Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008AE0274

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, wat de steunregeling voor katoen betreft COM(2007) 701 final — 2007/0242 (CNS)

    PB C 162 van 25.6.2008, p. 83–85 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    25.6.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 162/83


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, wat de steunregeling voor katoen betreft”

    COM(2007) 701 final — 2007/0242 (CNS)

    (2008/C 162/17)

    De Raad heeft op 4 december 2007 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 37 van het EG-Verdrag te raadplegen over het

    „Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, wat de steunregeling voor katoen betreft”

    De gespecialiseerde afdeling Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 22 januari 2008 goedgekeurd. Rapporteur was de heer NARRO SÁNCHEZ.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 13 en 14 februari 2008 gehouden 442e zitting (vergadering van 14 februari 2008) onderstaand advies uitgebracht, dat met 141 stemmen vóór en 33 stemmen tegen, bij 13 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1

    De nieuwe katoenregeling treedt in werking op 1 januari 2008. De Raad van ministers dient dan ook zo snel mogelijk een besluit te nemen, zodat de landbouwers weten welk juridisch kader tijdens het volgende verkoopseizoen van toepassing zal zijn.

    1.2

    Het Comité onderstreept dat de in de nietig verklaarde verordening vastgestelde ontkoppeling van de steun van 65 %, die door de Commissie in haar voorstel wordt gehandhaafd, niet het juiste instrument is om de katoenteelt in bepaalde productieregio's van de EU veilig te stellen. Het feit dat het om een arbeidsintensieve sector gaat, de hoge productiekosten, de sterk schommelende prijzen op de wereldmarkt en andere factoren van uiteenlopende aard, maken dat het Commissievoorstel het verdwijnen van de katoenteelt niet zal kunnen afwenden.

    1.3

    Een terugkeer naar het systeem zoals dat tot de hervorming van 2004 bestond, en dat gebaseerd was op productiesteun, zou ervoor kunnen zorgen dat de bedrijven in alle productieregio's van de EU in stand worden gehouden. Het Comité ziet echter wel in dat de nieuwe GLB-koers en de internationale verbintenissen van de EU in het kader van de WTO, het onmogelijk maken de oude regeling in ere te herstellen.

    1.4

    Er bestaan grote verschillen tussen de Griekse en Spaanse productie. De productiesteun buiten beschouwing gelaten is het moeilijk een homogene steunregeling te vinden die op beide landen zonder onderscheid kan worden toegepast. Gezien deze verschillen pleit het Comité voor een zo flexibel mogelijke regeling voor de katoensector. Het beroept zich daarbij op het subsidiariteitsbeginsel, dat ook ten grondslag lag aan de meest recente hervormingen van de GMO's voor de sectoren wijn en groenten en fruit. Elke lidstaat moet de nodige speelruimte krijgen om te kiezen voor de oplossing die het best is afgestemd op zijn productiegebieden.

    1.5

    Als wordt vastgehouden aan een hoog ontkoppelingspercentage moet een overgangsperiode in het leven worden geroepen, zodat de producenten zich geleidelijk kunnen aanpassen. Een hoog koppelingspercentage op zich is overigens geen garantie voor de instandhouding van de katoenproductie. Ook de vereiste inzake het oogsten en de bepaling dat de katoen van gezonde handelskwaliteit moet zijn, betekenen niet noodzakelijk dat kan worden vastgehouden aan het productieniveau van voor de hervorming. Er moeten daarom selectievoorwaarden worden vastgelegd, waaronder criteria die verband houden met de afgeleverde productiehoeveelheid.

    1.6

    Het EESC wijst erop dat de nieuwe regeling al haar pijlen moet richten op de kwaliteit van het eindproduct, in tegenstelling tot de huidige regeling, die ertoe leidt dat de kwaliteit zienderogen achteruitgaat en de verkoop van Europese katoen moeizaam verloopt. Katoen is bedoeld voor de textielsector, en er dient dus rekening te worden gehouden met de scherpe concurrentie in die sector. Vandaar dat maatregelen moeten worden genomen om de productie van kwaliteitskatoen te bevorderen. Daarnaast moet waar mogelijk de weg worden vrijgemaakt voor nieuwe technologische alternatieven, geïntegreerde productiesystemen en milieuvriendelijke productie.

    2.   Algemene opmerkingen

    2.1

    De eerste steunregeling voor katoen werd ingesteld in 1980, met de toetreding van Griekenland tot de Europese Gemeenschap. In 1986 werd deze regeling uitgebreid tot de nieuwe lidstaten Spanje en Portugal. De regeling voor de katoensector was gebaseerd op de zogenoemde „compenserende steun”: er werd prijssteun toegekend aan de verwerkers die op hun beurt een minimumprijs betaalden aan de landbouwers die de katoen leverden. Deze regeling werd in 2000 gewijzigd met de invoering van gegarandeerde maximumhoeveelheden en nieuwe milieuvereisten.

    2.2

    De basisbeginselen van de GLB-hervorming van 2003 indachtig stelde de Raad in april 2004 een nieuwe katoenregeling vast die is gebaseerd op de ontkoppeling van steun en productie. De ontkoppelde betalingen zouden zo 65 % bedragen, de gekoppelde steun nog 35 %. De hervorming is in werking getreden op 1 januari 2006. Er is niet voorzien in de mogelijkheid om het percentage van de gedeeltelijke ontkoppeling te wijzigen.

    2.3

    Op 7 september 2006 heeft het Europees Hof van Justitie een besluit zonder precedent genomen: het is ingegaan op het verzoek van het Koninkrijk van Spanje om de in 2004 vastgelegde katoenregeling nietig te verklaren omdat deze zou indruisen tegen het evenredigheidsbeginsel. Kijken we naar de in het EU-Verdrag opgenomen definitie, dan mogen we daaruit concluderen dat de in het kader van de hervorming van de katoenregeling voorgestelde maatregelen niet in verhouding staan tot het vooropgestelde doel. De Commissie had geen rekening gehouden met de salariskosten bij het berekenen van de verwachte rentabiliteit van de katoenteelt en er was geen aandacht besteed aan de gevolgen van de hervorming voor de egreneringsindustrie. Het Hof van Justitie heeft de gevolgen van de nietigverklaring van de hervorming opgeschort tot de Commissie met een nieuw voorstel komt.

    2.4

    Met het oog op de uitwerking van een nieuw voorstel heeft de Commissie opdracht gegeven tot de opstelling van twee studies over resp. het milieu-effect en de sociaaleconomische impact van de katoenproductie. Daarnaast heeft zij verschillende keren vergaderd met de vertegenwoordigers van de katoensector en een openbare raadpleging op touw gezet.

    2.5

    Op 9 november jl. kwam de Commissie ten slotte met haar voorstel voor een nieuwe katoenregeling, dat tot algemene verbijstering van de sector nagenoeg identiek bleek te zijn aan de huidige regeling. In een notendop komt het voorstel hierop neer: gedeeltelijke ontkoppeling van 65 % van de steun, de resterende 35 % blijft gekoppeld aan de productie. Het EESC is van oordeel dat de Commissie haar voorstellen zou moeten aanpassen aan de verschillen tussen de Griekse en de Spaanse productie.

    2.6

    In de periode waarin de huidige katoenregeling van kracht was is de productie gedaald en het inkomen van de telers afgenomen, met als gevolg dat de katoenteelt in bepaalde productiezones langzaam maar zeker wordt opgegeven. In zijn advies over de hervorming van 2004 heeft het EESC er al op gewezen dat de gedeeltelijke ontkoppeling tot een sterke afname van de bebouwde oppervlakte leidt.

    2.7

    De EU-productie blijft zo goed als helemaal beperkt tot bepaalde regio's in twee landen van het Middellandse-Zeegebied, nl. Griekenland en Spanje. Met 380 000 hectare grond voor de katoenteelt is Griekenland de belangrijkste katoenproducent in Europa. In Spanje bedroeg het katoenareaal in 2007 circa 63 000 hectare. In Portugal wordt geen katoen meer geteeld, terwijl de productie in Bulgarije uiterst bescheiden is. Over het algemeen wordt katoen geteeld in de grootste achterstandsgebieden, waar weinig ander werk te vinden is en die ook in de periode 2007-2013 nog onder de convergentiedoelstelling vallen.

    2.8

    In Griekenland is het katoenareaal met 11 % afgenomen en hebben de productiecijfers een vergelijkbare daling gekend. Deze ontwikkeling is te wijten aan de ongunstige weersomstandigheden maar vooral ook aan de toepassing van de hervorming van 2004.

    2.9

    De gevolgen van de huidige regeling voor de sector zijn in Spanje veel ingrijpender dan in Griekenland. Andalusië, de belangrijkste katoenproducerende regio in Spanje, heeft in de loop van niet meer dan twee verkoopseizoenen 30 % van het areaal en 65 % van de productie verloren. Werden in 2004 nog 347 000 ton katoen geoogst, in 2007 waren dat er nog maar 130 000. De laatste twee jaar is 30 % van de producenten uit de katoenteelt gestapt. Deze daling van de productie maakt dat het grootste gedeelte van de Spaanse katoenindustrie op korte termijn gedoemd is te verdwijnen. Een en ander heeft immers drastische gevolgen voor de werkgelegenheid in de egreneringsindustrie en het benodigde aantal arbeidskrachten in de bedrijven.

    2.10

    In het licht van het voorgaande verzoekt het EESC de Commissie om meer flexibiliteit in haar voorstel in te bouwen, zodat de lidstaten op grond van het subsidiariteitsbeginsel meer speelruimte krijgen.

    2.11

    Ontkoppeling — in welke mate dan ook — zal een zwaar stempel drukken op de katoensector. De egreneringsindustrie zal een vergaande herstructurering moeten ondergaan om het hoofd te kunnen bieden aan de nieuwe situatie. Om de werkgelegenheid in de productiegebieden te behouden zal financiële steun van de Commissie onontbeerlijk zijn. Er is specifieke financiële steun nodig voor de egreneringsindustrie, waarmee de gevolgen van het stopzetten van de activiteiten kunnen worden opgevangen en alternatieven kunnen worden geboden, zodat geen banen verloren gaan. De in de laatste hervorming van de GMO suiker opgenomen maatregelen voor omschakeling van de industrie kunnen in dit verband tot voorbeeld strekken.

    3.   Bijzondere opmerkingen

    3.1

    Het EESC is het volmondig met de Commissie eens dat de brancheorganisaties een voorname rol te vervullen hebben bij de coördinatie van de afzet, het opstellen van standaardcontractformulieren en het bevorderen van de productie van kwaliteitskatoen. Maar gezien de wijze waarop deze rol in de huidige regeling wordt ingevuld en gezien het ontbreken van enig verband met de andere maatregelen heeft dit instrument in de twee jaar dat de regeling van kracht is, weinig effect gesorteerd en valt te betwijfelen of de brancheorganisaties ervoor kunnen zorgen dat hun leden toegang krijgen tot de aanvullende steun. Zo bestaat er in Spanje maar één brancheorganisatie, die verantwoordelijk is voor 10 000 hectare areaal.

    3.2

    De Commissie is voornemens in oktober 2008 een groenboek uit te brengen over de toepassing van het kwaliteitsbeleid in de Europese Unie. De desbetreffende wetsvoorstellen zullen dan ook niet vóór 2009 worden ingediend. Voorts heeft de Commissie onlangs aangegeven dat zij wil nagaan of katoen kan worden opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 510/2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen.

    3.3

    Als ook katoen onder deze beschermende regeling zou vallen, krijgen veel producenten daarmee een nuttig instrument in handen om de toegevoegde waarde van hun productie te verhogen. Zo kunnen zij de uitdagingen aangaan van een open en sterk aan concurrentie onderhevige markt en kunnen zij op een redelijk inkomen rekenen. De Commissie zou moeten trachten via een urgentieprocedure de uitbreiding van de regeling tot de katoensector te verkrijgen.

    3.4

    De juiste oorsprongscertificeringen en Europese kwaliteitscontroles kunnen ertoe bijdragen dat de Europese katoenproductie de toegevoegde waarde krijgt waarnaar alle Europese initiatieven terzake streven. Aangezien de EU een netto-importeur van katoen is, moet de controle op de ingevoerde producten worden versterkt. Katoen zou daarom ook moeten worden opgenomen in de lijst van producten die in aanmerking komen voor acties op het vlak van informatie en bevordering, hoewel deze maatregel op zich de sector niet zal redden.

    3.5

    Het EESC staat achter alle Commissievoorstellen die gericht zijn op de verbetering van de kwaliteit van katoen. De laatste jaren heeft de katoensector grote vooruitgang geboekt op het gebied van milieubescherming. Zo zijn inspanningen geleverd op het vlak van geïntegreerde productiesystemen, agromilieusteun en milieuvriendelijke productie. In Spanje is de ontwikkeling van geïntegreerde productiesystemen, in combinatie met milieubeschermende maatregelen, in een stroomversnelling geraakt en in Griekenland staat voor 2008 een verordening op het programma om de geïntegreerde productie in goede banen te leiden. De nieuwe regeling moet dit soort initiatieven stimuleren.

    3.6

    Het is aan de EU om de communautaire katoensector te helpen zich aan te passen aan het gebruik van innovatieve technologie.

    3.7

    Zoals gezegd is de EU een netto-importeur van katoen. De communautaire productie vertegenwoordigt slechts 2 % van het katoenverbruik wereldwijd. De EU staat mijlenver af van de grote producenten (de VS, China, India …). De impact van de EU op de ontwikkeling van de wereldmarktprijzen voor deze grondstof is dan ook te verwaarlozen, en de communautaire steun aan de katoenproducenten betekent geen scheeftrekking van de concurrentieverhoudingen. Het is daarom de plicht van de Commissie tijdens de onderhandelingen in multilaterale fora zoals de Wereldhandelsorganisatie, pal te staan voor de Europese katoensector.

    Brussel, 14 februari 2008

    De voorzitter van het

    Europees Economisch en Sociaal Comité

    D. DIMITRIADIS


    Top