Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008AP0217

    Voorwaarden voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerder *** I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 21 mei 2008 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoersondernemer uit te oefenen (COM(2007)0263 — C6-0145/2007 — 2007/0098(COD))
    P6_TC1-COD(2007)0098 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 21 mei 2008 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. …/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen, en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad

    PB C 279E van 19.11.2009, p. 169–194 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.11.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 279/169


    Voorwaarden voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerder *** I

    P6_TA(2008)0217

    Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 21 mei 2008 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoersondernemer uit te oefenen (COM(2007)0263 — C6-0145/2007 — 2007/0098(COD))

    (2009/C 279 E/37)

    (Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

    Het Europees Parlement,

    gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2007)0263),

    gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 71 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0145/2007),

    gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0087/2008),

    1.

    hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, zoals geamendeerd door het Parlement;

    2.

    verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of het door een nieuwe tekst te vervangen;

    3.

    verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


    P6_TC1-COD(2007)0098

    Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 21 mei 2008 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. …/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen, en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 71,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

    Na raadpleging van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming,

    Handelende volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De totstandbrenging van een interne wegvervoersmarkt met eerlijke mededingingvoorwaarden vergt een eenvormige toepassing van de gemeenschappelijke regels inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen- of personenvervoer over de weg, hierna „het beroep van wegvervoerondernemer” genoemd. De gemeenschappelijke regels dragen bij tot een hoog niveau van vakbekwaamheid van de vervoerondernemers, tot een rationalisering van de markt, tot een betere kwaliteit van de geleverde diensten waarbij zowel de vervoerondernemers, hun klanten als de hele economie baat hebben, en tot een toename van de verkeersveiligheid. Deze regels bevorderen tevens de daadwerkelijke uitoefening van het vestigingsrecht van de vervoerondernemers.

    (2)

    Bij Richtlijn 96/26/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma's, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde ondernemers van vervoer (4) zijn de minimumvoorwaarden vastgesteld voor de toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer alsmede voor de wederzijdse erkenning van de daartoe vereiste documenten. Uit de opgedane ervaring, de effectbeoordeling en diverse studies is echter gebleken, dat de tenuitvoerlegging van die richtlijn sterk verschilt van lidstaat tot lidstaat. Deze situatie heeft verscheidene negatieve gevolgen, zoals verstoringen van de mededinging, een gebrek aan doorzichtigheid van de markt, een ongelijk toezichtsniveau en het risico dat ondernemers met beperkte beroepskwalificaties het niet zo nauw nemen met de verkeersveiligheid of de sociale regels, waardoor het aanzien van de sector wordt geschaad.

    (3)

    Deze gevolgen zijn uitermate negatief, omdat zij de goede werking van de interne markt voor wegvervoer dreigen te verstoren. De markt voor internationaal goederenvervoer en bepaalde vormen van cabotagevervoer is immers toegankelijk voor ondernemingen uit de gehele Unie. De enige voorwaarde waaraan deze ondernemingen moeten voldoen, is dat zij over een communautaire vergunning beschikken, die zij kunnen krijgen wanneer zij overeenkomstig Verordening (EG) nr. …/2008 van het Europees Parlement en de Raad van[tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg] (5) en Verordening (EG) nr. …/2008 van het Europees Parlement en de Raad van … [tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor touringcar en autobusdiensten] (6) , voldoen aan de voorwaarden inzake de toegang tot het beroep.

    (4)

    De bestaande regels inzake de toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer moeten derhalve worden gemoderniseerd om een homogene en doeltreffende toepassing te waarborgen. Daar de naleving dier regels de belangrijkste voorwaarde is om toegang tot de communautaire markt te krijgen en de belangrijkste communautaire instrumenten inzake de toegang tot de markt verordeningen zijn, is een verordening het meest geschikte instrument om de toegang tot de het beroep te regelen.

    (5)

    Ter wille van een eerlijke mededinging dienen de gemeenschappelijke regels inzake de uitoefening van het beroep zoveel mogelijk van toepassing te zijn op alle ondernemingen. Het is evenwel niet nodig ook ondernemingen die uitsluitend vervoer verrichten dat slechts een zeer geringe uitwerking op de markt heeft, in deze verordening op te nemen…

    (6)

    De lidstaat waar de onderneming is gevestigd, moet ervoor zorgen, dat de onderneming steeds aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoet, opdat deze lidstaat, indien nodig, kan besluiten de vergunning op grond waarvan de onderneming toegang tot de markt heeft, op te schorten of in te trekken. Een juiste naleving en een betrouwbare controle op de voorwaarden inzake de toegang tot het beroep vereisen, dat een onderneming over een werkelijke en duurzame vestiging beschikt.

    (7)

    De natuurlijke personen die over de vereiste betrouwbaarheid en vakbekwaamheid beschikken, moeten duidelijk worden geïdentificeerd en bij de bevoegde instanties worden aangemeld. Deze personen, hierna „vervoersleiders” genoemd, dienen ingezetene van een lidstaat te zijn en de werkelijke en permanente leiding te hebben over de vervoersactiviteiten van de wegvervoersondernemingen. Gepreciseerd moet worden onder welke voorwaarden een persoon moet worden geacht de werkelijke en permanente leiding te voeren over de vervoersactiviteiten in een onderneming.

    (8)

    De betrouwbaarheid van een vervoersleider hangt ervan af, of jegens hem ernstige strafrechtelijke veroordelingen zijn uitgesproken en of hem ernstige sancties zijn opgelegd, met name voor inbreuken op de communautaire wetgeving inzake het wegvervoer. Op de gebieden waarop de communautaire wetgeving geldt, moet gemeenschappelijk worden vastgesteld welk soort inbreuken en de ernst daarvan de betrouwbaarheid van een onderneming kunnen aantasten.

    (9)

    De Commissie dient er naar te streven dat ernstige inbreuken in de verschillende lidstaten even zwaar worden bestraft, en daartoe de passende maatregelen te nemen.

    (10)

    Een wegvervoersonderneming dient over een minimale financiële draagkracht te beschikken om een goede aanvang en een degelijk beheer van de onderneming te kunnen verzekeren. Duidelijk omschreven

    Image

    relevante financiële indicatoren, die kunnen worden bepaald aan de hand van de jaarrekening, moeten derhalve worden gebruikt. De ondernemingen die dat wensen, moet de mogelijkheid worden gegeven, hun financiële draagkracht aan te tonen door middel van een bankgarantie of een ander financieel instrument zoals een verzekering, wat voor die ondernemingen een eenvoudigere en goedkopere methode kan zijn.

    (11)

    Een hoog niveau van vakbekwaamheid verhoogt de sociaaleconomische efficiëntie van het wegvervoer. Daarom is het wenselijk, dat kandidaat-vervoersleiders een degelijke opleiding genieten. Ter waarborging van een grotere eenvormigheid van de opleidings- en examenvoorwaarden en meer doorzichtigheid jegens de kandidaten, moet worden bepaald, dat de lidstaten, aan de hand van door hen vast te stellen criteria, de opleidings- en examencentra moeten erkennen.

    Image

    Sedert de totstandkoming van de interne markt, zijn de nationale markten niet meer van elkaar gescheiden. Derhalve moeten personen die de leiding willen voeren over vervoersactiviteiten, over de nodige kennis beschikken om zowel binnenlandse als internationale vervoersoperaties te leiden. De lijst van de vereiste kennis om een getuigschrift van vakbekwaamheid te behalen alsmede de organisatie van de examens kunnen evolueren met de vooruitgang van de techniek en moeten kunnen worden geactualiseerd.

    (12)

    De eerlijke mededinging en wegvervoer dat de voorschriften volledig naleeft, maken een homogeen niveau van controle en toezicht in de lidstaten noodzakelijk. De nationale autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de ondernemingen en de geldigheid van hun vergunningen spelen in dit verband een wezenlijke rol en dienen indien nodig passende maatregelen te nemen, met name , in de ernstigste gevallen, de schorsing of intrekking van een vergunning of de intrekking van het getuigschrift van nalatige of onbetrouwbare vervoersleiders. Dit dient te worden voorafgegaan door een nauwkeurige toetsing van de maatregel aan het evenredigheidsbeginsel. Een onderneming moet echter worden gewaarschuwd en moet een redelijke termijn krijgen om de situatie te herstellen, voordat haar een sanctie wordt opgelegd.

    (13)

    Een beter georganiseerde bestuursrechtelijke samenwerking tussen de lidstaten zou het toezicht op ondernemingen die actief zijn in verschillende lidstaten verbeteren en zou de beheerskosten terugbrengen. Dankzij op Europees niveau gekoppelde elektronische ondernemingsregisters kan, rekening gehouden met de communautaire regelgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens, de samenwerking worden vergemakkelijkt en kunnen de kosten van de controles voor zowel de ondernemingen als de overheid worden teruggebracht. De meeste lidstaten beschikken reeds over een nationaal elektronisch register. Ook de interconnectie-infrastructuur tussen de lidstaten bestaat reeds. Een systematischere raadpleging van die nationale ondernemingsregisters en hun interconnectie op Europees vlak behoeft niet veel te kosten, maar kan echter zorgen voor een aanzienlijke vermindering van de beheerskosten en een efficiënter verloop van de controles.

    (14)

    Bepaalde gegevens uit deze registers met betrekking tot inbreuken en sancties zijn van persoonlijke aard. De lidstaten dienen derhalve de nodige maatregelen te nemen om te garanderen dat Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7) wordt nageleefd, met name wat betreft de controle op de verwerking van deze gegevens door de overheid, het recht op informatie van de betrokken personen, hun recht van toegang en hun recht van verzet. Voor de toepassing van deze verordening is het noodzakelijk, deze gegevens tenminste twee jaar te bewaren om te vermijden dat geschorste ondernemingen zich in andere lidstaten vestigen.

    (15)

    De onderlinge koppeling van de nationale registers is van wezenlijk belang om een snelle en doeltreffende uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten mogelijk te maken en te vermijden dat vervoersondernemingen ernstige inbreuken plegen, of dreigen te plegen, in een andere lidstaat dan de lidstaat waar zij zijn gevestigd. Om deze interconnectie tot stand te brengen, moet een gemeenschappelijk gegevensformaat worden vastgesteld alsook een gemeenschappelijke procedure voor de uitwisseling van gegevens.

    (16)

    Om een doeltreffende gegevensuitwisseling tussen de lidstaten tot stand te brengen, moeten nationale contactpunten worden aangewezen en moeten bepaalde gemeenschappelijke procedures met betrekking tot de termijnen en de minimaal uit te wisselen gegevens, worden vastgesteld.

    (17)

    Ter vergemakkelijking van de vrijheid van vestiging, moet de overlegging van de passende documenten die zijn afgegeven door de bevoegde instantie van het land van oorsprong van de wegvervoeronderneming als voldoende bewijs van betrouwbaarheid worden aanvaard om de betrokken activiteiten te mogen uitoefenen in een lidstaat van ontvangst, mits wordt gecontroleerd, of de betrokken personen in hun lidstaat van oorsprong niet ongeschikt zijn verklaard voor de uitoefening van het beroep.

    (18)

    Wat de vakbekwaamheid betreft, moet teneinde de vrijheid van vestiging te vergemakkelijken, een eenvormig, overeenkomstig de communautaire voorschriften van deze verordening afgegeven attest door de lidstaat van vestiging als voldoende bewijs worden erkend.

    (19)

    Op communautair vlak moet strenger worden toegezien op de tenuitvoerlegging van deze verordening, hetgeen een regelmatige verslaguitbrenging door de Commissie vergt over de naleving van de vereisten inzake betrouwbaarheid, financiële draagkracht en vakbekwaamheid van de wegvervoerondernemingen, op de grondslag van aan de hand van de nationale registers opgestelde verslagen.

    (20)

    De lidstaten dienen te voorzien in sancties voor inbreuken op de bepalingen van deze verordening. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    (21)

    Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de modernisering van de regels inzake de toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer, met het oog op een meer eenvormige en vergelijkbare tenuitvoerlegging in de lidstaten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

    (22)

    De voor de tenuitvoerlegging van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8).

    (23)

    De Commissie moet met name de bevoegdheid worden gegeven, om een lijst op te stellen van de categorieën, de aard en de ernst van de zware inbreuken die onder bepaalde omstandigheden tot de intrekking kunnen leiden van het betrouwbaarheidsattest van wegvervoerondernemers; om de bijlage bij deze verordening met de omschrijving van de voor de erkenning van de vakbekwaamheid door de lidstaten vereiste kennis alsmede de bijlage met het modelgetuigschrift van vakbekwaamheid aan te passen aan de technische vooruitgang; en om de lijst op te stellen van de

    Image

    inbreuken die de autoriteiten er, onder bepaalde omstandigheden en naar evenredigheid van de aard van de inbreuk, toe zouden kunnen brengen de vergunning voor de uitoefening van het beroep te schorsen of in te trekken of een verklaring van ongeschiktheid af te geven . Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening of ter aanvulling van deze verordening met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij volgens de in artikel 5bis van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing worden vastgesteld. Om redenen van doeltreffendheid moeten de normaal voor de regelgevingsprocedure met toetsing toepasselijke termijnen voor de aanpassing van het modelgetuigschrift van vakbekwaamheid worden ingekort.

    (24)

    Richtlijn 96/26/EG moet derhalve worden ingetrokken,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Hoofdstuk I

    Algemene bepalingen

    Artikel 1

    Voorwerp en toepassingsgebied

    1.   Deze verordening regelt de toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer en de uitoefening van dat beroep.

    2.    Deze verordening is van toepassing op alle in de Gemeenschap gevestigde wegvervoersondernemingen. Zij is eveneens van toepassing op ondernemingen die voornemens zijn het beroep van wegvervoersondernemer Image uit te oefenen , en verwijzingen naar wegvervoersondernemingen worden, in voorkomend geval, geacht mede te verwijzen naar ondernemingen die voornemens zijn het beroep van wegvervoersondernemer uit te oefenen .

    3.    In afwijking van lid 1, is deze verordening niet van toepassing op:

    a)

    ondernemingen die het beroep van ondernemer van goederenvervoer over de weg uitsluitend uitoefenen met motorvoertuigen of samenstellen van voertuigen die een

    Image

    toegestaan maximumgewicht in beladen toestand van 3,5 ton niet overschrijden;

    b)

    ondernemingen die

    Image

    personenvervoer over de weg uitsluitend voor niet-commerciële doeleinden en kosteloos verrichten, of die een ander hoofdberoep uitoefenen dan het personenvervoer over de weg en waarvan de voertuigen door eigen werknemers worden bestuurd;

    c)

    ondernemingen die het beroep van wegvervoerondernemer uitsluitend uitoefenen met motorvoertuigen met een maximumsnelheid van ten hoogste 40 kilometer per uur;

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a)

    „beroep van wegvervoerondernemer”: het beroep van vervoerder van personen dan wel goederen over de weg;

    b)

    „beroep van ondernemer van goederenvervoer over de weg”: de activiteit van elke onderneming die met een motorvoertuig of met een samenstel van voertuigen goederen voor rekening van derden vervoert;

    c)

    „beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg”: de activiteit van elke onderneming die, met motorvoertuigen die door hun bouwtype en uitrusting geschikt en bestemd zijn om, met inbegrip van de bestuurder, meer dan negen personen te vervoeren, voor het publiek of voor sommige categorieën gebruikers toegankelijk personenvervoer verricht tegen betaling door de vervoerde persoon of door degene die het vervoer organiseert;

    d)

    „onderneming”: elke natuurlijke persoon, elke rechtspersoon met of zonder winstoogmerk, elke vereniging of elke groepering van personen zonder rechtspersoonlijkheid en met of zonder winstoogmerk, alsmede elk overheidslichaam, ongeacht of het zelf rechtspersoonlijkheid bezit of afhankelijk is van een autoriteit met rechtspersoonlijkheid;

    e)

    „vervoersleider”: de door een onderneming aangeworven natuurlijke persoon, of wanneer die onderneming een natuurlijke persoon is, diezelfde persoon, of een andere natuurlijke persoon die zij op grond van een overeenkomst heeft aangesteld en die de werkelijke en permanente leiding voert over de vervoersactiviteiten van de onderneming;

    f)

    „vergunning voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer”: een bestuursrechtelijk besluit waarbij aan een onderneming die aan de voorwaarden van deze verordening voldoet, vergunning wordt verleend, het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen;

    g)

    „bevoegde instantie

    Image

    ”: een nationale, gewestelijke of plaatselijke instantie in een lidstaat die met het oog op de afgifte van vergunningen voor de uitoefening van het beroep controleert, of een onderneming aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoet en die bevoegd is voor de afgifte, schorsing of intrekking van de vergunning voor de uitoefening van het beroep van wegvervoersondernemer;

    h)

    „lidstaat van vestiging”: de lidstaat waar een onderneming is gevestigd , ongeacht het land van oorsprong van haar vervoersleider;

    Image

    Image

    Artikel 3

    Vereisten voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer

    De ondernemingen die het beroep van wegvervoerondernemer uitoefenen Image, moeten aan de volgende eisen voldoen:

    a)

    werkelijk en op duurzame wijze in een lidstaat gevestigd zijn in de zin van artikel 5 ;

    b)

    betrouwbaar zijn in de zin van artikel 6 ;

    c)

    voldoende financiële draagkracht bezitten in de zin van artikel 7 ;

    d)

    de vereiste vakbekwaamheid bezitten in de zin van artikel 8 .

    De voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om aan elk dezer vereisten te voldoen, zijn vastgesteld in hoofdstuk II. Deze verordening belet de lidstaten niet, de ondernemingen voor het verkrijgen van een vergunning voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer aanvullende voorwaarden te stellen.

    Artikel 4

    Vervoersleider

    1.   Een onderneming die het beroep van wegvervoersondernemer uitoefent , wijst ten minste één natuurlijke persoon aan, de vervoersleider, die voldoet aan de eisen van artikel 3, onder b) en d) , alsmede aan de volgende voorwaarden:

    a)

    de werkelijke en permanente leiding voeren over de vervoersactiviteiten van de onderneming;

    b)

    een werkelijke band hebben met de onderneming dat wil zeggen ofwel werknemer , partner, directeur of aandeelhouder zijn van of een vergelijkbare contractuele relatie hebben met de onderneming , of aan die onderneming leiding geven, ofwel, indien de onderneming een natuurlijke persoon is, diezelfde persoon zijn, ofwel indien de onderneming een vennootschap is, de vennootschap in rechte kunnen vertegenwoordigen en verbinden ;

    c)

    een ingezetene van een lidstaat zijn.

    De onderneming stelt de bevoegde instantie in kennis van de naam van de aangewezen vervoersleider of vervoersleiders.

    2.   Image De bevoegde instantie kan, wanneer de onderneming Image de in artikel 3, onder d), bedoelde vakbekwaamheid niet bezit, de onderneming toestemming geven, het beroep van wegvervoersondernemer uit te oefenen zonder in overeenstemming met lid 1 een vervoersleider aan te wijzen, op voorwaarde dat:

    a)

    de onderneming

    Image

    een andere natuurlijke persoon aanwijst en bij de bevoegde instantie aanmeldt die ingezetene is van een lidstaat en voldoet aan de eisen van artikel 3, onder b) en d), en die op grond van een contract voor rekening van de onderneming de functie van vervoersleider uitoefent;

    b)

    het contract tussen de onderneming en de vervoersleider de reguliere taken van de vervoersleider omschrijft en diens verantwoordelijkheden als vervoersleider bepaalt; de te omschrijven taken bestaan met name in die betreffende het beheer van het onderhoud en de instandhouding van de voertuigen, het controleren van de vervoerscontracten en vervoersdocumenten, de boekhouding, de toewijzing van ladingen of diensten aan de bestuurders en voertuigen en de controle van de veiligheidsprocedures;

    c)

    de aangemelde persoon, in zijn hoedanigheid van vervoersleider, geen vervoersactiviteiten beheert van meer dan vier verschillende vervoersondernemingen. De bevoegde instantie kan een maximum stellen aan het aantal voertuigen onder het beheer van de vervoersleider, met een bovengrens van 50 per vervoersleider;

    d)

    de aangestelde persoon onafhankelijk is van andere ondernemingen die de onderneming verzoeken vervoer uit te voeren of die voor

    Image

    rekening van de onderneming vervoer uitvoeren.

    Image

    Hoofdstuk II

    Voorwaarden waaraan moet worden voldaan

    Artikel 5

    Voorwaarden inzake het vestigingsvereiste

    Om aan de in artikel 3, onder a), vastgestelde vereiste te voldoen Image moet de onderneming in de betrokken lidstaat:

    a)

    Image

    beschikken over een vestiging met ruimten waarin de bedrijfsdocumenten gedurende de bij de wet vastgestelde perioden worden bewaard, met name alle boekhoudkundige bescheiden, documenten inzake personeelsbeleid en alle andere documenten , op beveiligde gegevensdragers, waartoe de bevoegde instantie die de vergunning verleent voor de uitoefening van het beroep toegang moet krijgen om te controleren of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan , met inachtneming van alle relevante normen inzake de bescherming van persoonsgegevens;

    b)

    over één of meer voertuigen beschikken, hetzij in volle eigendom, hetzij krachtens een koop-, huur- of leasingovereenkomst, die zijn ingeschreven

    Image

    in die lidstaat;

    c)

    haar activiteiten daadwerkelijk en permanent in een exploitatievestiging

    Image

    met de nodige uitrusting in die lidstaat uitvoeren , en op verzoek kunnen aantonen op welke plaats in de lidstaat van vestiging de voertuigen geparkeerd staan wanneer ze niet worden gebruikt .

    Artikel 6

    Voorwaarden betreffende het betrouwbaarheidsvereiste

    1.   Voor de toepassing van artikel 3, onder b), en onder voorbehoud van lid 2, bepalen de lidstaten welke voorwaarden zowel een onderneming als een vervoersleider krachtens deze verordening moeten vervullen om elk aan het vereiste van betrouwbaarheid te kunnen voldoen.

    Deze voorwaarden omvatten de volgende vereisten:

    a)

    er geen ernstige reden is voor twijfel aan de betrouwbaarheid van de vervoersonderneming, de vervoersleiders van de onderneming of andere relevante personen, zoals veroordelingen of straffen uitgesproken wegens een ernstige inbreuk op geldende nationale voorschriften inzake:

    i)

    het handelsrecht;

    ii)

    het insolventierecht;

    iii)

    de in het beroep geldende loon- en arbeidsvoorwaarden;

    iv)

    het wegverkeer;

    v)

    beroepsaansprakelijkheid;

    vi)

    mensenhandel of drugshandel; en

    b)

    er jegens de vervoersleider of de vervoersonderneming geen veroordeling

    Image

    is uitgesproken in één of meer lidstaten wegens ernstige inbreuken

    Image

    ten aanzien van de communautaire wetgeving die met name betrekking hebben op:

    i)

    de rij- en rusttijden van de bestuurders, de arbeidstijd en de installatie of het gebruik van controleapparatuur; controle moet betrekking hebben op de voortdurende naleving daarvan, op de archivering van gegevens en op de bescherming van de verzamelde persoonsgegevens;

    ii)

    het maximaal toegestane gewicht en de maximaal toegestane afmetingen van de voor internationaal vervoer gebruikte bedrijfsvoertuigen;

    iii)

    de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders;

    iv)

    de technische staat van de bedrijfsvoertuigen , met inbegrip van de verplichte

    Image

    technische keuring van motorvoertuigen;

    v)

    de toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg of tot de markt voor personenvervoer;

    vi)

    de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg;

    vii)

    de installatie en het gebruik van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën voertuigen;

    viii)

    het rijbewijs;

    ix)

    de toegang tot het beroep.

    Image

    2.   Voor de toepassing van lid 1, tweede alinea, onder b) Image :

    a)

    leidt een jegens de vervoersleider of de vervoersonderneming in één of meer lidstaten uitgesproken veroordeling of straf wegens de meest ernstige inbreuken op de communautaire regelgeving, zoals vastgesteld in bijlage III, tot het verlies van de betrouwbaarheid na een naar behoren uitgevoerde administratieve procedure en, indien nodig, een controle op het kantoor van de onderneming, tenzij de bevoegde instantie om uitzonderlijke, goed gemotiveerde redenen bepaalt dat dit een onevenredige maatregel zou zijn. In een dergelijk geval worden de uitzonderlijke, goed gemotiveerde redenen in het nationale register opgenomen en in het in artikel 25, lid 1, bedoelde verslag vermeld. De maatregelen die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen met betrekking tot de aanpassing van bijlage III teneinde rekening te houden met de ontwikkeling van het acquis communautaire op het gebied van wegvervoer, worden vastgesteld volgens de in artikel 24, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

    b)

    keurt de Commissie uiterlijk op 1 januari 2010 een lijst goed waarin de categorieën, de aard en de ernst van de inbreuken zijn vastgesteld die tot het verlies van de betrouwbaarheid kunnen leiden. De lidstaten houden bij het stellen van prioriteiten voor de krachtens artikel 11, lid 2, uit te voeren controles rekening met inlichtingen over die inbreuken, waaronder inlichtingen die zij van andere lidstaten ontvangen.

    De maatregelen die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar met betrekking tot deze lijst aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 24, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

    Hiertoe zal de Commissie uiterlijk op 1 januari 2010 :

    i)

    de categorieën en de aard van de inbreuken bepalen die het vaakst worden aangetroffen;

    ii)

    de ernst van de verschillende inbreuken definiëren al naargelang het potentiële risico dat zij inhouden van overlijden of ernstige verwondingen; en

    iii)

    het aantal herhaalde kleine inbreuken vaststellen waarboven deze inbreuken als ernstiger worden beschouwd, rekening houdend met het aantal bestuurders dat wordt gebruikt bij de door de vervoersleider geleide vervoersactiviteiten.

    3.   Aan het betrouwbaarheidsvereiste wordt niet voldaan, zolang niet overeenkomstig de geldende nationale bepalingen ter zake, een rehabilitatie heeft plaatsgevonden of een andere maatregel van gelijk werking is getroffen.

    Artikel 7

    Voorwaarden betreffende het vereiste inzake financiële draagkracht

    1.   Voor de toepassing van artikel 3, onder c), moet een onderneming Image steeds in staat zijn te voldoen aan haar financiële verplichtingen. Hiertoe dient de onderneming aan de hand van haar door een accountant of een daartoe naar behoren gemachtigde persoon gecertificeerde jaarrekeningen aan te tonen, dat zij jaarlijks beschikt over kapitaal en reserves ter waarde van ten minste 9 000EUR voor het eerste voertuig en 5 000EUR per extra voertuig.

    Eigen middelen worden aangetoond met een gecertificeerde handelsbalans of een balans voor fiscale doeleinden. Personen die voor de eerste keer een aanvraag voor toegang tot het beroep van wegvervoerder indienen, moeten een gecertificeerde beginbalans overleggen .

    Image

    Voor de toepassing van deze verordening wordt de waarde van de euro, uitgedrukt in de niet aan de derde fase van de Monetaire Unie deelnemende nationale munteenheden, jaarlijks vastgesteld. De toegepaste koersen zijn die welke van kracht zijn op de eerste werkdag in oktober en zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze treden in werking op 1 januari van het daaropvolgende kalenderjaar.

    De in de eerste alinea bedoelde boekhoudkundige posten zijn de in de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen  (9) gedefinieerde posten.

    2.   In afwijking van lid 1, kan de bevoegde instantie toestaan dat een onderneming haar financiële draagkracht aantoont door middel van een attest van een of meerdere banken of andere financiële instellingen , met inbegrip van verzekerinsmaatschappijen, die zich borg stellen en hoofdelijk verbinden middels een bankgarantie of een ander gelijkwaardig middel voor de in lid 1 , onder a), vastgestelde bedragen. De bankgarantie of verzekering kan worden aangesproken door de bevoegde instantie die vergunning verleent voor de uitoefening van het beroep en kan slechts worden vrijgegeven, indien die instantie daarmee instemt. De bevoegde instantie bepaalt verder onder welke voorwaarden de bankgarantie of verzekering kan worden aangesproken en vrijgegeven ten behoeve van andere schuldeisers.

    3.   De in lid 1 bedoelde jaarrekeningen of de in lid 2 bedoelde garantie welke moeten worden gecontroleerd, zijn respectievelijk de jaarrekeningen of bankgarantie van de economische entiteit die gevestigd is in de lidstaat waar de vergunning wordt gevraagd en niet die van eventuele andere, in andere lidstaten gevestigde entiteiten.

    Artikel 8

    Voorwaarden betreffende het vakbekwaamheidsvereiste

    1.   Voor de toepassing van artikel 3, onder d), beschikken de desbetreffende personen over de kennis Image die overeenstemt met het in bijlage I, afdeling I, omschreven opleidingsniveau met betrekking tot de genoemde onderwerpen. De vakbekwaamheid wordt vastgesteld door middel van een verplicht schriftelijk examen dat , indien een lidstaat daartoe besluit, kan worden aangevuld met een mondeling examen. Deze examens worden georganiseerd overeenkomstig bijlage I, afdeling II.

    2.     De betrokken kandidaten leggen het examen af in de lidstaat waarvan zij ingezetene zijn.

    3.   Enkel daartoe door een lidstaat overeenkomstig de door hem vastgestelde criteria erkende instanties zijn bevoegd voor de organisatie van schriftelijke en mondelinge examens om de vakbekwaamheid te testen. De lidstaten controleren geregeld, of de examens welke door de daartoe erkende autoriteiten of instanties worden georganiseerd overeenkomstig de in bijlage I vastgestelde voorwaarden verlopen.

    4.   De lidstaten erkennen op de grondslag van door hen vastgestelde, onderling verenigbare criteria de organisaties die over de nodige capaciteit beschikken om een degelijke opleiding aan te bieden, opdat de kandidaten zich doeltreffend kunnen voorbereiden op het examen, en om nascholing te organiseren, opdat de vervoersleiders die dat wensen hun kennis kunnen bijwerken. De lidstaten controleren geregeld, of deze organisaties nog steeds voldoen aan de criteria op grond waarvan zij zijn erkend.

    5.   De lidstaten kunnen personen die kunnen aantonen dat zij over tenminste tien jaar ononderbroken praktijkervaring in een leidende functie in een vervoersonderneming beschikken welke voorafgaand aan de bekendmaking van deze verordening is verworven , vrijstellen van het examen .

    6.     De lidstaten kunnen bevorderen dat vervoersleiders om de tien jaar een opleiding zoals beschreven in bijlage I volgen en een examen zoals beschreven in artikel 8, lid 1, afleggen, teneinde te waarborgen dat vervoersleiders op de hoogte zijn van de ontwikkelingen in de sector.

    7.     De lidstaten zorgen ervoor dat vervoersleiders met beroepservaring die na vijf jaar onderbreking hun beroep hervatten, de nodige her- en bijscholing ontvangen om te kunnen aantonen dat zij nog steeds vakbekaam zijn en op de hoogte zijn van de ontwikkelingen op het gebied van de desbetreffende regelgeving.

    8.   De lidstaten kunnen de houders van Image in die lidstaat uitgereikte en speciaal door de lidstaten daartoe aangewezen diploma's van hoger of technisch onderwijs waarin lessen zijn opgenomen betreffende de in de lijst van bijlage I genoemde onderwerpen, vrijstellen van de Image opleiding met betrekking tot onderwerpen waarop deze diploma's betrekking hebben , en van het examen .

    9.   Het in lid 3 bedoelde bewijs van vakbekwaamheid wordt geleverd door overlegging van een door de autoriteiten of instantie afgegeven verklaring. Deze verklaring is niet overdraagbaar aan een andere natuurlijke of rechtspersoon . De verklaring wordt opgesteld overeenkomstig het modelcertificaat in bijlage II en draagt het stempel of het gegraveerde zegel van de erkende autoriteit of instantie die haar heeft afgegeven.

    10.   De Commissie past de bijlagen I en II aan de technische vooruitgang aan. Deze maatregelen die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden, wat bijlage I betreft, vastgesteld volgens de in artikel 24, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing en, wat bijlage II betreft, overeenkomstig de in artikel 24, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

    11.   De lidstaten worden ten zeerste aangemoedigd, ervaringen en gegevens uit te wisselen inzake de opleiding, examens en de erkenning, met name, maar niet uitsluitend, door middel van het in artikel 24 bedoelde comité alsmede door middel van elke andere door de Commissie aangestelde organisatie.

    HoofdstuK III

    Vergunning en toezicht

    Artikel 9

    Bevoegde instanties

    1.   Elke lidstaat wijst een of meer bevoegde instanties aan om te zorgen voor de juiste tenuitvoerlegging van deze verordening. Deze bevoegde instanties zijn bevoegd om:

    a)

    de door ondernemingen ingediende aanvragen te behandelen;

    b)

    vergunning voor de uitoefening van het beroep te verlenen, en deze vergunningen te schorsen of in te trekken;

    c)

    een persoon ongeschikt te verklaren om als vervoersleider de vervoersactiviteiten van een onderneming te leiden;

    d)

    de nodige controles uit te voeren om na te gaan of een onderneming aan de in artikel 3 vastgestelde voorwaarden voldoet.

    2.   De bevoegde instanties zorgen voor de publicatie van de krachtens deze verordening opgelegde voorwaarden, van eventuele aanvullende nationale bepalingen, van de door kandidaten te volgen procedures alsmede van de toelichting daarbij.

    Artikel 10

    Indiening en verwerking van aanvragen

    1.    Aan een vervoersonderneming die aan de in artikel 3 vastgestelde eisen voldoet, wordt op aanvraag een vergunning verleend voor de uitoefening van het beroep van ondernemer van vervoer over de weg. De bevoegde instantie vergewist zich ervan dat een onderneming die een aanvraag indient, aan de in dat artikel vastgestelde eisen voldoet.

    2.   De bevoegde instantie is verantwoordelijk voor het actualiseren en beheren van het in artikel 15 bedoelde elektronisch register.

    De bevoegde instantie registreert in het in artikel 15 bedoelde register de officiële naam van de onderneming, de naam van de door de onderneming aangewezen vervoersleider en zijn of haar eventuele geschiktheid voor de functie van vervoersleider, het adres van de vestiging, het aantal gebruikte voertuigen en, indien de vergunning ook geldig is voor internationaal vervoer, het serienummer van de communautaire vergunning en die van de overeenkomstige gewaarmerkte afschriften.

    3.   De bevoegde instantie behandelt een vergunningsaanvraag zo snel mogelijk doch uiterlijk binnen drie maanden.

    4.   Image Ter beoordeling of een onderneming betrouwbaar is controleert de bevoegde instantie , in geval van twijfel, vanaf 1 januari 2012 of de aangewezen vervoersleider(s) op grond van artikel 13 ten tijde van de aanvraag niet ongeschikt is (zijn) verklaard om de vervoersactiviteiten van een onderneming te leiden.

    5.   De ondernemingen die over een vergunning beschikken voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer, delen wijzigingen van de in lid 2 bedoelde gegevens binnen 28 dagen mee aan de bevoegde instantie welke de vergunning heeft afgegeven.

    Artikel 11

    Controles

    1.   De bevoegde instanties zien erop toe, dat de ondernemingen waaraan zij een vergunning hebben verleend voor de uitoefening van het beroep van wegvervoersondernemer steeds aan de in artikel 3 vastgestelde vereisten voldoen. Hiertoe controleren zij elke vijf jaar, of deze ondernemingen nog steeds aan elk dier vereisten voldoen.

    De Commissie past de periodiciteit van de regelmatige controles aan de technische vooruitgang aan, met name de in artikel 15 bedoelde nationale elektronische registers. Aangezien deze maatregelen beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden zij vastgesteld volgens de in artikel 24, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

    2.   Naast de controles waarin lid 1 voorziet, voeren de bevoegde instanties gerichte controles uit bij ondernemingen die als risicobedrijf zijn aangemerkt op grond van het door de lidstaten overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2006/22/EG van het Parlement en de Raad (10) ingestelde systeem. De lidstaten breiden dit risicoclassificatiesysteem uit tot alle in artikel 6 van de onderhavige verordening bedoelde inbreuken.

    3.   Op verzoek van de Commissie laten de lidstaten de vereiste controles uitvoeren om na te gaan of een onderneming nog steeds voldoet aan de voorwaarden voor de toegang tot het beroep. Zij delen de Commissie de resultaten mee van de op haar verzoek uitgevoerde controles alsmede de maatregelen die zijn genomen wanneer is vastgesteld dat de onderneming niet meer aan de voorwaarden van deze verordening voldoet.

    Artikel 12

    Procedure inzake waarschuwing en intrekking van vergunningen

    1.   Wanneer de bevoegde instantie vaststelt, dat een onderneming gevaar loopt niet meer aan de voorwaarden van artikel 3 te voldoen, stelt zij de onderneming daarvan in kennis. Wanneer de bevoegde instantie vaststelt, dat een onderneming niet meer aan een van die voorwaarden voldoet, kan de bevoegde instantie een termijn stellen, waarbinnen de onderneming de situatie onder de volgende beperkingen kan corrigeren:

    a)

    binnen drie maanden een vervanger moet worden aangeworven voor de vervoersleider indien deze persoon niet langer voldoet aan de vereisten inzake betrouwbaarheid en vakbekwaamheid; deze termijn is verlengbaar met drie maanden bij overlijden of lichamelijke ongeschiktheid van de vervoersleider;

    b)

    de onderneming binnen een termijn van drie maanden moet kunnen aantonen, dat zij over een werkelijke en duurzame vestiging beschikt;

    c)

    de onderneming, wanneer niet is voldaan aan het vereiste inzake financiële draagkracht, binnen een termijn van zes maanden aan de hand van een financieel plan met realistische hypotheses moet aantonen, dat zij vanaf het volgende boekjaar opnieuw permanent over de vereiste financiële draagkracht zal beschikken.

    2.    De bevoegde instanties kunnen de ondernemingen waarvan de vergunning is geschorst of ingetrokken, verplichten, om voorafgaand aan een rehabilitatiemaatregel, te waarborgen dat hun vervoersleiders een opleiding volgen en een in artikel 8 bedoeld examen afleggen.

    3.    Wanneer de bevoegde instantie vaststelt dat een onderneming niet langer aan een of meer van de voorwaarden van artikel 3 voldoet, trekt zij, uiterlijk op de datum van het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijnen, de aan de onderneming verleende vergunning voor de uitoefening van het beroep van wegvervoersondernemer in of schorst zij die vergunning.

    Artikel 13

    Ongeschiktverklaring van de vervoersleider

    1.   Bij ernstige inbreuken als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder b) , waarvan de ernst blijkt uit het systematische karakter, de voorbedachtheid of pogingen om de feiten te verheimelijken , en waarvoor de vervoersleider verantwoordelijk is , verklaart de bevoegde instantie de vervoersleider van de onderneming waarvan de vergunning is ingetrokken, ongeschikt om de vervoersactiviteiten van een onderneming te leiden.

    2.   Zolang geen rehabilitatiemaatregelen in overeenstemming met de desbetreffende nationale voorschriften zijn getroffen, is het in artikel 8, lid 9, bedoelde getuigschrift van vakbekwaamheid van een voor de leiding van vervoersactiviteiten ongeschikt verklaarde persoon, in geen enkele der lidstaten meer geldig.

    Artikel 14

    Besluiten van de bevoegde instanties en beroepsmogelijkheden

    1.   De door de bevoegde instanties van de lidstaten overeenkomstig deze verordening genomen negatieve besluiten , met inbegrip van het afwijzen van een aanvraag, het schorsen of intrekken van een bestaande vergunning en het onbekwaam verklaren van de vervoersleider , worden met redenen omkleed.

    Bij deze besluiten wordt rekening gehouden met de beschikbare inlichtingen over inbreuken die de betrokken onderneming of een van haar vervoersleiders in een andere lidstaat hebben gepleegd en die de betrouwbaarheid van de onderneming in geding kunnen brengen, alsmede met alle andere inlichtingen waarover de bevoegde instantie beschikt.

    Deze besluiten stellen vast, welke rehabilitatiemaatregelen moeten worden genomen in geval van schorsing van de vergunning of verklaring van onbekwaamheid.

    2.   De lidstaten zorgen ervoor, dat de ondernemingen en de betrokken personen tegen de in lid 1 bedoelde besluiten beroep kunnen instellen , ook bij een rechterlijke instantie. Image

    Hoofdstuk IV

    Vereenvoudiging en bestuursrechtelijke samenwerking

    Artikel 15

    Nationale elektronische registers

    1.   Met het oog op de tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening, en met name van de artikelen 10, 11, 12, 13 en 25; houdt elke lidstaat een nationaal elektronisch register bij van de wegvervoersondernemingen en vervoersleiders die van een bevoegde instantie een vergunning hebben gekregen voor de uitoefening van het beroep van wegvervoersondernemer. De verwerking van de gegevens in dat register staat onder toezicht van de daartoe aangewezen overheidsinstantie , die tevens verantwoordelijk is voor het gebruik en het actualiseren van deze gegevens. Het nationale elektronische register bestaat uit een openbaar deel en een vertrouwelijk deel. Dit register is elektronisch Imagetoegankelijk voor alle in artikel 9 bedoelde bevoegde instanties van de betrokken lidstaat. Het vertrouwelijke deel van het register is slechts toegankelijk voor andere instanties dan de bevoegde instanties indien het gaat om instanties die met betrekking tot het wegvervoer controle- en sanctiebevoegdheden hebben en waarvan de ambtenaren beëdigd zijn.

    Uiterlijk op 1 januari 2010 definieert de Commissie tezamen met de lidstaten de minimale structuur van de gegevens die in het nationale elektronische register dienen te worden ingevoerd.

    In het deel van het nationale elektronische register dat betrekking heeft op de wegvervoersondernemingen van een lidstaat , zijn de volgende gegevens opgenomen:

    a)

    de naam en de rechtsvorm van de onderneming;

    b)

    het adres van haar vestiging;

    c)

    de namen van de vervoersleiders die zin aangewezen om dienen te voldoen aan de vereisten inzake betrouwbaarheid en vakbekwaamheid en, indien het om een andere persoon gaat, de naam van de juridische vertegenwoordiger;

    d)

    de aard van de vergunning, het aantal voertuigen waarop de vergunning betrekking heeft en eventueel het serienummer van de communautaire vergunning en de voor echt gewaarmerkte afschriften, en het voertuigregistratienummer van elk voertuig dat op grond van de vergunning wordt gebruikt buiten de lidstaat van vestiging van de onderneming ;

    e)

    het aantal, de categorie en het type ernstige inbreuken

    Image

    waarvoor de afgelopen twee jaar een sanctie is opgelegd;

    f)

    de namen van de personen die de afgelopen twee jaar ongeschikt zijn verklaard voor de leiding van de vervoersactiviteiten van een onderneming alsmede de toepasselijke rehabilitatiemaatregelen.

    In het deel van het nationale elektronische register dat betrekking heeft op de vervoersleiders van een lidstaat, zijn de volgende gegevens opgenomen:

    a)

    de naam van de vervoersleider die geschikt is verklaard om de vervoersactiviteiten van een onderneming te leiden;

    b)

    de naam, de rechtsvorm en het adres van de beheerde onderneming of ondernemingen .

    De lidstaten kunnen besluiten de in punt 3, onder e) en f) bedoelde informatie in aparte systemen op te slaan. In dit geval worden de desbetreffende gegevens op verzoek ter beschikking gesteld aan alle bevoegde instanties van de lidstaat in kwestie of hebben deze instanties rechtstreeks toegang tot die gegevens. De gevraagde informatie wordt binnen 10 werkdagen na ontvangst van het verzoek ter beschikking gesteld.

    In elk geval is de punt 3, onder e) en f) bedoelde informatie alleen toegankelijk voor andere dan de bevoegde instanties indien het gaat om instanties die met betrekking tot het wegvervoer naar behoren controle- en sanctiebevoegdheden hebben en waarvan de ambtenaren beëdigd of anderszins aan een formele geheimhoudingsplicht gebonden zijn.

    2.   De gegevens betreffende een onderneming waarvan de vergunning Image is geschorst dan wel is ingetrokken Image, worden vanaf de opheffing van de intrekking of schorsing van de vergunning twee jaar bewaard in het register en worden daaruit na het verstrijken van deze termijn onmiddellijk verwijderd .

    Gegevens met betrekking tot een persoon die ongeschikt is verklaard voor het beroep, worden in het register bewaard zolang de betrouwbaarheid van de betreffende persoon niet opnieuw is vastgesteld overeenkomstig de voorschriften van artikel 6, lid 3. Nadat deze rehabilitatie heeft plaatsgevonden of maatregelen van gelijke werking zijn getroffen, worden de gegevens onmiddellijk verwijderd.

    Bij deze gegevens wordt vermeld om welke redenen en gedurende welke termijn de vergunning is geschorst of ingetrokken of de betrokken persoon ongeschikt is verklaard.

    3.   De lidstaten doen al het nodige om ervoor te zorgen, dat de in het elektronische register opgenomen gegevens, in het bijzonder de in lid 1, punt 3, onder e) en f), bedoelde gegevens bijgewerkt en juist zijn.

    4.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen, dat alle nationale elektronische registers uiterlijk op 31 december 2010 op communautair niveau aan elkaar zijn gekoppeld. De koppeling gebeurt aldus, dat de bevoegde instanties uit alle lidstaten de elektronische registers van alle andere lidstaten kunnen raadplegen. De Commissie kan elk dienstig initiatief nemen ter vergemakkelijking van de tenuitvoerlegging van dit lid.

    5.   Voor de uitvoerring van lid 4, worden de nadere gemeenschappelijke regels inzake het formaat van de uitgewisselde gegevens en de technische procedures voor de automatische raadpleging van de elektronische registers van andere lidstaten, door de Commissie vastgesteld overeenkomstig de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    Image

    Artikel 16

    Bescherming van persoonsgegevens

    Met betrekking tot de toepassing van Richtlijn 95/46/EG zorgen de lidstaten er met name voor dat:

    a)

    elke persoon wordt ingelicht wanneer gegevens die op hem betrekking hebben worden opgeslagen of wanneer het voornemen bestaat deze gegevens aan derden door te geven. In de verstrekte mededeling moet de identiteit van de voor de verwerking van de gegevens verantwoordelijke instantie worden gepreciseerd, alsook het type verwerkte gegevens en de redenen;

    b)

    elke persoon bij de voor de verwerking van de gegevens verantwoordelijke instantie recht heeft op toegang tot de gegevens die op hem betrekking hebben. Dit recht houdt geen verplichting in en, kan met redelijke tussentijden en zonder bovenmatige vertraging worden uitgeoefend en brengt geen buitensporige kosten mee

    Image

    voor de persoon die toegang vraagt;

    c)

    elke persoon het recht heeft, correctie, schrapping of blokkering te vragen van onvolledige of onjuiste gegevens die op hem betrekking hebben;

    d)

    elke persoon het recht heeft zich, om gerechtvaardigde en dwingende redenen, te verzetten tegen de verwerking van gegevens die op hem betrekking hebben. Ingeval dit verzet gerechtvaardigd blijkt, mogen de betrokken gegevens niet meer worden verwerkt.

    Artikel 17

    Bestuursrechtelijke samenwerking tussen de lidstaten

    1.   Wanneer een lidstaat een inbreuk vaststelt die gepleegd is door een onderneming met een vergunning die door een bevoegde instantie uit een andere lidstaat is afgegeven en wanneer de ernst van deze inbreuk krachtens deze verordening kan leiden tot de schorsing of intrekking van de vergunning, deelt hij die lidstaat alle inlichtingen waarover hij beschikt met betrekking tot de inbreuken en de opgelegde sancties mede.

    2.   De lidstaten wijzen een nationaal contactpunt aan, dat wordt belast met de uitwisseling van gegevens met de andere lidstaten, voor wat de toepassing van de onderhavige verordening betreft. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op […] in kennis van de naam en het adres van hun nationale contactpunt. De Commissie stelt een lijst op van alle nationale contactpunten en zendt deze aan de lidstaten toe.

    3.   De lidstaten die in het kader van deze verordening gegevens uitwisselen, gebruiken de overeenkomstig lid 2 aangewezen nationale contactpunten.

    4.   De lidstaten die gegevens betreffende de in artikel 6, lid 2, bedoelde inbreuken of betreffende eventuele ongeschikt verklaarde vervoersleiders uitwisselen, nemen de in artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. …/2008 van het Europees Parlement en de Raad van[tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg] of, zo nodig, de in artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. …/2008 van het Europees Parlement en de Raad van … [tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor touringcar en autobusdiensten] bedoelde procedure en termijnen in acht. Wanneer een lidstaat van een andere lidstaat een melding Image ontvangt van een ernstige inbreuk die tot een veroordeling heeft geleid , vermeldt hij deze aangemelde inbreuk in zijn nationale elektronische register.

    Hoofdstuk V

    Onderlinge erkenning van certificaten en andere stukken

    Artikel 18

    Verklaring en andere documenten betreffende de betrouwbaarheid

    1.   Onverminderd het bepaalde in artikel 10, lid 4, aanvaardt de Image lidstaat van vestiging voor toegang tot het beroep van wegvervoersondernemer als voldoende bewijs van betrouwbaarheid de overlegging van een uittreksel uit het strafregister of, bij het ontbreken daarvan, een gelijkwaardig document , afgegeven door de bevoegde rechterlijke of bestuursrechtelijke instantie van de lidstaat of de lidstaten waar de vervoersleider zijn gewone verblijfplaats had .

    2.   Wanneer een lidstaat aan zijn onderdanen bepaalde eisen inzake betrouwbaarheid stelt waarvan het bewijs niet door middel van het in lid 1 genoemde document kan worden geleverd, erkent deze lidstaat voor de onderdanen van de andere lidstaten als voldoende bewijs een verklaring, waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan , afgegeven door de bevoegde rechterlijke of bestuursrechtelijke instantie van de lidstaat of de lidstaten waar de vervoersleider zijn gewone verblijfplaats had . De verklaring heeft betrekking op de precieze criteria waarmee in de lidstaat van vestiging rekening wordt gehouden.

    3.   Indien het overeenkomstig de leden 1 en 2 vereiste document niet wordt afgegeven door de lidstaat of de lidstaten waar de vervoersleider zijn gewone verblijfplaats had , kan het worden vervangen door een door de betrokkene onder ede afgelegde verklaring of door diens plechtige verklaring ten overstaan van een bevoegde rechterlijke of bestuursrechtelijke instantie of, in voorkomend geval, ten overstaan van een notaris van de lidstaat of de lidstaten waar de vervoersleider zijn gewone verblijfplaats had , die een bewijs afgeeft waarin de aflegging van deze eed of plechtige verklaring wordt bevestigd.

    4.   De overeenkomstig de leden 1 en 2 afgegeven documenten mogen niet meer dan drie maanden vóór de overlegging ervan zijn afgegeven. Deze voorwaarde geldt ook voor de overeenkomstig lid 3 afgelegde verklaringen.

    Artikel 19

    Verklaringen in verband met de financiële draagkracht

    Wanneer een lidstaat aan zijn onderdanen naast de in artikel 7 bedoelde voorwaarden aanvullende voorwaarden inzake financiële draagkracht oplegt, erkent deze lidstaat voor onderdanen van een andere lidstaat als voldoende bewijs een verklaring waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan , afgegeven door een bevoegde bestuursrechtelijke instantie van de lidstaat of de lidstaten waar de vervoersleider zijn gewone verblijfplaats had . Deze verklaringen hebben betrekking op precieze informatie waarmee in de nieuwe lidstaat van vestiging rekening wordt gehouden.

    Artikel 20

    Verklaringen inzake de vakbekwaamheid

    1.   De lidstaten aanvaarden als voldoende bewijs van vakbekwaamheid de overeenkomstig het modelgetuigschrift in bijlage II door de daarvoor erkende autoriteiten of instanties afgegeven getuigschriften.

    2.   De verklaringen van vakbekwaamheid die vóór […] op grond van de tot die datum geldende bepalingen aan wegvervoersondernemers zijn afgegeven, worden gelijkgesteld aan getuigschriften waarvan het model in bijlage II is opgenomen en worden in alle lidstaten erkend als bewijs van vakbekwaamheid. De lidstaten delen de Commissie mee welke verklaringen zij voor de toepassing van dit artikel erkennen als bewijs van vakbekwaamheid.

    Hoofdstuk VI

    Slotbepalingen

    Artikel 21

    Sancties

    1.   De lidstaten bepalen de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om de tenuitvoerlegging daarvan te waarborgen. De aldus bepaalde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 januari 2012 van die bepalingen in kennis en stellen haar zo spoedig mogelijk in kennis van eventuele latere wijzigingen daarvan.

    2.   De in lid 1 bedoelde sancties omvatten met name de Image schorsing van de vergunning voor de uitoefening van het beroep, de intrekking van deze vergunningen en het ongeschikt verklaren van de betrokken vervoersleiders. Deze sancties omvatten ook de inbeslagneming van voertuigen waarmee vervoer wordt uitgevoerd door een onderneming die niet over een vergunning beschikt overeenkomstig deze verordening.

    Image

    Artikel 22

    Overgangsbepalingen

    De ondernemingen die voor de datum waarop deze verordening in werking treedt over een vergunning beschikken voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer, zorgen ervoor dat zij uiterlijk twee jaar na die datum aan de bepalingen van deze verordening voldoen.

    Artikel 23

    Wederzijdse bijstand

    De bevoegde instanties van de lidstaten werken nauw samen en verlenen elkaar wederzijdse bijstand voor de tenuitvoerlegging van deze verordening. Zij wisselen gegevens uit betreffende veroordelingen die zijn uitgesproken wegens ernstige inbreuken of andere specifieke feiten die gevolgen kunnen hebben voor de uitoefening van het beroep van wegvervoersondernemer, zulks met inachtneming van de bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens. Image

    Artikel 24

    Comité

    1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer  (11) ingestelde comité.

    2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

    3.   Waneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

    4.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4 alsmede lid 5, onder b), en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 5 bis, lid 3, onder c), en lid 4, onder b) en e), van Besluit 1999/468/EG bepaalde termijnen worden vastgesteld op één maand.

    Artikel 25

    Verslagen over de uitoefening van het beroep

    1.   De lidstaten stellen om de twee jaar een verslag op over de activiteiten van de bevoegde instanties en delen de Commissie dit verslag mede. Het verslag bevat het volgende:

    a)

    een analyse van de sector op het gebied van de betrouwbaarheid, de financiële draagkracht en de vakbekwaamheid;

    b)

    het aantal uitgereikte vergunningen per jaar en per categorie, het aantal geschorste of ingetrokken vergunningen,

    Image

    het aantal personen dat ongeschikt is verklaard en de redenen waarom dat is gebeurd;

    c)

    het jaarlijkse aantal afgegeven getuigschriften van vakbekwaamheid;

    d)

    kernstatistieken betreffende

    Image

    de nationale elektronische registers en het gebruik daarvan door de bevoegde autoriteiten ;

    e)

    een analyse van de uitwisseling van gegevens met andere lidstaten, met inbegrip van het jaarlijks aantal vastgestelde inbreuken dat aan een andere lidstaat is gemeld, het jaarlijks aantal overeenkomstig artikel 17, lid 3, ontvangen antwoorden en het jaarlijks aantal overeenkomstig artikel 17, lid 4, ontvangen vragen en antwoorden.

    2.   De Commissie stelt op basis van de verslagen van de lidstaten elke twee jaar ten behoeve van het Parlement en de Raad een verslag op betreffende de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer. In dit verslag wordt met name de uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten geëvalueerd. Dit verslag wordt op hetzelfde moment gepubliceerd als het in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer  (12) bedoelde verslag.

    3.     Uiterlijk op 1 juni 2009 presenteert de Commissie een rapport over de mogelijke gevolgen van een uitbreiding van het toepassingsgebied van deze verordening tot commercieel vervoer met voertuigen die door hun bouwtype en uitrusting geschikt en bestemd zijn om, met inbegrip van de bestuurder, ten hoogste negen personen te vervoeren. De Commissie neemt indien nodig de relevante initiatieven.

    Artikel 26

    Lijst van de bevoegde instanties

    Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk op 1 juni 2009 de lijst mee van de bevoegde instanties die hij heeft aangewezen voor de afgifte van vergunningen voor de uitoefening van het beroep van wegvervoersondernemer alsmede de lijst van de autoriteiten of instanties die bevoegd zijn voor de organisatie van examens en de afgifte van certificaten . De Commissie publiceert de geconsolideerde lijst van deze autoriteiten of instanties van de hele Gemeenschap in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 27

    Mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen

    De lidstaten delen de Commissie Image de tekst mede van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van intern recht die zij op het onder deze verordening vallende gebied vaststellen. Zij doen dit uiterlijk zes dagen na de datum van goedkeuring van die bepalingen, en voor het eerst uiterlijk op 1 juni 2009.

    Artikel 28

    Intrekking

    Richtlijn 96/26/EG wordt ingetrokken.

    Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

    Artikel 29

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 juni 2009 .

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

    Gedaan te …

    Voor het Europees Parlement

    De Voorzitter

    Voor de Raad

    De Voorzitter


    (1)  PB C …

    (2)  PB C …

    (3)  Standpunt van het Europees Parlement van 21 mei 2008.

    (4)  PB L 124 van 23.5.1996, blz. 1. Image.

    (5)  PB L …

    (6)  PB L …

    (7)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

    (8)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Image.

    (9)  PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11. Image.

    (10)  Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 35).

    (11)  PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8. Image.

    (12)  PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1.

    BIJLAGE I

    I.   LIJST VAN DE IN ARTIKEL 8 BEDOELDE ONDERWERPEN

    De voor de vaststelling van de vakbekwaamheid door de lidstaten in aanmerking te nemen kennis moet ten minste betrekking hebben op de in de onderstaande lijst genoemde onderwerpen voor het goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg. Voor deze onderwerpen moeten de kandidaat-ondernemers van vervoer over de weg het kennis- en vaardigheidsniveau bezitten dat nodig is om een vervoersonderneming te leiden.

    Het hieronder beschreven minimumkennisniveau mag niet lager zijn dan niveau 3 van de structuur van de opleidingsniveaus als aangegeven in de bijlage bij Beschikking 85/368/EEG van de Raad van 16 juli 1985 inzake de vergelijkbaarheid van de getuigschriften van vakbekwaamheid tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap  (1), dat wil zeggen het niveau dat is bereikt door verplicht onderwijs aangevuld met hetzij beroepsopleiding en aanvullende technische opleiding, hetzij technische schoolopleiding of andere technische opleiding, op secundair niveau.

    A.   Burgerlijk recht

    Vervoer van goederen en personen over de weg

    De kandidaat moet met name:

    1.

    kennis hebben van de belangrijkste contracten die in het vervoer over de weg worden gebruikt en van de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen;

    2.

    in staat zijn onderhandelingen te voeren over een rechtsgeldige vervoersovereenkomst, met name wat de vervoersvoorwaarden betreft.

    Vervoer van goederen over de weg

    3.

    in staat zijn een klacht van zijn opdrachtgever te onderzoeken in verband met schade ten gevolge van verlies of beschadiging van goederen tijdens het vervoer dan wel van vertraging bij de aflevering, en kunnen bepalen welke de gevolgen van de klacht zijn voor zijn contractuele aansprakelijkheid;

    4.

    kennis hebben van de regels en verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR).

    Vervoer van personen over de weg

    5.

    in staat zijn een klacht van zijn opdrachtgever te onderzoeken in verband met door reizigers geleden schade of schade aan hun bagage ten gevolge van een ongeval tijdens het vervoer of in verband met schade als gevolg van vertraging, en kunnen bepalen welke de gevolgen van de klacht zijn voor zijn contractuele aansprakelijkheid.

    B.   Handelsrecht

    Vervoer van goederen en personen over de weg

    De kandidaat moet met name:

    1.

    kennis hebben van de voorwaarden en de regels inzake de bedrijfsuitoefening en de algemene verplichtingen van ondernemers (inschrijving, boekhouding, enz.) en van de consequenties van een faillissement;

    2.

    de vereiste kennis hebben omtrent de verschillende ondernemingsvormen en de daarmee verband houdende voorschriften inzake oprichting en werking.

    C.   Sociaal recht

    Vervoer van goederen en personen over de weg

    De kandidaat moet met name:

    1.

    op de hoogte zijn van de rol en het functioneren van verschillende sociale instellingen in de wegvervoersector (vakbonden, ondernemingsraden, personeelsvertegenwoordiging, arbeidsinspectie, enz.);

    2.

    kennis hebben van de verplichtingen van de werkgever op het gebied van de sociale zekerheid;

    3.

    kennis hebben van de voorschriften inzake de arbeidsovereenkomsten voor de verschillende categorieën werknemers van ondernemingen voor vervoer over de weg (vorm van de overeenkomst, verplichtingen van de partijen, arbeidsvoorwaarden en werktijden, betaalde vakanties, salaris, verbreking van het contract, enz.);

    4.

    kennis hebben van de voorschriften inzake rij- en rusttijden alsmede werktijden en met name van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 561/2006

    Image

    , Verordening (EEG) nr. 3821/85

    Image

    , Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen  (2) en Richtlijn 2006/22/EG alsmede van de wijze waarop deze wetgeving in de praktijk wordt toegepast;

    5.

    op de hoogte zijn van de voorschriften, met name op grond van Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen  (3), inzake de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders.

    D.   Belastingrecht

    Vervoer van goederen en personen over de weg

    De kandidaat moet met name kennis hebben van de voorschriften inzake:

    1.

    de BTW op vervoersdiensten;

    2.

    de motorrijtuigenbelasting;

    3.

    de heffingen op bepaalde voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van goederen over de weg alsmede de tolgelden en gebruiksrechten voor het gebruik van bepaalde infrastructuur;

    4.

    de inkomstenbelasting.

    E.   Zakelijk en financieel beheer van de onderneming

    Vervoer van goederen en personen over de weg

    De kandidaat moet met name:

    1.

    kennis hebben van de wettelijke bepalingen en de praktijken met betrekking tot het gebruik van cheques, wissels, promesses, creditcards en andere betaalmiddelen of -methoden;

    2.

    kennis hebben van de verschillende kredietvormen (bankkrediet, documentair krediet, waarborgsommen, hypotheken, leasing, renting, factoring, enz.) en de daaruit voortvloeiende lasten en verplichtingen;

    3.

    weten wat een balans is en hoe een balans is opgesteld en moet worden geïnterpreteerd;

    4.

    een winst- en verliesrekening kunnen lezen en interpreteren;

    5.

    een analyse kunnen maken van de financiële situatie en de rentabiliteit van de onderneming, met name op basis van de financiële ratio's;

    6.

    een begroting kunnen opstellen;

    7.

    weten hoe zijn kostprijs is samengesteld (vaste kosten, variabele kosten, bedrijfskosten, afschrijvingen, enz.) en berekeningen per voertuig, per kilometer, per reis of per ton kunnen maken;

    8.

    een organisatieschema voor alle werknemers van de onderneming en werkplanningen enz. kunnen opstellen;

    9.

    kennis hebben van de beginselen van het marktonderzoek (marketing), de verkoopbevordering voor vervoerdiensten, het opzetten van klantenbestanden, reclame, public relations, enz.;

    10.

    kennis hebben van de verschillende typen verzekeringen die voor vervoersactiviteiten van belang zijn (aansprakelijkheidsverzekering, verzekering van passagiers, goederen, bagage) en de daarmee verband houdende waarborgen en verplichtingen;

    11.

    kennis hebben van telematicatoepassingen op het gebied van het wegvervoer.

    Vervoer van goederen over de weg

    12.

    de regels betreffende de facturering van goederenvervoersdiensten over de weg kunnen toepassen en kennis hebben van de betekenis en de implicaties van de Incoterms;

    13.

    kennis hebben van de verschillende categorieën tussenpersonen, hun rol, hun functie en eventueel hun status.

    Vervoer van personen over de weg

    14.

    de regels met betrekking tot de tarieven en de prijsstelling in het openbaar en particulier personenvervoer kunnen toepassen;

    15.

    de regels inzake de facturering van personenvervoerdiensten over de weg kunnen toepassen.

    F.   Toegang tot de opdracht

    Vervoer van goederen en personen over de weg

    De kandidaat moet met name:

    1.

    kennis hebben van de beroepsvoorschriften inzake het vervoer over de weg voor rekening van derden, het huren van bedrijfsvoertuigen, uitbesteding, met name de voorschriften betreffende de officiële beroepsorganisatie, de toegang tot het beroep, vergunningen voor intracommunautair en extracommunautair wegvervoer alsmede handhaving en sancties;

    2.

    kennis hebben van de voorschriften inzake de oprichting van een onderneming voor vervoer over de weg;

    3.

    kennis hebben van de verschillende documenten die vereist zijn voor de uitvoering van wegvervoer en de controleprocedures kunnen ontwikkelen om ervoor te zorgen dat op het kantoor van de onderneming en aan boord van de voertuigen met elkaar overeenstemmende documenten aanwezig zijn met betrekking tot ieder uitgevoerd transport, met name de documenten inzake het voertuig, de bestuurder, de goederen en de bagage.

    Vervoer van goederen over de weg

    4.

    kennis hebben van de voorschriften inzake de marktordening voor het goederenvervoer over de weg, expeditiebedrijven en logistiek;

    5.

    kennis hebben van grensformaliteiten, de functie en betekenis van T-documenten en het carnet-TIR en van de verplichtingen en verantwoordelijkheden die aan het gebruik daarvan zijn verbonden;

    Vervoer van personen over de weg

    6.

    kennis hebben van de voorschriften betreffende de marktordening voor het personenvervoer over de weg;

    7.

    kennis hebben van de voorschriften inzake de invoering van nieuwe vervoersdiensten en vervoerplannen kunnen opstellen.

    G.   Normen en technische voorschriften

    Vervoer van goederen en personen over de weg

    De kandidaat moet met name:

    1.

    kennis hebben van de voorschriften betreffende gewichten en afmetingen van voertuigen in de lidstaten en van de procedures met betrekking tot uitzonderlijke transporten waarbij van deze voorschriften wordt afgeweken;

    2.

    afhankelijk van de behoefte van de onderneming de voertuigen en de onderdelen daarvan kunnen kiezen (chassis, motor, transmissiesystemen, remsystemen, enz.);

    3.

    kennis hebben van de formaliteiten inzake de goedkeuring, de registratie en de technische keuring van de voertuigen;

    4.

    in staat zijn de nodige maatregelen te nemen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen en tegen geluidsoverlast;

    5.

    periodieke onderhoudsplannen kunnen opstellen voor voertuigen en uitrusting;

    Vervoer van goederen over de weg

    6.

    kennis hebben van de diverse typen laad- en losmachines (laadkleppen, containers, pallets, enz.) en in staat zijn procedures en instructies te ontwikkelen voor het laden en lossen van goederen (belastingsverdeling, stapelen, beladen, vastzetten, enz.);

    7.

    kennis hebben van de verschillende technieken op het gebied van gecombineerd vervoer, zoals rail-wegvervoer of ro-ro-vervoer;

    8.

    in staat zijn de procedures in het kader van de voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen en afvalstoffen toe te passen, met name de procedures op grond van Richtlijn 94/55/EG van de Raad (4), Richtlijn 96/35/EG van de Raad (5) en Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad (6);

    9.

    in staat zijn de procedures in het kader van de voorschriften betreffende het vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen toe te passen, met name die welke zijn gebaseerd op de Overeenkomst inzake het internationale vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen en het gebruik van speciale vervoermiddelen bij dit vervoer (ATP);

    10.

    in staat zijn de procedures in het kader van de voorschriften voor het vervoer van levende dieren toe te passen.

    H.   Verkeersveiligheid

    Vervoer van goederen en personen over de weg

    De kandidaat moet met name:

    1.

    weten over welke certificaten het rijdend personeel moet beschikken (rijbewijs, medische attesten, verklaring van geschiktheid, enz.);

    2.

    maatregelen kunnen nemen om ervoor te zorgen dat de bestuurders zich houden aan de in de verschillende lidstaten geldende verkeersvoorschriften en -verboden en -beperkingen (snelheidsbeperkingen, voorrangsregels, voorschriften inzake stoppen en parkeren, gebruik van lichten, verkeerssignalering, enz.);

    3.

    in staat zijn voor de bestuurders instructies op te stellen met betrekking tot de controle op de veiligheidsnormen inzake de staat van het vervoermaterieel, de uitrusting, de lading en de te nemen preventieve maatregelen;

    4.

    in staat zijn procedures op te stellen die moeten worden gevolgd bij een ongeval, en de nodige procedures toe te passen om herhaling van ongevallen of ernstige inbreuken te voorkomen;

    5.

    in staat zijn procedures toe te passen om de goederen op een veilige manier vast te zetten en op de hoogte zijn van de technieken op dat gebied.

    Vervoer van personen over de weg

    6.

    een elementaire kennis hebben van de structuur van het wegennet in de lidstaten.

    II.   ORGANISATIE VAN HET EXAMEN

    1.

    De lidstaten organiseren een verplicht schriftelijk examen, dat met een mondeling examen kan worden aangevuld, om na te gaan of de kandidaat-wegvervoerders beschikken over het in punt I vereiste kennisniveau omtrent de daar genoemde onderwerpen en met name in staat zijn om de daarmee verband houdende instrumenten en technieken te gebruiken en de voorgeschreven uitvoerende en coördinerende taken te verrichten.

    a)

    Het verplicht schriftelijk examen bestaat uit twee onderdelen, namelijk:

    schriftelijke vragen in de vorm van hetzij meerkeuzevragen (vier antwoordmogelijkheden), hetzij vragen met één antwoord, hetzij een combinatie van de twee systemen;

    schriftelijke opdrachten/case studies.

    Elk onderdeel duurt ten minste twee uur.

    b)

    Wanneer een mondeling examen wordt georganiseerd, kunnen de lidstaten eisen dat een kandidaat geslaagd is voor het schriftelijk examen om te worden toegelaten tot het mondeling examen.

    2.

    Wanneer de lidstaten ook een mondeling examen organiseren, moeten zij voor elk onderdeel een weging van de punten toepassen, met een minimum van 25 % en een maximum van 40 % van het totale aantal toe te kennen punten.

    Wanneer de lidstaten uitsluitend een schriftelijk examen organiseren, moeten zij voor elk onderdeel een weging van de punten toepassen, met een minimum van 40 % en een maximum van 60 % van het totale aantal toe te kennen punten.

    3.

    Voor alle onderdelen tezamen moeten de kandidaten een gemiddelde van ten minste 60 % van het puntentotaal behalen, zonder dat het voor elk onderdeel behaalde percentage minder mag bedragen dan 50 % van het totaal dat kan worden behaald. Een lidstaat mag dat percentage voor één onderdeel terugbrengen van 50 tot 40.


    (1)  PB L 199 van 31.7.1985, blz. 56.

    (2)   PB L 80 van 23.3.2002, blz. 35 .

    (3)   PB L 226 van 10.9.2003, blz. 4 .

    (4)  Richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (PB L 319 van 12.12.1994, blz. 7).

    (5)  Richtlijn 96/35/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de aanwijzing en de beroepsbekwaamheid van veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren (PB L 145 van 19.6.1996, blz. 10).

    (6)  Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende de aanwijzing en de beroepsbekwaamheid van veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren ( PB L 30 van 6.2.1993, blz. 1 ). Ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 (PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1).

    BIJLAGE II

    Image

    Tekst van het beeld

    BIJLAGE III

    De lijst van inbreuken als bedoeld in artikel 6, lid 2, onder a), luidt als volgt:

    1.

    a)

    Overschrijding met 25 % of meer van de voor zes dagen of veertien dagen geldende maximumrijtijden;

    b)

    Overschrijding met 50 % of meer van de voor één dag geldende rijtijd tijdens een dagelijkse werkperiode zonder te pauzeren of een ononderbroken rusttijd van minimaal 4, 5 uur in acht te nemen.

    2.

    Het ontbreken van de tachograaf en/of snelheidsbegrenzer of het gebruik van een onrechtmatig instrument waarmee de registratie van het controleapparaat en/of de snelheidsbegrenzer kan worden gemanipuleerd, of vervalsing van [ …] registratiebladen of gegevens die van de tachograaf en/of de bestuurderskaart worden overgebracht.

    3.

    Het rijden met een voertuig zonder geldig keuringsbewijs van technische controle of een voertuig waarvan op grond van een zeer ernstige tekortkoming aan, onder andere, het remsysteem, stuurstangen, wielen/banden, ophangingen of chassis een direct gevaar voor de verkeersveiligheid uitgaat dat tot een beslissing zou leiden het voertuig stil te zetten.

    4.

    Het vervoeren van gevaarlijke goederen waarvoor een vervoerverbod geldt, of van gevaarlijke goederen die worden getransporteerd zonder de vereiste etikettering of markering op het voertuig.

    5.

    Het vervoeren van passagiers of goederen zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs of door een onderneming die niet over een geldige communautaire vergunning beschikt.

    6.

    Het gebruik door de bestuurder van een vervalste bestuurderskaart, een bestuurderskaart waarvan hij niet de houder is of een bestuurderskaart die is verkregen op basis van foute verklaringen en/of vervalste documenten.

    7.

    Het overschrijden, bij het vervoer van goederen, van het toegestaan maximumgewicht in beladen toestand met 20 % of meer.


    Top