de vaststelling van een gemeenschappelijke aanpak voor de informatie over landen van herkomst en de invoering van een gemeenschappelijk Europees asielcurriculum.

    6. Het bureau verleent lidstaten waarvan de nationale asielstelsels met name als gevolg van hun ligging of demografische situatie onder specifieke en onevenredige druk staan, bijstand bij de tenuitvoerlegging van solidariteitsmechanismen die, op vrijwillige en gecoördineerde basis, moeten zorgen voor een betere verdeling van personen die internationale bescherming genieten, van dergelijke lidstaten naar andere lidstaten, waarbij er tegelijkertijd op moet worden toegezien dat de asielstelsels niet worden misbruikt.

    7. Om deze maatregelen te versterken en te ontwikkelen, is het noodzakelijk om een specifieke structuur in de vorm van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (het bureau) op te zetten, die dergelijke activiteiten moet ondersteunen en coördineren.

    8. Om zijn opdracht optimaal te kunnen uitvoeren, moet het bureau met betrekking tot technische aangelegenheden onafhankelijk zijn en op juridisch, administratief en financieel vlak autonoom zijn. Daartoe moet het bureau een orgaan van de Gemeenschap zijn dat rechtspersoonlijkheid bezit en de uitvoeringsbevoegdheden uitoefent die door deze verordening aan het bureau worden verleend.

    9. Om te profiteren van de deskundigheid en steun van het Hoge Commissariaat van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR) moet het bureau handelen in nauwe samenwerking met het UNHCR. Daartoe moet de rol van het UNHCR ten volle worden erkend en moet het volledig worden betrokken bij de werkzaamheden van het bureau. Het bureau moet ook nauw samenwerken met de bevoegde asielinstanties in de lidstaten, met de nationale migratie- en asieldiensten of andere diensten, onder gebruikmaking van de capaciteit en de deskundigheid van deze diensten, alsook met de Commissie. De lidstaten moeten samenwerken met het bureau met het oog op de vervulling van zijn opdracht.

    10. Het bureau moet een Europees expertisecentrum op asielgebied zijn, dat de diverse aspecten van de praktische samenwerking tussen de lidstaten op asielgebied moet vergemakkelijken, coördineren en versterken. De opdracht van het bureau omvat drie hoofdtaken: ondersteuning van de praktische samenwerking op asielgebied, ondersteuning van de lidstaten die onder bijzondere druk staan en bijdrage aan de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

    11. Het bureau mag geen directe of indirecte bevoegdheid hebben ten aanzien van beslissingen die de autoriteiten van de lidstaten nemen over individuele verzoeken om internationale bescherming.

    12. Teneinde snel en doeltreffend operationele steun te verlenen aan lidstaten waarvan de asielstelsels onder grote druk staan, moet het bureau zorgen voor de coördinatie van het inzetten op het grondgebied van de verzoekende lidstaten van asiel-ondersteuningsteams, die bestaan uit deskundigen op asielgebied. Deze asiel-ondersteuningsteams moeten met name hun deskundigheid op het gebied van tolkdiensten, kennis over het land van herkomst en kennis over de behandeling en het beheer van asielzaken ter beschikking stellen. De regeling voor asiel-ondersteuningsteams moet worden neergelegd in deze verordening, teneinde ervoor te zorgen dat deze teams doeltreffend worden ingezet.

    13. Het bureau moet zijn opdracht onder dusdanige omstandigheden verrichten dat het uit hoofde van zijn onafhankelijkheid, de wetenschappelijke en technische kwaliteit van de bijstand die het verleent en van de informatie die het verspreidt, de transparantie van zijn procedures en werkwijzen en de zorgvuldigheid waarmee het zijn taken verricht, als referentiepunt kan fungeren.

    14. Om de werking van het bureau doeltreffend te kunnen controleren moeten de Commissie en de lidstaten vertegenwoordigd zijn in de raad van bestuur. Voor zover mogelijk, moet deze raad van bestuur bestaan uit de operationele hoofden van de nationale diensten die belast zijn met het asielbeleid, of hun vertegenwoordigers. Deze raad van bestuur moet beschikken over de noodzakelijke bevoegdheden om de begroting vast te stellen, de uitvoering van de begroting te verifiëren, passende financiële voorschriften vast te stellen, transparante werkprocedures voor de besluitvorming door het bureau tot stand te brengen en de uitvoerend directeur aan te stellen. Teneinde het UNHCR ten volle te betrekken bij de werkzaamheden van het bureau en gelet op de deskundigheid van het UNHCR op asielgebied, moet het UNHCR in de raad van bestuur worden opgenomen als lid zonder stemrecht.

    15. Met het oog op een snel en doeltreffend beheer van het bureau, moet het bureau worden bijgestaan door een uitvoerend comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten, dat de uitvoerend directeur van het bureau raad moet geven en aan de raad van bestuur advies moet uitbrengen.

    16. Om de volledige autonomie en onafhankelijkheid van het bureau te waarborgen, moet aan het bureau een eigen begroting worden toegekend, die hoofdzakelijk wordt betaald uit een bijdrage van de Gemeenschap. De begrotingsprocedure van de Gemeenschap dient van toepassing te zijn voor zover het gaat om de bijdrage van de Gemeenschap en andere subsidies die ten laste komen van de algemene begroting van de Europese Unie. De controle van de rekeningen dient te worden verricht door de Europese Rekenkamer.

    17. Voor het verrichten van zijn opdracht en voor zover dat voor de uitvoering van zijn taken nodig is, moet het bureau samenwerken met andere communautaire organen en met name met het bij Verordening (EG) nr. 2007/2004[11] opgerichte Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex) en het bij Verordening (EG) nr. 168/2007[12] opgerichte Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA). Het bureau moet ook samenwerken met de bevoegde autoriteiten van derde landen, de internationale organisaties die bevoegd zijn op de onder deze verordening vallende gebieden, en met derde landen, in het kader van gemaakte werkafspraken overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Verdrag.

    18. Voor het verrichten van zijn opdracht moet het bureau openstaan voor deelname van landen die met de Europese Gemeenschap overeenkomsten hebben gesloten uit hoofde waarvan zij de communautaire wetgeving op het onder deze verordening vallende gebied hebben overgenomen en toepassen, zoals Denemarken, Noorwegen, IJsland en Zwitserland. Het bureau kan, met instemming van de Commissie en overeenkomstig de Verdragsbepalingen, ook werkafspraken maken met andere landen dan die welke met de Europese Gemeenschap overeenkomsten hebben gesloten uit hoofde waarvan zij de communautaire wetgeving hebben overgenomen en toepassen. Het bureau mag echter in geen geval een autonoom extern beleid ontwikkelen.

    19. Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)[13] moet onverkort van toepassing zijn op het bureau, dat moet toetreden tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF)[14].

    20. Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie[15] moet van toepassing zijn op het bureau.

    21. Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[16], moet van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens door het bureau.

    22. De bepalingen betreffende de huisvesting van het bureau in de gastlidstaat en de specifieke voorschriften die gelden voor alle personeelsleden van het bureau en hun gezinsleden, moeten worden vastgesteld in een vestigingsovereenkomst. Voorts moet de gastlidstaat ervoor zorgen dat het bureau in optimale omstandigheden kan werken, inclusief door het aanbieden van onderwijs voor kinderen en van vervoersmogelijkheden, zodat het bureau hooggekwalificeerd personeel kan aantrekken uit een zo breed mogelijk geografisch gebied.

    23. Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de noodzaak om de praktische samenwerking tussen de lidstaten op asielgebied te vergemakkelijken en te versterken en om bij te dragen aan een betere toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    24. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening en is deze dus niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken.

    25. Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en moet worden toegepast overeenkomstig artikel 18 betreffende het asielrecht,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK 1

    OPRICHTING EN OPDRACHT VAN HET EUROPEES ONDERSTEUNINGSBUREAU VOOR ASIELZAKEN

    Artikel 1 Oprichting van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

    Hierbij wordt een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken ("het bureau") opgericht teneinde bij te dragen aan de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en de praktische samenwerking tussen de lidstaten op asielgebied te versterken.

    Artikel 2Opdracht van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

    1. Het bureau vergemakkelijkt, coördineert en versterkt de diverse aspecten van de praktische samenwerking tussen de lidstaten op asielgebied, teneinde de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te helpen verbeteren, met inbegrip van de externe aspecten daarvan.

    2. Het bureau verleent operationele steun aan de lidstaten waarvan de asielstelsels onder grote druk staan, met name door de coördinatie van asiel-ondersteuningsteams, die bestaan uit deskundigen op asielgebied.

    3. Het bureau verleent wetenschappelijke en technische bijstand voor het beleid en de wetgeving van de Gemeenschap in alle aangelegenheden die directe of indirecte gevolgen hebben voor het asielbeleid, zodat het de praktische samenwerking op asielgebied ten volle kan steunen en zijn taken optimaal kan vervullen. Het bureau is een onafhankelijke bron van informatie over alle onder deze gebieden vallende aangelegenheden.

    4. Het bureau verricht zijn opdracht onder dusdanige omstandigheden dat het uit hoofde van zijn onafhankelijkheid, de wetenschappelijke en technische kwaliteit van de bijstand die het verleent en van de informatie die het verspreidt, de transparantie van zijn procedures en werkwijzen, de zorgvuldigheid waarmee het zijn taken verricht, en de voor de vervulling van zijn opdracht noodzakelijke informatietechnologie, als referentiepunt kan fungeren.

    5. Het bureau voert zijn taken uit onverminderd de aan het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten toevertrouwde taken, en werkt nauw samen met dat bureau en ook met het UNHCR.

    HOOFDSTUK 2

    TAKEN VAN HET EUROPEES ONDERSTEUNINGSBUREAU VOOR ASIELZAKEN

    Afdeling 1 Ondersteuning van de praktische samenwerking op asielgebied

    Artikel 3 Uitwisseling van informatie en van beproefde methoden

    Het bureau organiseert, bevordert en coördineert alle maatregelen op asielgebied die de uitwisseling van informatie en de inventarisering en uitwisseling van beproefde methoden tussen de lidstaten mogelijk maken.

    Artikel 4Informatie over landen van herkomst

    Het bureau organiseert, bevordert en coördineert de maatregelen betreffende informatie over landen van herkomst, en met name:

    26. de verzameling, met gebruikmaking van alle relevante (en meer bepaald gouvernementele en niet-gouvernementele) informatiebronnen, van gegevens over de landen van herkomst van asielzoekers en van personen die om internationale bescherming verzoeken;

    27. het beheer en de ontwikkeling van een portaalsite met gegevens over landen van herkomst en het onderhoud van de portaalsite;

    28. de ontwikkeling van een gemeenschappelijk formaat en een gemeenschappelijke aanpak voor de presentatie, de controle en het gebruik van gegevens over landen van herkomst;

    29. de analyse van gegevens over landen van herkomst en het opstellen van verslagen over landen van herkomst.

    Artikel 5Ondersteuning van de intracommunautaire hervestiging van personen die internationale bescherming genieten

    Voor de lidstaten waarvan de nationale asielstelsels met name als gevolg van hun ligging of demografische situatie onder specifieke en onevenredige druk staan, coördineert het bureau de gegevensuitwisseling en alle andere maatregelen in verband met de toepassing van instrumenten en mechanismen betreffende de vrijwillige intracommunautaire hervestiging van personen die in de Europese Unie internationale bescherming genieten.

    Artikel 6Ondersteuning van opleiding

    1. Het bureau organiseert en ontwikkelt opleidingen voor de leden van alle nationale overheidsdiensten en rechtbanken, alsook voor nationale diensten van welke aard ook die in de lidstaten bevoegd zijn voor asielzaken.

    2. Het bureau beheert en ontwikkelt een Europees asielcurriculum.

    3. De door het bureau aangeboden opleidingen kunnen algemeen, specifiek of thematisch zijn.

    4. De specifieke opleidingen hebben met name betrekking op:

    30. aangelegenheden in verband met de behandeling van asielverzoeken van minderjarigen en van kwetsbare personen met bijzondere behoeften;

    31. de herkenning van tekenen en symptomen van foltering;

    32. gesprekstechnieken;

    33. het gebruik van medische en juridische deskundigenverslagen in asielprocedures;

    34. aangelegenheden in verband met de productie en het gebruik van gegevens over de landen van herkomst;

    35. specifieke juridische en jurisprudentiële aangelegenheden.

    5. De aangeboden opleidingen hebben met name ten doel ervoor te zorgen dat de betrokken personen een kwaliteitsopleiding krijgen en dat er kernbeginselen en beproefde methoden worden geformuleerd teneinde de convergentie van werkwijzen, administratieve methoden en nationale rechtspraak te bevorderen.

    6. Het bureau organiseert voor de deskundigen van de in artikel 15, lid 3, bedoelde snelle asiel-interventiepool vervolgopleidingen die afgestemd zijn op hun taken en bevoegdheden; het bureau organiseert ook regelmatig oefeningen met deze deskundigen volgens de in het jaarlijkse werkprogramma van het bureau opgenomen planning voor vervolgopleidingen en oefeningen.

    7. Het bureau kan in samenwerking met de lidstaten op hun grondgebied opleidingsactiviteiten organiseren.

    Artikel 7Ondersteuning van de externe aspecten van het asielbeleid

    Op extern gebied coördineert het bureau, met instemming van de Commissie, de gegevensuitwisseling en alle andere maatregelen betreffende de toepassing van instrumenten en mechanismen inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

    Het bureau coördineert de gegevensuitwisseling en alle andere maatregelen betreffende de hervestiging van vluchtelingen binnen de Europese Unie.

    In het kader van zijn opdracht en overeenkomstig artikel 47 kan het bureau op technisch vlak samenwerkingsverbanden aangaan met derde landen, met name met het oog op de versterking van de capaciteit van derde landen in het kader van programma's voor regionale bescherming.

    Afdeling 2 Ondersteuning van lidstaten die onder bijzondere druk staan

    Artikel 8 Bijzondere druk

    Het bureau coördineert en steunt alle gemeenschappelijke maatregelen ten gunste van lidstaten die onder bijzondere druk staan, met name als gevolg van hun ligging of demografische situatie of wanneer er sprake is van een plotselinge toestroom van grote aantallen onderdanen van derde landen die wellicht internationale bescherming nodig hebben.

    Artikel 9Verzameling en analyse van informatie

    1. Om zicht te krijgen op de behoeften van de lidstaten die onder bijzondere druk staan, verzamelt het bureau, met name op basis van de gegevens die de lidstaten en het UNHCR aan het bureau verstrekken, alle gegevens die nuttig zijn voor de vaststelling, de voorbereiding en de definitie van noodmaatregelen om het hoofd te bieden aan de bijzondere druk, met name in het kader van Verordening (…/…) van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend[17].

    2. Op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens inventariseert en analyseert het bureau stelselmatig de beschikbare structuren en personeelsleden, met name op het gebied van vertaal- en tolkdiensten, alsook de opvangcapaciteit op asielgebied in de lidstaten teneinde een snelle en betrouwbare informatie-uitwisseling tussen de diverse nationale asielautoriteiten te bevorderen.

    Artikel 10Maatregelen ter ondersteuning van de lidstaten

    Het bureau coördineert de maatregelen ter ondersteuning van lidstaten die onder bijzondere druk staan en zorgt met name voor

    a) de instelling van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing teneinde de lidstaten in kennis te stellen van een eventuele massale toestroom van personen die om internationale bescherming verzoeken;

    b) de coördinatie van de maatregelen die moeten worden genomen ten behoeve van lidstaten die onder druk staan, met het oog op de eerste analyse van asielverzoeken die door de bevoegde nationale asielautoriteiten worden behandeld;

    c) de coördinatie van de maatregelen voor het snel opzetten van geschikte opvangfaciliteiten door de lidstaat die onder druk staat, met name noodhuisvesting, vervoersmiddelen en medische bijstand;

    d) de coördinatie van asiel-ondersteuningsteams, waarvan de werking is omschreven in hoofdstuk 3.

    Afdeling 3 Bijdrage aan de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel

    Artikel 11 Verzameling en uitwisseling van informatie

    1. Het bureau organiseert, coördineert en bevordert de uitwisseling van informatie tussen de nationale asielautoriteiten, alsook tussen de Commissie en de nationale asielautoriteiten, betreffende de toepassing van alle instrumenten die onder het acquis communautaire inzake asiel vallen. Daartoe kan het bureau een databank opzetten met feitelijke, juridische en jurisprudentiële gegevens over de nationale, Europese en internationale asielinstrumenten.

    2. Het bureau verzamelt met name de volgende gegevens:

    a) informatie over de behandeling van verzoeken om internationale bescherming door de nationale overheidsdiensten en autoriteiten;

    b) informatie over de nationale wetgevingen en de ontwikkeling ervan op het gebied van asiel, met inbegrip van de jurisprudentie.

    Artikel 12Verslagen en andere documenten van het bureau

    1. Het bureau stelt elk jaar een verslag op over de asielsituatie in de Europese Unie. In dit verslag evalueert het bureau met name de resultaten van de in het kader van deze verordening genomen maatregelen en maakt het een alomvattende vergelijkende analyse van deze resultaten om ervoor te zorgen dat de lidstaten beter op de hoogte raken van de toegepaste beproefde methoden en om de kwaliteit, de samenhang en de doeltreffendheid van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te verbeteren.

    2. Het bureau kan op verzoek van de Commissie en na advies van het in artikel 30 bedoelde uitvoerend comité en in nauw overleg met zijn werkgroepen en de Commissie, technische documenten opstellen over de toepassing van communautaire asielinstrumenten, zoals met name richtsnoeren en operationele handleidingen.

    HOOFDSTUK 3

    Asiel-ondersteuningsteams

    Artikel 13 Coördinatie

    Het bureau kan op verzoek van lidstaten die onder bijzondere druk staan de nodige operationele en technische bijstand organiseren, en voor een passende, beperkte periode het inzetten van een of meer asiel-ondersteuningsteams op het grondgebied van de verzoekende lidstaat coördineren. Het bureau kan met name:

    a) bij alle aangelegenheden betreffende de coördinatie tussen twee of meer lidstaten, bijstand verlenen bij de aanpak van problemen;

    b) zijn deskundigen sturen om de bevoegde nationale autoriteiten van de betrokken lidstaat/lidstaten zo lang als nodig is te ondersteunen.

    Artikel 14Technische bijstand

    De asiel-ondersteuningsteams stellen met name hun deskundigheid ter beschikking op het gebied van tolkdiensten, kennis over het land van herkomst en over de behandeling en het beheer van asielzaken, in het kader van de maatregelen die het bureau overeenkomstig artikel 10 heeft genomen ter ondersteuning van de lidstaten.

    Artikel 15Asiel-interventiepool

    1. Op voorstel van de uitvoerend directeur van het bureau besluit het uitvoerend comité van het bureau met een meerderheid van drie vierde van de stemmen over het profiel en het totale aantal van de deskundigen die aan de asiel-ondersteuningsteams ter beschikking worden gesteld (asiel-interventiepool). Dezelfde procedure geldt voor eventuele latere wijzigingen in het profiel en in het totale aantal van de deskundigen in de asiel-interventiepool.

    2. Via een pool van nationale deskundigen, opgebouwd op basis van de verschillende vastgestelde profielen, dragen de lidstaten bij aan de asiel-interventiepool door deskundigen aan te wijzen die beantwoorden aan de verlangde profielen.

    Artikel 16Het inzetten van asiel-ondersteuningsteams

    1. De lidstaten delen op verzoek van het bureau onmiddellijk het aantal, de namen en het profiel van de deskundigen van hun nationale pool mee die zij binnen vijf dagen aan een asiel-ondersteuningsteam ter beschikking kunnen stellen. De lidstaten sturen op verzoek van het bureau deskundigen, tenzij zij worden geconfronteerd met een uitzonderlijke situatie die de uitvoering van nationale taken ernstig in het gedrang brengt. De lidstaat van herkomst behoudt zijn autonomie met betrekking tot de selectie van het personeel en de duur van de inzet ervan.

    2. Bij de bepaling van de samenstelling van een in te zetten asiel-ondersteuningsteam houdt de uitvoerend directeur van het bureau rekening met de bijzondere omstandigheden waarmee de verzoekende lidstaat wordt geconfronteerd. Het asiel-ondersteuningsteam wordt samengesteld volgens het overeenkomstig artikel 18 opgestelde operationele plan.

    Artikel 17Besluitvorming inzake het inzetten van asiel-ondersteuningsteams

    1. Een verzoek om overeenkomstig artikel 16, lid 1, asiel-ondersteuningsteams in te zetten, gaat vergezeld van een beschrijving van de situatie, de mogelijke doelen en hetgeen voor het inzetten ervan nodig wordt geacht. Indien nodig kan de uitvoerend directeur deskundigen van het bureau sturen om de situatie in de verzoekende lidstaat te beoordelen.

    2. De uitvoerend directeur stelt het uitvoerend comité onmiddellijk in kennis van het inzetten van een asiel-ondersteuningsteam.

    3. De uitvoerend directeur neemt zo spoedig mogelijk en uiterlijk vijf werkdagen na de ontvangst ervan, een besluit over het verzoek betreffende het inzetten van een asiel-ondersteuningsteam. De uitvoerend directeur stelt de verzoekende lidstaat en het uitvoerend comité gelijktijdig schriftelijk in kennis van zijn besluit. In dit besluit worden de voornaamste redenen vermeld waarop het is gebaseerd.

    4. Indien de uitvoerend directeur beslist een of meer asiel-ondersteuningsteams in te zetten, stellen het bureau en de verzoekende lidstaat onmiddellijk een operationeel plan op overeenkomstig artikel 18.

    5. Zodra er overeenstemming is bereikt over dat plan, stelt de uitvoerend directeur de betrokken lidstaten in kennis van het gevraagde aantal en het profiel van de deskundigen die aan het asiel-ondersteuningsteam zullen deelnemen. Deze informatie wordt schriftelijk verstrekt aan de in artikel 19 bedoelde nationale contactpunten, onder vermelding van de voor het inzetten van de teams geplande datum. Er wordt hun tevens een exemplaar van het operationele plan verstrekt.

    6. Indien de uitvoerend directeur afwezig of verhinderd is, worden de besluiten inzake het inzetten van asiel-ondersteuningsteams genomen door het plaatsvervangende afdelingshoofd.

    Artikel 18Operationeel plan

    1. De uitvoerend directeur en de verzoekende lidstaat stellen in onderlinge overeenstemming een operationeel plan op, waarin de precieze voorwaarden voor het inzetten van asiel-ondersteuningsteams worden opgenomen. Het operationele plan bevat de volgende gegevens:

    a) een beschrijving van de situatie met de modus operandi en de doelstellingen van de inzet, inclusief het operationele doel;

    b) de te verwachten duur van de inzet van de asiel-ondersteuningsteams;

    c) het geografisch gebied in de verzoekende lidstaat waar de asiel-ondersteuningsteams zullen worden ingezet;

    d) een taakomschrijving en speciale instructies voor de leden van de asiel-ondersteuningsteams, onder meer over de vraag welke databanken in de ontvangende lidstaat door de teamleden mogen worden geraadpleegd en welke uitrusting zij daar mogen gebruiken;

    e) de samenstelling van de asiel-ondersteuningsteams.

    2. Voor wijzigingen of aanpassingen van het operationele plan is de instemming van zowel de uitvoerend directeur als de verzoekende lidstaat vereist. Het bureau zendt onmiddellijk een kopie van het gewijzigde of aangepaste operationele plan toe aan de deelnemende lidstaten.

    Artikel 19Nationaal contactpunt

    Elke lidstaat wijst een nationaal contactpunt aan dat is belast met de communicatie met het bureau over alle aangelegenheden die de asiel-ondersteuningsteams betreffen. Het nationale contactpunt is te allen tijde bereikbaar.

    Artikel 20Contactpunt bij de Gemeenschap

    1. De uitvoerend directeur wijst een of meer deskundigen van het bureau aan die optreden als contactpunt bij de Gemeenschap en belast zijn met de coördinatie. De uitvoerend directeur deelt de ontvangende lidstaat mee wie is aangewezen.

    2. Het contactpunt bij de Gemeenschap treedt namens het bureau op voor alle aspecten van het inzetten van de asiel-ondersteuningsteams. Het contactpunt moet met name:

    a) optreden als contactpersoon tussen het bureau en de ontvangende lidstaat;

    b) optreden als contactpersoon tussen het bureau en de leden van de asiel-ondersteuningsteams, en hun namens het bureau bijstand verlenen bij alle aangelegenheden in verband met het inzetten van de asiel-ondersteuningsteams;

    c) toezien op de correcte uitvoering van het operationele plan;

    d) bij het bureau verslag uitbrengen over alle aspecten betreffende het inzetten van de asiel-ondersteuningsteams.

    3. De uitvoerend directeur van het bureau mag het contactpunt toestaan hulp te bieden bij het oplossen van geschillen over de uitvoering van het operationele plan en het inzetten van de asiel-ondersteuningsteams.

    4. Bij de uitvoering van zijn taken aanvaardt het contactpunt bij de Gemeenschap alleen instructies van het bureau.

    Artikel 21Kosten

    Het bureau dekt het volledige bedrag van de volgende kosten die door de lidstaten worden gemaakt om hun deskundigen ter beschikking te stellen in het kader van het inzetten van de asiel-ondersteuningsteams:

    a) reiskosten van de lidstaat van herkomst naar de ontvangende lidstaat en van de ontvangende lidstaat naar de lidstaat van herkomst;

    b) vaccinatiekosten;

    c) kosten voor bijzondere verzekeringen;

    d) medische kosten;

    e) dagvergoedingen, inclusief verblijfskostenvergoedingen;

    f) kosten in verband met de technische uitrusting van het bureau.

    HOOFDSTUK 4

    ORGANISATIE VAN HET BUREAU

    Artikel 22 Organen van het bureau

    De bestuurs- en beheersstructuur van het bureau omvat:

    a) een raad van bestuur;

    b) een uitvoerend directeur en zijn personeel;

    c) een uitvoerend comité;

    d) een adviesforum.

    Artikel 23Samenstelling van de raad van bestuur

    1. Elke lidstaat stelt een lid aan in de raad van bestuur, en de Commissie twee leden.

    2. Elk lid van de raad van bestuur kan worden vervangen of vergezeld door een plaatsvervangend lid; indien een plaatsvervangend lid een lid vergezelt, woont het zonder stemrecht de beraadslagingen bij.

    3. De leden van de raad van bestuur worden aangesteld op grond van het hoge niveau van hun ervaring en kennis op het gebied van asiel.

    4. Het UNHCR is lid van de raad van bestuur, doch zonder stemrecht.

    5. De leden van de raad van bestuur worden voor drie jaar aangesteld. Deze termijn kan worden verlengd. Wanneer hun ambtstermijn afloopt of zij ontslag nemen, blijven de leden in functie totdat hun mandaat is verlengd of in hun vervanging is voorzien.

    Artikel 24Voorzitterschap van de raad van bestuur

    1. De raad van bestuur kiest uit zijn leden een voorzitter en een vicevoorzitter. De vicevoorzitter vervangt ambtshalve de voorzitter wanneer deze is verhinderd zijn taken te verrichten.

    2. De ambtstermijn van de voorzitter en die van de vicevoorzitter bedraagt drie jaar en kan eenmaal worden verlengd. Wanneer zij hun lidmaatschap van de raad van bestuur verliezen tijdens hun ambtstermijn als voorzitter of vicevoorzitter, loopt hun ambtstermijn op dezelfde datum automatisch af.

    Artikel 25Vergaderingen van de raad van bestuur

    1. De voorzitter roept de raad van bestuur in vergadering bijeen. De uitvoerend directeur van het bureau neemt deel aan de beraadslagingen.

    2. De raad van bestuur houdt ten minste twee gewone vergaderingen per jaar. Daarnaast komt de raad van bestuur op initiatief van zijn voorzitter of op verzoek van een derde van zijn leden bijeen. Extra vergaderingen van de raad van bestuur worden op verzoek van een derde van zijn leden door de voorzitter belegd.

    3. De raad van bestuur kan elkeen van wie het advies dienstig kan zijn, uitnodigen om als waarnemer de vergaderingen bij te wonen.

    4. De leden van de raad van bestuur kunnen zich laten bijstaan door raadgevers of deskundigen, behoudens de bepalingen van het reglement van orde.

    5. Het secretariaat van de raad van bestuur wordt verzorgd door het bureau.

    Artikel 26Wijze van stemmen

    1. De raad van bestuur neemt besluiten met absolute meerderheid van de stemmen van alle stemgerechtigde leden. Elk stemgerechtigd lid beschikt over één stem. Bij afwezigheid van een lid is zijn plaatsvervanger gerechtigd zijn stemrecht uit te oefenen.

    2. De uitvoerend directeur van het bureau neemt niet deel aan de stemming.

    3. De voorzitter neemt aan de stemming deel.

    4. De lidstaten die niet volledig deelnemen aan het acquis communautaire inzake asiel, nemen niet deel aan de stemming wanneer de raad van bestuur in het kader van zijn in artikel 27 beschreven bevoegdheden inzake het beheer van het bureau moet beslissen op basis van communautaire instrumenten waaraan zij niet deelnemen.

    5. In het reglement van orde van de raad van bestuur worden de nadere bijzonderheden van de stemming bepaald, met name de voorwaarden waaronder een lid namens een ander lid kan handelen, alsmede de eventuele voorschriften inzake quorum.

    Artikel 27 Taken van de raad van bestuur

    De raad van bestuur zorgt ervoor dat het bureau de taken uitvoert waarmee het is belast. De raad is het programmerings- en toezichtsorgaan van het bureau. De raad moet met name:

    36. zijn reglement van orde vaststellen;

    37. de uitvoerend directeur aanstellen conform de voorwaarden van artikel 28; als tuchtraad optreden ten aanzien van de uitvoerend directeur en hem, in voorkomend geval, schorsen of ontslaan;

    38. het algemene jaarverslag over de activiteiten van het bureau goedkeuren en het uiterlijk op 15 juni van het volgende jaar toezenden aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Europese Rekenkamer. Het algemene jaarverslag wordt gepubliceerd;

    39. vóór 30 september van elk jaar, op basis van een door de uitvoerend directeur van het bureau ingediend ontwerp en na advies van de Commissie, met een meerderheid van drie vierde van zijn stemgerechtigde leden het werkprogramma van het bureau voor het komende jaar vaststellen en het toezenden aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het werkprogramma wordt vastgesteld conform de jaarlijkse begrotingsprocedure van de Gemeenschap en het wetgevingsprogramma van de Gemeenschap op het gebied van asiel;

    40. zijn taken met betrekking tot de begroting van het bureau verrichten overeenkomstig hoofdstuk 5;

    41. praktische regelingen treffen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 als bedoeld in artikel 42 van deze verordening;

    42. de talenregeling voor het bureau vaststellen overeenkomstig artikel 41 van deze verordening;

    43. de organisatorische structuur van het bureau bepalen en het personeelsbeleid van het bureau vaststellen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38;

    44. na de Commissie om advies te hebben verzocht, het meerjarenplan voor het personeelsbeleid vaststellen;

    45. alle besluiten nemen betreffende de uitvoering van de opdracht van het bureau, zoals omschreven in deze verordening;

    46. alle besluiten nemen over het opzetten en, zo nodig, de verdere ontwikkeling van de in deze verordening vermelde informatiesystemen en met name de in artikel 4, onder b, bedoelde portaalsite;

    47. alle besluiten nemen over het opzetten en, zo nodig, de verdere ontwikkeling van de interne werkstructuren van het bureau;

    48. als tuchtraad optreden ten aanzien van de uitvoerend directeur;

    49. zijn reglement van orde vaststellen op basis van een ontwerp dat de uitvoerend directeur na advies van de Commissie voorlegt.

    Artikel 28Aanstelling van de uitvoerend directeur

    1. De uitvoerend directeur van het bureau wordt, op basis van een door de Commissie opgestelde lijst van kandidaten, door de raad van bestuur aangesteld voor een periode van vijf jaar. Vóór de aanstelling wordt de door de raad van bestuur gekozen kandidaat verzocht een verklaring voor de bevoegde commissie(s) van het Europees Parlement af te leggen en de vragen van de commissieleden te beantwoorden.

    In de loop van de negen maanden vóór het verstrijken van deze ambtstermijn van vijf jaar verricht de Commissie een evaluatie, die met name betrekking heeft op:

    - de prestaties van de uitvoerend directeur;

    - de opdracht en verplichtingen van het bureau in de komende jaren.

    2. Op voorstel van de Commissie, rekening houdend met het evaluatieverslag en alleen indien de opdracht en verplichtingen van het bureau het rechtvaardigen, kan de raad van bestuur de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal met maximaal drie jaar verlengen.

    3. De raad van bestuur stelt het Europees Parlement in kennis van zijn voornemen om de ambtstermijn van de uitvoerend directeur te verlengen. In de loop van de maand die voorafgaat aan de verlenging van zijn ambtstermijn kan de uitvoerend directeur worden verzocht een verklaring voor de bevoegde commissie(s) van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

    Artikel 29Taken van de uitvoerend directeur

    1. Het bureau wordt geleid door de uitvoerend directeur, die onafhankelijk is in de uitvoering van zijn taken. De uitvoerend directeur is aan de raad van bestuur verantwoording schuldig voor zijn activiteiten.

    2. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie en de raad van bestuur, vraagt of aanvaardt de uitvoerend directeur geen instructies van regeringen of van andere instanties.

    3. Het Europees Parlement of de Raad kan de uitvoerend directeur verzoeken om verslag uit te brengen over de wijze waarop hij zijn taken heeft uitgevoerd.

    4. De uitvoerend directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van het bureau.

    5. De uitvoerend directeur kan worden bijgestaan door één of meer afdelingshoofden. Indien de uitvoerend directeur afwezig of verhinderd is, neemt een van de afdelingshoofden zijn plaats in.

    6. De uitvoerend directeur is belast met:

    50. het dagelijkse beheer van het bureau;

    51. het opstellen van voorstellen voor de werkprogramma's van het bureau, na advies van de Commissie;

    52. de uitvoering van de werkprogramma's en de besluiten van de raad van bestuur;

    53. het opstellen van verslagen over de landen van herkomst, zoals bedoeld in artikel 4, onder d);

    54. het opstellen van een ontwerp voor de financiële regeling van het bureau die overeenkomstig artikel 37 wordt aangenomen door de raad van bestuur, alsook voor de maatregelen ter uitvoering van die regeling;

    55. het opstellen van de ontwerp-ramingen van ontvangsten en uitgaven van het bureau alsook de uitvoering van zijn begroting;

    56. het uitoefenen ten aanzien van het personeel van de in artikel 38 bedoelde bevoegdheden;

    57. alle personeelsaangelegenheden; het nemen van alle besluiten over het beheer van de in deze verordening vermelde informatiesystemen en met name van de in artikel 4, onder b, bedoelde portaalsite;

    58. het nemen van alle besluiten over het beheer van de interne administratieve structuren van het bureau.

    Artikel 30Uitvoerend comité

    1. Om doeltreffender en sneller te kunnen werken, stelt het bureau een uitvoerend comité van acht leden in, die worden aangesteld uit de leden van de raad van bestuur.

    2. De Commissie is van rechtswege lid van het uitvoerend comité. De raad van bestuur van het bureau stelt de regels voor de aanstelling van de andere leden van het uitvoerend comité vast.

    3. Het uitvoerend comité komt geregeld, ten minste viermaal per jaar, bijeen, hetzij op uitnodiging van de uitvoerend directeur, hetzij op verzoek van ten minste een derde van zijn leden. De werkwijze van het uitvoerend comité wordt vastgelegd in het reglement van orde van het bureau en gepubliceerd.

    4. De ambtstermijn van de leden van het uitvoerend comité heeft dezelfde duur als die van de leden van de raad van bestuur.

    5. Het uitvoerend comité komt zo nodig bijeen om te vergaderen over specifieke aangelegenheden.

    6. Het uitvoerend comité heeft tot taak om de uitvoerend directeur van het bureau raad te geven, en om op verzoek van de raad van bestuur of op eigen initiatief advies uit te brengen aan de raad van bestuur over het werkprogramma van het bureau en over alle activiteiten van het bureau alsook in alle situaties waarin het bureau snel beslissingen moet nemen, met name in het kader van hoofdstuk 3 betreffende het inzetten van asiel-ondersteuningsteams in de lidstaten die onder bijzondere druk staan.

    7. Het bureau verstrekt het uitvoerend comité de nodige technische en logistieke ondersteuning en verzorgt het secretariaat van de vergaderingen.

    8. Op verzoek van het uitvoerend comité kunnen de vertegenwoordigers van het UNHCR zonder stemrecht deelnemen aan de werkzaamheden van het uitvoerend comité.

    9. Het uitvoerend comité kan elkeen van wie het advies dienstig kan zijn, uitnodigen om de vergaderingen bij te wonen.

    Artikel 31Werkgroepen

    1. In het kader van zijn in deze verordening omschreven opdracht, kan het bureau werkgroepen oprichten, die bestaan uit deskundigen van de bevoegde asielinstanties van de lidstaten, onder wie gespecialiseerde rechters. De deskundigen kunnen zich laten vervangen door gelijktijdig aangestelde plaatsvervangers.

    2. De Commissie neemt van rechtswege deel aan de werkgroepen. De vertegenwoordigers van het UNHCR kunnen, afhankelijk van de aard van de behandelde aangelegenheden, geheel of gedeeltelijk deelnemen aan de vergaderingen van de werkgroepen.

    3. De werkgroepen kunnen elkeen van wie het advies dienstig kan zijn, uitnodigen om de vergaderingen bij te wonen en met name vertegenwoordigers van niet-gouvernementele asielorganisaties.

    Artikel 32Adviesforum

    1. Het bureau werkt nauw samen met niet-gouvernementele organisaties en met organisaties van het maatschappelijke middenveld die op nationaal, Europees of internationaal niveau actief zijn op asielgebied en richt daartoe een adviesforum op.

    2. Het adviesforum is een mechanisme voor uitwisseling van informatie en bundeling van kennis. Het zorgt voor nauwe samenwerking tussen het bureau en de betrokken partijen en verstrekt deskundigheid en advies over asielzaken.

    3. Het adviesforum staat open voor alle bevoegde belanghebbende partijen, conform lid 1. Het UNHCR is van rechtswege lid van het adviesforum.

    4. Het adviesforum is met name belast met:

    59. het doen van voorstellen aan de raad van bestuur over het krachtens artikel 27, onder d), vast te stellen jaarlijkse werkprogramma;

    60. het geven van feedback en het voorstellen van follow-upmaatregelen aan de raad van bestuur met betrekking tot het in artikel 27, onder c), bedoelde jaarverslag, en het in artikel 12, lid 1, bedoelde jaarverslag over de asielsituatie in de Europese Unie, en

    61. het meedelen aan de uitvoerend directeur en het uitvoerend comité van resultaten en aanbevelingen van conferenties, studiebijeenkomsten en vergaderingen die relevant zijn voor de werkzaamheden van het bureau.

    5. De coördinatie van de werkzaamheden van het adviesforum staat onder gezag van de uitvoerend directeur.

    6. Het adviesforum komt ten minste twee maal per jaar bijeen.

    HOOFDSTUK 5

    FINANCIËLE BEPALINGEN

    Artikel 33 Begroting

    1. Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van het bureau geraamd en vervolgens opgenomen in de begroting van het bureau.

    2. De ontvangsten en uitgaven van het bureau zijn in evenwicht.

    3. Onverminderd andere middelen, bestaan de ontvangsten van het bureau uit:

    62. een in de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen bijdrage van de Gemeenschap;

    63. eventuele vrijwillige bijdragen van de lidstaten;

    64. vergoedingen voor publicaties, opleiding en andere door het bureau verrichte diensten.

    4. De uitgaven van het bureau omvatten onder meer de bezoldiging van het personeel, de uitgaven voor administratie en infrastructuur, de exploitatiekosten, en de uitgaven uit hoofde van de contracten of overeenkomsten die door het bureau zijn gesloten.

    Artikel 34Vaststelling van de begroting

    1. Elk jaar stelt de uitvoerend directeur een ontwerp-raming op van de ontvangsten en uitgaven van het bureau voor het volgende jaar, waarin een personeelsformatie is opgenomen, en zendt deze toe aan de raad van bestuur.

    2. Op basis van dit ontwerp stelt de raad van bestuur een raming op van de ontvangsten en uitgaven van het bureau voor het volgende begrotingsjaar.

    3. De ontwerp-raming van de ontvangsten en uitgaven van het bureau wordt uiterlijk op 10 februari aan de Commissie toegezonden. De definitieve versie van deze raming, die tevens een ontwerp-personeelsformatie bevat, wordt uiterlijk op 31 maart door de raad van bestuur aan de Commissie toegezonden.

    4. De raming wordt door de Commissie toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad ("de begrotingsautoriteit"), samen met het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie.

    5. Op basis van deze raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting op in het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig artikel 272 van het Verdrag voorlegt aan de begrotingsautoriteit.

    6. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie aan het bureau goed.

    7. De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie van het bureau vast.

    8. De begroting van het bureau wordt vastgesteld door de raad van bestuur. De begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

    9. De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit zo spoedig mogelijk in kennis van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van de begroting kunnen hebben, met name onroerendgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. Hij brengt de Commissie daarvan op de hoogte.

    10. Wanneer een tak van de begrotingsautoriteit kennis heeft gegeven van zijn voornemen om een advies te verstrekken, zendt hij dit advies aan de raad van bestuur toe binnen een termijn van zes weken te rekenen vanaf de kennisgeving van het project.

    Artikel 35Uitvoering van de begroting

    1. De uitvoerend directeur voert de begroting van het bureau uit.

    2. De uitvoerend directeur zendt de begrotingsautoriteit jaarlijks alle relevante informatie over de resultaten van de evaluatieprocedures toe.

    Artikel 36Indiening van de rekeningen en kwijting

    1. Uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, dient de rekenplichtige van het bureau de voorlopige jaarrekening, samen met het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar, in bij de rekenplichtige van de Commissie. De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en de gedecentraliseerde organen in de zin van artikel 128 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[18].

    2. Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, zendt de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het bureau, samen met het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar, toe aan de Rekenkamer. Het verslag over het begrotings- en financieel beheer van het begrotingsjaar wordt ook aan het Europees Parlement en de Raad toegezonden.

    3. Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van het bureau overeenkomstig artikel 129 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 maakt de uitvoerend directeur onder zijn verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het bureau op en zendt deze voor advies toe aan de raad van bestuur.

    4. De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het bureau.

    5. Uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, zendt de uitvoerend directeur de definitieve rekeningen, samen met het advies van de raad van bestuur, toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

    6. De definitieve rekeningen worden gepubliceerd.

    7. De uitvoerend directeur geeft de Rekenkamer uiterlijk op 30 september antwoord op haar opmerkingen. Hij dient dit antwoord ook in bij de raad van bestuur.

    8. De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar, overeenkomstig artikel 146, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

    9. Vóór 15 mei van het jaar n + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar n.

    Artikel 37Financiële regeling

    De financiële regeling die op het bureau van toepassing is, wordt door de raad van bestuur vastgesteld na raadpleging van de Commissie. Deze financiële regeling mag slechts afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002[19] van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[20] van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, indien de specifieke vereisten van de werking van het bureau dit noodzakelijk maken en mits de Commissie hiermee van tevoren heeft ingestemd.

    HOOFDSTUK 6

    BEPALINGEN BETREFFENDE HET PERSONEEL

    Artikel 38 Personeel

    1. Het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen en de regels die gezamenlijk zijn vastgesteld door de instellingen van de Europese Gemeenschappen met het oog op de toepassing van dit statuut en deze regeling zijn van toepassing op het personeel van het bureau, met inbegrip van de uitvoerend directeur.

    2. De raad van bestuur stelt, met instemming van de Commissie, de nodige uitvoeringsmaatregelen vast die zijn bedoeld in artikel 110 van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

    3. De bevoegdheden die bij het statuut aan het tot aanstelling bevoegde gezag en bij de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden aan het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag zijn toegekend, worden door het bureau uitgeoefend met betrekking tot zijn eigen personeel.

    4. De raad van bestuur kan bepalingen vaststellen waardoor uit de lidstaten gedetacheerde nationale deskundigen voor het bureau kunnen werken.

    Artikel 39Voorrechten en immuniteiten

    Het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op het bureau.

    HOOFDSTUK 7

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 40 Rechtsstatuut

    1. Het bureau is een orgaan van de Gemeenschap. Het bureau heeft rechtspersoonlijkheid.

    2. In elk der lidstaten heeft het bureau de ruimste handelingsbevoegdheid welke door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden.

    3. Het bureau wordt vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur.

    4. Het bureau is gevestigd te […]. ..

    Artikel 41Talenregeling

    1. Op het bureau zijn de bepalingen van Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap[21] van toepassing.

    2. Onverminderd de besluiten die op grond van artikel 290 van het Verdrag worden genomen, worden het algemene jaarverslag over de activiteiten van het bureau en het jaarlijkse werkprogramma van het bureau, zoals bedoeld in artikel 27, onder c) en d), in alle officiële talen van de Gemeenschap opgesteld.

    3. De voor het functioneren van het bureau vereiste vertaaldiensten worden verricht door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

    4. De raad van bestuur stelt praktische voorschriften voor de uitvoering van de talenregeling vast.

    Artikel 42Toegang tot documenten

    1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie[22] is van toepassing op de documenten die bij het bureau berusten.

    2. Binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening stelt de raad van bestuur de toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

    3. Tegen de besluiten van het bureau uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of een beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, volgens de voorwaarden van respectievelijk artikel 195 en artikel 230 van het Verdrag.

    4. Voor de verwerking van persoonsgegevens door het bureau geldt Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[23].

    Artikel 43 Veiligheidsvoorschriften betreffende de bescherming van gerubriceerde gegevens en niet-gerubriceerde gevoelige gegevens

    1. Het bureau past de veiligheidsbeginselen van Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde toe. Het gaat onder meer om de bepalingen betreffende de uitwisseling, de behandeling en de opslag van gerubriceerde gegevens.

    2. Het bureau past ook de veiligheidsbeginselen betreffende de behandeling van niet-gerubriceerde gevoelige gegevens toe, zoals vastgesteld en uitgevoerd door de Europese Commissie.

    Artikel 44Aansprakelijkheidsregeling

    1. De contractuele aansprakelijkheid van het bureau wordt beheerst door de wetgeving die van toepassing is op de betrokken overeenkomst.

    2. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd uitspraak te doen krachtens een arbitrageclausule in een door het bureau gesloten overeenkomst.

    3. Bij niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het bureau, conform de algemene beginselen welke de rechtsstelsels der lidstaten gemeen hebben, alle door zijn diensten of door zijn personeelsleden bij de uitoefening van hun werkzaamheden veroorzaakte schade.

    4. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft rechtsmacht voor geschillen over de vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade.

    5. De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden jegens het bureau wordt beheerst door de bepalingen van het statuut of de regeling welke op hen van toepassing is.

    Artikel 45Evaluatie en herziening

    1. Uiterlijk drie jaar na de in artikel 51 bedoelde datum, geeft het bureau opdracht tot een onafhankelijke externe evaluatie van de behaalde resultaten, op basis van de door de raad van bestuur, met instemming van de Commissie, vastgestelde opdracht. Bij deze evaluatie wordt nagegaan wat de impact van het bureau is op de praktische samenwerking op asielgebied en op het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Hierbij wordt met name onderzocht of het eventueel nodig is de taken van het bureau aan te passen of uit te breiden, waarbij ook wordt gekeken naar de financiële gevolgen van een dergelijke taakwijziging of -uitbreiding. Bij deze evaluatie wordt ook onderzocht of de beheersstructuur is toegesneden op de uitvoering van de taken van het bureau. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de standpunten van de belanghebbende partijen op zowel communautair als nationaal niveau.

    2. De raad van bestuur bepaalt, met instemming van de Commissie, wanneer de toekomstige evaluaties zullen plaatsvinden, waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten van de in lid 1 genoemde evaluatie.

    Artikel 46Administratieve controle

    De activiteiten van het bureau zijn aan de controle van de Ombudsman onderworpen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 195 van het Verdrag.

    Artikel 47Samenwerking met derde en geassocieerde landen

    1. Het bureau staat open voor deelname van landen die met de Europese Gemeenschap overeenkomsten hebben gesloten uit hoofde waarvan zij de communautaire wetgeving op de onder deze verordening vallende gebieden hebben overgenomen en toepassen. Krachtens de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomsten worden regelingen uitgewerkt die onder meer de aard en de omvang van en de nadere regels voor de deelname van deze landen aan de werkzaamheden van het bureau omschrijven. Deze regelingen omvatten met name bepalingen betreffende de deelname aan de door het bureau genomen initiatieven, de financiële bijdragen en het personeel. Wat personeelszaken betreft, voldoen deze overeenkomsten in elk geval aan het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

    2. Voor de aangelegenheden die door zijn activiteiten worden bestreken en voor zover nodig voor de uitvoering van zijn taken, vergemakkelijkt het bureau, met instemming van de Commissie, de operationele samenwerking tussen de lidstaten en derde landen in het kader van de externe betrekkingen van de Europese Unie; het bureau kan ook voor technische aspecten op de onder deze verordening vallende gebieden samenwerken met de bevoegde autoriteiten van derde landen, in het kader van met deze autoriteiten gemaakte werkafspraken, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Verdrag.

    Artikel 48Samenwerking van het bureau met het UNHCR

    Het bureau werkt op de onder deze verordening vallende gebieden samen met het UNHCR, in het kader van de met het UNHCR gemaakte werkafspraken.

    Het bureau kan het UNHCR subsidies verlenen. Met deze subsidies worden maatregelen gefinancierd die het bureau in staat stellen op stabiele en duurzame wijze te profiteren van de deskundigheid van het UNHCR. Deze subsidies passen in het kader van de bevoorrechte samenwerkingsbetrekkingen tussen het bureau en het UNHCR, zoals omschreven in dit artikel en in artikel 2, lid 5, artikel 9, lid 1, artikel 23, lid 4, artikel 30, lid 8, artikel 31, lid 2, en artikel 32, lid 3. Overeenkomstig artikel 75 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 zijn de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 alsook de uitvoeringsvoorschriften ervan van toepassing.

    Artikel 49Samenwerking met F rontex, FRA en andere communautaire organen alsook met internationale organisaties

    Het bureau werkt samen met communautaire organen die op zijn werkgebied actief zijn en met name met het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex) en het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA), alsook met de internationale organisaties op de onder deze verordening vallende gebieden, in het kader van met deze organen gemaakte werkafspraken, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het EG-Verdrag en de bepalingen over de bevoegdheid van die organen.

    Door deze samenwerking kunnen er synergieën ontstaan tussen de betrokken organen en kunnen overlappingen en redundantie bij de werkzaamheden die deze diverse organen in het kader van hun opdracht uitvoeren, worden voorkomen.

    Artikel 50 Vestigingsovereenkomst en voorwaarden voor de werking van het bureau

    De bepalingen betreffende de huisvesting van het bureau in de gastlidstaat en de door deze lidstaat ter beschikking gestelde installaties, alsook de specifieke voorschriften die in de gastlidstaat van het bureau gelden voor de uitvoerend directeur, de leden van de raad van bestuur, het personeel van het bureau en hun gezinsleden, worden vastgesteld in een vestigingsovereenkomst tussen het bureau en de gastlidstaat, die wordt gesloten nadat de raad van bestuur daarmee heeft ingestemd. De gastlidstaat van het bureau zorgt ervoor dat het bureau in optimale omstandigheden kan werken, onder andere door het aanbieden van meertalig onderwijs met een Europese dimensie en adequate vervoersverbindingen.

    Artikel 51Aanvang van de activiteiten van het bureau

    Het bureau vangt zijn werkzaamheden aan uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

    De Commissie is belast met het opzetten en het opstarten van het bureau totdat het bureau voldoende operationele capaciteit heeft om de eigen begroting uit te voeren.

    Daartoe:

    - kan een ambtenaar van de Commissie als directeur ad interim de aan de uitvoerend directeur van het bureau toevertrouwde taken verrichten, totdat de uitvoerend directeur van het bureau na zijn aanstelling door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 28 zijn taken opneemt;

    - kunnen ambtenaren van de Commissie onder verantwoordelijkheid van de directeur ad interim of de uitvoerend directeur de taken van het bureau verrichten.

    De directeur ad interim kan alle betalingen binnen de kredieten van de begroting van het bureau toestaan wanneer deze zijn goedgekeurd door de raad van bestuur, en kan contracten sluiten, waaronder contracten tot aanstelling van personeel nadat de personeelsformatie van het bureau is aangenomen.

    Artikel 52Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de […] dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, op

    Voor de Raad

    De voorzitter

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1. BENAMING VAN HET VOORSTEL:

    Voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

    2. ABM/ABB-KADER

    Betrokken beleidsterrein: Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (titel 18)

    Bijbehorende activiteiten: Migratiestromen, gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid (hoofdstuk 18.03)

    3. BEGROTINGSONDERDELEN

    3.1. Begrotingsonderdelen (beleidsuitgaven en bijbehorende uitgaven voor technische en administratieve bijstand (vroegere BA-onderdelen)) inclusief omschrijving:

    Financieel kader 2007-2013: Rubriek 3A

    Hoofdstuk 18.03 Migratiestromen, gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid

    - invoering van een artikel 18 03 XX: "Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken"

    - invoering van een post 18 03 XX XX: "Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken" – subsidie uit hoofde van titels 1 en 2

    - invoering van een post 18 03 XX XX XX: "Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken" – subsidie uit hoofde van titel 3

    De keuze van het artikel en de posten onder hoofdstuk 18 03 wordt bepaald tijdens de begrotingsprocedure 2010.

    3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen:

    Het agentschap moet worden opgericht vanaf het begrotingsjaar 2010.

    De voorbereidende werkzaamheden voor de oprichting van het agentschap worden door de Commissie verricht vanaf 2009 en worden gefinancierd op basis van bestaande financiële instrumenten.

    3.3. Begrotingskenmerken:

    Begrotings-onderdeel | Soort uitgave | Nieuw | Bijdrage EVA | Bijdragen kandidaat-lidstaten | Rubriek financiële vooruitzichten |

    Zie punt 3.1. | Niet-verplicht | GK[24]/ | JA | NEE | NEE | nr. 3A |

    4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN

    4.1. Financiële middelen

    4.1.1. Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK)

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Soort uitgave | Punt nr. | Jaar 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | n + 4 | n + 5 e.v. | Totaal |

    Beleidsuitgaven[25] |

    VK | 8.1. | a | 5,25 | 8 | 12 | 15 | 40,25 |

    BK | b | 5,25 | 8 | 12 | 15 | 40,25 |

    Administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag[26] |

    Technische & administratieve bijstand (NGK) | 8.2.4. | c |

    TOTAAL REFERENTIEBEDRAG |

    VK | a+c | 5,25 | 8 | 12 | 15 | 40,25 |

    BK | b+c | 5,25 | 8 | 12 | 15 | 40,25 |

    Administratieve uitgaven die niet binnen het referentiebedrag zijn begrepen[27] |

    Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NGK) | 8.2.5. | d | 0,976 | 0,976 | 0,976 | 0,610 | 3,538 |

    Andere niet in het referentiebedrag begrepen administratieve uitgaven (NGK) | 8.2.6. | e | 0,010 | 0,025 | 0,025 | 0,025 | 0,085 |

    Totale indicatieve kosten van de maatregel |

    TOTAAL VK inclusief personeelsuitgaven | a + c + d + e | 6,236 | 9,001 | 13,001 | 15,635 | 43,873 |

    TOTAAL BK inclusief personeelsuitgaven | b + c + d + e | 6,236 | 9,001 | 13,001 | 15,635 | 43,873 |

    Medefinanciering

    Indien het voorstel door lidstaten of uit andere bronnen (geef aan welke) wordt medegefinancierd, geef dan een raming daarvan in de onderstaande tabel (voeg extra rijen toe indien de medefinanciering uit meer dan een bron afkomstig is):

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Medefinancieringsbron | Jaar n | n + 1 | n + 2 | n + 3 | n + 4 | Jaar n+5 e.v. | Totaal |

    …………………… | f |

    TOTAAL VK inclusief medefinanciering | a + c + d + e + f |

    4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering

    ( Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

    ( Het voorstel vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

    ( Het voorstel vergt wellicht toepassing van de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord[28] (flexibiliteitsinstrument of herziening van de financiële vooruitzichten).

    4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten

    ( Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

    ( Het voorstel heeft de volgende financiële gevolgen voor de ontvangsten:

    in miljoen euro (tot op een decimaal)

    Vóór de actie [Jaar n - 1] | Situatie na de actie |

    Totale personele middelen in VTE | 8 | 8 | 8 | 5 |

    5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN

    5.1. Behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

    Het bureau is belast met de vergemakkelijking, coördinatie en versterking van de diverse aspecten van de praktische samenwerking op asielgebied tussen de lidstaten en tussen de lidstaten en de Commissie, teneinde de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te helpen verbeteren, met inbegrip van de externe aspecten daarvan.

    Gelet op het uitdrukkelijke verzoek van de Europese Raad van september 2008, moet het bureau operationeel zijn vanaf 2010, nadat de wetgever in 2009 het oprichtingsbesluit ervan heeft vastgesteld.

    5.2. Meerwaarde van het communautaire optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie

    Het in juni 2008 door de Commissie aangenomen asielbeleidsplan heeft ten doel de asielwetgeving te versterken om ten behoeve van de personen die om internationale bescherming verzoeken een doeltreffend en rechtvaardig gemeenschappelijk Europees asielstelsel tot stand te brengen alsook deze wetgevende inspanning te ondersteunen door de versterking van de praktische samenwerking tussen de lidstaten op asielgebied.

    De oprichting van het bureau helpt de tweede doelstelling te verwezenlijken en maakt het mogelijk de nodige, passende steun te verlenen bij de praktische samenwerking op asielgebied.

    5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM

    Het voorstel heeft ten doel een regelgevend agentschap op te richten, dat de diverse aspecten van de praktische samenwerking op asielgebied moet ondersteunen.

    Door de uitoefening van zijn taken draagt het agentschap bij tot een betere uitvoering en toepassing van de communautaire regels inzake asiel in de hele EU. Het gaat om een agentschap zonder beslissingsbevoegdheid, dat de praktische samenwerking inzake asiel ondersteunt met prikkels, zoals aanbevelingen, het inschakelen van wetenschappelijke autoriteiten, netwerken, convergentie van beproefde methoden, controle van de toepassing en de uitvoering van de regels, enz.

    Het bureau heeft drie hoofdtaken: ondersteuning van de praktische samenwerking op asielgebied, ondersteuning van de lidstaten die onder bijzondere druk staan en bijdrage aan de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

    Een afzonderlijk hoofdstuk van de verordening heeft betrekking op de coördinatie door het bureau van asiel-ondersteuningsteams die bestaan uit deskundigen op asielgebied en die operationele steun verlenen aan lidstaten waarvan de asielstelsels onder grote druk staan en die het bureau om steun hebben verzocht.

    5.4. Wijze van uitvoering (indicatief)

    ( Gecentraliseerd beheer

    ( rechtstreeks door de Commissie

    ( gedelegeerd aan:

    ( uitvoerende agentschappen

    ( door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement

    ( nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

    ( Gedeeld of gedecentraliseerd beheer

    ( met lidstaten

    ( met derde landen

    ( Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

    6. TOEZICHT EN EVALUATIE

    6.1. Toezicht

    Het bureau is onderworpen aan de standaardprocedures voor controle van regelgevende agentschappen.

    Het bureau wordt geleid door de uitvoerend directeur, die onafhankelijk is in de uitvoering van zijn taken en belast is met het dagelijkse beheer van het bureau.

    Met het oog op de jaarlijkse evaluatie van zijn prestaties is het bureau aan diverse verplichtingen onderworpen:

    - het publiceert een algemeen jaarverslag over de activiteiten van het bureau;

    - het stelt elk jaar een verslag op over de asielsituatie in de Unie. In dit verslag evalueert het bureau met name de resultaten van de in het kader van deze verordening genomen maatregelen en maakt het een vergelijkende analyse van deze resultaten om ervoor te zorgen dat de lidstaten beter op de hoogte raken van de toegepaste beproefde methoden en om de kwaliteit, de samenhang en de doeltreffendheid van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te verbeteren.

    Het bureau is aan de volgende controles onderworpen: begrotingscontrole, interne audit, jaarverslagen van de Europese Rekenkamer, jaarlijkse kwijting voor de uitvoering van de Gemeenschapsbegroting en onderzoeken van OLAF, die het mogelijk maken na te gaan of de middelen van de agentschappen naar behoren zijn aangewend.

    De activiteiten van het bureau zijn aan de controle van de Ombudsman onderworpen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 195 van het Verdrag. Deze administratieve controle biedt een aantal proceduregaranties voor de bescherming van de belangen van de betrokken partijen en de kwaliteit van de resultaten.

    6.2. Evaluatie

    6.2.1. Evaluatie vooraf

    De evaluatie vooraf is opgenomen in het verslag over de effectbeoordeling.

    6.2.2. Vorm en frequentie van toekomstige evaluaties

    Uiterlijk drie jaar na de in artikel 45 bedoelde datum, geeft het bureau opdracht tot een onafhankelijke externe evaluatie van de behaalde resultaten, op basis van een door de raad van bestuur, met instemming van de Commissie, vastgestelde opdracht. Daarbij wordt nagegaan wat de impact van het bureau is op de praktische samenwerking op asielgebied en op het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Meer bepaald wordt onderzocht of het nodig is de taken van het bureau aan te passen of uit te breiden, waarbij ook wordt gekeken naar de financiële gevolgen van een dergelijke taakwijziging of -uitbreiding. Bij deze evaluatie wordt ook onderzocht of de beheersstructuur is aangepast aan de uitvoering van de taken van het bureau. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de standpunten van de belanghebbende partijen op zowel communautair als nationaal niveau. De raad van bestuur bepaalt, met instemming van de Commissie, wanneer de toekomstige evaluaties zullen plaatsvinden. Daarbij wordt rekening gehouden met de resultaten van het eerste evaluatieverslag.

    7. Fraudebestrijdingsmaatregelen

    Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere illegale handelingen zijn de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1073/1999 onverkort van toepassing.

    Het agentschap treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 en stelt onverwijld de dienovereenkomstige voorschriften vast, die op alle medewerkers van het agentschap van toepassing zijn.

    De financieringsbesluiten, alsmede de uitvoeringsovereenkomsten en -instrumenten die uit die besluiten voortvloeien, bepalen uitdrukkelijk dat de Europese Rekenkamer en OLAF, indien nodig, bij de begunstigden van de middelen van het agentschap en bij de tussenpersonen die deze middelen verdelen, tot controle ter plaatse kunnen overgaan.

    8. MIDDELEN

    8.1. Financiële kosten van de doelstellingen van het voorstel

    Vastleggingskredieten, in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Jaar 2010 | Jaar 2011 | Jaar 2012 | Jaar 2013 | Jaar n + 4 | Jaar n + 5 |

    Ambtenaren of tijdelijk personeel[41] (XX 01 01) | A*/AD | 4,5 | 4,5 | 4,5 | 3,5 |

    B*, C*/AST | 3,5 | 3,5 | 3,5 | 1,5 |

    Uit artikel XX 01 02 gefinancierd personeel[42] |

    Uit art. XX 01 04/05 gefinancierd ander personeel[43] |

    TOTAAL | 8 | 8 | 8 | 5 |

    8.2.2. Omschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien

    Tijdens de eerste jaren van het agentschap moeten AD-ambtenaren de oprichting van het bureau helpen organiseren en zo nodig deelnemen aan de bijeenkomsten van de raad van bestuur, het uitvoerend comité en de werkgroepen van het bureau.

    De AST-ambtenaren verlenen administratieve bijstand, bijvoorbeeld bij de organisatie van dienstreizen alsook algemene administratieve ondersteuning.

    8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel

    X Posten die momenteel zijn toegewezen aan het beheer van het te vervangen of te verlengen programma

    ( Posten die al zijn toegewezen in het kader van de JBS/VOB-procedure voor het jaar 2010

    X Posten waarom in het kader van de volgende JBS/VOB-procedure zal worden gevraagd

    X Bestaande posten binnen de beherende dienst die worden heringedeeld (interne herindeling)

    ( Posten die voor jaar n nodig zijn maar die in het kader van de JBS/VOB-procedure voor dat jaar nog niet zijn toegewezen

    Aantal personeelsleden van het bureau (start-up en operationele fase)

    De onderstaande informatie is indicatief. Zij is gebaseerd op de elementen die zijn opgenomen in de analyse vooraf, die deel uitmaakt van de met het oog op de oprichting van het bureau uitgevoerde effectbeoordeling. Er moet worden beklemtoond dat de in dit financieel memorandum opgenomen aantallen zijn gebaseerd op de maximumaantallen uit de analyse vooraf. Het is dus waarschijnlijk dat de uiteindelijke aantallen lager zullen uitvallen dan de hieronder vermelde aantallen.

    De behoeften aan personele en administratieve middelen zullen worden gedekt uit de toewijzing aan het beherende DG in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure, binnen de bestaande budgettaire grenzen.

    Jaar | Geleidelijk aan te werven personeelsleden |

    2010 | 24 (AT) |

    2011 | 36 (18 AT, 18 AC) |

    2012 | 20 (10AT, 10 AC) |

    2013 | 14 (10 AT, 4 AC) |

    TOTAAL | 94 (62 AT, 32 AC) |

    De externe aanwerving wordt beheerd door het bureau. De verdeling tussen tijdelijke functionarissen (AT) en arbeidscontractanten (AC) is indicatief.

    Het personeel van het bureau bestaat uit operationele en administratieve personeelsleden (in totaal maximum 94 personeelsleden). Dat is een raming; preciezere informatie zal kunnen worden verstrekt wanneer na afloop van de onderhandelingen over de oprichtingsverordening de definitieve taken en behoeften van het bureau bekend zijn. Niettemin kan hieronder een eerste raming worden gegeven van het personeel dat nodig is voor het toekomstige bureau. Het personeel is onderverdeeld volgens de diverse taken die krachtens de oprichtingsverordening aan het bureau moeten worden opgedragen:

    Raming personeelsbehoeften EASO

    Minimumaantal personeelsleden (vanaf 2011 – agentschap volledig operationeel) |

    Taken | AD-personeel | AST-personeel |

    Leidinggevend en horizontaal personeel | 7 | 6 |

    Uitwisseling beproefde methoden[44] | 7 | 4 |

    Ondersteuning van wetgeving[45] | 4 | 2 |

    Deskundigenpool[46] | 2 | 1 |

    Intracommunautaire hervestiging[47] | 1 | 2 |

    Regionale beschermingsprogramma's[48] | 1 |

    Hervestiging[49] | 1 |

    Informatie over landen van herkomst[50] | 9 | 5 |

    Opleiding[51] | 5 | 3 |

    Totaal operationeel personeel | 30 | 17 |

    Totaal operationeel + horizontaal personeel | 37 | 23 |

    Algemeen totaal personeel AD + AST | 60 |

    Maximumpersoneel |

    Taken | AD-personeel | AST-personeel |

    Leidinggevend en horizontaal personeel | 8 | 7 |

    Uitwisseling beproefde methoden | 12 | 7 |

    Ondersteuning van wetgeving | 6 | 3 |

    Deskundigenpool | 5 | 3 |

    Intracommunautaire hervestiging | 1 | 3 |

    Regionale beschermingsprogramma's | 2 |

    Hervestiging | 2 |

    Informatie over landen van herkomst | 11 | 7 |

    Opleiding | 11 | 7 |

    Totaal operationeel personeel | 50 | 29 |

    Totaal operationeel + horizontaal personeel | 58 | 36 |

    Algemeen totaal personeel AD + AST | 94 |

    Er zijn 30 tot 60 personeelsleden nodig voor het operationele beheer van de praktische samenwerking op asielgebied. De overige personeelsleden zijn belast met de administratieve taken van het bureau.

    Berekening: personeel van het bureau

    24 personeelsleden = 2,2 miljoen EUR (2010) 60 personeelsleden = 4,6 miljoen EUR (2011) |

    80 personeelsleden = 7,2 miljoen EUR (2012) |

    94 personeelsleden = 8,8 miljoen EUR (2013) Bij de berekening van deze bedragen wordt uitgegaan van 122 000 EUR per jaar voor de tijdelijke functionarissen en 64 000 EUR voor de arbeidscontractanten. Bij de berekening voor het tijdens het jaar aangeworven personeel wordt uitgegaan van zes maanden; alleen de berekening voor het eerste jaar is gebaseerd op negen maanden. |

    8.2.4. Andere administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag (XX 01 04/05 – Uitgaven voor administratief beheer)

    NIET VAN TOEPASSING

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Begrotingsonderdeel (nummer en omschrijving) | Jaar n | Jaar n + 1 | Jaar n + 2 | Jaar n + 3 | Jaar n + 4 | Jaar n + 5 e.v. | TOTAAL |

    1. Technische en administratieve bijstand (inclusief bijbehorende personeelsuitgaven) |

    Uitvoerende agentschappen[52] |

    Andere technische en administratieve bijstand |

    - intern |

    - extern |

    Totaal Technische en administratieve bijstand |

    8.2.5. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

    De berekening vindt plaats op basis van punt 8.2.1.

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Soort personeel | Jaar 2010 | Jaar 2011 | Jaar 2012 | Jaar 2013 | Jaar n + 4 | Jaar n + 5 e.v. |

    Ambtenaren en tijdelijk personeel (18 01 01) | 0,976 | 0,976 | 0,976 | 0,610 | 3,538 |

    Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, personeel op contractbasis, enz.) (vermeld begrotingsonderdeel) |

    Totaal personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen | 0,976 | 0,976 | 0,976 | 0,610 | 3,538 |

    Berekening – Ambtenaren en tijdelijke functionarissen |

    AD/AST – 122 000 EUR per jaar X 8 personeelsleden = 976 000 EUR (2010, 2011 en 2012) AD/AST – 122 000 EUR per jaar X 5 personeelsleden = 610 000 EUR (2013) |

    Berekening – Uit artikel XX 01 02 gefinancierd personeel |

    Niet van toepassing |

    8.2.6. Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen Het gaat om administratieve uitgaven voor het hierboven vermelde personeel van de Commissie, die dus moeten besproken vóór er bedragen worden vastgesteld. in miljoen euro (tot op 3 decimalen) |

    Jaar 2010 | Jaar 2011 | Jaar 2012 | Jaar 2013 | Jaar n + 4 | Jaar n + 5 e.v. | TOTAAL |

    XX 01 02 11 01 – Dienstreizen | 0,010 | 0,025 | 0,025 | 0,025 | 0,085 |

    XX 01 02 11 02 – Conferenties en vergaderingen |

    XX 01 02 11 03 – Comités[53] |

    XX 01 02 11 04 – Studies en adviezen |

    XX 01 02 11 05 - Informatiesystemen |

    2. Totaal andere beheersuitgaven (XX 01 02 11) |

    3. Andere uitgaven van administratieve aard (vermeld welke en verwijs naar het begrotingsonderdeel) |

    Totaal andere administratieve uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen | 0,010 | 0,025 | 0,025 | 0,025 | 0,085 |

    Berekening - Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen |

    Dienstreizen van ambtenaren om deel te nemen aan de vergaderingen van de raad van bestuur en/of het uitvoerend comité (de uiteindelijke kosten hangen af van de vestigingsplaats van het agentschap). Raming: 10 dienstreizen voor 2010 en 25 dienstreizen voor de andere jaren. |

    [1] Zie conclusies van de Raad van juni 2008 (11018/1/08, REV 1), waarin wordt verwezen naar de conclusies van de vertegenwoordigers van de lidstaten, op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders, op 13 december 2003 te Brussel bijeen (PB L 29 van 3.2.2004).

    [2] PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

    [3] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    [4] Beschikking nr. 573/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemeen programma Solidariteit en beheer van de migratiestromen en tot intrekking van Beschikking 2004/904/EG van de Raad (PB L 144 van 6.6.2007, blz. 1).

    [5] PB L 131 van 21.5.2008, blz. 7.

    [6] PB C [...] van [...], blz. [...].

    [7] PB C [...] van [...], blz. [...].

    [8] PB C [...] van [...], blz. [...].

    [9] COM(2008) 360.

    [10] Document 13440/08 van de Raad van 24.9.2008.

    [11] PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.

    [12] PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1.

    [13] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

    [14] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

    [15] PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

    [16] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

    [17] COM(2008) 820.

    [18] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    [19] Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72), zoals gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 652/2008 (PB L 181 van 10.7.2008, blz. 23).

    [20] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    [21] PB 17 van 6.10.1958, blz. 385.

    [22] PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

    [23] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

    [24] Gesplitste kredieten.

    [25] Uitgaven die niet onder hoofdstuk xx 01 van de betrokken titel xx vallen.

    [26] Uitgaven in het kader van artikel xx 01 04 van titel xx.

    [27] Uitgaven in het kader van hoofdstuk xx 01, met uitzondering van de artikelen xx 01 04 en xx 01 05.

    [28] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

    [29] Voeg zo nodig extra kolommen toe (wanneer de duur van de actie langer is dan 6 jaar).

    [30] Zoals beschreven in punt 5.3.

    [31] Informatietechnologieën/doorgifte van gegevens.

    [32] Risicoanalyses/ raming van de behoeften.

    [33] Directe bijstand.

    [34] Capaciteitsopbouw ("Capacity building").

    [35] Planning en onderzoek.

    [36] Externe relaties.

    [37] Informatie en communicatie.

    [38] Evenementen, vergaderingen, enz.

    [39] Personeel van het bureau.

    [40] Opleiding van het personeel.

    [41] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

    [42] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

    [43] Waarvan de kosten door het referentiebedrag worden gedekt.

    [44] Informatie-uitwisseling, vaststelling en uitwisseling van beproefde methoden tussen lidstaten op asielgebied.

    [45] Bijdrage aan de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

    [46] Steun aan asiel-ondersteuningsteams die in het kader van de verordening zijn opgericht om lidstaten waarvan de asielstelsels onder grote druk staan operationele steun te verlenen.

    [47] Ondersteuning van de intracommunautaire hervestiging van personen die internationale bescherming genieten.

    [48] Samenwerking met derde landen, met name met het oog op de versterking van de capaciteit van derde landen in het kader van regionale beschermingprogramma's.

    [49] Maatregelen met het oog op de hervestiging van vluchtelingen binnen de Europese Unie.

    [50] Informatie over de landen van herkomst van asielzoekers en van personen die om internationale bescherming verzoeken.

    [51] Ontwikkeling en organisatie van opleidingen voor de leden van overheidsdiensten en rechtbanken, alsook voor nationale diensten die in de lidstaten bevoegd zijn voor asielzaken.

    [52] Verwijs naar het specifieke financieel memorandum voor de betrokken uitvoerende agentschappen.

    [53] Vermeld het soort comité en de groep waartoe het behoort.

    Top