Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008PC0704

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake ratingbureaus {SEC(2008) 2745} {SEC(2008) 2746}

    /* COM/2008/0704 def. - COD 2008/0217 */

    52008PC0704

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake ratingbureaus {SEC(2008) 2745} {SEC(2008) 2746} /* COM/2008/0704 def. - COD 2008/0217 */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 12.11.2008

    COM(2008) 704 definitief

    2008/0217 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    inzake ratingbureaus

    {SEC(2008) 2745} {SEC(2008) 2746}

    TOELICHTING

    1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    1.1. Algemene context, motivering en doel van het voorstel

    Ratingbureaus verstrekken onafhankelijk advies over de kans op wanbetaling of over de verwachte verliezen van bedrijven, overheden en een breed scala van financiële instrumenten. Deze "ratings" worden gebruikt door beleggers, leningnemers, uitgevende instellingen en overheden en spelen zo een belangrijke rol op de financiële markten.

    In 2006 heeft de Commissie haar regelgevingsstrategie voor ratingbureaus ontvouwd[1] en verklaard dat zij de ontwikkelingen op dit gebied zeer nauwlettend zou volgen. Ratingbureaus die in de EU actief zijn, volgen voornamelijk de IOSCO-gedragscode[2] (IOSCO staat voor International Organisation of Securities Commissions), die berust op vrijwillige naleving en jaarlijks door het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER)[3] wordt beoordeld. De Commissie heeft verklaard dat zij zou overwegen om met nieuwe voorstellen te komen als duidelijk zou worden dat de bestaande EU-regelgeving of de IOSCO-code onvoldoende werd nageleefd, of als er zich nieuwe omstandigheden zouden voordoen, zoals een ernstig marktfalen.

    Doorgaans worden ratingbureaus in hoge mate verantwoordelijk gehouden voor de recente onrust op de markt. Zij hebben immers het kredietrisico van gestructureerde kredietproducten onderschat. Het overgrote deel van de subprimeproducten hebben de hoogste rating gekregen. Daarmee zijn de grote risico's die verbonden zijn aan deze instrumenten, duidelijk onderschat. Voorts hebben de bureaus de ratings niet meteen aangepast toen de marktomstandigheden verslechterden.

    Met de huidige crisis is gebleken dat de methoden en modellen van ratingbureaus zwakke punten bevatten. Een van de redenen daarvoor is wellicht dat ratingbureaus in een oligopolide markt opereren die weinig prikkels biedt om te concurreren op de kwaliteit van de opgestelde ratings. De huidige crisis is sterk te wijten aan de soms geringe kwaliteit van de ratings van gestructureerde financieringsinstrumenten. Daarnaast is gebleken dat de communicatie van de bureaus met de ratinggebruikers tekort is geschoten. Daardoor is het vertrouwen van de marktdeelnemers in de ratingbureaus en ratings aangetast.

    In oktober 2007 hebben de ministers van Financiën van de EU overeenstemming bereikt over een reeks conclusies over de crisis (de zogeheten "Ecofin-routekaart")[4]. Daarin is een voorstel opgenomen om de rol van ratingbureaus te onderzoeken en eventuele tekortkomingen te verhelpen. In het bijzonder is de Commissie gevraagd te kijken naar mogelijke belangenconflicten in het ratingproces, de transparantie van ratingmethoden, de termijnen bij herbeoordelingen van ratings en de officiële goedkeuringsprocedures.

    Om meer duidelijkheid te krijgen over de rol van de bureaus en om na te gaan of regelgeving nodig was, heeft de Commissie het CEER en de Europese deskundigengroep voor effectenmarkten (EDEM)[5] in het najaar van 2007 om advies gevraagd. Ongeveer in diezelfde tijd zijn andere landen (de VS, Japan) ook gestart met hervormingen op dit gebied. Daarna is de problematiek nog in een aantal belangrijke verslagen van de IOSCO[6], het Forum voor financiële stabiliteit[7] en het Committee on the Global Financial System[8] aan de orde gekomen. Ondertussen hebben de ratingbureaus zelf de hoofdlijnen gepresenteerd van een aantal hervormingen die zij willen doorvoeren[9].

    Zelfregulering op basis van een vrijwillige naleving van de IOSCO-code lijkt geen afdoende, betrouwbare oplossing voor de structurele tekortkomingen van het bedrijf. De sector is zelf met diverse zelfreguleringskaders gekomen, maar de meeste ervan zijn niet solide of streng genoeg om de ernstige problemen het hoofd te bieden en het vertrouwen op de markten te herstellen. Bovendien zou een individuele aanpak van een paar ratingbureaus niet het marktbrede effect sorteren dat nodig is om in de gehele EU en bij voorkeur zelfs wereldwijd een gelijk speelveld te creëren. Inhoudelijk beschouwt de Commissie de herziene IOSCO-gedragscode als het mondiale ijkpunt. Wel kent de code een aantal beperkingen die moeten worden ondervangen om de voorschriften ervan volledig operationeel te maken. Sommige IOSCO-voorschriften zijn behoorlijk abstract en algemeen. Deze moeten worden geconcretiseerd en in een aantal gevallen worden geconsolideerd om ze in de praktijk gemakkelijker en efficiënter te kunnen toepassen. Het voornaamste bezwaar is echter dat de code geen handhavingsmechanisme bevat, maar ratingbureaus alleen aanspoort om bij niet-naleving ervan uit te leggen waarom ze dat niet doen (de "pas toe of leg uit"-aanpak). De code zelf staat toe dat deze wordt aangevuld met afdwingbare voorschriften, en vermeldt uitdrukkelijk dat ratingbureaus zich moeten houden aan de wet- en regelgeving van de rechtsgebieden waarin zij opereren, en dat ze rechtstreeks kunnen worden gereglementeerd, waarbij bepaalde elementen van de code kunnen worden overgenomen.

    De meeste ratingbureaus met EU-activiteiten van betekenis hebben hun moederonderneming in de VS, waar ze sinds de zomer van 2007 aan reglementering en toezicht zijn onderworpen[10]. Gezien het mondiale karakter van het ratingbedrijf is het van belang om het speelveld tussen de EU en de VS gelijk te trekken door in de EU een regelgevings- en toezichtkader op te zetten dat vergelijkbaar is met het in de VS toegepaste kader en dat op dezelfde principes berust.

    Gezien het bovenstaande heeft het voorliggende voorstel voor een verordening vier algemene, op een verbetering van het ratingproces gerichte doelstellingen:

    - 1. ervoor zorgen dat ratingbureaus belangenconflicten in het ratingproces voorkomen of ten minste adequaat beheren;

    - 2. verbeteren van de kwaliteit van de methoden van ratingbureaus en de kwaliteit van ratings;

    - 3. vergroten van de transparantie door ratingbureaus bepaalde informatieverplichtingen op te leggen;

    - 4. zorgen voor een efficiënt registratie- en toezichtkader waarbij "forum shopping" en regelgevingsarbitrage tussen de EU-rechtsgebieden wordt voorkomen.

    De Commissie wil met de ontwikkeling van het regelgevings- en toezichtkader voor de afgifte van ratings bereiken dat een hoge mate van vertrouwen bij de belegger en een goede bescherming van de consument ontstaat.

    1.2. Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

    Slechts twee aspecten van het ratingproces worden in het Gemeenschapsrecht geregeld:

    - hoewel ratings op zich geen aanbevelingen in de zin van Richtlijn 2003/125/EG[11] tot uitvoering van de Richtlijn Marktmisbruik[12] zijn, staat in overweging 10 van Richtlijn 2003/125/EG dat de bureaus moeten overwegen interne gedragslijnen en procedures vast te stellen om ervoor te zorgen dat hun ratings juist worden voorgesteld en dat zij eventuele wezenlijke belangen of belangenconflicten openbaar maken die verband houden met de financiële instrumenten of de emittenten die het voorwerp van hun ratings uitmaken;

    - de Richtlijn Kapitaalvereisten[13] (Richtlijn 2006/48/EG) voorziet in het gebruik van externe kredietbeoordelingen om risicogewichten en de daaruit voortvloeiende kapitaalvereisten voor een positie van een bank of beleggingsonderneming te bepalen. Een externe kredietbeoordeling mag daarvoor alleen worden gebruikt als de externe kredietbeoordelingsinstelling (EKBI) die de risicobeoordeling verschaft, door de bevoegde autoriteiten is erkend. In bijlage VI, deel 2, bij de richtlijn worden de hoofdlijnen van het erkenningsmechanisme aangegeven. De nationale bevoegde autoriteiten mogen een EKBI alleen erkennen als deze voldoet aan eisen als objectiviteit, onafhankelijkheid, doorlopende controle, geloofwaardigheid en transparantie. Om de convergentie te bevorderen, heeft het Comité van Europese bankentoezichthouders (CEBT) richtsnoeren uitgevaardigd voor de erkenning van EKBI's[14].

    1.3. Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling

    Zoals onder 1.1. vermeld, heeft de Commissie het CEER en de EDEM in het najaar van 2007 om advies gevraagd over diverse aspecten van de activiteiten en de rol van ratingbureaus op de financiële markten, en met name op het gebied van gestructureerde financiering. Beide groepen hebben de belanghebbenden uitvoerig geraadpleegd. Daardoor heeft de Commissie nu een beter beeld van en een grotere hoeveelheid concrete informatie over de relatie tussen ratingbureaus en hun rol bij gestructureerde financiering enerzijds en de subprimeonrust anderzijds.

    De Commissie heeft echter niet alleen de werkzaamheden van het CEER en de EDEM op de voet gevolgd, maar ook gesproken met ratingbureaus zelf en de mening gevraagd van andere belanghebbende partijen, zoals verenigingen uit het verzekerings-, effecten- en bankwezen, alsook informatieverstrekkers. Van 31 juli 2008 tot 5 september 2008 heeft op internet een openbare raadpleging plaatsgevonden[15]. Ratingbureaus, banken, beleggings- en verzekeringsondernemingen, fondsbeheerders, toezichthouders en regelgevende instanties, ministeries van Financiën, centrale banken en andere belanghebbende partijen hebben hetzij individueel hetzij als groep gereageerd[16].

    1.4. Effectbeoordeling

    Overeenkomstig haar beleid voor betere regelgeving heeft de Commissie een effectbeoordeling van de beleidsalternatieven verricht. Er zijn vier opties in overweging genomen:

    - optie 1: handhaving van de huidige situatie (zelfregulering op basis van de IOSCO-code in combinatie met individuele initiatieven van ratingbureaus);

    - optie 2: opstelling van een Europese gedragscode en oprichting van een orgaan dat controleert of de ratingbureaus de code naleven, maar dat geen handhavingsbevoegdheden heeft;

    - optie 3: uitvaardiging van een (niet-bindende) aanbeveling van de Commissie;

    - optie 4: wetgeving waarbij een registratie- en toezichtkader voor ratingbureaus wordt opgezet.

    Elke optie is beoordeeld op vier criteria: effectiviteit[17], zekerheid[18], gemeenschappelijk kader[19] en flexibiliteit[20]. De wetgevende optie had, met name op het punt van effectiviteit en zekerheid, duidelijke voordelen ten opzichte van de andere beleidsopties, omdat de andere opties (zelfregulering of een aanbeveling) niet kunnen leiden tot juridisch bindende voorschriften en een handhavingsmechanisme. Voorts is wetgeving het beste middel om te zorgen voor één kader voor de gehele EU en voor een efficiënt tegenwicht tegen andere belangrijke rechtsgebieden, zoals dat van de VS.

    2. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    2.1. Rechtsgrondslag

    Het voorstel is gebaseerd op artikel 95 van het EG-Verdrag.

    2.2. Subsidiariteit en evenredigheid

    Het voorstel van de Commissie om ratingbureaus te reglementeren, strookt met het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5, tweede alinea, van het EG-Verdrag, dat bepaalt dat de Gemeenschap slechts mag optreden indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en zij derhalve, gezien de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt. Ratingbureaus opereren wereldwijd. De ratings die een in een bepaalde lidstaat gevestigd ratingbureau afgeeft, worden door marktdeelnemers in de gehele EU gebruikt. Als een regelgevings- en toezichtkader voor ratingbureaus in één lidstaat tekortschiet of zelfs geheel ontbreekt, kunnen marktdeelnemers en financiële markten in de gehele EU daarvan de negatieve gevolgen ondervinden. Om beleggers en markten te beschermen tegen mogelijke tekortkomingen, zijn dan ook solide regelgevings- en toezichtregels nodig die voor de gehele EU gelden.

    Voor de kwaliteit van de door financiële instellingen te gebruiken ratings is dus een gemeenschappelijk regelgevingskader met geharmoniseerde EG-voorschriften nodig. Anders bestaat het gevaar dat de lidstaten op nationaal niveau uiteenlopende maatregelen treffen. Dit heeft een rechtstreekse weerslag op en vormt een belemmering voor een goede werking van de interne markt. Immers, de ratingbureaus die ratings afgeven waarvan financiële instellingen in de Gemeenschap gebruikmaken, krijgen dan te maken met regels die van lidstaat tot lidstaat uiteenlopen.

    Tot slot is het gezien het mondiale karakter en de wereldwijde gevolgen van het ratingbedrijf van belang dat de regels voor de afgifte van ratings op mondiaal niveau naar elkaar toegroeien en zorgen voor een beleggersvertrouwen en consumentenbescherming die overal op een even hoog niveau liggen. Uiteenlopende nationale regelgeving in de EU zou dit convergentieproces bemoeilijken en zou kunnen leiden tot een verzwakking van de positie van de EU ten opzichte van belangrijke regelingen elders in de wereld.

    Overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het EG-Verdrag is de voorgestelde verordening ook evenredig. Zij is niet bedoeld voor alle ratingbureaus, maar alleen voor de bureaus waarvan de ratings door financiële instellingen voor regelgevingsdoeleinden worden gebruikt en dus grote gevolgen kunnen hebben voor het financiële stelsel. Veel bepalingen van de verordening zijn inhoudelijk geënt op de IOSCO-code Daardoor zullen de aanpassingskosten sterk meevallen omdat veel ratingbureaus de code al vrijwillig naleven. Met het oog op het bedrijfsmodel van mondiaal opererende ratingbureaus houdt het voorstel rekening met de regelgeving die al in grote niet-EU-landen bestaat. Ook wordt echter rekening gehouden met kleinere bureaus die een minder complex bedrijfsmodel volgen[21].

    2.3. Keuze van instrumenten

    EU-wetgeving lijkt de enige optie die beleggers en de Europese financiële markten voldoende bescherming kan bieden tegen mogelijke wanpraktijken van ratingbureaus. Voor het opzetten van een kader waarin de nationale bevoegde autoriteiten ervoor kunnen zorgen dat ratingbureaus de nieuwe voorschriften toepassen op een Gemeenschapsbreed samenhangende wijze, is een uniforme aanpak nodig. Een verordening is vanwege de rechtstreekse werking ervan het beste instrument voor een aanpak die moet leiden tot samenhang en uniformiteit in de gehele EU.

    Momenteel bestaat er in geen enkele lidstaat een uitgebreide registratie- en toezichtregeling voor de afgifte van ratings. Een richtlijn, die de lidstaten een zekere ruimte biedt om hun rechtsstelsel naar eigen inzicht aan te passen aan het nieuwe kader, is dan ook niet efficiënt.

    Aangezien een verordening niet door de lidstaten hoeft te worden omgezet, kan deze meteen als uniform kader worden ingevoerd om het vertrouwen van de markt in de ratingbedrijfstak te herstellen. Ook brengt zij voor de sector zelf minder rompslomp mee omdat in de gehele Europese Unie dan één regeling van toepassing is.

    2.4. Comitéprocedure

    Het voorstel berust op de Lamfalussyprocedure voor de reglementering van financiële diensten. Voor een groot deel worden beginselen ingevoerd die ervoor moeten zorgen dat i) het ratingproces niet wordt geschaad door belangenconflicten, ii) hoogwaardige ratings worden afgegeven en iii) ratingbureaus transparant te werk gaan.

    De bijlagen I en II bij de verordening bevatten de nodige technische bijzonderheden om de beginselen van de verordening nader in te vullen. De Commissie mag de technische bepalingen in de bijlagen wijzigen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999[22], zodat snel kan worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen die van invloed zijn op de ratingbedrijfstak. Aangezien het gaat om maatregelen van algemene strekking tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, moeten ze worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG.

    2.5. Inhoud van het voorstel

    2.5.1. Toepassingsgebied (artikel 2)

    Er wordt een juridisch bindende registratie- en toezichtregeling ingevoerd voor ratingbureaus die ratings afgeven die voornamelijk voor regelgevingsdoeleinden worden gebruikt door kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, collectieve beleggingsfondsen en pensioenfondsen.

    2.5.2. Onafhankelijkheid en voorkoming van belangenconflicten (artikelen 5 en 6 en bijlage I, afdelingen A, B en C)

    Om het vertrouwen van de markten terug te winnen, is het van essentieel belang dat ratingbureaus verdere verbeteringen doorvoeren in de wijze waarop ze omgaan met organisatorische vereisten en belangenconflicten. Daartoe moet hun interne governancestructuur worden hervormd, moeten solide interne controles en solide rapportagelijnen worden ingevoerd en moet de ratingfunctie duidelijk worden gescheiden van commerciële prikkels. Doordat de onafhankelijke, niet bij het dagelijks bestuur betrokken leden van het toezichthoudend of bestuursorgaan van het ratingbureau bepaalde taken krijgen om een efficiënte controle te waarborgen, wordt het externe toezicht versterkt met interne discipline (artikel 5 en bijlage I, afdeling A, punt 2).

    Om de onafhankelijkheid van ratings te waarborgen, moeten ratingbureaus belangenconflicten voorkomen en/of deze conflicten adequaat beheren wanneer ze onvermijdelijk zijn. Zij moeten belangenconflicten volledig, tijdig en op duidelijke, bondige, specifieke en opvallende wijze bekendmaken en gegevens bewaren over alle wezenlijke bedreigingen voor de onafhankelijkheid van het bureau of van de bij het ratingproces betrokken werknemers, en over de veiligheidsmaatregelen om deze bedreigingen te verminderen. Ze moeten zich beperken tot het opstellen van ratings en aanverwante activiteiten en mogen zich niet bezighouden met consultancy of adviesverlening (artikel 5 en bijlage I, afdeling B).

    De bureaus moeten beschikken over deugdelijke interne gedragslijnen en procedures om werknemers die bij de opstelling van ratings zijn betrokken, af te schermen van belangenconflicten, en moeten de kwaliteit, integriteit en degelijkheid van het rating- en toetsingsproces te allen tijde waarborgen. In verband daarmee moeten de bureaus voldoende werknemers met een passende kennis en ervaring inzetten voor hun ratingactiviteiten en moeten ze passende roulatieregelingen opstellen voor analisten en degenen die de ratings goedkeuren (artikel 6 en bijlage I, afdeling C).

    De vergoedingsregelingen van werknemers die bij het ratingproces zijn betrokken, moeten in de eerste plaats berusten op de kwaliteit, nauwkeurigheid, degelijkheid en integriteit van hun werkzaamheden (artikel 6, lid 6).

    2.5.3. Kwaliteit van ratings (artikel 7)

    Met een rating wordt op basis van de beschikbare informatie en economisch onderzoek een geloofwaardig en solide oordeel gegeven over het kredietrisico van een leningnemer of een uitgevende instelling. Veel beleggers zijn afhankelijk van ratingbureaus omdat zij niet de deskundigheid en/of middelen (tijd en geld) in huis hebben om het kredietrisico zelf te bepalen. Voorts beschikken ratingbureaus vaak over meer informatie dan marktdeelnemers. In theorie zijn de ratings van een ratingbureau voor beleggers dus een efficiënt instrument om het kredietrisico te meten en te beheren. Voorwaarde is echter wel dat de ratings solide en hoogwaardig zijn. De voorgestelde verordening beoogt een verbetering van de kwaliteit van ratings, maar ontslaat beleggers niet van de noodzaak om bij een beleggingsbeslissing met gezond verstand en de nodige zorgvuldigheid gebruik te maken van ratings. Evenmin brengt zij de onafhankelijkheid van het ratingproces of van de ratings zelf in gevaar: daarvoor blijft het ratingbureau volledig verantwoordelijk.

    Wel moeten ratingbureaus de methoden, modellen en belangrijke aannamen die zij in het ratingproces hanteren, bekendmaken zodat professionele marktdeelnemers (banken en andere institutionele beleggers) de soliditeit van de methoden kunnen controleren en de rating van het ratingbureau kunnen verifiëren. De methoden moeten up-to-date worden gehouden en getoetst worden. Als het ratingbureau zijn ratingmethoden wijzigt, moet het onmiddellijk bekendmaken voor welke ratings dit gevolgen heeft, en moet het deze ratings meteen herbeoordelen. Ratingbureaus moeten hun ratings ook doorlopend toetsen. Dit is van belang om de ratings up-to-date te houden en eventueel aan te passen aan veranderingen in de financiële omstandigheden. Daarmee moet worden voorkomen dat ratingbureaus hun inspanningen en middelen alleen richten op de oorspronkelijke rating en de monitoring daarna verwaarlozen waardoor een rating op den duur aan kwaliteit kan inboeten.

    2.5.4. Openbaarmakings- en transparantieverplichtingen (artikelen 8 tot en met 11 en bijlage I, afdelingen B, D en E)

    Met de huidige crisis zijn de zwakke punten aan het licht gekomen in de methoden en modellen die de ratingbureaus hanteren voor de beoordeling van gestructureerde financieringsinstrumenten die financieel zodanig werden geconstrueerd dat ze beleggers veel vertrouwen zouden inboezemen, en in de communicatie van de bureaus met de markten en beleggers over zowel de kenmerken en beperkingen van de rating van gestructureerde financieringsinstrumenten als de essentiële aan het model ten grondslag liggende aannamen.

    Het voorstel verplicht ratingbureaus ratings niet-selectief en tijdig bekend te maken, tenzij de ratings alleen op basis van abonnementen worden verspreid. Beleggers moeten het verschil kunnen zien tussen ratings voor gestructureerde producten en die voor traditionele producten (van het bedrijfsleven en de overheid). Daartoe moet voor gestructureerde financieringsinstrumenten een andere ratingcategorie worden gebruikt of anders extra informatie over de risicokenmerken ervan worden verstrekt. Voor ongevraagde ratings gelden speciale voorschriften (artikel 8).

    Om ervoor te zorgen dat interne processen en procedures voldoende transparant zijn, moeten ratingbureaus bepaalde belangrijke informatie publiekelijk bekendmaken, zoals informatie over belangenconflicten, methoden en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen en over hun algemene vergoedingsbeleid. Ook moeten zij periodiek gegevens bekendmaken over de historische wanbetalingsgraden van ratingcategorieën en moeten zij de bevoegde autoriteiten bepaalde informatie verstrekken, bijvoorbeeld een lijst met hun twintig grootste cliënten qua inkomsten (artikel 9 en bijlage I, afdeling E).

    Om ervoor te zorgen dat relevante standaardgegevens over de prestaties van ratingbureaus beschikbaar zijn aan de hand waarvan marktdeelnemers sectorbrede vergelijkingen kunnen maken, moet het CEER een voor het publiek toegankelijk centraal register voor dergelijke gegevens opzetten (artikel 9, lid 2).

    Om het vertrouwen van het publiek in het ratingbedrijf te herstellen, moeten ratingbureaus een transparantiejaarverslag publiceren (artikel 10 en bijlage I, afdeling E, deel III) en gegevens bewaren over hun activiteiten (artikelen 5, 6 en 7 en bijlage I, afdeling B, punten 7, 8 en 9).

    2.5.5. Registratie (artikelen 12 tot en met 17) en toezicht (artikelen 19 tot en met 31)

    Ratingbureaus waarvan de ratings door kredietinstellingen voor EG-regelgevingsdoeleinden worden gebruikt, moeten vooraf geregistreerd worden. Het voorstel legt de voorwaarden en de procedure voor het toestaan en schrappen van deze registratie vast (artikelen 12 tot en met 17).

    Een ratingactiviteit van een ratingbureau in de Europese Unie heeft gevolgen voor alle EU-markten. Daarom moeten alle regelgevers in de Europese Unie bij het registratieproces worden betrokken. Voorgesteld wordt om één centraal punt voor de indiening van een registratieaanvraag in te voeren, en wel het CEER, dat de meest aangewezen instantie is om deze taak te vervullen en als centrale informatieverschaffer en coördinator voor de nationale regelgevers in de EU te fungeren. De verantwoordelijkheid voor de registratie van en het toezicht op het ratingbureau berust bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, dat wil zeggen de lidstaat waarin het bureau zijn statutaire zetel heeft. Deze bevoegde autoriteit is door haar fysieke aanwezigheid de meest aangewezen instantie om van nabij toezicht te houden op het bureau. Ook worden voor groepen ratingbureaus speciale voorschriften voorgesteld: bij de beoordeling van registratieaanvragen van een groep ratingbureaus moeten de betrokken bevoegde autoriteiten rekening houden met de structuur van de groep en samen een facilitator aanwijzen die verantwoordelijk wordt voor de coördinatie van het registratieproces (artikel 14).

    Als centraal punt moet het CEER vanaf het begin nauw betrokken worden bij het registratieproces en het recht krijgen advies uit te brengen over het toestaan of schrappen van de registratie door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, en kan het om een heroverweging van het voorgenomen besluit verzoeken (artikel 17). De registratie gaat in nadat de Commissie deze in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend heeft gemaakt (artikel 14). De Commissie publiceert op gezette tijden een bijgewerkte lijst met geregistreerde ratingbureaus.

    Het voorstel bevat een mechanisme voor een effectieve handhaving van de verordening. De bevoegde autoriteiten krijgen de nodige bevoegdheden om ervoor te zorgen dat ratingbureaus de verordening in de gehele Gemeenschap naleven. De bevoegde autoriteiten mogen zich bij de uitoefening van hun taken niet bemoeien met de inhoud van ratings (artikel 20, lid 1). Om een effectief toezicht te waarborgen en een gemeenschappelijke toezichtcultuur te bevorderen, worden bijzondere vormen van samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voorgeschreven. Ook wordt voorzien in nauwere samenwerking als het gaat om een groep ratingbureaus. In dat geval coördineert de facilitator de toezichthoudende activiteiten (artikel 25). Gezien de internationale schaal van het ratingbedrijf moet ook informatie worden uitgewisseld met niet-EU-landen (artikel 29).

    2.6. Gevolgen voor de begroting

    Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

    2008/0217 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    inzake ratingbureaus (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[23],

    Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[24],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Ratingbureaus spelen een belangrijke rol op de mondiale bancaire en effectenmarkten omdat hun ratings door beleggers, leningnemers, uitgevende instellingen en overheden worden gebruikt om met kennis van zaken beleggings- en financieringsbeslissingen te kunnen nemen. Kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) en instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen kunnen deze ratings gebruiken als referentiepunt voor de berekening van hun kapitaalvereisten voor solvabiliteitsdoeleinden of voor de berekening van de risico's op hun beleggingsactiviteiten. Bijgevolg sorteren ratings een duidelijk effect op het vertrouwen van beleggers en consumenten. Daarom is het van essentieel belang dat in de Gemeenschap onafhankelijke en objectieve ratings worden gebruikt die van de hoogste kwaliteit zijn.

    (2) Momenteel hebben de meeste ratingbureaus hun hoofdkantoor buiten de Gemeenschap. De activiteiten van ratingbureaus of de voorwaarden voor de afgifte van ratings zijn in de meeste lidstaten niet gereglementeerd. Ook al zijn ratingbureaus voor de werking van de financiële markten van wezenlijk belang, toch zijn ze slechts in beperkte mate onderworpen aan Gemeenschapswetgeving, en dan met name Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie[25]. Voorts wordt in Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen en in Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen[26] verwezen naar ratingbureaus. Daarom is het van belang om regels vast te stellen die ervoor zorgen dat alle ratings die gebruikt worden door financiële instellingen die onder Gemeenschapswetgeving vallen, hoogwaardig zijn en afgegeven zijn door ratingbureaus die aan strenge vereisten zijn onderworpen. De Commissie zal blijven samenwerken met haar internationale partners om te zorgen voor convergentie van de regels voor ratingbureaus.

    (3) Ratingbureaus kunnen zich op vrijwillige basis houden aan een door de International Organisation of Securities Commissions uitgebrachte gedragscode, de Code of Conduct Fundamentals for credit rating agencies (hierna de "IOSCO-code" te noemen). In 2006 is het Comité van Europese effectenregelgevers (hierna "het CEER" te noemen) in de Mededeling van de Commissie over kredietbeoordelaars[27] verzocht te controleren of de IOSCO-code in acht wordt genomen, en jaarlijks daarover verslag uit te brengen aan de Commissie.

    (4) De Europese Raad van 13 en 14 maart 2008 is het eens geworden over een reeks conclusies over de voornaamste zwakke punten in het financiële stelsel. Een van de doelstellingen was een verbetering van de marktwerking en stimulansstructuren, met inbegrip van de rol van ratingbureaus.

    (5) Over ratingbureaus wordt geoordeeld dat zij de verslechtering van de marktomstandigheden niet vroeg genoeg tot uiting hebben laten komen in hun ratings. Dit falen kan het beste worden gecorrigeerd met maatregelen op het gebied van belangenconflicten, de kwaliteit van ratings, de transparantie van de ratingbureaus, hun interne governance en het toezicht op de activiteiten van de ratingbureaus. De gebruikers van ratings mogen niet blind vertrouwen op ratings. Zij moeten bij het gebruik van dergelijke ratings zelf ook uiterst nauwkeurig onderzoek verrichten en de nodige zorgvuldigheid betrachten.

    (6) Voor de kwaliteit van de door financiële instellingen te gebruiken ratings moet een gemeenschappelijk regelgevingskader worden vastgesteld dat bestaat uit geharmoniseerde EG-voorschriften. Anders bestaat het gevaar dat de lidstaten op nationaal niveau uiteenlopende maatregelen treffen. Dit zou een rechtstreekse weerslag hebben op en belemmeringen opwerpen voor een goede werking van de interne markt, aangezien de ratingbureaus die ratings afgeven waarvan financiële instellingen in de Gemeenschap gebruikmaken, dan worden onderworpen aan regels die van lidstaat tot lidstaat verschillen. Voorts kunnen, als aan ratings uiteenlopende kwaliteitseisen worden gesteld, uiteenlopende niveaus van beleggers- en consumentenbescherming ontstaan.

    (7) Om mogelijke belangenconflicten te vermijden, moeten ratingbureaus zich beperken tot de afgifte van ratings. Het mag een ratingbureau niet worden toegestaan zich bezig te houden met consultancy of adviesverlening. Met name mag een ratingbureau geen voorstellen of aanbevelingen doen voor de constructie van een gestructureerd financieringsinstrument. Wel zou een ratingbureau in de gelegenheid moeten zijn nevendiensten te verrichten wanneer daardoor geen mogelijke belangenconflicten met de afgifte van ratings ontstaan.

    (8) Om belangenconflicten te voorkomen en de kwaliteit, integriteit en degelijkheid van het rating- en toetsingsproces te waarborgen, moeten ratingbureaus deugdelijke interne gedragslijnen en procedures vaststellen voor werknemers die bij het ratingproces zijn betrokken.

    (9) Om hun onafhankelijkheid te waarborgen, moeten ratingbureaus belangenconflictsituaties vermijden en deze conflicten adequaat beheren als zij niet te vermijden zijn. Zij moeten belangenconflicten tijdig bekendmaken. Ook moeten zij gegevens bewaren over alle wezenlijke bedreigingen voor de onafhankelijkheid van het ratingbureau en zijn werknemers die bij het ratingproces zijn betrokken, en over de veiligheidsmaatregelen om deze bedreigingen te verminderen.

    (10) Om te waarborgen dat het ratingproces onafhankelijk blijft van het bedrijfsbelang van het ratingbureau als onderneming, moeten ratingbureaus ervoor zorgen dat het bestuurs- of toezichthoudend orgaan ten minste drie niet bij het dagelijks bestuur betrokken leden bevat die onafhankelijk dienen te zijn in de zin van afdeling III, punt 13, van Aanbeveling 2005/162/EG van de Commissie betreffende de taak van niet bij het dagelijks bestuur betrokken bestuurders of commissarissen van beursgenoteerde ondernemingen en betreffende de comités van de raad van bestuur of van de raad van commissarissen[28]. Voorts moet het merendeel van de leden van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan, met inbegrip van alle onafhankelijke leden, over voldoende deskundigheid op het gebied van financiële diensten beschikken.

    (11) Om belangenconflicten te vermijden, mag de vergoeding van onafhankelijke leden van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan niet afhangen van de bedrijfsresultaten van het bureau.

    (12) Een ratingbureau moet voldoende werknemers met een passende kennis en ervaring inzetten voor zijn ratingactiviteit. Met name moet het bureau ervoor zorgen dat voldoende personele en financiële middelen worden uitgetrokken voor de afgifte van ratings en voor de monitoring en bijwerking ervan.

    (13) Langdurige relaties met dezelfde beoordeelde entiteiten of met de verbonden derde partijen van deze entiteiten kunnen de onafhankelijkheid van analisten en personen die ratings goedkeuren, in gevaar brengen. Daarom moeten deze analisten en personen aan een rouleringssysteem worden onderworpen.

    (14) Ratingbureaus moeten methoden hanteren die worden gekenmerkt door zorgvuldigheid, systematiek en continuïteit en die resulteren in ratings die op basis van historische ervaring kunnen worden gevalideerd. Ratingbureaus moeten ervoor zorgen dat de methoden, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen die gebruikt worden om ratings vast te stellen, goed worden bijgehouden, actueel zijn en periodiek uitgebreid worden getoetst. Wanneer door een gebrek aan betrouwbare gegevens of door de complexiteit van de structuur van een nieuw type instrument, en met name een gestructureerd financieringsinstrument, ernstige twijfel ontstaat of het ratingbureau wel een geloofwaardige rating kan opstellen, mag het ratingbureau geen rating afgeven of moet het een bestaande rating intrekken.

    (15) Om de kwaliteit van ratings te waarborgen, moet het ratingbureau maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het bij de toekenning van een rating gebruikmaakt van betrouwbare informatie. Daartoe kan een bureau zich onder meer baseren op van onafhankelijke zijde gecontroleerde jaarrekeningen en openbaargemaakte informatie, op verificaties door een gereputeerde derde en op aselect onderzoek door het bureau van de ontvangen informatie dan wel gebruikmaken van contractuele bepalingen die ondubbelzinnig bepalen dat de beoordeelde entiteit of haar verbonden derde partijen aansprakelijk zijn indien in het kader van het contract welbewust wezenlijk onjuiste of misleidende informatie wordt verstrekt of indien de beoordeelde entiteit of haar verbonden derde partijen niet de nodige zorgvuldigheid betrachten ten aanzien van de nauwkeurigheid van de in de contractuele voorwaarden van het contract gespecificeerde informatie.

    (16) De door het ratingbureau gebruikte methoden, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen worden periodiek getoetst opdat veranderingen in de omstandigheden op de onderliggende markten voor activa daarin tot uiting kunnen komen. Omwille van de transparantie moeten wezenlijke wijzigingen in de methoden en werkwijzen, procedures en processen van ratingbureaus bekend worden gemaakt voordat deze van kracht worden, tenzij extreme marktomstandigheden een onmiddellijke wijziging van de rating noodzakelijk maken.

    (17) Het ratingbureau moet een passende risicowaarschuwing geven die onder meer een gevoeligheidsanalyse van de relevante aannamen omvat. In deze analyse moet worden uitgelegd op welke wijze uiteenlopende marktontwikkelingen (bijv. de volatiliteit) tot een verschuiving van de parameters van het model leiden en daarmee van invloed kunnen zijn op wijzigingen van ratings. Het ratingbureau moet ervoor zorgen dat de informatie over historische wanbetalingsgraden van zijn ratingcategorieën verifieerbaar en kwantificeerbaar is en voor belanghebbende partijen een toereikende basis vormt om inzicht te krijgen in de historische resultaten van elke ratingcategorie en in de vraag of en hoe deze ratingcategorieën zijn gewijzigd. Indien een historische wanbetalingsgraad vanwege de aard van de rating of vanwege andere omstandigheden niet adequaat is, statistisch niet-valide is of anderszins misleidend kan zijn voor de gebruikers van de rating, moet het ratingbureau een passende toelichting geven. Deze informatie moet zoveel mogelijk vergelijkbaar zijn met bestaande, in de sector gangbare patronen zodat beleggers de prestaties van de verschillende ratingbureaus gemakkelijker met elkaar kunnen vergelijken.

    (18) Onder bepaalde omstandigheden kunnen gestructureerde financieringsinstrumenten andere effecten sorteren dan het traditionele schuldpapier van bedrijven. Beleggers kunnen een verkeerd beeld krijgen indien voor beide soorten instrumenten zonder verdere uitleg dezelfde ratingcategorieën worden gehanteerd. Ratingbureaus moeten er in belangrijke mate toe bijdragen dat de gebruikers van ratings zich bewust worden van de bijzondere kenmerken van de gestructureerde financieringsproducten. Daarom moeten de bureaus hetzij andere ratingcategorieën gebruiken voor de beoordeling van gestructureerde financieringsinstrumenten hetzij extra informatie verschaffen over de afwijkende risicokenmerken van deze producten.

    (19) Ratingbureaus moeten maatregelen nemen om te voorkomen dat uitgevende instellingen bij verschillende ratingbureaus een aanvraag indienen voor een voorlopige beoordeling van het desbetreffende gestructureerde financieringsinstrument om te bepalen welk bureau de beste rating voor de voorgestelde structuur biedt. Uitgevende instellingen moeten zelf ook voorkomen dat zij aldus te werk gaan.

    (20) Een ratingbureau moet gegevens bewaren over de ratingmethoden en deze regelmatig bijwerken in verband met wijzigingen daarin, alsook gegevens bewaren over de wezenlijke onderdelen van de dialoog tussen de analist en de beoordeelde entiteit of haar verbonden derde partijen.

    (21) Om een hoge mate van beleggers- en consumentenvertrouwen op de interne markt te waarborgen, is registratie wenselijk van ratingbureaus die ratings afgeven die door financiële instellingen voor regelgevingsdoeleinden worden gebruikt. Daarom moeten de voorwaarden en de procedure voor het toestaan, opschorten en schrappen van deze registratie worden vastgesteld.

    (22) Het moet een ratingbureau dat door de bevoegde autoriteit van de desbetreffende lidstaat is geregistreerd, worden toegestaan in de gehele Gemeenschap ratings af te geven. Daarom moet worden voorzien in één registratie voor elk ratingbureau die in de gehele Gemeenschap geldig is.

    (23) Sommige ratingbureaus bestaan uit diverse rechtspersonen die samen een groep ratingbureaus vormen. Bij de registratie van elk ratingbureaus dat van zo'n groep deel uitmaakt, moeten de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten de beoordeling van de aanvragen van ratingbureaus die tot dezelfde groep behoren, coördineren.

    (24) Er moet één punt voor de indiening van registratieaanvragen worden vastgesteld, namelijk het CEER, dat een registratieaanvraag in ontvangst moet nemen en de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten in kennis moet stellen van de aanvraag. Niettemin moet een aanvraag op nationaal niveau worden beoordeeld door de desbetreffende bevoegde autoriteit. Voor een efficiënte omgang met ratingbureaus is het nodig dat de bevoegde autoriteiten binnen het CEER een operationeel netwerk met een efficiënte informatietechnologie opzetten en een subcomité oprichten dat gespecialiseerd is in ratings van alle door ratingbureaus beoordeelde activaklassen.

    (25) De Commissie heeft in november 2008 een groep op hoog niveau opgericht die zal kijken naar de toekomstige Europese toezichtarchitectuur op het gebied van financiële diensten, met inbegrip van de rol van het CEER.

    (26) Het toezicht op een ratingbureau moet worden uitgeoefend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en, in het geval van een groep ratingbureaus, in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten en met een coördinerende rol van het CEER.

    (27) Om het beleggers- en consumentenvertrouwen op een hoog niveau te houden en een doorlopende controle op door financiële instellingen in de Gemeenschap gebruikte ratings mogelijk te maken, moeten ratingbureaus met hoofdkantoor buiten de Gemeenschap verplicht worden om een dochteronderneming in de Gemeenschap op te richten, zodat een efficiënt toezicht op hun activiteiten in de Gemeenschap mogelijk wordt.

    (28) Er moet een mechanisme worden opgezet om deze verordening effectief te kunnen handhaven. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten over de nodige middelen beschikken om ervoor te zorgen dat de onderhavige verordening bij de afgifte van in de Gemeenschap te gebruiken ratings wordt nageleefd. Aangezien een ratingbureau bij de opstelling van zijn ratings onafhankelijk moet blijven, mogen de bevoegde autoriteiten zich niet bemoeien met de inhoud van ratings en met de methoden waarmee een bureau ratings vaststelt.

    (29) Omwille van de efficiëntie van het toezicht en om dubbel werk te voorkomen, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten samenwerken.

    (30) Ingeval de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst niet de nodige maatregelen treft om een eind te maken aan onregelmatigheden bij een ratingbureau, moeten de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten kunnen ingrijpen en passende maatregelen kunnen treffen.

    (31) De convergentie van de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten moet in de hand worden gewerkt om ervoor te zorgen dat overal op de interne markt even intensief toezicht wordt gehouden op de naleving van de voorschriften.

    (32) Het CEER moet zorgen voor samenhang in de toepassing van de onderhavige verordening. Het moet de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten bij het toezicht versterken en vergemakkelijken en een coördinerende taak op zich nemen in de dagelijkse toezichtpraktijk. Om de samenhang in de aanpak van de bevoegde autoriteiten te bevorderen, moet het CEER daarom een bemiddelingsmechanisme instellen.

    (33) De lidstaten moeten de sancties vaststellen die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze verordening, en de toepassing van die sancties waarborgen. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    (34) Het uitwisselen of doorgeven van informatie tussen bevoegde autoriteiten, andere autoriteiten, instanties of personen moet in overeenstemming zijn met de voorschriften betreffende het doorgeven van persoonsgegevens neergelegd in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[29].

    (35) Het strengere en duidelijkere rechtskader dat voor ratingbureaus gaat gelden, zou het ook gemakkelijker moeten maken om overeenkomstig de toepasselijke aansprakelijkheidsregeling van een lidstaat zo nodig civielrechtelijke stappen te zetten tegen een ratingbureau.

    (36) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[30].

    (37) Met name moet de Commissie de bevoegdheid krijgen tot wijziging van de bijlagen I en II bij de verordening, waarin de concrete criteria zijn opgenomen aan de hand waarvan kan worden nagegaan of een ratingbureau zijn verplichtingen op het gebied van interne organisatie, operationele regelingen, werknemersvoorschriften, de presentatie van ratings en de openbaarmaking nakomt. Aangezien het gaat om maatregelen van algemene strekking tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, moeten ze worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG.

    (38) Aangezien de doelstellingen van het vereiste optreden, namelijk waarborging van een goede bescherming van consument en belegger door vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de kwaliteit van ratings die gebruikt worden door financiële instellingen die op de interne markt opereren, verder gaan dan hetgeen de lidstaten, gezien het huidige gebrek aan nationale regelgeving en gezien het feit dat een meerderheid van de bestaande ratingbureaus buiten de Gemeenschap is gevestigd, kunnen verwezenlijken en derhalve beter op Gemeenschapsniveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen goedkeuren overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het beginsel van evenredigheid in datzelfde artikel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    TITEL I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

    Artikel 1

    Onderwerp

    Deze verordening voorziet in een gemeenschappelijke benadering om te garanderen dat de ratings die in de Gemeenschap worden gehanteerd van hoge kwaliteit zijn, en draagt aldus bij tot de goede werking van de interne markt, waarbij tevens een hoog niveau van consumenten- en beleggersbescherming wordt bewerkstelligd. De verordening stelt voorwaarden vast voor de afgifte van ratings en bevat voorschriften betreffende de organisatie en het gedrag van ratingbureaus om hun onafhankelijkheid in de praktijk te waarborgen en belangenconflicten te vermijden.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    1. Deze verordening is van toepassing op ratings die bedoeld zijn om voor regelgevings- of andere doeleinden te worden gebruikt door kredietinstellingen als omschreven in Richtlijn 2006/48/EG, beleggingsondernemingen als omschreven in Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad[31], verzekeringsondernemingen die onder Richtlijn 73/239/EEG van de Raad[32] vallen, verzekeringsondernemingen als omschreven in Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad[33], herverzekeringsondernemingen als omschreven in Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad[34], instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) als omschreven in Richtlijn [2009/XX/EG[35]] en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening als omschreven in Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad[36], en die openbaar worden gemaakt of op basis van abonnement worden verspreid.

    2. Deze verordening is niet van toepassing op niet-openbare ratings. Zij is niet van toepassing op ratings die worden afgegeven door publiekrechtelijke lichamen waarvan de ratings niet openbaar worden gemaakt of niet door de beoordeelde entiteit worden betaald.

    Artikel 3

    Definities

    1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a) "rating": een oordeel over de kredietwaardigheid van een entiteit, een kredietverbintenis, een schuldinstrument of een vergelijkbaar financieel instrument, dan wel van een uitgevende instelling van dergelijke verplichtingen, voor het geven waarvan wordt gebruikgemaakt van een vast en welomschreven rangordesysteem van ratingcategorieën;

    b) "ratingbureau": een rechtspersoon wiens gewone en hoofdactiviteit bestaat in de afgifte van ratings;

    c) "lidstaat van herkomst": lidstaat waar het ratingbureau zijn statutaire zetel heeft;

    d) "analist": persoon die analyserende taken verricht die noodzakelijk zijn voor de afgifte van een rating;

    e) "beoordeelde entiteit": rechtspersoon wiens kredietwaardigheid expliciet of impliciet wordt beoordeeld in de rating, ongeacht of hij die rating al dan niet heeft gevraagd of informatie heeft verstrekt voor de opstelling ervan;

    f) "ratingcategorie": ratingsymbool dat wordt gebruikt om de verschillende ratings van elke ratingklasse aan te duiden teneinde een onderscheid te maken tussen de verschillende risicokenmerken van de verschillende soorten beoordeelde entiteiten, uitgevende instellingen en financiële instrumenten;

    g) "gelieerde derde partij": de initiator, bemiddelaar, sponsor, beheerder of enigerlei andere partij die namens een beoordeelde entiteit contacten heeft met een ratingbureau, met inbegrip van een persoon die er direct of indirect mee verbonden is door een zeggenschapsband;

    h) "zeggenschapsband": de band die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming, zoals bepaald in artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad[37], of een gelijkaardige band tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming;

    i) "financiële instrumenten": de instrumenten bedoeld in afdeling C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EEG;

    j) "gestructureerd financieringsinstrument": een instrument dat resulteert uit een securitisatietransactie of –regeling als bedoeld in artikel 4, punt (36) van Richtlijn 2006/48/EG;

    k) "groep ratingbureaus": een groep ondernemingen bestaande uit een moederonderneming en haar dochterondernemingen in de zin van de artikelen 1 en 2 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad[38], alsook ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG en wier gewone en hoofdactiviteit bestaat in de afgifte van ratings.

    2. Voor de toepassing van lid 1, onder a), worden ratings niet beschouwd als aanbevelingen in de zin van artikel 1, punt 3, van Richtlijn 2003/125/EG van de Commissie[39].

    Artikel 4

    Gebruikmaking van ratings

    De in artikel 2 bedoelde kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening mogen voor regelgevingsdoeleinden alleen gebruikmaken van ratings die zijn afgegeven door ratingbureaus die in de Gemeenschap zijn gevestigd en overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd.

    De in artikel 1 van Richtlijn 2004/39/EG bedoelde beleggingsondernemingen en kredietinstellingen mogen geen orders voor rekening van hun cliënten uitvoeren welke betrekking hebben op financiële instrumenten waaraan een rating is toegekend, tenzij de rating is afgegeven door een in overeenstemming met deze verordening geregistreerd ratingbureau.

    TITEL II

    AFGIFTE VAN RATINGS

    Artikel 5

    Onafhankelijkheid en vermijden van belangenconflicten

    1. Een ratingbureau draagt er zorg voor dat de afgifte van een rating niet wordt beïnvloed door een bestaand of mogelijk belangenconflict, dan wel een bestaande of mogelijke zakelijke relatie waarbij het ratingbureau dat de rating afgeeft, zijn bestuurders, zijn werknemers of enigerlei persoon die er direct of indirect mee verbonden is door een zeggenschapsband, betrokken is.

    2. Om zich te voegen naar lid 1 neemt het ratingbureau de vereisten vervat in bijlage I, afdelingen A en B, in acht.

    Artikel 6

    Werknemers

    1. Een ratingbureau draagt er zorg voor dat werknemers die rechtstreeks bij het ratingproces betrokken zijn, over passende kennis en ervaring beschikken voor het vervullen van de hun toegewezen taken.

    2. Een ratingbureau draagt er zorg voor dat werknemers die rechtstreeks bij het ratingproces betrokken zijn, niet mogen overgaan tot de opening van en evenmin mogen deelnemen aan onderhandelingen over vergoedingen of betalingen met een beoordeelde entiteit, een gelieerde derde partij of enigerlei persoon die direct of indirect met de beoordeelde entiteit verbonden is door een zeggenschapsband.

    3. Een ratingbureau draagt er zorg voor dat werknemers die rechtstreeks bij het ratingproces betrokken zijn, voldoen aan de vereisten vervat in bijlage I, afdeling C.

    4. Een ratingbureau draagt er zorg voor dat analisten en personen die ratings goedkeuren, niet langer dan vier jaar betrokken zijn bij het verlenen van ratingdiensten aan eenzelfde beoordeelde entiteit of haar gelieerde derde partijen. Te dien einde zet het ratingbureau voor deze analisten en personen een rouleringssysteem op.

    De periode waarna de analisten en personen die ratings goedkeuren, wederom bij de verlening van ratingdiensten aan de in de eerste alinea bedoelde beoordeelde entiteit of gelieerde derde partijen mogen worden betrokken, mag niet korter zijn dan twee jaar.

    5. Lid 4 is niet van toepassing op een ratingbureau dat minder dan 50 werknemers telt en dat maatregelen treft om de objectiviteit van de analisten in de betrekkingen met de beoordeelde entiteit of gelieerde derde partijen te waarborgen.

    6. De beloning en prestatiebeoordeling van analisten en personen die ratings goedkeuren, wordt niet afhankelijk gesteld van het bedrag aan inkomsten dat het ratingbureau ontvangt van de beoordeelde entiteiten of gelieerde derde partijen waaraan diensten worden verleend door de analisten of personen die ratings goedkeuren.

    Artikel 7

    Ratingmethoden

    1. De methoden, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen waarvan het ratingbureau bij het ratingproces gebruikmaakt, worden door het ratingbureau openbaar gemaakt.

    2. Een ratingbureau draagt er zorg voor dat de ratings die het opstelt en verspreidt, gebaseerd zijn op een analyse van alle informatie waarover het beschikt en die dienstig is voor zijn ratingmethoden. Het treft alle nodige maatregelen opdat de informatie waarvan het voor de toekenning van een rating gebruikmaakt, van voldoende kwaliteit is en uit betrouwbare bron afkomstig is.

    3. Wanneer een ratingbureau gebruikmaakt van een of meer bestaande ratings die door een ander ratingbureau voor onderliggende activa of gestructureerde financieringsinstrumenten zijn opgesteld, mag het niet weigeren een rating voor een entiteit of een financieel instrument af te geven omdat een ander ratingbureau reeds eerder een rating aan een deel van de entiteit of het financiële instrument heeft toegekend.

    Een ratingbureau bewaart gegevens over alle gevallen waarin het in het kader van zijn ratingproces overgaat tot de verlaging van bestaande ratings die door een ander ratingbureau voor onderliggende activa of gestructureerde financieringsinstrumenten zijn opgesteld, en motiveert deze verlaging.

    4. Een ratingbureau bewaakt de ratings en stelt zijn ratings bij wanneer zulks noodzakelijk blijkt. Een ratingbureau treft interne regelingen om de gevolgen voor ratings van veranderingen in het macro-economische klimaat of de omstandigheden op de financiële markten te monitoren.

    5. Bij een wijziging van de ratingmethoden, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen gaat een ratingbureau over tot:

    a) de onmiddellijke bekendmaking van de vermoedelijk betrokken ratings, waarbij van dezelfde communicatiemiddelen wordt gebruikgemaakt als bij de verspreiding van de betrokken ratings;

    b) een herziening van de betrokken ratings, en dit zo spoedig mogelijk en uiterlijk 6 maanden na de wijziging, waarbij het deze ratings inmiddels observeert;

    c) een heropstelling van alle ratings die op deze methoden, modellen of aannamen zijn gebaseerd.

    Artikel 8

    Openbaarmaking en presentatie van ratings

    1. Een ratingbureau maakt elke rating, alsook alle besluiten om een rating in te trekken, op niet selectieve basis en tijdig openbaar.

    De eerste alinea is niet van toepassing op ratings die op basis van abonnement worden verspreid.

    2. Ratings worden gepresenteerd overeenkomstig de vereisten vervat in bijlage I, afdeling D.

    3. Wanneer een ratingbureau een rating voor gestructureerde financieringsinstrumenten afgeeft, draagt het er zorg voor dat:

    a) ofwel de ratingcategorieën die aan gestructureerde financieringsinstrumenten kunnen worden toegekend, duidelijk verschillen van de ratingcategorieën waarvan kan worden gebruikgemaakt om een rating aan andere soorten beoordeelde entiteiten of financiële instrumenten toe te kennen;

    b) ofwel een verslag wordt gepubliceerd waarin een gedetailleerde beschrijving wordt gegeven van de ratingmethode die is gehanteerd om de rating te bepalen, en waarin wordt uitgelegd hoe deze methode verschilt van die welke voor de bepaling van ratings voor andere soorten beoordeelde entiteiten of financiële instrumenten wordt gevolgd en hoe de kredietrisicokenmerken die aan een gestructureerd financieringsinstrument verbonden zijn, verschillen van de risico's die aan andere soorten beoordeelde entiteiten of financiële instrumenten verbonden zijn.

    4. Een ratingbureau maakt zijn gedragslijnen en procedures ten aanzien van ongevraagde ratings openbaar.

    5. Wanneer een ratingbureau een ongevraagde rating afgeeft, verklaart het in de rating dat de beoordeelde entiteit of gelieerde derde partij niet aan het ratingproces heeft meegewerkt en dat het ratingbureau geen toegang had tot de rekeningen en andere relevante interne documenten van de beoordeelde entiteit of haar gelieerde derde partij.

    Voor ongevraagde ratings wordt een aparte ratingcategorie gehanteerd.

    Artikel 9

    Algemene en periodieke informatieverschaffing

    1. Een ratingbureau gaat over tot de volledige en publiekelijke bekendmaking en de onmiddellijke actualisering van de in bijlage I, afdeling E, deel I, vermelde gegevens.

    2. Ratingbureaus stellen informatie over hun historische prestatiegegevens en over in het verleden verrichte ratingactiviteiten beschikbaar in een centraal depot dat door het CEER is opgezet. Dit depot is toegankelijk voor het publiek.

    3. Een ratingbureau verstrekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst jaarlijks alle in bijlage I, afdeling E, deel II, punt 2, vermelde gegevens. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst maken deze gegevens niet openbaar.

    Artikel 10

    Transparantieverslag

    Een ratingbureau publiceert jaarlijks een transparantieverslag dat de in bijlage I, afdeling E, deel III, vermelde gegevens bevat. Het ratingbureau publiceert zijn jaarverslag uiterlijk drie maanden na het einde van elk boekjaar en draagt er zorg voor dat dit verslag gedurende ten minste vijf jaar op zijn website beschikbaar blijft.

    Artikel 11

    Openbaarmakingsvergoedingen

    Een ratingbureau mag geen vergoeding aanrekenen voor de informatie die overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 10 wordt verstrekt.

    TITEL IIITOEZICHT OP DE RATINGACTIVITEIT

    HOOFDSTUK I REGISTRATIEPROCEDURE

    Artikel 12

    Registratievereiste

    1. Elk ratingbureau mag een registratieaanvraag indienen om ervoor te zorgen dat de in artikel 2 bedoelde kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening voor regelgevingsdoeleinden van zijn ratings kunnen gebruikmaken, mits het een in de Gemeenschap gevestigde rechtspersoon betreft.

    2. De registratie is geldig voor het gehele grondgebied van de Gemeenschap na bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie overeenkomstig artikel 15, lid 3.

    3. Een geregistreerd ratingbureau voldoet doorlopend aan de initiële-registratievoorwaarden.

    Ratingbureaus stellen de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van alle wijzigingen van betekenis in de initiële-registratievoorwaarden in kennis.

    4. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst registreert het ratingbureau indien het voldoet aan de in deze verordening gestelde voorwaarden voor de afgifte van ratings.

    5. De bevoegde autoriteiten mogen geen andere registratie-eisen stellen dan die welke in deze verordening zijn neergelegd.

    Artikel 13

    Registratieaanvraag

    1. Het ratingbureau dient een registratieaanvraag in bij het CEER. De aanvraag bevat de in bijlage II vermelde gegevens.

    2. Ook een groep ratingbureaus mag een registratieaanvraag indienen. In dat geval machtigen de leden van de groep een van de groepsleden om de aanvraag namens de groep bij het CEER in te dienen. Het aldus gemachtigde ratingbureau verstrekt voor elk groepslid de in bijlage II vermelde gegevens.

    3. Uiterlijk tien dagen na ontvangst van de aanvraag zendt het CEER deze door naar de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en stelt het de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten van deze doorzending in kennis.

    Artikel 14

    Onderzoek van de aanvraag door de bevoegde autoriteiten

    1. Uiterlijk tien dagen na ontvangst van de registratieaanvraag verifieert de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst of de aanvraag volledig is.

    Indien de aanvraag onvolledig is, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een termijn vast waarbinnen het ratingbureau aanvullende informatie moet verstrekken.

    2. Na ontvangst van een volledige aanvraag zendt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de aanvraag door naar de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten en naar het CEER.

    3. Ingeval een groep ratingbureaus een registratieaanvraag indient, werken de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten van herkomst in het kader van het registratieproces nauw met elkaar samen. Uit hun midden kiezen zij een facilitator, rekening houdend met de volgende criteria:

    a) de plaats waar de groep ratingbureaus het belangrijkste deel van haar ratingactiviteit in de Gemeenschap ontplooit of voornemens is te ontplooien;

    b) de plaats waar de groep ratingbureaus het grootste deel van de inkomsten van de groep realiseert of mag worden verwacht te realiseren.

    4. De facilitator coördineert het onderzoek van de door de groep ratingbureaus ingediende aanvraag en ziet erop toe dat alle voor het onderzoek van de aanvraag benodigde informatie tussen de bevoegde autoriteiten wordt uitgewisseld.

    5. Ingeval een ratingbureau een registratieaanvraag indient, onderzoekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de aanvraag en brengt zij advies uit over de vraag of de registratie moet worden toegestaan of geweigerd.

    Ingeval een groep ratingbureaus een registratieaanvraag indient, onderzoeken de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten van herkomst gezamenlijk de registratieaanvraag en bereiken zij overeenstemming over de vraag of de registratie moet worden toegestaan of geweigerd.

    Artikel 15

    Besluit over de registratie van een ratingbureau

    1. Uiterlijk veertig dagen na ontvangst van de volledige aanvraag en vóór de registratie deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst het CEER een met redenen omkleed ontwerp-registratiebesluit of ontwerp-weigeringsbesluit mee. Ingeval het een door een groep ratingbureaus ingediende aanvraag betreft, deelt de facilitator de uitkomst van de gezamenlijke beoordeling aan het CEER mee.

    Uiterlijk vijftien dagen na ontvangst van deze mededeling spreekt het CEER zich over de aanvraag uit. Het CEER kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat van herkomst verzoeken het ontwerp-registratiebesluit opnieuw te onderzoeken wanneer het van oordeel is dat niet aan de in titel II gestelde registratievoorwaarden is voldaan, dan wel het ontwerp-weigeringsbesluit opnieuw te onderzoeken wanneer het van oordeel is dat wel aan de in deze verordening gestelde registratievoorwaarden is voldaan.

    2. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt uiterlijk vijftien dagen na ontvangst van het advies van het CEER haar besluit vast. Ingeval de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van het advies van het CEER afwijkt, motiveert zij haar besluit. Ingeval geen advies is uitgebracht, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst haar besluit vast uiterlijk dertig dagen nadat het in lid 1 bedoelde ontwerp-registratiebesluit aan het CEER is meegedeeld. Ingeval het een groep ratingbureaus betreft, stelt de bevoegde autoriteit van elke lidstaat van herkomst haar besluit vast op grond van de uitkomst van de in artikel 14, lid 5, bedoelde gezamenlijke beoordeling.

    Uiterlijk tien dagen na de goedkeuring of weigering van de registratie worden de betrokken ratingbureaus ervan in kennis gesteld of zij al dan niet geregistreerd zijn. Ingeval de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst weigert het ratingbureau te registreren, deelt zij in het besluit de redenen voor haar weigering aan het betrokken ratingbureau mee.

    3. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt de Europese Commissie, het CEER en de overige bevoegde autoriteiten in kennis van de door haar verrichte registratie.

    Uiterlijk dertig dagen na de kennisgeving door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst maakt de Europese Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie een geactualiseerde lijst bekend van ratingbureaus die overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd.

    Artikel 16

    Registratierecht

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst mag het ratingbureau een registratierecht in rekening brengen. Het registratierecht is evenredig aan de procedurekosten in de betrokken lidstaat.

    Artikel 17

    Schrapping van registratie

    1. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst schrapt de registratie van een ratingbureau wanneer het ratingbureau:

    a) uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven geen gebruik van de registratie te zullen maken of de voorgaande zes maanden geen ratings heeft afgegeven;

    b) de registratie heeft verworven door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

    c) niet meer voldoet aan de voorwaarden waarop het is geregistreerd;

    d) de bepalingen van deze verordening betreffende de voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening door ratingbureaus heeft overtreden.

    2. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst van de tot een groep behorende ratingbureaus werken nauw met elkaar samen. Zij voeren een gezamenlijke beoordeling uit die door de facilitator wordt gecoördineerd. Zij bereiken overeenstemming over de noodzaak om de registratie te schrappen. De bevoegde autoriteit van elke lidstaat van herkomst stelt haar besluit vast op basis van de bereikte overeenstemming.

    3. Het CEER of een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat waar wordt gebruikgemaakt van de ratings die door het betrokken ratingbureau zijn afgegeven, kunnen de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst verzoeken na te gaan of aan de voorwaarden voor de schrapping van de registratie is voldaan. Ingeval de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst besluit de registratie van het betrokken ratingbureau niet te schrappen, motiveert zij haar besluit.

    4. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt de Europese Commissie, het CEER en de overige bevoegde autoriteiten in kennis van de schrapping van de registratie, die onmiddellijk in de gehele Gemeenschap van kracht is.

    Uiterlijk dertig dagen na de kennisgeving door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst maakt de Europese Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie een geactualiseerde lijst bekend van ratingbureaus waarvan de registratie is geschrapt.

    HOOFDSTUK II CEER EN BEVOEGDE AUTORITEITEN

    Artikel 18

    Comité van Europese effectenregelgevers

    1. In de gevallen waarin deze verordening zulks voorschrijft, brengt het CEER advies uit aan de bevoegde autoriteiten. De bevoegde autoriteiten bestuderen dit advies voordat zij een definitief besluit op grond van deze verordening vaststellen.

    2. Uiterlijk [een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] verstrekt het CEER richtsnoeren betreffende:

    a) het registratieproces en de coördinatieafspraken tussen de bevoegde autoriteiten onderling en met het CEER;

    b) handhavingspraktijken en –activiteiten van bevoegde autoriteiten;

    c) gemeenschappelijke normen voor de presentatie van de informatie die ratingbureaus openbaar maken overeenkomstig artikel 9, lid 2, en bijlage I, afdeling E, deel II, Punt 1.

    3. Het CEER publiceert uiterlijk [een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] en vervolgens elk jaar een verslag over de toepassing van deze verordening.

    4. Het CEER werkt in voorkomend geval samen met het bij Besluit 2004/5/EG van de Commissie[40] ingestelde Comité van Europese bankentoezichthouders en met het bij Besluit 2004/6/EG van de Commissie[41] ingestelde Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen.

    Artikel 19

    Bevoegde autoriteiten

    1. Elke lidstaat wijst een bevoegde autoriteit aan voor de toepassing van deze verordening.

    2 Bevoegde autoriteiten beschikken over voldoende en geschikt personeel om deze verordening te kunnen toepassen.

    Artikel 20

    Bevoegdheden van bevoegde autoriteiten

    1. Bij de vervulling van hun taken in het kader van deze verordening bemoeien de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zich niet met de inhoud van ratings.

    2. De bevoegde autoriteiten hebben alle toezicht- en onderzoeksbevoegdheden die nodig zijn voor de vervulling van hun taken. Zij oefenen hun bevoegdheden als volgt uit:

    a) rechtstreeks;

    b) in samenwerking met andere autoriteiten; of

    c) middels een verzoek aan de bevoegde rechterlijke instanties.

    3. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten hebben de bevoegdheid om:

    a) toegang te verkrijgen tot ieder document, in enigerlei vorm, en een afschrift hiervan te ontvangen;

    b) inlichtingen te verlangen van iedere persoon en zo nodig een persoon op te roepen en te ondervragen om inlichtingen te verkrijgen;

    c) aangekondigde en onaangekondigde inspecties ter plaatse te verrichten;

    d) overzichten van telefoon- en dataverkeer te verlangen.

    Artikel 21

    Toezichtmaatregelen

    1. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst mag de volgende maatregelen nemen:

    a) schrappen van de registratie in overeenstemming met artikel 17;

    b) een in de gehele Gemeenschap geldend, tijdelijk verbod tot het afgeven van ratings opleggen;

    c) een in de gehele Gemeenschap geldende opschorting van het gebruik van ratings bevelen;

    d) passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat ratingbureaus zich aan de wettelijke voorschriften blijven houden;

    e) berichten publiceren wanneer een ratingbureau inbreuk maakt op de bij deze verordening opgelegde verplichtingen;

    f) strafrechtelijke vervolgingsprocedures inleiden bij de bevoegde rechterlijke instanties.

    2. De bevoegde autoriteiten maken pas gebruik van de in lid 1 en artikel 22 vermelde bevoegdheden nadat zij het CEER een met redenen omkleed ontwerpbesluit hebben doen toekomen. Uiterlijk vijftien dagen na ontvangst van het ontwerpbesluit spreekt het CEER zich hierover uit.

    De eerste alinea is niet van toepassing in dringende gevallen, en met name indien er sprake is van een situatie die een bedreiging vormt voor de ordelijke werking van de financiële markten. In dat geval stelt de bevoegde autoriteit het CEER onmiddellijk in kennis van het vastgestelde besluit.

    Artikel 22

    Optreden van andere bevoegde autoriteiten dan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst

    Indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat redenen heeft om aan te nemen dat een geregistreerd ratingbureau dat op zijn grondgebied actief is, inbreuk maakt op de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis.

    Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, na besprekingen tussen de betrokken bevoegde autoriteiten, weigert op te treden of niet in staat is doeltreffende maatregelen te nemen, dan wel indien de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst genomen maatregelen ontoereikend blijken om de belangen van de beleggers van de betrokken lidstaat of de ordelijke werking van de markten te beschermen, kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, de nodige maatregelen nemen, met uitzondering van de in artikel 21, lid 1, onder a), b) en c), bedoelde maatregelen. Voordat dergelijke maatregelen worden genomen, wordt het CEER geraadpleegd.

    HOOFDSTUK III SAMENWERKING TUSSEN BEVOEGDE AUTORITEITEN

    Artikel 23

    Verplichting tot samenwerking

    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten werken samen wanneer zulks voor de toepassing van deze verordening noodzakelijk is, ook in gevallen waarin de onderzochte gedraging niet strijdig is met in de betrokken lidstaat van kracht zijnde regelgeving.

    Artikel 24

    Samenwerking in geval van een verzoek om inspecties of onderzoeken ter plaatse te verrichten

    1. De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat om bijstand verzoeken met betrekking tot inspecties of onderzoeken ter plaatse.

    De bevoegde autoriteit stelt het CEER in kennis van elk in de eerste alinea bedoelde verzoek. In geval van een onderzoek of inspectie met grensoverschrijdende draagwijdte kan het CEER de coördinatie van het onderzoek of de inspectie op zich nemen.

    2. Ingeval een bevoegde autoriteit een verzoek van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat ontvangt om een inspectie of een onderzoek ter plaatse te verrichten, onderneemt zij een van de volgende acties:

    a) de inspectie of het onderzoek ter plaatse zelf verrichten;

    b) de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ingediend, toestaan om aan de inspectie of het onderzoek ter plaatse deel te nemen;

    c) de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ingediend, toestaan om de inspectie of het onderzoek ter plaatse zelf te verrichten;

    d) auditors of deskundigen aanwijzen om de inspectie of het onderzoek ter plaatse te verrichten;

    e) specifieke taken die met toezichtactiviteiten verband houden, met de andere bevoegde autoriteiten delen.

    Artikel 25

    Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten in geval van een groep ratingbureaus

    1. Ingeval het een in artikel 14, lid 3, bedoelde groep ratingbureaus betreft, overleggen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten van herkomst met elkaar alvorens conform deze verordening maatregelen te treffen.

    2. De in artikel 14, lid 3, bedoelde facilitator plant en coördineert de acties van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten van herkomst.

    3. De facilitator en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten van herkomst maken coördinatieafspraken ten aanzien van de volgende aangelegenheden:

    a) de tussen bevoegde autoriteiten uit te wisselen informatie;

    b) de gevallen waarin bevoegde autoriteiten met elkaar moeten overleggen;

    c) de gevallen waarin bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 24 toezichthoudende taken delegeren.

    Artikel 26

    Delegatie van taken tussen bevoegde autoriteiten

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan gelijk welke taak aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat delegeren, mits deze bevoegde autoriteit daarmee instemt. Met de delegatie van taken wordt niet beoogd de verantwoordelijkheid van de aangewezen bevoegde autoriteit aan te tasten.

    Artikel 27

    Bemiddeling

    1. Het CEER stelt een bemiddelingsmechanisme in dat bijdraagt tot het bereiken van een gemeenschappelijk standpunt tussen de betrokken bevoegde autoriteiten.

    2. In geval van een verschil van mening tussen bevoegde autoriteiten van lidstaten over een evaluatie of actie in het kader van deze verordening leggen de bevoegde autoriteiten de zaak ter bemiddeling voor aan het CEER. De bevoegde autoriteiten houden rekening met het advies van het CEER.

    Artikel 28

    Beroepsgeheim

    1. Het beroepsgeheim geldt voor alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest bij de bevoegde autoriteit of bij iedere autoriteit of persoon aan wie de bevoegde autoriteit taken heeft gedelegeerd, met inbegrip van de door de bevoegde autoriteit aangetrokken auditors en deskundigen. Onder het beroepsgeheim vallende informatie mag aan geen enkele andere persoon of autoriteit worden verstrekt, tenzij zulks in het kader van gerechtelijk procedures noodzakelijk is.

    2. Alle informatie die uit hoofde van deze verordening tussen bevoegde autoriteiten wordt uitgewisseld, wordt als vertrouwelijk beschouwd, behalve wanneer de bevoegde autoriteit op het tijdstip waarop de mededeling plaatsvindt, verklaart dat deze informatie openbaar mag worden gemaakt, dan wel wanneer openbaarmaking in het kader van gerechtelijke procedures noodzakelijk is.

    HOOFDSTUK IV SAMENWERKING MET DERDE LANDEN

    Artikel 29

    Overeenkomst over uitwisseling van informatie

    De bevoegde autoriteiten mogen met de bevoegde autoriteiten van derde landen alleen dan samenwerkingsovereenkomsten voor de uitwisseling van informatie sluiten als met betrekking tot de verstrekte informatie ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als de in artikel 28 bedoelde. Een dergelijke uitwisseling van gegevens moet bestemd zijn voor de vervulling van de taken van die bevoegde autoriteiten.

    Met betrekking tot de doorgifte van persoonsgegevens aan een derde land passen de lidstaten Richtlijn 95/46/EG toe.

    Artikel 30

    Openbaarmaking van informatie

    De bevoegde autoriteit van een lidstaat mag de van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat of van bevoegde autoriteiten van derde landen ontvangen informatie alleen openbaar maken indien de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gekregen van de bevoegde autoriteit die de informatie heeft doorgegeven en, in voorkomend geval, indien de informatie alleen openbaar wordt gemaakt voor de doeleinden waarmee deze bevoegde autoriteit heeft ingestemd.

    TITEL IVSANCTIES, COMITÉPROCEDURE, VERSLAG EN OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

    HOOFDSTUK I Sancties, comitéprocedure en verslag

    Artikel 31

    Sancties

    De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die gelden voor overtredingen van de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties ook worden toegepast. De sancties hebben ten minste betrekking op gevallen waarin ernstige fouten zijn begaan bij de beroepsuitoefening en waarin niet de nodige zorgvuldigheid is betracht. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op [ zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening ] van deze bepalingen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen daarvan onverwijld mee.

    Artikel 32

    Wijzigingen in bijlagen

    De Commissie kan de bijlagen wijzigen om rekening te houden met ontwikkelingen op de financiële markten, met name in verband met nieuwe financiële instrumenten en ten aanzien van de convergentie van toezichtpraktijken.

    Die maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

    Artikel 33

    Comitéprocedure

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 2001/528/EG van de Commissie[42] ingestelde Europees Comité voor het effectenbedrijf.

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

    Artikel 34

    Verslag

    Uiterlijk [drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] gaat de Commissie over tot een evaluatie van de toepassing van deze verordening, welke ook een evaluatie van de gebruikmaking van ratings in de Gemeenschap en van de correctheid van de beloning van het ratingbureau door de beoordeelde entiteit ("issuer-pays"-model) omvat, en dient zij een verslag daarover in bij het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.

    HOOFDSTUK II Overgangs- en slotbepalingen

    Artikel 35

    Overgangsbepaling

    Ratingbureaus die vóór [de datum van inwerkingtreding van deze verordening] in de Gemeenschap werkzaam zijn, nemen alle nodige maatregelen om zich naar deze verordening te voegen en dienen uiterlijk [zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] een registratieaanvraag in.

    De in de eerste alinea bedoelde ratingbureaus stoppen met de afgifte van ratings indien de registratie wordt geweigerd.

    Artikel 36

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

    Zij is van toepassing vanaf [ exacte datum vermelden ; zes maanden na de inwerkingtreding].

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, […]

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De voorzitter De voorzitter

    BIJLAGE I

    ONAFHANKELIJKHEID EN VERMIJDEN VAN BELANGENCONFLICTEN

    Afdeling A

    Organisatorische vereisten

    1. Het ratingbureau heeft een bestuurs- of toezichthoudend orgaan dat verantwoordelijk is voor:

    a) de onafhankelijkheid van het ratingproces;

    b) het garanderen dat belangenconflicten naar behoren worden onderkend, beheerd en openbaar gemaakt;

    c) de inachtneming door het ratingbureau van de overige bepalingen van deze verordening.

    2. Een ratingbureau is zodanig georganiseerd dat het bedrijfsbelang van de onderneming geen afbreuk doet aan de onafhankelijkheid en correctheid van het ratingproces.

    De hoogste leiding, als omschreven in artikel 2, punt 9, van Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie[43], van een ratingbureau bezit een goede reputatie en voldoende beroepskwalificaties en –ervaring, en draagt zorg voor een gezonde en prudente bedrijfsvoering van het ratingbureau.

    Het bestuurs- of toezichthoudend orgaan van een ratingbureau telt ten minste drie niet bij het dagelijks bestuur betrokken leden die onafhankelijk zijn. De beloning van de onafhankelijke leden van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan is niet gekoppeld aan de bedrijfsresultaten van het ratingbureau en is zodanig geregeld dat de onafhankelijkheid van hun oordeel is gewaarborgd. Het mandaat van de onafhankelijke leden van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan heeft een van tevoren overeengekomen vaste duur die niet langer is dan vijf jaar en is niet hernieuwbaar. Onafhankelijke leden van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan worden alleen in geval van ernstige fouten of ondermaats functioneren bij de beroepsuitoefening uit hun functie ontheven.

    Het merendeel van de leden van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan, met inbegrip van alle onafhankelijke leden, beschikt over voldoende deskundigheid op het gebied van financiële diensten. Ten minste één onafhankelijk lid van dit orgaan moet een grondige kennis van en ervaring met markten voor gestructureerd krediet en securitisatiemarkten hebben op hoog bestuursniveau.

    Naast hun algemene verantwoordelijkheid als lid van het orgaan, hebben de onafhankelijke leden van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan de specifieke taak om toezicht te houden op de ontwikkeling van het ratingbeleid, op de doeltreffendheid van het interne systeem van het ratingbureau voor de beheersing van de kwaliteit van het ratingproces teneinde te voorkomen dat er zich belangenconflicten voordoen, en op het compliance- en governanceproces, met inbegrip van de efficiëntie van de in punt 7 van deze afdeling bedoelde toetsingsfunctie. De adviezen die de onafhankelijke bestuurders over deze aangelegenheden hebben uitgebracht, worden periodiek gepresenteerd aan het orgaan en ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteit telkens als deze daarom verzoekt.

    3. Een ratingbureau stelt gedragsregels en procedures vast die garanderen dat de bepalingen van deze verordening in acht worden genomen.

    4. Een ratingbureau beschikt over een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie, adequate interne controleprocedures, effectieve risicobeoordelingsprocedures en effectieve controle- en beveiligingsvoorzieningen voor informatieverwerkingssystemen.

    5. Een ratingbureau treft organisatorische en administratieve regelingen om de in afdeling B, punt 1, bedoelde belangenconflicten te onderkennen, te voorkomen en te beheren. Het bewaart gegevens over alle aanzienlijke bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid en die van zijn werknemers die bij het ratingproces betrokken zijn, alsook over alle veiligheidsmaatregelen die zijn genomen om deze bedreigingen af te zwakken.

    6. Een ratingbureau maakt gebruik van passende systemen om de continuïteit en regelmatigheid bij de uitvoering van zijn ratingactiviteiten te waarborgen.

    7. Een ratingbureau voorziet in een toetsingsfunctie voor de periodieke toetsing van de methoden en modellen die het hanteert, van de aanzienlijke wijzigingen daarin en van de geschiktheid van deze methoden en modellen voor de beoordeling van nieuwe financiële instrumenten.

    Deze toetsingsfunctie moet onafhankelijk zijn van de bedrijfslijnen die voor ratingactiviteiten verantwoordelijk zijn en verslag uitbrengen aan de leden van het in punt 2 van deze afdeling bedoelde bestuurs- of toezichthoudende orgaan.

    8. Een ratingbureau bewaakt en beoordeelt de deugdelijkheid en doeltreffendheid van de systemen, internecontroleprocedures en regelingen die het overeenkomstig deze verordening heeft opgezet, en neemt passende maatregelen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen.

    Afdeling B

    Operationele vereisten

    1. Een ratingbureau gaat over tot het opsporen en wegwerken of, in voorkomend geval, het beheren en openbaarmaken van feitelijke of mogelijke belangenconflicten die van invloed kunnen zijn op de analyses en oordelen van zijn analisten die aan de bepaling van een rating meewerken en personen die ratings goedkeuren.

    2. Een ratingbureau maakt de namen openbaar van de beoordeelde entiteiten of gelieerde derde partijen waaraan het meer dan 5% van zijn jaarlijkse inkomsten ontleent.

    3. Een ratingbureau geeft geen rating af of trekt een bestaande rating in in de volgende gevallen:

    a) het ratingbureau, een analist die aan de bepaling van een rating heeft meegewerkt, dan wel een persoon die de ratings goedkeurt, is direct of indirect eigenaar van financiële instrumenten van de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde partij of heeft een ander direct of indirect eigendomsbelang in deze entiteit of partij;

    b) de rating wordt toegekend aan een beoordeelde entiteit of gelieerde derde partij die direct of indirect met het ratingbureau verbonden is door een zeggenschapsband;

    c) een analist die aan de bepaling van de rating heeft meegewerkt of een persoon die de rating goedkeurt, is lid van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde partij.

    4. Een ratingbureau verleent geen consultancy- of adviesdiensten aan de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde partij met betrekking tot de juridische of bedrijfsstructuur, de activa, de verplichtingen of de activiteiten van de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde partij.

    Een ratingbureau mag andere diensten dan de afgifte van ratings verlenen, hierna "nevendiensten" genoemd. Een ratingbureau omschrijft wat het onder nevendiensten verstaat. Het draagt er zorg voor dat er geen belangenconflicten ontstaan tussen de verlening van nevendiensten en zijn ratingactiviteit.

    5. Een ratingbureau ziet erop toe dat analisten geen formele en informele voorstellen of aanbevelingen doen met betrekking tot de opzet van gestructureerde financieringsinstrumenten waarvoor het ratingbureau geacht wordt een rating af te geven.

    6. Een ratingbureau richt zijn rapportage- en communicatiekanalen zodanig in dat is gewaarborgd dat analisten en personen die ratings goedkeuren onafhankelijk zijn ten opzichte van de andere onderdelen van het ratingbureau die de commerciële belangen van het bureau behartigen.

    7. Een ratingbureau bewaart gegevens over en audittrajecten van al zijn activiteiten, met inbegrip van gegevens over overeenkomsten tussen het ratingbureau en de beoordeelde entiteit of gelieerde derde partij en over alle significante elementen van de dialoog met de beoordeelde entiteit en haar gelieerde derde partijen, alsook gegevens die betrekking hebben op de in de artikelen 5, 6 en 7 neergelegde verplichtingen.

    8. De in punt 7 bedoelde gegevens en audittrajecten worden gedurende ten minste vijf jaar in de lokalen van het geregistreerde ratingbureau bewaard en ter beschikking van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten gesteld indien deze daarom verzoeken.

    Wanneer de registratie van een ratingbureau wordt geschrapt, worden de gegevens ten minste drie jaar bewaard.

    9. Gegevens over de respectieve rechten en plichten van het ratingbureau en de beoordeelde entiteit of haar gelieerde derde partijen in het kader van een dienstverleningscontract worden voor ten minste de duur van de relatie met de betrokken beoordeelde entiteit of haar gelieerde derde partijen bewaard.

    Afdeling C

    Regels inzake werknemers

    1. Ratinganalisten en andere werknemers die rechtstreeks bij het ratingproces betrokken zijn, alsook de nauw met hen gelieerde personen die in artikel 1, punt 2, onder a) tot en met d), van Richtlijn 2004/72/EG van de Commissie[44] worden genoemd, mogen geen aan- of verkopen verrichten van, dan wel transacties sluiten in financiële instrumenten die worden uitgegeven, gegarandeerd of anderszins ondersteund door een beoordeelde entiteit die actief is op het analyseterrein dat tot de primaire verantwoordelijkheid van de analist behoort, met uitzondering van rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging.

    2. Een werknemer mag niet meewerken aan of anderszins invloed uitoefenen op de bepaling van een rating van een specifieke beoordeelde entiteit indien de betrokken werknemer of een nauw met hem gelieerde persoon als genoemd in artikel 1, punt 2, onder a) tot en met d), van Richtlijn 2004/72/EG:

    a) eigenaar is van andere financiële instrumenten van de beoordeelde entiteit dan rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging;

    b) eigenaar is van financiële instrumenten van een met een beoordeelde entiteit gelieerde entiteit, waarvan de eigendom de oorzaak van een belangenconflict kan vormen of over het algemeen als dusdanig kan worden beschouwd, met uitzondering van rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging;

    c) een recente arbeidsverhouding of andere zakelijke relatie, dan wel enigerlei andere relatie met de beoordeelde entiteit heeft gehad die de oorzaak van een belangenconflict kan vormen of over het algemeen als dusdanig kan worden beschouwd.

    3. Ratingbureaus dragen er zorg voor dat werknemers die rechtstreeks bij het ratingproces betrokken zijn:

    a) alle redelijke maatregelen nemen om de goederen en gegevens in het bezit van het ratingbureau tegen fraude, diefstal of misbruik te beschermen;

    b) geen informatie over ratings of mogelijke toekomstige ratings van het ratingbureau openbaar maken, behalve aan de beoordeelde entiteit of haar gelieerde derde partij;

    c) geen vertrouwelijke informatie die aan het ratingbureau is toevertrouwd, meedelen aan werknemers van enigerlei persoon die er direct of indirect mee verbonden is door een zeggenschapsband;

    d) geen vertrouwelijke informatie gebruiken of bekendmaken met het oog op het verhandelen van financiële instrumenten of voor enigerlei andere doeleinden, behalve in het kader van de bedrijfsuitoefening van het ratingbureau.

    4. Een werknemer die rechtstreeks bij het ratingproces is betrokken, mag geen geld, geschenken of gunsten vragen aan of aannemen van eenieder met wie het ratingbureau zaken doet.

    5. Zodra een werknemer van een ratingbureau kennis krijgt van het feit dat een andere werknemer van het ratingbureau zich schuldig maakt of heeft gemaakt aan onwettig gedrag, brengt hij die informatie onmiddellijk ter kennis van de persoon die binnen het ratingbureau met het toezicht op de inachtneming van de bepalingen van deze verordening is belast.

    6. Wanneer een analist zijn arbeidsverhouding beëindigt en gaat werken voor een beoordeelde entiteit waarvoor hij de rating heeft helpen opstellen, of voor een financiële instelling waarmee hij in het kader van de uitoefening van zijn taken bij het ratingbureau contacten heeft gehad, toetst het ratingbureau de desbetreffende werkzaamheden die de analist gedurende twee jaar voor zijn vertrek heeft verricht.

    7. Werknemers die rechtstreeks bij het ratingproces betrokken zijn, mogen pas een essentiële leidinggevende functie bij de beoordeelde entiteit of haar gelieerde derde partij aanvaarden nadat zes maanden zijn verstreken sinds de rating is afgegeven.

    Afdeling D

    Regels voor de presentatie van ratings

    I. Algemene verplichtingen

    1. Een ratingbureau draagt er zorg voor dat in een rating duidelijk en opvallend melding wordt gemaakt van de naam en functie van de hoofdanalist die de primaire verantwoordelijkheid had voor de opstelling van de rating.

    2. Een ratingbureau draagt er zorg voor dat ten minste:

    a) alle wezenlijke inhoudelijke bronnen die voor de opstelling van de rating zijn gebruikt, worden vermeld, met inbegrip van de beoordeelde entiteit of, in voorkomend geval, haar gelieerde derde partij, samen met het feit of de rating aan de beoordeelde entiteit of haar gelieerde derde partij is bekendgemaakt voordat hij is verspreid en naar aanleiding daarvan is gewijzigd;

    b) de voornaamste methode of versie van de methode waarvan bij de bepaling van de rating is gebruikgemaakt, duidelijk wordt vermeld, met een verwijzing naar de volledige beschrijving ervan; wanneer de rating op meer dan één methode is gebaseerd, of wanneer een verwijzing naar de voornaamste methode alleen ertoe zou kunnen leiden dat beleggers andere belangrijke aspecten van de rating, zoals onder meer belangrijke aanpassingen en afwijkingen, over het hoofd zien, licht het ratingbureau dit in de rating toe en geeft het tevens aan hoe met de verschillende methoden of deze andere aspecten in de rating rekening is gehouden;

    c) de betekenis van elke ratingcategorie en de definitie van de begrippen wanbetaling en herstel worden uitgelegd en er een passende risicowaarschuwing wordt gegeven, die onder meer een gevoeligheidsanalyse van de relevante aannamen omvat en vergezeld gaat van zowel ratings volgens het ongunstigste scenario als ratings volgens het gunstigste scenario;

    d) de datum waarop de rating voor het eerst voor verspreiding werd vrijgegeven en de datum waarop deze voor het laatst is bijgesteld, duidelijk en opvallend worden vermeld.

    3. Een ratingbureau draagt er zorg voor dat in een rating alle kenmerken en beperkingen van de rating duidelijk en opvallend worden vermeld. Een ratingbureau vermeldt in een rating in het bijzonder op opvallende wijze of het de over de beoordeelde entiteit beschikbare informatie van bevredigende kwaliteit acht en tot op welke hoogte het de informatie die het van de beoordeelde entiteit of haar gelieerde derde partij heeft ontvangen, heeft geverifieerd. Indien een rating betrekking heeft op een type entiteit of financieel instrument waarover weinig historische gegevens bestaan, maakt het ratingbureau op een opvallende plaats duidelijk melding van de beperkingen van de rating.

    Indien het gebrek aan betrouwbare gegevens, de complexiteit van de structuur van een nieuw type instrument of de onbevredigende kwaliteit van de beschikbare informatie ernstige vragen doen rijzen over het vermogen van het ratingbureau om een geloofwaardige rating op te stellen, ziet het ratingbureau af van de afgifte van een rating of trekt het een bestaande rating in.

    4. Wanneer een ratingbureau een rating bekendmaakt, zet het in zijn perscommuniqués of persberichten de hoofdelementen uiteen die aan de rating ten grondslag liggen.

    Indien de in de punten 1, 2 en 3 neergelegde informatievereisten onevenredig zijn in verhouding tot de lengte van de verspreide rating, kan ermee worden volstaan in de rating zelf een duidelijke en opvallende verwijzing op te nemen naar de plaats waar de vereiste informatie direct en gemakkelijk toegankelijk is, zoals een directe weblink naar deze informatie op een passende website van het ratingbureau.

    II. Aanvullende verplichtingen met betrekking tot ratings van gestructureerde financieringsinstrumenten

    1. Wanneer een ratingbureau een rating aan een gestructureerd financieringsinstrument toekent, verstrekt het in de rating informatie over de verlies- en kasstroomanalyse die het heeft verricht.

    2. Een ratingbureau vermeldt in hoeverre het de "due diligence"-processen heeft doorgelicht die op het niveau van de onderliggende activa van gestructureerde financieringsinstrumenten hebben plaatsgevonden. Het ratingbureau deelt mee of het deze "due diligence"-processen zelf heeft doorgelicht, dan wel op de doorlichting van een derde partij is afgegaan, en vermeldt hoe de uitkomst van deze doorlichting de rating heeft beïnvloed.

    Afdeling E

    Informatieverschaffing

    I. Algemene informatieverschaffing

    Een ratingbureau verschaft in het algemeen de volgende informatie:

    1. de in afdeling B, punt 1, bedoelde feitelijke en mogelijke belangenconflicten;

    2. een definitie van wat het ratingbureau wel of niet verstaat onder nevendiensten van zijn voornaamste ratingactiviteiten;

    3. het beleid van het ratingbureau ten aanzien van de bekendmaking van ratings en andere daarmee verband houdende communicatie;

    4. het algemene karakter van zijn beloningsregelingen;

    5. methoden, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, alsook alle wijzigingen van betekenis daarin;

    6. alle wijzigingen van betekenis in zijn praktijken, procedures en processen.

    II. Periodieke informatieverschaffing

    Een ratingbureau verschaft periodiek de volgende informatie:

    1. om de zes maanden, gegevens over de historische wanbetalingsgraden van zijn ratingcategorieën en of de wanbetalingsgraden van deze categorieën veranderingen in de tijd hebben ondergaan;

    2. op jaarbasis:

    a) een lijst van de grootste 20 cliënten van het ratingbureau op basis van de inkomsten;

    b) een lijst van de cliënten van het ratingbureau wier bijdrage tot het stijgingstempo van de inkomsten van het ratingbureau in het voorgaande boekjaar meer dan anderhalve keer groter was dan het stijgingstempo van de totale inkomsten van het ratingbureau in dat jaar; een dergelijke cliënt wordt pas in deze lijst opgenomen indien in het desbetreffende jaar meer dan 0,25% van de wereldwijde totale inkomsten van het ratingbureau op mondiaal niveau voor zijn rekening kwam.

    Voor de toepassing van de eerste alinea wordt onder "cliënt" het volgende verstaan: een onderneming, haar dochterondernemingen en de verbonden ondernemingen waarin de onderneming een deelneming van meer dan 20% heeft, alsook alle andere entiteiten ten aanzien waarvan het namens een cliënt als onderhandelaar is opgetreden bij de structurering van een schuldemissie en waarbij, direct of indirect, een vergoeding aan het ratingbureau is betaald voor het afgeven van een rating voor deze schuldemissie.

    III. Transparantieverslag

    Een ratingbureau stelt jaarlijks de volgende informatie beschikbaar:

    1. gedetailleerde informatie over de juridische en eigendomsstructuur van het ratingbureau, met inbegrip van informatie over deelnemingen in de zin van de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad[45];

    2. een beschrijving van het interne kwaliteitbeheersingssysteem;

    3. statistieken over het personeel dat is toegewezen aan de opstelling van nieuwe ratings, de herziening van ratings, de evaluatie van methoden en modellen, en het management;

    4. een beschrijving van het beleid op het gebied van de bewaring van ratinggegevens;

    5. de uitkomst van de jaarlijkse interne toetsing van de naleving van de onafhankelijkheidseisen;

    6. een beschrijving van het rouleringsbeleid van het management en de analisten;

    7. financiële informatie over de inkomsten van het ratingbureau, uitgesplitst naar vergoedingen voor rating- en niet-ratingdiensten met een uitvoerige beschrijving van elke dienstencategorie;

    8. een verklaring inzake corporate governance in de zin van artikel 46 bis, lid 1, van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad[46]; in het kader van deze verklaring wordt de in artikel 46 bis, lid 1, onder d), van genoemde richtlijn bedoelde informatie door het ratingbureau verstrekt, ongeacht of het bureau al dan niet onder Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad[47] valt.

    BIJLAGE II

    In de registratieaanvraag te verstrekken informatie

    1. volledige naam van het ratingbureau en adres van zijn statutaire zetel in de Gemeenschap;

    2. naam en contactgegevens van een contactpersoon;

    3. rechtspositie;

    4. ratingklassen waarvoor het ratingbureau een registratieaanvraag heeft ingediend;

    5. beschrijving van de gevolgde procedures en methoden om ratings af te geven en actueel te houden;

    6. gedragslijnen en procedures om belangenconflicten te onderkennen en te beheren;

    7. informatie over werknemers;

    8. beloningsregelingen;

    9. nevendiensten;

    10. programma van werkzaamheden, waarin onder meer wordt aangegeven waar de belangrijkste bedrijfsactiviteiten naar verwachting zullen worden verricht en van welke aard de voorgenomen activiteiten zijn.

    [1] Mededeling van de Commissie over kredietbeoordelaars, PB C 59 van 11.3.2006, blz. 2 (http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2006:059:0002:0006:NL:PDF).

    [2] Code of conduct fundamentals for CRAs (in mei 2008 herzien). Zie: http://www.iosco.org/library/pubdocs/pdf/IOSCOPD271.pdf.

    [3] Het CEER is een onafhankelijke adviesgroep van de Europese Commissie, bestaande uit de nationale toezichthouders voor de EU-effectenmarkten. Zie Besluit 2001/527/EG van de Commissie van 6 juni 2001 tot instelling van het Comité van Europese effectenregelgevers (PB L 191 van 13.7.2001, blz. 43). Het comité heeft tot taak de coördinatie tussen effectenregelgevers te verbeteren, de Europese Commissie van advies te dienen en een consistentere en tijdige uitvoering van de communautaire wetgeving in de lidstaten te garanderen.

    [4] http://www.consilium.europa.eu/ueDocs/cms_Data/docs/pressData/en/ecofin/96375.pdf.

    [5] De EDEM is een adviesorgaan van de Commissie, bestaande uit op de effectenmarkten actief zijnde personen en deskundigen ter zake, is in april 2006 door de Commissie opgericht en valt onder Besluit 2006/288/EG van de Commissie van 30 maart 2006 tot oprichting van een Europese deskundigengroep voor effectenmarkten die tot taak heeft juridisch en economisch advies te verstrekken over de toepassing van de EU-effectenrichtlijnen (PB L 106 van 19.4.2006, blz. 14).

    [6] Code of conduct fundamentals for CRAs (in mei 2008 herzien). Zie:http://www.iosco.org/library/pubdocs/pdf/IOSCOPD271.pdf.

    [7] Report of the FSF on Enhancing Market and Institutional Resilience , 7 april 2008. Zie: http://www.fsforum.org/publications/r_0804.pdf.

    [8] CGFS Papers No 32: Ratings in structured finance: What went wrong and what can be done to address short comings? Juli 2008, http://www.bis.org/publ/cgfs32.pdf?noframes=1.

    [9] Zo is Standard and Poor’s met een hervormingsplan gekomen, met onder meer maatregelen om een ombudsman voor belanghebbenden te benoemen, een onafhankelijk bedrijf jaarlijks een publieke evaluatie van het governanceproces te laten verrichten en de cliënten bij analisten te laten rouleren. Moody's heeft maatregelen genomen om de kwaliteit van de in het ratingproces gebruikte gegevens te verbeteren. Fitch heeft zijn niet-ratingactiviteiten in een aparte divisie ondergebracht en zijn activiteiten op het gebied van gestructureerde financiering aangepast om de objectiviteit en consistentie in het toetsingsproces voor ratings te vergroten.

    [10] De Amerikaanse wet op de hervorming van ratingbureaus van 2006 is op 27 juni 2007 in werking getreden en stelt een rechtskader in voor de registratie van NRSRO's (nationaal erkende statistische ratingorganisaties).

    [11] Richtlijn 2003/125/EG van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de juiste voorstelling van beleggingsaanbevelingen en de bekendmaking van belangenconflicten betreft (PB L 339 van 24.12.2003, blz. 73).

    [12] Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (PB L 96 van 12.4.2003, blz. 16).

    [13] Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1).

    [14] Guidelines on the recognition of External Credit Assessment Institutions van 20 januari 2006 (GL07), http://www.c-ebs.org/formupload/41/413b2513-5084-4293-a386-16385b80411d.pdf.

    [15] http://ec.europa.eu/internal_market/consultations/2008/securities_agencies_en.htm.

    [16] In totaal zijn 82 reacties ontvangen. Ze zijn gepubliceerd op: http://circa.europa.eu/Public/irc/markt/markt_consultations/library?l=/financial_services/credit_agencies&vm=detailed&sb=Title.

    [17] De mate waarin de maatregel voldoet aan de onder 1.1. genoemde doelstellingen.

    [18] Het vertrouwen van belanghebbenden in de voorschriften.

    [19] De mate waarin het kader aan de activiteiten van ratingbureaus dezelfde eisen stelt in de verschillende lidstaten.

    [20] De mate waarin de desbetreffende beleidsoptie de activiteiten van ratingbureaus in de verschillende lidstaten vergemakkelijkt. Is ook van invloed op de kosten die ratingbureaus maken.

    [21] Zie artikel 6, lid 5.

    [22] Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23). Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG van de Raad van 17 juli 2006 (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

    [23] PB C […] van […], blz. […].

    [24] PB C […] van […], blz. […].

    [25] PB L 96 van 12.4.2003, blz. 16.

    [26] PB L 177 van 30.6.2006, blz. 201.

    [27] PB C 59 van 11.3.2006, blz. 2.

    [28] PB L 52 van 25.2.2005, blz. 51.

    [29] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

    [30] PB L184 van 17.7.1999, blz. 23.

    [31] PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

    [32] PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3.

    [33] PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1.

    [34] PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1.

    [35] [Herschikking]

    [36] PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10.

    [37] PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

    [38] PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

    [39] PB L 339 van 24.12.2003, blz. 73.

    [40] PB L 3 van 7.1.2004, blz. 28.

    [41] PB L 3 van 7.1.2004, blz. 30.

    [42] PB L 191 van 13.7.2001, blz. 45.

    [43] PB L 241 van 2.9.2006, blz. 26.

    [44] PB L 162 van 30.4.2004, blz. 70.

    [45] PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38.

    [46] PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

    [47] PB L 142 van 30.4.2004, blz. 12.

    Top