Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008PC0343

Voorstel voor een beschikking van de Raad inzake de gelijkwaardigheid van in derde landen geproduceerd bosbouwkundig teeltmateriaal

/* COM/2008/0343 def. */

52008PC0343

Voorstel voor een beschikking van de Raad inzake de gelijkwaardigheid van in derde landen geproduceerd bosbouwkundig teeltmateriaal /* COM/2008/0343 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 10.6.2008

COM(2008) 343 definitief

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

inzake de gelijkwaardigheid van in derde landen geproduceerd bosbouwkundig teeltmateriaal

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Richtlijn 1999/105/EG van de Raad van 22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal bepaalt dat de Raad vaststelt of het bosbouwkundig teeltmateriaal dat in een derde land wordt geproduceerd, wat de toelating van het uitgangsmateriaal en de met betrekking tot de productie met het oog op het in de handel brengen genomen maatregelen betreft, dezelfde waarborgen biedt als bosbouwkundig teeltmateriaal dat in de Gemeenschap wordt geproduceerd en aan de bepalingen van deze richtlijn voldoet.

Bovendien bepaalt de Raad de soorten, de typen uitgangsmateriaal en de categorieën bosbouwkundig teeltmateriaal, samen met het herkomstgebied, waarvoor het in de Gemeenschap in de handel brengen uit hoofde van artikel 19, lid 1, mag worden toegestaan.

De Raad van de OESO heeft in juli 2007 een regeling voor de certificering van bosbouwkundig teeltmateriaal voor de internationale handel (OECD Forest Seed and Plant Scheme) goedgekeurd.

Uit een onderzoek van deze voorschriften blijkt dat de voorwaarden voor de toelating van het uitgangsmateriaal voldoen aan de eisen van Richtlijn 1999/105/EG. Met uitzondering van de voorwaarden met betrekking tot zaadkwaliteit, soortzuiverheid en plantgoedkwaliteit bieden de voorschriften van deze derde landen verder dezelfde waarborgen wat betreft de voorwaarden voor zaaizaad en plantgoed van de categorieën "van bekende origine" en "geselecteerd" als die welke in Richtlijn 1999/105/EG zijn vastgesteld. Daaruit volgt dat de voorschriften voor de certificering van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorieën "van bekende origine" en "geselecteerd" in Canada, Noorwegen, Turkije, de Verenigde Staten van Amerika en Zwitserland als gelijkwaardig aan die van Richtlijn 1999/105/EG moeten worden beschouwd, mits aan aanvullende voorwaarden met betrekking tot zaaizaad en plantgoed wordt voldaan.

Dit voorstel voorziet in de vaststelling van een gelijkwaardigheidsregeling voor de invoer van bosbouwkundig teeltmateriaal op grond van duidelijke voorschriften en in de vervanging van een tijdelijke regeling waarbij de lidstaten afzonderlijke besluiten voor de invoer van dergelijk materiaal mogen nemen.

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

inzake de gelijkwaardigheid van in derde landen geproduceerd bosbouwkundig teeltmateriaal

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 1999/105/EG van de Raad van 22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal[1], en met name op artikel 19, leden 1 en 2,

Gezien het voorstel van de Commissie[2],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De voorschriften voor de certificering van bosbouwkundig teeltmateriaal in Canada, Noorwegen, Turkije, de Verenigde Staten van Amerika en Zwitserland voorzien in de uitvoering van een officiële veldkeuring tijdens de winning en de verwerking van zaaizaad en de productie van plantgoed.

(2) Overeenkomstig deze voorschriften moeten de systemen voor de toelating en de registratie van uitgangsmateriaal en de successieve productie van teeltmateriaal uit dit uitgangsmateriaal de OESO-regeling voor de certificering van bosbouwkundig teeltmateriaal voor de internationale handel (OECD Forest Seed and Plant Scheme) volgen. Bovendien vereisen deze voorschriften dat zaaizaad en plantgoed van de categorieën "van bekende origine" en "geselecteerd" officieel worden gecertificeerd en de zaaizaadverpakkingen officieel worden gesloten overeenkomstig de OECD Forest Seed and Plant Scheme.

(3) Uit een onderzoek van deze voorschriften blijkt dat de voorwaarden voor de toelating van het uitgangsmateriaal voldoen aan de eisen van Richtlijn 1999/105/EG. Met uitzondering van de voorwaarden met betrekking tot zaadkwaliteit, soortzuiverheid en plantgoedkwaliteit bieden de voorschriften van deze derde landen verder dezelfde waarborgen wat betreft de voorwaarden voor zaaizaad en plantgoed van de categorieën "van bekende origine" en "geselecteerd" als die welke in Richtlijn 1999/105/EG zijn vastgesteld. Daaruit volgt dat de voorschriften voor de certificering van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorieën "van bekende origine" en "geselecteerd" in Canada, Noorwegen, Turkije, de Verenigde Staten van Amerika en Zwitserland als gelijkwaardig aan die van Richtlijn 1999/105/EG moeten worden beschouwd, mits aan aanvullende voorwaarden met betrekking tot zaaizaad en plantgoed wordt voldaan.

(4) De voorschriften van vorenbedoelde derde landen kunnen echter niet als gelijkwaardig worden beschouwd voor de categorieën "gekeurd" en "getest", waarop de OECD Forest Seed and Plant Scheme niet van toepassing is. Daarom moet de werkingssfeer van deze gelijkwaardigheidsbeschikking worden beperkt tot teeltmateriaal dat onder de categorieën "van bekende origine" en "geselecteerd" valt.

(5) De definities van Richtlijn 1999/105/EG moeten in deze beschikking worden gebruikt om te zorgen voor de nodige samenhang tussen beide wetgevingsbesluiten.

(6) Bosbouwkundig teeltmateriaal dat aan de voorwaarden van deze beschikking beantwoordt, moet voldoen aan de fytosanitaire voorwaarden vastgesteld bij Richtlijn 2000/29/EG van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen[3].

(7) De bij deze beschikking vastgestelde aanvullende voorwaarden met betrekking tot de kwaliteit en de soortzuiverheid van zaaizaad en plantgoed moeten die van Richtlijn 1999/105/EG weerspiegelen.

(8) Om te zorgen voor dezelfde mate van traceerbaarheid als die vastgesteld in Richtlijn 1999/105/EG is het dienstig dat in deze beschikking voorschriften worden opgenomen betreffende de afgifte van een basiscertificaat voor zaaizaad en plantgoed bij binnenkomst in de Gemeenschap. Dit basiscertificaat moet zijn gebaseerd op het officiële OESO-certificaat van herkomst en moet aangeven dat het materiaal wordt ingevoerd op grond van een gelijkwaardigheidsregeling.

(9) Het zal in de toekomst nodig zijn om bepaalde delen van de bijlagen bij deze beschikking bij te werken om ervoor te zorgen dat ingevoerd zaaizaad wordt onderworpen aan eisen die gelijkwaardig zijn aan eventueel ingevoerde nieuwe voorschriften. Deze wijzigingen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[4],

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1 Werkingssfeer en definities

1. Deze beschikking stelt de voorwaarden vast voor de invoer in de Gemeenschap van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorieën "van bekende origine" en "geselecteerd", dat is geproduceerd in een derde land dat is opgenomen in bijlage I bij deze beschikking.

Zij is van toepassing, mits aan de voorwaarden van Richtlijn 2000/29/EG wordt voldaan.

2. De in Richtlijn 1999/105/EG vastgestelde definities zijn op deze beschikking van toepassing.

Artikel 2Gelijkwaardigheid

1. De systemen voor de toelating en de registratie van uitgangsmateriaal en de successieve productie van teeltmateriaal uit dit uitgangsmateriaal onder de controle van de in bijlage I bij deze beschikking bedoelde autoriteiten of onder het officiële toezicht van deze autoriteiten, welke worden toegepast in derde landen die zijn opgenomen in die bijlage, worden beschouwd als gelijkwaardig aan die welke door de lidstaten overeenkomstig Richtlijn 1999/105/EG worden gebruikt.

2. Zaaizaad en plantgoed van de categorieën "van bekende origine" en "geselecteerd" van in bijlage I bij Richtlijn 1999/105/EG opgenomen soorten, geproduceerd in derde landen die zijn opgenomen in bijlage I bij deze beschikking en officieel gecertificeerd door de in die bijlage opgenomen autoriteiten, wordt beschouwd als gelijkwaardig aan zaaizaad en plantgoed dat aan Richtlijn 1999/105/EG voldoet, mits het beantwoordt aan de in bijlage II vastgestelde voorwaarden.

Artikel 3Basiscertificaat

Wanneer zaaizaad en plantgoed de Gemeenschap binnenkomt, stelt de leverancier die dit materiaal invoert de officiële instantie van de lidstaat in kennis van de invoer. De officiële instantie geeft een op het officiële OESO-certificaat van herkomst gebaseerd basiscertificaat af voordat het materiaal in de handel wordt gebracht.

Het basiscertificaat geeft aan dat het materiaal in het kader van een gelijkwaardigheidsregeling is ingevoerd.

Artikel 4 Wijziging van de bijlagen

Wijzigingen in de bijlagen, met uitzondering van wijzigingen in de eerste kolom van de tabel in bijlage I, worden vastgesteld volgens de in artikel 5, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 5Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 1 van Besluit 66/399/EEG[5] ingestelde Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw, hierna "het comité" genoemd.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 6Inwerkingtreding

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE I

Landen en autoriteiten

Land (*) | Voor de toelating en de controle van de productie verantwoordelijke autoriteit |

1 | 2 |

CA | National Forest Genetic Resource Centre Natural Resources Canada Canadian Forest Service-Atlantic Fredericton, Net Brunswick |

CH | Federal Office for Environment (FOEN) Department pf the Environment, Transport, Energy and Communications (UVEK) Forest Division Federal Plant Protection Service Birmensdorf |

NO | Norwegian Forest Research Institute Aas |

TR | Ministry of Forestry Forest Tree Seeds and Tree Breeding Research Directorate Orman Bak awligi Arastima Planlama ve Koord. Dai. Bsk. Orman Genel Müdürlügü, 2N° lu Bina GAZI- ANKARA |

US | National Tree Seed Laboratory USDA Forest Service Purdue University West Lafayette, Indiana |

(*) CA – Canada, CH – Zwitserland, NO – Noorwegen, TR – Turkije, US – Verenigde Staten van Amerika

BIJLAGE II

A. Voorwaarden waaraan in derde landen geproduceerd zaaizaad moet voldoen.

1. Zaaizaad moet officieel zijn gecertificeerd als zijnde afgeleid van toegelaten basismateriaal en de verpakkingen moeten zijn gesloten overeenkomstig de nationale voorschriften voor de toepassing van de OECD Forest Seed and Plant Scheme. Een officieel OESO-etiket moet aan elke partij zaaizaad worden gehecht en vergezeld gaan van een kopie van het officiële OESO-certificaat van herkomst of een document van de leverancier met alle in het officiële OESO-certificaat van herkomst vervatte informatie, tezamen met de naam van de leverancier.

2. In het geval van zaden moet het OESO-etiket of document van de leverancier ook de volgende aanvullende informatie bevatten, die voor zover mogelijk met internationaal aanvaarde beoordelingstechnieken verkregen moet zijn:

a) zuiverheid: het gewichtspercentage zuiver zaad, ander zaad en inert materiaal in het als een partij zaad in de handel gebrachte product;

b) het kiempercentage van het zuivere zaad of, indien het kiempercentage niet of niet gemakkelijk te bepalen is, het aan de hand van een nader gespecificeerde methode bepaalde percentage levensvatbare zaden;

c) het duizendkorrelgewicht van het zuivere zaad;

d) het aantal kiemkrachtige zaden per kilogram als zaaizaad in de handel gebracht product, of, indien het aantal kiemkrachtige zaden niet of niet gemakkelijk kan worden bepaald, het aantal levensvatbare zaden per kilogram.

3. In afwijking van punt 2 kan de hierboven vermelde aanvullende informatie betreffende de zaadtestprocedure aan de hand van internationaal aanvaarde technieken door de leverancier die het zaaizaad invoert, worden verstrekt voordat het zaaizaad voor de eerste keer in de handel wordt gebracht.

4. Om zaaizaad van de oogst van het lopende jaar snel beschikbaar te stellen, kan zaaizaad door de leverancier die het invoert tot en met de eerste commerciële afnemer in de handel worden gebracht, zonder dat wordt voldaan aan alle voorwaarden van punt 2, onder b) en d), van deze bijlage. De leverancier die dat materiaal invoert, moet zo spoedig mogelijk verklaren dat voldaan is aan de voorwaarden van punt 2, onder b) en d).

5. In het geval van geringe hoeveelheden zaaizaad, als omschreven in Verordening (EG) nr. 2301/2002 van de Commissie van 20 december 2002 houdende vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 1999/105/EG van de Raad met betrekking tot de definitie van geringe hoeveelheden zaad[6], zijn de voorschriften van punt 2, onder b) en d), niet van toepassing.

6. Partijen zaaizaad moeten ten minste 99% soortzuiver zijn. In het geval van nauwverwante soorten, met uitzondering van kunstmatige hybriden, moet de soortzuiverheid van de partij vruchten of zaden op het etiket of het document van de leverancier worden vermeld indien die minder dan 99% bedraagt.

7. In afwijking van punt 1 kan zaaizaad in passende hoeveelheden zijn afgeleid van niet-toegelaten basismateriaal:

a) voor tests, wetenschappelijke doeleinden of instandhouding van genetisch materiaal;

b) voor zaadeenheden waarvan duidelijk wordt aangetoond dat zij niet voor bosbouwdoeleinden bestemd zijn.

B. Voorwaarden waaraan in derde landen geproduceerd plantgoed moet voldoen.

1. De productie van het plantgoed moet plaatsvinden in een kwekerij in het derde land, die bij de in bijlage I bij deze beschikking bedoelde autoriteiten is geregistreerd of onder het officiële toezicht van deze autoriteiten staat. Een OESO-etiket moet aan elke zending worden gehecht en vergezeld gaan van een kopie van het officiële OESO-certificaat van herkomst of een document van de leverancier met alle in het officiële OESO-certificaat van herkomst vervatte informatie, tezamen met de naam van de leverancier.

2. Het plantgoed moet voldoen aan de voorschriften van bijlage VII, deel D, bij Richtlijn 1999/105/EG.

3. Plantgoed bestemd voor verkoop aan de eindgebruiker in gebieden met een mediterraan klimaat moet voldoen aan de voorschriften van bijlage VII, deel E, van Richtlijn 1999/105/EG.

[1] PB L 11 van 15.1.2000, blz. 17. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/527/EG van de Commissie (PB L 194 van 26.7.2007, blz. 9).

[2] PB C 199 van 14.7.1999, blz. 1.

[3] PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/41/EG (PB L 169 van 29.6.2007, blz. 51).

[4] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

[5] PB 125 van 11.7.1966, blz. 2289/66.

[6] PB L 348 van 21.12.2002, blz. 75.

Top