Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009AE1457

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een Europese microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (Progress-microfinancieringsfaciliteit) (COM(2009) 333 definitief — 2009/0096 (COD))

    PB C 318 van 23.12.2009, p. 80–83 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    23.12.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 318/80


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een Europese microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (Progress-microfinancieringsfaciliteit)

    (COM(2009) 333 definitief — 2009/0096 (COD))

    2009/C 318/15

    Algemeen rapporteur: Gabriele BISCHOFF

    De Raad heeft op 17 juli 2009 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 152 van het EG-Verdrag te raadplegen over het:

    Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een Europese microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (Progress-microfinancieringsfaciliteit)

    Het bureau van het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 14 juli 2009 besloten de gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden te belasten.

    Overeenkomstig artikel 20 van zijn reglement van orde heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité tijdens zijn op 30 september en 1 oktober 2009 gehouden 456e zitting (vergadering van 1 oktober 2009) mevrouw BISCHOFF als algemeen rapporteur aangewezen en vervolgens onderstaand advies uitgebracht, dat met 171 stemmen vóór, bij 2 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Samenvatting van de conclusies en aanbevelingen van het EESC

    1.1   Adequate financieringsinstrumenten voor ondernemingen zijn een cruciale voorwaarde voor economische groei. Dit geldt ook voor sociaal-economische micro-ondernemingen. Aangezien microkredieten op een alternatieve manier het ondernemerschap kunnen stimuleren en nieuwe banen in micro-ondernemingen kunnen opleveren (d.w.z. in bedrijven met hoogstens 10 werknemers en een jaarlijkse omzet of balanstotaal van maximaal 2 miljoen euro), is de ontwikkeling hiervan toe te juichen. Hiermee wordt recht gedaan aan de omstandigheid dat er in Europa tot nu toe maar weinig faciliteiten voor microkredieten zijn.

    1.2   De toekenning van microkredieten aan sociaaleconomische micro-ondernemingen en achtergestelde groepen is in vergelijking met de toewijzing van conventionele kredieten veel ingewikkelder en duurder. Die extra inspanningen kunnen worden verminderd door het ontwikkelen van een gestandaardiseerd en gecomputeriseerd dienstenaanbod, betere marketing en over het algemeen door professionele diensten voor microfinanciering. Ook waarborgen en cofinanciering kunnen een bijdrage leveren. Centrale opgave van de voorgestelde faciliteit voor microfinanciering is dus de verdere ontwikkeling van de dienstverlening voor microfinanciering, ook in samenwerking met gevestigde financiële dienstverleners. Daartoe moeten er structuren komen die grote aantallen verzoeken gestandaardiseerd kunnen verwerken. Optimale professionaliteit zal zonder passende softwareprogramma's en gebruik van op internet gebaseerde technologie nauwelijks mogelijk zijn.

    1.2 .1

    De ervaring in Europa met de toekenning van microkredieten leert bovendien dat er extra markteconomische prikkels moeten komen om te waarborgen dat de financiële sector de hem toekomende taak, de toekenning van microkredieten aan beide doelgroepen, ook daadwerkelijk uitvoert.

    1.3   De toegang tot microfinanciële diensten zou moeten worden opengesteld voor zelfstandigen uit de categorie van benadeelde personen, niet alleen bij oprichting van de onderneming, maar ook in de eerste jaren daarna.

    1.4   Circa 1 % van de middelen van het Progress-microfinancieringsinstrument is voor administratieve uitgaven uitgetrokken. Hierin zijn niet de middelen opgenomen die de bemiddelende banken en microfinanciers zijn toegezegd om de kredieten bij de doelgroepen terecht te laten komen. Het Comité zou graag willen weten hoeveel middelen deze banken en financiers ontvangen om de kredieten door te sluizen. Voorts moet o.a. door regelmatige controles op Europees niveau alsook via publicatie van de criteria voor krediettoewijzing op de website van de bevoegde toezichthouders gegarandeerd worden dat de banken gunstige rentevoorwaarden ook aan de doelgroepen toekennen.

    1.5   De met de Europese microfinancieringsfaciliteit nagestreefde effecten voor werkgelegenheid en het sociale beleid dienen apart, per doelgroep, kritisch te worden beoordeeld. De twee doelgroepen, sociaaleconomische micro-ondernemingen en individuele indieners van verzoeken (werklozen, jongeren, sociaal kansarmen), hebben verschillende advisering en ondersteuning nodig. Dit moet ook zijn weerslag vinden in de organisatie; waarbij gekeken wordt naar overlapping met andere desbetreffende programma's.

    1.6   Tot slot beveelt het EESC aan om na te gaan welke andere financieringsbronnen ter beschikking staan, behalve Progress, om de nieuwe faciliteit te financieren.

    2.   Inleiding en samenvatting van het Commissievoorstel

    2.1

    In haar Mededeling van 13 november 2007 over een Europees initiatief voor de ontwikkeling van microkrediet ter ondersteuning van groei en werkgelegenheid (COM(2007) 708) stelt de Commissie voor te werken aan een beter juridisch en institutioneel kader in de lidstaten en een nieuwe faciliteit te scheppen om de oprichting en ontwikkeling van microkredietinstellingen in de Gemeenschap te ondersteunen (1). Verder dient er bijkomend kapitaal te worden verstrekt aan nieuwe en niet-bancaire microkredietinstellingen (2). Ter wille van de uitvoering van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid (3) hecht de Commissie in haar mededeling veel waarde aan een structuur voor de toewijzing van microkredieten.

    2.2

    In Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (4) wordt „microkrediet” omschreven als een lening van maximaal 25 000 euro en een „micro-onderneming” als een onderneming met minder dan 10 werknemers (inclusief zelfstandigen), waarvan de jaaromzet resp. het jaarlijkse balanstotaal maximaal 2 miljoen euro bedraagt.

    2.3

    Het verslag van de deskundigengroep voor de regulering van microkredieten in Europa toont aan welke grote verschillen er in de lidstaten bestaan wat de toewijzing van microkredieten en de juridische voorwaarden betreft.

    2.4

    In haar Mededeling van 3 juni 2009 heeft de Commissie al een nieuwe EU-voorziening voor microfinanciering aangekondigd (Progress-microfinancieringsfaciliteit) (5).

    2.5

    Het op 2 juli 2009 gepresenteerde Commissievoorstel tot instelling van een Europese microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (6) beoogt, gelet op de crisis op de economische en financiële markt en de hieruit voortvloeiende gevolgen voor de werkgelegenheid en krediettoewijzing, een nieuwe microfinancieringsfaciliteit in het leven te roepen om (potentieel) werklozen en kansarme groepen bij de oprichting van een eigen micro-onderneming of de uitoefening van een zelfstandige activiteit te ondersteunen met microkredieten van maximaal 25 000 euro, met garanties, met eigenvermogensinstrumenten, met schuldinstrumenten en andere maatregelen, bijv. op het gebied van communicatie, toezicht, controle, audit en evaluatie. Ook micro-ondernemingen in de sociale economie die werklozen en kansarme personen in dienst hebben, komen voor steun in aanmerking. Hierdoor dienen werklozen en andere kansarme personen perspectief te krijgen op een loopbaan als ondernemer. Via herbestemming van 100 miljoen euro uit het lopende Progress-budget, waarmee in totaal ruim 500 miljoen euro kan worden aangewend, moeten in een tijdsbestek van vier jaar (2010-2013) eventueel maximaal 45 000 personen en ondernemingen een gemiddeld bedrag van 11 000 euro ontvangen. Het beheer is in handen van de Commissie, in samenwerking met internationale financiële instellingen, zoals de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europees Investeringsfonds (EIF). De lidstaten krijgen geen extra administratieve taken.

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1   Het Comité juicht het toe dat de Commissie met haar voorstellen voor de instelling van een microfinancieringsfaciliteit haar inspanningen voortzet om meer banen te creëren en met een nieuwe bijdrage komt om kansarmen aan te moedigen een loopbaan als ondernemer te beginnen. Het wijst er niettemin op dat er tot dusverre in Europa vrij weinig ervaring is met het gebruik van microfinancieringsfaciliteiten en dat er nog buitengewoon goed over moet worden nagedacht hoe het hier zal worden opgezet, om de administratieve afhandeling van de microkredieten en andere financiële middelen alsook een duurzame toepassing van dit instrument te waarborgen. Op het terrein van de ontwikkelingssamenwerking zijn microfinanciële diensten een ongemeen succes (de Grameen-bank en haar oprichter Muhammad Yunus kregen in 2006 de Nobelprijs voor de Vrede). Worden deze ervaringen overgezet naar een Europese context, dan is het belangrijk dat wij niet alleen oog hebben voor de kansen die wij hierdoor kunnen creëren, maar ook voor de uitdagingen waarvoor wij komen te staan. Te meer als wij bedenken dat fundamentele voordelen van het oorspronkelijke concept (o.a. verankering in een lokale, beroeps- of etnische gemeenschap en het vertrouwen dat iemand daardoor geniet met als gevolg lagere toezichtskosten en minder kredieten die niet worden terugbetaald) bij overname hier verloren gaan. Het ligt m.a.w. niet voor de hand om deze ervaringen te transponeren naar ontwikkelde landen.

    3.2   Ook in Europa is er grote vraag naar microfinanciële diensten; nauwelijks de helft van de kleine ondernemingen vindt dat banken een ronduit positieve rol spelen bij de toegang tot kredieten (7). Het JEREMIE-programma (Joint European Resources for Micro to Medium Enterprises), dat hoofdzakelijk uit de Structuurfondsen wordt gefinancierd, is een gemeenschappelijk initiatief van DG Regio en de EIB-groep om de financieringsmogelijkheden van het mkb en micro-ondernemingen te ondersteunen en te verbeteren (8)

    3.2.1

    Daarnaast heeft de Commissie met het KCI-programma (kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (9) het proefproject JASMINE (Joint Action to Support Microfinance Institutions in Europe), dat o.a. de consolidatie en ontwikkeling van niet-bancaire microkredietinstellingen moet ondersteunen (10), twee belangrijke initiatieven opgestart om de financiële situatie van het mkb en micro-ondernemingen te verbeteren. Het Comité beveelt aan deze maatregelen beter op elkaar af te stemmen. In 2006 heeft het Comité in zijn advies over het JEREMIE-programma (11) al benadrukt dat plannen van de Commissie om de toegang van het mkb en micro-ondernemingen tot financiering te verbeteren te allen tijde op zijn steun kunnen rekenen en derhalve erop aangedrongen de sociale partners nauw bij alles te betrekken.

    3.2.2

    In hetzelfde advies noteerde het Comité dat EIB-leningen een zeer nuttig instrument zijn gebleken om de toegang van kleine en micro-ondernemingen tot financiering te verbeteren.

    3.2.3

    Verder wees het erop dat de microkredieten toegankelijker moeten worden gemaakt voor het mkb en dat het vooral ook belangrijk is jonge of vrouwelijke ondernemers en ondernemers uit kansarme groepen, waaronder etnische minderheden, te bereiken.

    3.3   Het voordeel van microfinanciële diensten zit hem in de voor dit soort diensten kenmerkende uiterst informele en snelle vormen van financiering voor o.m. het opstarten van een bedrijf. Het kapitaal dat hiervoor nodig is, wordt voornamelijk door de oprichter zelf of door zijn familieleden, vrienden en buren bijeengebracht (12). Dit wijst erop dat er een minimumdrempel is voor conventionele bankkredieten. Hoe kleiner het leenbedrag, hoe groter de kans dat de aanvraag wordt afgewezen, omdat een zorgvuldige toetsing of aan alle criteria is voldaan te omslachtig is. Microfinanciële diensten zouden het gat tussen informele (en slechts in beperkte mate productieve) financieringsmogelijkheden en de financiering door banken kunnen opvullen. Mocht de verstrekking van microkredieten en andere microfinanciële diensten net zo snel, gemakkelijk en flexibel blijken te verlopen als nu langs informele weg, dan kunnen dergelijke kredieten een cruciale bijdrage leveren tot economische ontwikkeling en ondernemerschap.

    3.4   Belangrijk is dat startende ondernemers uit de doelgroepen niet alleen in de opstartfase, maar ook in de eerste jaren daarna toegang tot microfinanciële diensten krijgen, omdat zij voor de financiering van hun projecten doorgaans tamelijk kleine kapitaalbedragen nodig hebben.

    3.5   Nog afgezien van de huidige economische en financiële crisis is het - vergeleken met conventionele kredieten – heel wat omslachtiger en duurder om microkredieten te verstrekken: de leenbedragen zijn relatief klein, de bij de bank gebruikelijke zekerheden ontbreken en de kosten voor het behandelen van een aanvraag zijn zeer hoog. Een groot aantal kredietnemers, een goede organisatiestructuur, passende technologieën en in het algemeen een hoge mate van professionaliteit zijn basisvoorwaarden voor een geslaagd microfinancieringsinitiatief. Eventuele ervaringen met vergelijkbare initiatieven en programma's (CIP, JEREMIE, proefproject EIB, JASMINE) dienen absoluut in beschouwing te worden genomen, voordat nieuwe initiatieven worden opgezet.

    3.6   Om de vereiste professionaliteit te bereiken is het in de eerste plaats noodzakelijk om microkredieten op zo groot mogelijke schaal te verstrekken en het geheel zo veel mogelijk te standaardiseren zodat geprofiteerd kan worden van schaalvoordelen en een verdeling van de risico's. De ervaringen in Groot-Brittannië en Canada wijzen uit dat het ambitieus is om zulke hoge klantenaantallen na te streven (13). Een hoge bekendheidsgraad (bijv. door reclamecampagnes als de „Weken van het microkrediet” van de Franse vereniging voor het recht op economisch initiatief (Association pour le droit à l'initiative économique - ADIE) en een laagdrempelige toegang (bijv. via internet) zijn in dit opzicht van wezenlijk belang. Onderzocht moet worden of/hoe dit kan worden bereikt en welke bijdrage (bijv. technische bijstand) andere programma's (bijv. van het ESF) zouden kunnen leveren. Daarnaast moet worden bekeken waar de programma's en initiatieven elkaar overlappen, om meer samenhang in het geheel te brengen.

    3.7   Bij het organiseren van het bedrijfsproces gaat het er ten tweede om, ervoor te zorgen dat aan de organisatorische voorwaarden voor de nagestreefde grootschaligheid van de zakelijke activiteit wordt voldaan, zodat aanvragen vlot en soepel kunnen worden behandeld met inachtneming van passende waarborgvormen en met de mogelijkheid tot gestandaardiseerde sancties en risicoverdeling in het geval dat het contract niet wordt nagekomen (bijv. als de terugbetalingen niet op tijd plaatsvinden). Net als bij consumentenkredieten dient hier de vraag te worden gesteld hoe de kredietwaardigheid van klanten zo eenvoudig, snel en betrouwbaar mogelijk kan worden getoetst.

    3.8   Een derde technische voorwaarde voor een dergelijke grootschalige zakelijke activiteit zijn beproefde sofwaresystemen voor de contractonderhandelingen, - afwikkeling en - opvolging, om de stap te kunnen maken van een individuele behandeling van aanvragen naar een grootschalig, gestandaardiseerd aanbod en aldus het marktsegment voor microfinanciële diensten beter te kunnen bedienen.

    3.9   Sociaaleconomische micro-ondernemingen en particulieren uit lidstaten en regio's waar al instellingen voor microkredieten bestaan, krijgen waarschijnlijk sneller en gemakkelijker de gevraagde middelen dan kredietaanvragers uit landen en regio's waar dergelijke instellingen nog niet bestaan of nog moeten worden opgebouwd. Het Comité adviseert om in het kader van het programma ervoor te waken dat dit tot ongelijke toegangsmogelijkheden leidt.

    3.10   Een van de kernvragen is of voor de kredietverstrekking gebruik gemaakt moet worden van de diensten van de traditionele kredietinstellingen of dat hiervoor speciale, eventueel nog op te richten instellingen voor microfinanciering, die doorgaans geen winstoogmerk hebben en bijzonder klein zijn, moeten worden ingeschakeld. Enerzijds wordt er, met steun van de Commissie, sinds enkele jaren gewerkt aan de opbouw van een netwerk van aanbieders van microfinanciële diensten in Europa. Slechts een vijfde van hen (minder dan 20 aanbieders) verstrekt meer dan 400 microkredieten per jaar (14). Anderzijds is het vrijwel onmogelijk om zonder een uiterst professioneel, op winst gericht beheer microfinanciële diensten over een breed publiek te verspreiden. Op dat vlak beschikken de banken, die nu al een groot deel van de microkredieten verstrekken, over aanzienlijke voordelen. Het lijkt niet zinvol om de verstrekking van dergelijke kredieten uitsluitend over te laten aan kleinere, het algemeen belang nastrevende aanbieders van microfinanciële diensten, die zich richten op mensen zonder vast inkomen, vrouwen, jongeren, ouderen en migranten, aangezien hierdoor een speciaal banksysteem voor nichegroepen gecreëerd wordt met als gevolg dat deze groepen nog meer buiten de maatschappij komen te staan. Om ervoor te zorgen dat ook de banksector ondanks de geringe rendementsverwachtingen microkredieten gaat verstrekken, zijn er vermoedelijk extra markteconomische stimuli of steuninstrumenten nodig om een passende infrastructuur op te zetten.

    3.11   Aangezien met het microfinancieringsinitiatief expliciet effecten voor werkgelegenheid en het sociale beleid worden nagestreefd, dient de werking van de programma's op deze punten kritisch te worden beoordeeld per doelgroep. Op dit moment zijn het kredietvolume en het aantal begunstigden de enige criteria. Het Comité beveelt aan om ook de integratie op de reguliere arbeidsmarkt, het bereikte inkomen en bijkomende indirecte werkgelegenheidseffecten te meten voor de verschillende in de Commissiemededeling genoemde groepen. Pas dan weten wij of wij ook in deze opzichten van een geslaagd initiatief mogen spreken (15).

    3.12   Een positief punt in het Commissievoorstel is dat steunmaatregelen op het gebied van communicatie, toezicht, controle, audit en evaluatie zijn gepland (art. 4, lid 1). Onduidelijk is echter of het in de eerste plaats om advisering van startende ondernemers gaat of om advisering van instellingen voor microfinanciering. Ook is niet duidelijk hoe dit georganiseerd zal worden en hoe de totale beschikbare middelen verdeeld zullen worden over garanties, eigenvermogensinstrumenten, schuldinstrumenten en steunmaatregelen.

    3.13   Kredietnemers moeten profiteren van de gunstigere rentevoorwaarden. Het Comité pleit ervoor dat dit gewaarborgd wordt. Daarnaast dringt het Comité erop aan vast te leggen welk percentage de bemiddelende banken en instellingen voor microfinanciering ontvangen ter vergoeding van de kredietafwikkeling.

    3.14   Het Comité steunt het initiatief om een nieuwe microfinancieringsfaciliteit te creëren voor de in de Commissiemededeling genoemde doelgroepen, maar vraagt zich af of het verstandig en doeltreffend is om dit te bekostigen door te besnoeien op het budget voor het PROGRESS-programma. Het beveelt derhalve aan om na te gaan welke andere financieringsbronnen – naast PROGRESS - ter beschikking staan, om de nieuwe faciliteit te financieren.

    Brussel, 1 oktober 2009

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Mario SEPI


    (1)  Zie COM(2007) 708 blz. 2

    (2)  Zie aldaar, blz. 11

    (3)  Zie aldaar, blz. 2

    (4)  PB L 124 van 20.5.2003, blz.. 36.

    (5)  COM(2009) 257 van 3. juni 2009.

    (6)  COM(2009) 333.

    (7)  Vgl. Eurobarometer (2005): ‘SME Access to Finance’, Flash Eurobarometer 174.

    (8)  Zie COM(2006) 349 blz. 9.

    (9)  Zie COM(2005) 121 blz. 6

    (10)  Zie COM(2007) 708 blz. 5

    (11)  PB C 110 van 9.5.2006.

    (12)  Vgl. http://www.gemconsortium.org/download.asp?fid=608

    (13)  Vgl. http://ssrn.com/abstract=976211

    (14)  Als u meer wilt weten over microfinanciering in de EU, ga dan naar: www.nantiklum.org/Overview_final_web.pdf en www.european-microfinance.org/data/file/Librairy/ISSUE%20PAPER.pdf

    (15)  Zie voor een dergelijke benadering: ftp://repec.iza.org/RePEc/Discussionpaper/dp3220.pdf


    Top