Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0216

    Gezondheidsrisico’s in verband met elektromagnetische velden Resolutie van het Europees Parlement van 2 april 2009 over gezondheidsrisico’s in verband met elektromagnetische velden (2008/2211(INI))

    PB C 137E van 27.5.2010, p. 38–42 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    27.5.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 137/38


    Donderdag, 2 april 2009
    Gezondheidsrisico’s in verband met elektromagnetische velden

    P6_TA(2009)0216

    Resolutie van het Europees Parlement van 2 april 2009 over gezondheidsrisico’s in verband met elektromagnetische velden (2008/2211(INI))

    2010/C 137 E/08

    Het Europees Parlement,

    de artikelen 137, 152 en 174 van het EG-Verdrag, die gericht zijn op een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu, alsmede van de gezondheid en de veiligheid van werknemers,

    gezien Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad van 12 juli 1999 betreffende de beperking van de blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden van 0 Hz – 300 GHz (1) en het verslag van de Commissie van 1 september 2008 over de uitvoering van deze aanbeveling (COM(2008)0532),

    gezien Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (elektromagnetische velden) (2),

    gezien Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (3) en gelet op de desbetreffende geharmoniseerde veiligheidsnormen voor mobiele telefoons en basisstations,

    gezien Richtlijn 2006/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (4),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 september 2008 over de tussentijdse evaluatie van het Europese actieplan voor milieu en gezondheid 2004-2010 (5),

    onder verwijzing naar zijn standpunt van 10 maart 1999 over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende de beperking van de blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden van 0 Hz – 300 GHz (6),

    gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

    gelet op het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0089/2009),

    A.

    overwegende dat elektromagnetische velden (EMV's) van nature in het milieu voorkomen en derhalve altijd aanwezig zijn geweest op aarde, zij het dat de milieublootstelling aan door de mens vervaardigde EMV-bronnen in de afgelopen decennia gestaag is toegenomen door de vraag naar elektriciteit, steeds geavanceerdere draadloze technologieën en maatschappelijke veranderingen, waardoor elke burger momenteel blootgesteld is aan een complexe combinatie van elektrische en magnetische velden met uiteenlopende frequenties, zowel thuis als op de werkvloer,

    B.

    overwegende dat de technologie van draadloze apparaten (mobiele telefoon, Wifi-Wimax-Bluetooth, DECT-telefoon met een vast basisstation) EMV's uitzendt die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de menselijke gezondheid,

    C.

    overwegende dat de meeste Europese burgers, met name jongeren van 10 tot 20 jaar, hun mobiele telefoon gebruiken als een functioneel gebruiksvoorwerp en als modeaccessoire, maar dat er onzekerheid blijft heersen over de mogelijke gezondheidsrisico's, met name voor jongeren, bij wie de hersenen nog in ontwikkeling zijn,

    D.

    overwegende dat de controverse in wetenschappelijke kringen over de mogelijke gezondheidsrisico's van EMV's is toegenomen sinds in Aanbeveling 1999/519/EG van 12 juli 1999 limieten zijn vastgelegd voor de blootstelling van de bevolking aan EMV’s (0 Hz tot 300 GHz),

    E.

    overwegende dat het gebrek aan formele conclusies van de wetenschappelijke wereld een aantal nationale of regionale overheden, in ten minste negen lidstaten van de Europese Unie alsook in China, Zwitserland en Rusland, er niet van weerhouden heeft zogenaamde preventieve en dus lagere blootstellingslimieten vast te leggen dan de limieten die voorgestaan worden door de Commissie en diens onafhankelijke wetenschappelijke comité, het Wetenschappelijk Comité voor nieuwe gezondheidsrisico's (7),

    F.

    overwegende dat maatregelen om de blootstelling van de bevolking aan EMV's te beperken, moeten worden afgewogen tegen verbeteringen van de levenskwaliteit op het vlak van veiligheid en beveiliging geboden door toestellen die elektromagnetische straling teweegbrengen,

    G.

    overwegende dat de conclusies van het epidemiologische onderzoek Interphone, een even belangwekkend als omstreden wetenschappelijk project dat door de Unie gefinancierd wordt ter hoogte van 3 800 000 EUR, in eerste instantie in het kader van het vijfde OTO-kaderprogramma (8), sinds 2006 op zich laten wachten,

    H.

    overwegende nochtans dat over sommige inzichten unanimiteit lijkt te heersen, met name als het gaat om het variabele karakter, al naar gelang de persoon, van de reacties op een blootstelling aan microgolven, de noodzaak om eerst blootstellingstests op ware grootte uit te voeren om na te gaan wat de niet-thermische effecten van radiofrequentievelden (RFV's) zijn en de bijzondere kwetsbaarheid van kinderen bij blootstelling aan EMV's (9),

    I.

    overwegende dat de Unie blootstellingslimieten heeft vastgesteld om werknemers te beschermen tegen de effecten van EMV's; overwegende dat dergelijke maatregelen op grond van het voorzorgbeginsel ook moeten worden genomen ten behoeve van de betrokken bevolkingsgroepen, zoals bewoners en consumenten,

    J.

    overwegende dat de speciale Eurobarometer-enquête over EMV's (nr. 272a van juni 2007) uitwijst dat een meerderheid van de burgers vindt dat de overheid hen onvoldoende informeert over de maatregelen die worden genomen om hen tegen EMV's te beschermen,

    K.

    overwegende dat onderzoek naar intermediaire en extreem lage frequenties moet worden voortgezet om conclusies te kunnen trekken over de effecten die zij hebben op de gezondheid,

    L.

    overwegende dat het gebruik van beeldvorming door magnetische resonantie (MRI) niet in het gedrang mag komen door Richtlijn 2004/40/EG, aangezien MRI-technologie een van de belangrijkste instrumenten is bij het onderzoek naar en het diagnosticeren en behandelen van mogelijk levensbedreigende ziektes voor patiënten in Europa,

    M.

    overwegende dat de veiligheidsnorm IEC/EN 60601-2-33 grenswaarden bevat voor EMV's, die zijn vastgesteld om elke vorm van schade aan patiënten en werknemers uit te sluiten,

    1.

    dringt er bij de Commissie op aan de wetenschappelijke basis en de toereikendheid van de limieten voor blootstelling aan EMV's die zijn vastgelegd in Aanbeveling 1999/519/EG, te herzien en hierover verslag uit te brengen aan het Parlement; vraagt dat de herziening door het Wetenschappelijk Comité voor nieuwe gezondheidsrisico's wordt uitgevoerd;

    2.

    vraagt dat bij het beoordelen van mogelijke gevolgen van elektromagnetische straling voor de gezondheid in het bijzonder rekening wordt gehouden met biologische effecten, te meer omdat diverse studies hebben aangetoond dat de laagste niveaus de schadelijkste gevolgen veroorzaken; roept op tot actief onderzoek om mogelijke gezondheidsproblemen tegen te gaan, met name door oplossingen te ontwikkelen die de puls- en amplitudemodulatie van de voor transmissie gebruikte frequenties opheffen of beperken;

    3.

    benadrukt dat het parallel aan of als alternatief voor een wijziging van de Europese EMV-normen een goede zaak zou zijn wanneer de Commissie samen met deskundigen uit de lidstaten en de betreffende bedrijfstakken (elektriciteitsmaatschappijen, telefoonoperators en fabrikanten van elektrische apparaten, waaronder mobiele telefoons), een handboek zou opstellen over de beschikbare, efficiënte technologische mogelijkheden om de blootstelling aan EMV's te beperken;

    4.

    stelt dat de betrokken bedrijven en infrastructuurbeheerders alsook de bevoegde autoriteiten nu reeds invloed kunnen uitoefenen op bepaalde factoren zoals het vaststellen van voorschriften betreffende de afstand tussen de betreffende locatie en de stralingsbronnen, de hoogte van de locatie vergeleken met de hoogte van de zendmast en de richting van straling uitzendende antennes ten opzichte van woonwijken, en dat zij dit uiteraard zouden moeten doen om de bevolkingsgroepen die in de nabijheid van dergelijke apparatuur wonen gerust te stellen en beter te beschermen; verzoekt om een optimale plaatsing van zendmasten en -toestellen en verzoekt eveneens om een gedeeld gebruik van deze zendmasten en -toestellen door verschillende aanbieders, met als doel de verbreiding van slecht geplaatste zendmasten en -toestellen te beperken; verzoekt de Commissie en de lidstaten passende richtsnoeren op te stellen;

    5.

    verzoekt de lidstaten en de plaatselijke en regionale overheden een enkelvoudig vergunningensysteem op te zetten voor de plaatsing van antennes en transponders, en in de stedelijke ontwikkelingsplannen een streekplan op te nemen voor de spreiding van de antennes;

    6.

    spoort de overheidsdiensten die verantwoordelijk zijn voor de plaatsing van masten voor mobiele telefonie, ertoe aan om samen met aanbieders van mobiele telefoniediensten tot overeenkomsten te komen inzake het delen van de infrastructuren, met als doel het aantal zendmasten en de blootstelling van de bevolking aan EMV's te beperken;

    7.

    erkent dat aanbieders van mobiele communicatie- en andere draadloze technologieën die EMV's uitzenden, inspanningen leveren om milieuschade te voorkomen, en met name om klimaatverandering tegen te gaan;

    8.

    is van mening dat, gezien het toenemende aantal gerechtelijke procedures en het groeiende aantal verbodsmaatregelen van overheidswege betreffende de installatie van nieuwe EMV-uitzendapparatuur, het in ieders belang is oplossingen te vinden die berusten op een dialoog tussen bedrijfsleven, overheid, militaire autoriteiten en belangenverenigingen van omwonenden over de criteria die worden gehanteerd bij het aanbrengen van nieuwe gsm-antennes of hoogspanningsleidingen, en er op zijn minst op toe te zien dat scholen, crèches, rusthuizen en zorginstellingen zich op een specifieke, op basis van wetenschappelijke criteria vastgestelde afstand van dit soort apparatuur bevinden;

    9.

    verzoekt de lidstaten om in samenwerking met dienstverleners uit de sector blootstellingsoverzichten op te stellen voor het publiek met gegevens over hoogspanningskabels, radiofrequenties en microgolven, met name golven van telecommunicatiemasten, radiosystemen en telefoonantennes; vraagt dat deze gegevens op het internet worden geplaatst, zodat het publiek ze gemakkelijk kan raadplegen, en via de media worden verspreid;

    10.

    stelt voor dat de Commissie onderzoekt of fondsen van de trans-Europese energienetwerken kunnen worden gebruikt voor het bestuderen van de effecten van EMV's op extreem lage frequenties en met name op distributielijnen van elektriciteit;

    11.

    roept de Commissie ertoe op om tijdens de zittingsperiode 2009-2014 een ambitieus programma op te zetten voor het meten van de elektromagnetische biocompatibiliteit tussen kunstmatig opgewekte straling en straling die op natuurlijke wijze wordt uitgezonden door het menselijke lichaam, aan de hand waarvan op termijn kan worden vastgesteld of microgolven ongewenste gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid;

    12.

    verzoekt de Commissie een jaarlijks rapport op te stellen over het niveau van elektromagnetische straling in de EU, de bronnen van deze straling en de maatregelen die door de EU worden genomen om de volksgezondheid en het milieu beter te beschermen;

    13.

    verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat Richtlijn 2004/40/EG versneld ten uitvoer wordt gelegd, zodat werknemers daadwerkelijk worden beschermd tegen EMV's, naar analogie met twee andere communautaire teksten die werknemers reeds beschermen tegen lawaai (10) en trillingen (11), en krachtens artikel 1 van die richtlijn een uitzondering te maken voor MRI;

    14.

    betreurt dat de publicatie van de conclusies van het internationale epidemiologische onderzoek Interphone, dat tot doel heeft na te gaan of er een verband bestaat tussen het gebruik van mobiele telefoons en bepaalde vormen van kanker, met name tumoren aan de hersenen, aan de gehoorzenuw en de oorspeekselklier, sinds 2006 op zich laat wachten;

    15.

    benadrukt in dit verband de oproep tot voorzichtigheid door de coördinatrice van het Interphone-project, Elisabeth Cardis, die op basis van de huidige kennis adviseert om voor wat kinderen betreft de mobiele telefoon binnen verantwoorde grenzen te gebruiken en de voorkeur te geven aan de vaste telefoon;

    16.

    is hoe dan ook van mening dat de Commissie, die in aanzienlijke mate heeft bijgedragen tot de financiering van deze wereldwijde studie, tot taak heeft de verantwoordelijken voor het project te vragen waarom de publicatie van uiteindelijke resultaten uitblijft, en het Parlement en de lidstaten onmiddellijk op de hoogte te brengen indien ze hierop antwoord krijgt;

    17.

    adviseert de Commissie tevens, ten behoeve van een doeltreffend algemeen beleid en begrotingsbeleid, om een deel van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor studies betreffende EMV's aan te wenden voor een grootschalige campagne om Europese jongeren bewust te maken van de goede praktijken bij het gebruik van de mobiele telefoon, zoals handsfreetoestellen gebruiken, oproepen kort houden, telefoons uitschakelen wanneer ze niet worden gebruikt (zoals in de klas), en telefoons gebruiken in gebieden met goede ontvangst;

    18.

    is van mening dat dergelijke campagnes jonge Europeanen ook bewust moeten maken van de gezondheidsrisico's van huishoudelijke apparaten en van het feit dat het beter is dergelijke toestellen uit te schakelen dan ze in de stand-by-stand te laten staan;

    19.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten meer geld beschikbaar te stellen voor onderzoek en ontwikkeling (O&O), met als doel de mogelijke schadelijke gevolgen op lange termijn van radiofrequenties van mobiele telefonie te beoordelen; vraagt eveneens om een verhoging van het aantal openbare oproepen voor onderzoeksvoorstellen met betrekking tot de negatieve gevolgen van blootstelling aan verschillende bronnen van EMV's, met name wat kinderen betreft;

    20.

    stelt voor de Europese Adviesgroep inzake de ethiek van wetenschappen en nieuwe technologieën een bijkomende taak te geven, namelijk de evaluatie van de wetenschappelijke integriteit, teneinde de Commissie te helpen eventuele risicosituaties, belangenconflicten of zelfs gevallen van fraude te voorkómen die zich zouden kunnen voordoen in een klimaat van toenemende concurrentie tussen wetenschappers;

    21.

    roept de Commissie op, met het oog op de ongerustheid onder de bevolking in talloze lidstaten, samen te werken met alle belanghebbenden, zoals nationale deskundigen, niet-gouvernementele organisaties en bedrijfstakken, om de beschikbaarheid van en de toegang tot actuele en voor leken begrijpelijke informatie over draadloze technologie en beschermingsnormen te verbeteren;

    22.

    verzoekt de Internationale Commissie voor bescherming tegen niet-ioniserende straling en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om meer transparantie en een grotere bereidwilligheid tot dialogeren met alle belanghebbenden bij het vaststellen van normen;

    23.

    bekritiseert bepaalde uiterst agressieve marketingcampagnes van telefoonaanbieders rond de feestdagen en andere bijzondere gelegenheden, zoals de verkoop van mobiele telefoons die uitsluitend voor kinderen bestemd zijn of „gratis belminuten” voor tieners;

    24.

    stelt voor dat de Unie bij haar beleid ten aanzien van de binnenluchtkwaliteit ook rekening houdt met het onderzoek naar „draadloze” huishoudelijke apparaten, zoals Wifi voor Internettoegang en de digitale draadloze telefoon (DECT-telefoon), die de afgelopen jaren op grote schaal worden gebruikt in openbare gelegenheden en woningen, waardoor burgers voortdurend blootgesteld worden aan microgolven;

    25.

    eist, met het oog op een voortdurende verbetering van de consumentenvoorlichting, dat de technische normen van het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (CENELEC) worden aangepast met als doel een verplichting inzake de etikettering van de stralingssterkte in te voeren en ervoor te zorgen dat op elk „draadloos” apparaat wordt vermeld dat het microgolven uitzendt;

    26.

    roept de Raad en de Commissie op om samen met de lidstaten en het Comité van de Regio's te ijveren voor de totstandbrenging van één enkele norm om de blootstelling van omwonenden bij uitbreiding van het netwerk van elektrische hoogspanningsleidingen tot een minimum te beperken;

    27.

    is buitengewoon bezorgd over het feit dat verzekeringsmaatschappijen de dekking van risico’s die verband houden met EMV's steeds vaker buiten de WA-polissen houden, waaruit op te maken valt dat de Europese verzekeraars hun interpretatie van het voorzorgsbeginsel reeds in de praktijk brengen;

    28.

    verzoekt de lidstaten het voorbeeld van Zweden te volgen en mensen die lijden aan elektromagnetische overgevoeligheid, te erkennen als personen met een handicap, zodat zij passende bescherming en gelijke kansen krijgen;

    29.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, het Comité van de Regio's en de WHO.


    (1)  PB L 199 van 30.7.1999, blz. 59.

    (2)  PB L 159 van 30.4.2004, blz. 1.

    (3)  PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10.

    (4)  PB L 374 van 27.12.2006, blz. 10.

    (5)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0410.

    (6)  PB C 175 van 21.6.1999, blz. 129.

    (7)  Advies van 21 maart 2007 aangenomen tijdens de 16e plenaire vergadering van het comité.

    (8)  Programma Kwaliteit van Leven onder contractnummer QLK4-1999-01563.

    (9)  STOA-studie van maart 2001 over de fysiologische en milieu-effecten van niet-ioniserende elektromagnetische straling, PE-nr. 297.574.

    (10)  Richtlijn 2003/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 februari 2003 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (lawaai) (PB L 42 van 15.2.2003, blz. 38).

    (11)  Richtlijn 2002/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (trillingen) (PB L 177 van 6.7.2002, blz. 13).


    Top