Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008PC0159

    Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees jaar van de creativiteit en innovatie (2009)

    /* COM/2008/0159 def. - COD 2008/0064 */

    52008PC0159

    Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees jaar van de creativiteit en innovatie (2009) /* COM/2008/0159 def. - COD 2008/0064 */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 28.3.2008

    COM(2008) 159 definitief

    2008/0064 (COD)

    Voorstel voor een

    BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie (2009)

    (DOOR DE COMMISSIE INGEDIEND)

    TOELICHTING

    Europees Jaar van de creativiteit en innovatie (2009)

    1. INLEIDING

    Europa moet om zowel sociale als economische redenen zijn creativiteit en innovatievermogen vergroten. De Europese Raad heeft verscheidene malen erop gewezen dat innovatie van cruciaal belang is voor Europa om de uitdagingen van de mondialisering aan te kunnen gaan en de geboden kansen te kunnen benutten. In december 2006 verklaarde de Raad bijvoorbeeld het volgende: "Europa heeft behoefte aan een strategie om een op innovatie gericht klimaat te scheppen, waar kennis wordt omgezet in innovatieve producten en diensten"[1]. In de moderne economie, waarin de nadruk ligt op toegevoegde waarde door een betere toepassing van kennis en snelle innovatie, is een bredere basis van creatieve vaardigheden nodig die over de hele bevolking moet worden verspreid. Met name is er behoefte aan vaardigheden en bekwaamheden waardoor mensen veranderingen als kansen zien en openstaan voor nieuwe ideeën die innovatie en een actieve deelname aan een cultureel gevarieerde kennismaatschappij bevorderen.

    Innovatievermogen is nauw verbonden met creativiteit als persoonlijke eigenschap op basis van culturele en intermenselijke vaardigheden en waarden. Dit vermogen kan slechts volledig worden benut wanneer het wijd wordt verspreid over de hele bevolking. De doorslaggevende betekenis van onderwijs en opleiding voor de bevordering van creativiteit, innovatievermogen en concurrentiekracht werd nogmaals benadrukt tijdens de Europese Raad in maart 2007, waar het begrip 'kennisdriehoek' (onderwijs, onderzoek en innovatie) werd geïntroduceerd[2].

    Het werkprogramma "Onderwijs en Opleiding 2010"[3] en de communautaire actieprogramma's binnen de beleidsgebieden levenslang leren en jeugd, en in daarmee samenhangende gebieden zoals cultuur, die op Europees niveau kansen bieden om ervaring en goede praktijken uit te wisselen en belanghebbenden beter inzicht te verschaffen in de wijze waarop creativiteit en het innovatievermogen kunnen worden bevorderd. Met name de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren[4] schept een Europees referentiekader voor acht sleutelcompetenties (gedefinieerd als "kennis, vaardigheden en attitudes") die een uitgebreide agenda voor onderwijs en opleiding in alle levensstadia omvatten. Veel van deze vaardigheden zijn relevant voor creativiteit en innovatie op persoonlijk, intermenselijk en intercultureel vlak, met inbegrip van "wiskundige competentie en basiscompetenties op het gebied van exacte wetenschappen en technologie", "digitale competentie", "leercompetentie", "sociale en burgerschapscompetenties", "ontwikkeling van initiatief en ondernemerszin" en "cultureel bewustzijn en culturele expressie".

    Het uitroepen van een Europees Jaar is een doeltreffende manier om de uitdagingen aan te gaan door het bewustzijn bij het publiek te vergroten, informatie over goede praktijken te verspreiden, onderzoek, creativiteit en innovatie te stimuleren en beleidsdebatten en verandering te bevorderen. Door maatregelen op communautair, nationaal, regionaal en plaatselijk niveau te combineren en deelname door belanghebbenden mogelijk te maken, kunnen synergieën in informatie- en bewustmakingsactiviteiten ontstaan en kan het beleidsdebat op een specifieke kwestie worden toegespitst.

    Het doel voor 2009 is creativiteit en innovatievermogen als kernvaardigheden voor allen te bevorderen. Dit sluit aan bij de mededeling van de Commissie getiteld "Een omvattende innovatiestrategie voor de EU", waarin het volgende wordt opgemerkt: "Zonder onderwijs wordt de innovatie niet geschraagd. Het moet talent en creativiteit al in een vroeg stadium aanmoedigen."[5] Het programma Levenslang leren is dan ook een belangrijk instrument om dit initiatief te ondersteunen. Ander beleid en programma's op verwante gebieden, zoals ondernemingen, de informatiemaatschappij, onderzoek, cohesie of plattelandsontwikkeling, zullen dit Europese Jaar zo nodig ondersteunen.

    2. ACHTERGROND

    Creativiteit is een menselijke eigenschap die zich op veel gebieden en in veel contexten manifesteert, variërend van kunstwerken, vormgeving en ambachtswerk tot wetenschappelijke doorbraken en ondernemerschap, inclusief sociaal ondernemerschap. Het multidimensionele karakter van creativiteit brengt met zich mee dat kennis op velerlei gebied – zowel technologisch als niet-technologisch – de basis voor creativiteit en innovatie kan zijn. Innovatie is de succesvolle uitvoering van nieuwe ideeën; creativiteit is de noodzakelijke voorwaarde voor innovatie. Voor nieuwe producten, diensten, processen, strategieën en organisaties zijn mensen nodig die nieuwe ideeën genereren en er verbanden tussen leggen. Bekwaamheden zoals creatief denken en het oplossen van complexe problemen zijn daarom zowel op economisch en sociaal als op artistiek gebied van groot belang.

    De contacten tussen de twee gemeenschappen waarin creativiteit en innovatie van belang zijn – enerzijds die van de kunsten en anderzijds die van de technologie en het bedrijfsleven – laten vaak te wensen over. In het Jaar zullen tussen deze werelden bruggen worden geslagen door aan de hand van concrete voorbeelden te laten zien hoe belangrijk het is de concepten creativiteit en innovatie in verschillende omgevingen zoals scholen, universiteiten, particuliere en openbare organisaties gezamenlijk te bestuderen.

    Een belangrijke en vaak ongebruikte bron van innovatie bevindt zich buiten de organisaties: de gebruiker. De gebruikersbehoeften kunnen het uitgangspunt zijn voor de ontwikkeling, de verbetering en/of het ontwerp van nieuwe, meer concurrerende goederen en diensten. Met de juiste vaardigheden kunnen gebruikers niet alleen als consument een innovatievriendelijke marktomgeving scheppen, maar ook onvoorziene problemen zelf oplossen en bijdragen aan de ontwikkeling van producten en diensten. Het gunstige effect van betrokkenheid van consumenten verklaart waarom producenten van nieuwe technologieën die nauw met de consumenten samenwerken, zoveel succes met innovatie hebben.

    De relatie tussen vaardigheden en innovatie is dynamisch: de mentaliteit van de mensen en hun vaardigheden en kennis stimuleren innovatie, terwijl innovatie er weer toe leidt dat de behoeften aan vaardigheden, zowel in de maatschappij als bij bedrijven, voortdurend veranderen. Geen enkele combinatie van vaardigheden is als universeel recept voor succesvolle innovatie te beschouwen. Innovatieprocessen verlopen steeds meer via netwerken, multidisciplinair en probleemgericht, waardoor de vraag naar generieke vaardigheden zoals leercompetentie en het vermogen tot doeltreffende interactie voortdurend toeneemt. Daarom is het belangrijk dat aan competenties zoals 'kennis, vaardigheden en attitudes' belang wordt gehecht zoals dit gebeurt in de aanbeveling over sleutelcompetenties. De mentaliteit ten aanzien van verandering kan even belangrijk zijn als kwalificaties van meer formele aard.

    Creativiteit en innovatievermogen zijn niet mogelijk zonder motivatie en zin voor initiatief. De fundamenten voor deze eigenschappen worden al in de eerste fase van de persoonlijke ontwikkeling gelegd. In de eerste schooljaren wordt in de lesprogramma's veel aandacht aan creativiteit besteed, maar dit neemt in de loop van het schoolprogramma sterk af. Een van de belangrijkste uitdagingen voor de onderwijsstelsels is dan ook, de creativiteit van kinderen en jongeren levend te houden. Hiervoor is er onder meer naar gestreefd, meer plaats voor creatieve vakken in te ruimen, nieuwe leerconcepten te ontwikkelen en allerlei buitenschoolse activiteiten te bevorderen.

    Tegelijkertijd zijn interculturele en intermenselijke vaardigheden van cruciaal belang om te zorgen dat individuen doeltreffend en constructief kunnen deelnemen aan het sociale en professionele leven, vooral in steeds pluriformere samenlevingen. Burgerschapscompetenties stellen personen in staat volledig deel te nemen aan het leven als burger, dankzij kennis van sociale en politieke begrippen en structuren, en een actieve en democratische participatie. Deze vaardigheden en kennis zijn daarom ook belangrijk om creativiteit en innovatievermogen te bevorderen.

    De toenemende noodzaak om creatieve, innovatieve en kritische vaardigheden te ontwikkelen, brengt met zich mee dat de traditionele frontale onderwijsmethoden niet meer adequaat zijn. Zij worden vervangen door meer op de leerling gerichte modellen die zijn gebaseerd op een actieve betrokkenheid van de leerling in het denk- en interpretatieproces. Leren gebeurt samen met anderen, waarbij sociale gedragingen en gewoonten op creatieve wijze veranderen. Een organisatiecultuur die openheid en creativiteit bevordert, is een doorslaggevende voorwaarde voor succesvol leren en innovatie.

    3. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

    3.1. Raadpleging van belanghebbende partijen

    Met leden van het Europees Parlement en met de lidstaten is informeel gediscussieerd over het organiseren van een Europees Jaar van de creativiteit en innovatie, gebaseerd op bestaande programma's. De grondgedachte van het initiatief kreeg alom instemming, en uit het toenemende aantal verzoeken om nadere informatie van veel uiteenlopende belanghebbenden blijkt dat er veel vraag naar is.

    3.2. Verwacht effect

    Het werkprogramma "Onderwijs en Opleiding 2010" brengt veel resultaten voort, zoals tweejaarlijkse verslagen over samenwerking in een lange reeks van onderwijs- en opleidingskwesties en aanbevelingen of andere niet-bindende beginselen en instrumenten voor specifieke onderwerpen, zoals de erkenning van niet-formeel en informeel leren of levenslange begeleiding. Veel van deze activiteiten en resultaten zijn echter in de eerste plaats gericht op vakmensen en beleidsmakers en zijn voor een groter publiek onvoldoende zichtbaar.

    Een Europees Jaar waarin de nadruk ligt op de ontwikkeling van creativiteit en innovatievermogen is een goede gelegenheid om sommige van die resultaten bekend te maken bij het grote publiek op een toegankelijke manier die tot de verbeelding spreekt, en waarbij wordt teruggegrepen naar resultaten van analyses en beleidsaanbevelingen die reeds op Europees niveau zijn goedgekeurd. Ook zouden belanghebbenden – waaronder instellingen en maatschappelijke organisaties die op Europees, nationaal, regionaal of plaatselijk niveau actief zijn – de kans krijgen om door deelname aan een initiatief op Europees niveau meer effect te sorteren en meer erkenning voor hun inspanningen te krijgen. Het Jaar zal er dan ook toe bijdragen dat het effect van de reeds in gang zijnde processen in het kader van het werkprogramma "Onderwijs en Opleiding 2010" wordt vergroot en dat de kritische massa voor activiteiten gericht op de ontwikkeling van vaardigheden in verband met creativiteit en innovatie wordt bereikt. Het zal ook voortbouwen op de resultaten van het Europees Jaar van de interculturele dialoog (2008) door nadruk te leggen op het belang van intermenselijke en interculturele vaardigheden bij het bevorderen van creativiteit en innovatievermogen in een cultureel gevarieerde omgeving.

    Op die manier zal het Jaar naar verwachting minstens evenveel effect hebben als eerdere soortgelijke initiatieven op onderwijsgebied zoals het Europees Jaar van het levenslang leren (1996) en het Europees Jaar van opvoeding door sport (2004). De huidige aandacht voor concurrentievermogen, kennis en vaardigheden in het kader van de Lissabon-strategie kunnen omstandigheden scheppen waarin belanghebbenden nog meer openstaan voor de resultaten van het Jaar.

    Activiteiten in andere relevante beleidsgebieden dan onderwijs, zoals ondernemingen, media, cohesie, plattelandsontwikkeling en onderzoek, dragen reeds direct of indirect bij aan de bevordering van creativiteit en innovatievermogen. De Commissie zal op deze activiteiten voortborduren om het effect van het Jaar te vergroten.

    4. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    4.1. Samenvatting van de doelstellingen van de actie en van de voorgestelde maatregelen

    Het algemene doel van het Europees Jaar is het bevorderen van creativiteit als drijvende kracht voor innovatie en als doorslaggevende factor voor de ontwikkeling van persoonlijke, professionele, ondernemers- en sociale vaardigheden door levenslang leren.

    In overeenstemming met het begrip levenslang leren, waaraan de Raad in zijn resolutie van 27 juni 2002 inzake levenslang leren[6] zijn steun heeft verleend, wordt de bevordering van creativiteit en innovatievermogen op maat gemaakt voor alle fasen van levenslang leren: in de voorschoolse leeftijd, tijdens het verplichte en het daarop aansluitende onderwijs, tijdens de hele beroepscarrière en na de pensionering. Dit geldt voor formele, niet-formele en informele leeromgevingen.

    Evenals bij andere Europese jaren zullen de maatregelen informatie- en promotiecampagnes, evenementen en initiatieven op Europees, nationaal, regionaal en plaatselijk niveau omvatten om de belangrijkste boodschappen over te brengen en voorbeelden van goede praktijken te verspreiden. Het Jaar zal ten uitvoer worden gelegd met gebruikmaking van bestaande communautaire programma's, met name het programma Levenslang leren 2007-2013[7]en het Cultuurprogramma (2007-2013)[8] en andere programma's en initiatieven binnen de prioriteiten die voor elk instrument voor de periode tot en met 2009[9] zijn vastgesteld. Tot deze prioriteiten behoren sectoriële doelen zoals het opwekken en versterken van creativiteit en innovatie of het ontwikkelen van innovatieve pedagogische werkwijzen met inbegrip van creatieve vakken en exacte wetenschappen op scholen; bevorderen van de 'kennisdriehoek' door de totstandbrenging van rond universiteiten gecentreerde leergebieden als drijvende kracht voor regionale ontwikkeling; ondersteunen van de ontwikkeling en overdracht van innovatie door middel van beroepsopleiding; bevorderen van persoonlijke ontplooiing van volwassenen door hun cultureel bewustzijn en hun vermogen tot creatieve expressie en innovatie te ontwikkelen door middel van volwassenenonderwijs en, voor alle fasen van het levenslang leren: communicatieactiviteiten en evenementen om de resultaten te verspreiden en toe te passen.

    Om te garanderen dat de tijdens het Europese Jaar georganiseerde activiteiten op de behoeften en omstandigheden van elke lidstaat zijn toegesneden en optimaal profijt van de op Europees niveau geleerde lessen wordt getrokken, wordt de lidstaten verzocht een nationale coördinator te benoemen die verantwoordelijk is voor de organisatie van de deelname aan het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie voor zover de Lissabon-coördinator deze rol niet doeltreffend kan vervullen. Een Europese stuurgroep, waarin ook vertegenwoordigers van de nationale coördinatoren zitting hebben, zal de activiteiten op Europees niveau coördineren.

    4.2. Rechtsgrondslag

    De artikelen 149 en 150 van het EG-Verdrag vormen de grondslag voor dit initiatief. Deze twee artikelen worden doorgaans aan elkaar gekoppeld, overeenkomstig het concept van levenslang leren, dat meer dan tien jaar in veel communautaire teksten, waaronder de in de overwegingen genoemde, is steeds opnieuw bekrachtigd.

    4.3. Subsidiariteitsbeginsel

    Dit voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, net als het reeds bestaande programma voor levenslang leren, dat een belangrijk instrument voor de tenuitvoerlegging van het Jaar is. Evenmin als bij dat programma kunnen de doelen van het voorstel voldoende worden verwezenlijkt door maatregelen van de lidstaten alleen, omdat bij maatregelen op uitsluitend nationaal niveau geen profijt kan worden getrokken van de Europese dimensie van uitwisselingen van ervaringen en goede praktijken tussen lidstaten met het oog op de bevordering van competenties op het specifieke gebied van creativiteit en innovatie.

    De doelstellingen van het voorstel kunnen beter worden verwezenlijkt door een maatregel van de Gemeenschap omdat Europese Jaren per definitie zijn opgezet om gemeenschappelijke uitdagingen voor Europa aan te gaan door een kritische massa te bereiken door middel van een combinatie van bewustmaking van het publiek en het bevorderen van debat over beleid.

    4.4. Evenredigheidsbeginsel

    De voorgestelde werkwijze is eenvoudig, gebaseerd op reeds bestaande programma's en op een nieuwe oriëntatie van communicatieactiviteiten op de thema's van het Jaar, en vergt geen onevenredige beheerslast van de uitvoerende instanties.

    4.5. Keuze van instrumenten

    Een beschikking van het Europees Parlement en de Raad is het meest geschikte instrument om de volledige betrokkenheid van de wetgevende autoriteit bij de aanwijzing van het Jaar te verzekeren.

    5. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Voor het Jaar zijn geen aanvullende middelen nodig. De flexibiliteit om prioriteiten te stellen op een- of meerjarige basis in het programma Levenslang leren en andere relevante programma's verschaft een afdoende financiële marge om een bewustmakingscampagne op een vergelijkbare schaal als die van eerdere Europese Jaren te ondersteunen. Ook de noodzakelijke middelen om het Jaar ten uitvoer te leggen, zijn binnen de bestaande administratieve budgetten te vinden.

    2008/0064 (COD)

    Voorstel voor een

    BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie (2009)

    Voor de EER relevante tekst

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 149 en 150,

    Gezien het voorstel van de Commissie[10],

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[11],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's[12],

    Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[13],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Europa moet om sociale en economische redenen zijn creativiteit en innovatievermogen verbeteren teneinde doeltreffend op de ontwikkeling van de kennismaatschappij te kunnen reageren: innovatievermogen is nauw verbonden met creativiteit als persoonlijke eigenschap en dit vermogen moet, om volledig te kunnen worden benut, wijd worden verspreid over de hele bevolking. Hiervoor is een benadering op basis van het concept van een leven lang leren noodzakelijk.

    (2) Onderwijs- en opleidingsstelsels moeten voldoende en op alle passende niveaus zorgen voor de ontwikkeling van sleutelcompetenties om creativiteit en innovatie te ondersteunen teneinde het vermogen te ontwikkelen om innovatieve en originele oplossingen in het persoonlijke, professionele en sociale leven te vinden.

    (3) De Europese Raad van Lissabon (23-24 maart 2000) concludeerde dat als onderdeel van Europa’s antwoord op de mondialisering en de overgang naar kenniseconomieën een Europees kader moet worden bepaald waarin de door de benadering van een leven lang leren verschafte nieuwe basisvaardigheden worden beschreven, en benadrukte dat het menselijk kapitaal Europa’s hoogste goed is.

    (4) In de mededeling van de Commissie "Een Europese ruimte voor levenslang leren realiseren" en de daaropvolgende resolutie van de Raad van 27 juni 2002 inzake levenslang leren[14] worden ‘de nieuwe basisvaardigheden’ als prioriteit aangemerkt en wordt benadrukt dat levenslang leren betrekking moet hebben op het leren vanaf de voorschoolse leeftijd tot na de pensionering.

    (5) De aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren[15], noemde met name "wiskundige competentie en basiscompetenties op het gebied van exacte wetenschappen en technologie", "leercompetentie", "digitale competentie", "ontwikkeling van initiatief en ondernemerszin", "cultureel bewustzijn en culturele expressie" en "sociale en burgerschapscompetenties".

    (6) Tijdens de vergadering van 8-9 maart 2007 merkte de Europese Raad op dat onderwijs en opleiding randvoorwaarden zijn voor een goed functionerende kennisdriehoek (onderwijs, onderzoek en innovatie) en een sleutelrol spelen bij de bevordering van groei en banen. Volgens de Raad moest er bijzondere aandacht uitgaan naar het stimuleren van het potentieel van kleine en middelgrote ondernemingen, met inbegrip van die in de culturele en creatieve sector, omdat zij een drijvende kracht voor groei, werkgelegenheid en innovatie vormen.

    (7) Het uitroepen van een Europees Jaar van de creativiteit en innovatie is een doeltreffende manier om de uitdagingen voor Europa aan te gaan door het bewustzijn bij het publiek te vergroten, informatie over goede praktijken te verspreiden en onderzoek en beleidsdebatten te bevorderen. Door een klimaat te scheppen waarin deze doelen tegelijkertijd op Europees, nationaal, regionaal en plaatselijk niveau worden bevorderd, kan het Jaar meer synergie en kritische massa opwekken dan verspreide inspanningen op verschillende niveaus.

    (8) Aangezien de bevordering van creativiteit en innovatievermogen door leren gedurende het hele leven binnen de doelstellingen van bestaande programma's valt, met name van het programma Levenslang leren[16], kan een dergelijk jaar ten uitvoer worden gelegd door gebruik te maken van dat programma binnen de bestaande marges die het biedt om op een- of meerjarige basis financieringsprioriteiten vast te stellen; programma's en beleid op andere terreinen, zoals ondernemingen, cohesie, plattelandsontwikkeling, onderzoek en de informatiemaatschappij, dragen ook bij aan de bevordering van creativiteit en innovatievermogen en kunnen het initiatief binnen hun respectieve wettelijke kaders steunen.

    (9) Daar de doelstellingen van deze beschikking niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en dit daarom beter op communautair niveau kan gebeuren, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen.

    (10) Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

    HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD

    Artikel 1

    Voorwerp

    Het jaar 2009 wordt uitgeroepen tot het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie.

    Artikel 2

    Doelstellingen

    1. Het algemene doel van het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie is het ondersteunen van de inspanningen van de lidstaten om creativiteit te bevorderen, door de benadering van een leven lang leren, als drijvende kracht voor innovatie en als doorslaggevende factor voor de ontwikkeling van persoonlijke, professionele, ondernemers- en sociale vaardigheden en het welzijn van alle individuen in de maatschappij.

    2. Het specifieke doel van het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie is het benadrukken van onder andere de volgende factoren die aan de bevordering van creativiteit en innovatievermogen kunnen bijdragen:

    a) een gunstig klimaat scheppen voor innovatie, flexibiliteit en aanpassingsvermogen in een snel veranderende wereld en creatief beheer van diversiteit; alle vormen van innovatie, waaronder op sociaal en zakelijk gebied, moeten in aanmerking worden genomen;

    b) stimuleren van esthetische gevoeligheid, emotionele ontwikkeling, lateraal denken en intuïtie en het bevorderen van creativiteit bij alle kinderen vanaf de eerste ontwikkelingsfase, inclusief voorschoolse opvang;

    c) mensen bewust maken van het belang van creativiteit, innovatie en ondernemerschap voor de persoonlijke ontwikkeling en voor economische groei en ontwikkeling, en het bevorderen van ondernemingszin, vooral onder jongeren;

    d) stimuleren van onderwijs in innovatiebevorderende vakken, zoals basis- en voortgezette wiskunde, natuurwetenschappen en techniek;

    e) bevorderen van openheid voor verandering, creativiteit en probleemoplossend vermogen als vaardigheden die innovatie stimuleren en die in veel professionele en sociale contexten kunnen worden toegepast;

    f) verbreden van de toegang en het verminderen van ongelijkheden bij de toegang tot allerlei creatieve vormen van zelfexpressie, tijdens de hele formele onderwijsperiode, en vooral in de bijzonder belangrijke ontwikkelingsjaren van jongeren, om te voorkomen dat de persoonlijke ontwikkeling van sommigen van hen belemmerd wordt;

    g) mensen ervan bewust maken dat creativiteit, kennis en flexibiliteit in een tijdperk van snelle technologische veranderingen en globale integratie van belang zijn voor een succesvol en gelukkig leven; de mensen moeten ervoor worden toegerust om hun carrièremogelijkheden te verbeteren op alle gebieden waar creativiteit en innovatievermogen een belangrijke rol spelen;

    h) bevorderen van nauwere banden tussen de kunsten, het bedrijfsleven, scholen en universiteiten;

    i) ontwikkelen van creativiteit en innovatievermogen door middel van niet-formele en informele jeugdactiviteiten;

    j) aanmoedigen van de ontwikkeling van het creatieve potentieel van niet-werkenden met het oog op persoonlijke ontplooiing en voor werkzoekenden om hun kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren;

    k) bevorderen van vormgeving als creatieve activiteit die aanzienlijk aan innovatie bijdraagt, en van vaardigheden op het gebied van innovatie- en designbeheer, met inbegrip van basiskennis van de bescherming van intellectuele eigendom;

    l) benadrukken van openheid voor culturele diversiteit als middel tot bevordering van interculturele communicatie en artistieke kruisbestuiving, en

    m) ontwikkelen van creativiteit en innovatievermogen en particuliere en openbare organisaties door middel van opleiding, en organisaties aanmoedigen om beter gebruik te maken van het scheppingsvermogen van individuen, zowel van medewerkers als van klanten of gebruikers.

    Artikel 3

    Inhoud van de maatregelen

    De maatregelen die moeten worden getroffen om de in artikel 2 vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken, omvatten de volgende activiteiten op Europees, nationaal en regionaal of plaatselijk niveau, verbonden met de doelstellingen en thema's van het Europese Jaar van de creativiteit en innovatie:

    a) conferenties, evenementen en initiatieven om de discussie te bevorderen en het bewustzijn van het belang van creativiteit en innovatievermogen te vergroten;

    b) informatie- en promotiecampagnes om de belangrijkste boodschappen te verspreiden;

    c) inventariseren van voorbeelden van goede praktijken en verspreiding van informatie over de bevordering van creativiteit en innovatievermogen;

    d) enquêtes en studies op communautair of nationaal niveau.

    In aanvulling op de activiteiten die overeenkomstig artikel 6 door de Gemeenschap zijn medegefinancierd, mogen de Commissie of de lidstaten andere activiteiten aanwijzen die bijdragen aan de doelstellingen van het Jaar en toestaan dat het Jaar wordt gebruikt om deze activiteiten te bevorderen voor zover zij bedragen aan de doelstellingen van artikel 2.

    Artikel 4

    Samenwerking met de lidstaten

    Elke lidstaat benoemt een nationale coördinator die verantwoordelijk is voor de organisatie van de deelname aan het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie voor zover de Lissabon-coördinator deze rol niet doeltreffend kan vervullen. De coördinator verzekert de coördinatie op nationaal niveau van activiteiten in verband met het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie.

    Artikel 5

    Coördinatie op Europees niveau

    De Commissie belegt vergaderingen met de nationale coördinatoren om de tenuitvoerlegging van het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie op Europees niveau te coördineren en om informatie over de tenuitvoerlegging op nationaal niveau uit te wisselen.

    Artikel 6

    Financiering

    Onverminderd de steun die aan het Jaar kan worden verleend door programma's en beleid op andere gebieden zoals ondernemingen, cohesie, onderzoek en de informatiemaatschappij, vindt de cofinanciering op Europees niveau van activiteiten in het kader van het Jaar plaats volgens de prioriteiten en voorschriften voor bestaande programma's op het gebied van onderwijs en opleiding, en met name het programma Levenslang leren.

    Artikel 7

    Inwerkingtreding

    Deze beschikking treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 8

    Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, op […]

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De Voorzitter De Voorzitter

    […] […]

    [1] Conclusies van het voorzitterschap – Brussel, 14-15 december 2006, punt 28.

    [2] Conclusies van het voorzitterschap – Brussel, 8-9 maart 2007.

    [3] Onderwijs en opleiding 2010: het welslagen van de strategie van Lissabon staat of valt met dringende hervormingen: gezamenlijk verslag, aangenomen door de Raad en de Commissie op 26 februari 2004. Gedetailleerd werkprogramma voor de follow-up inzake de doelstellingen voor de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa, PB C 142 van 14.6.2002, blz. 1.

    [4] Aanbeveling 2006/962/EG, PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10.

    [5] COM(2006) 502 definitief.

    [6] PB C 163 van 9.7.2002, blz. 1.

    [7] Besluit 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 (PB L 327 van 24.11.2006, blz. 45): http://ec.europa.eu/education/programmes/llp/index_en.html.

    [8] Besluit 1855/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 december 2006 (PB L 372 van 27.12.2006, blz. 22).

    [9] http://ec.europa.eu/education/programmes/llp/call08/prior_en.pdf.

    [10] PB C […] van […], blz. […].

    [11] PB C […] van […], blz. […].

    [12] PB C […] van […], blz. […].

    [13] PB C […] van […], blz. […].

    [14] PB C 163 van 9.7.2002, blz. 1.

    [15] Aanbeveling 2006/962/EG, PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10.

    [16] Besluit 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 (PB L 327 van 24.11.2006, blz. 45).

    Top