Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006PC0016

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

    /* COM/2006/0016 def. - COD 2006/0006 */

    52006PC0016




    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 31.1.2006

    COM(2006) 16 definitief

    2006/0006 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 110 Motivering en doel van het voorstel Artikel 89 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 bepaalt dat de wijze van toepassing van deze verordening bij een latere verordening wordt vastgesteld. 120 Algemene context De voorschriften ter coördinatie van de nationale socialezekerheidsstelsels behoren tot de regelingen betreffende het vrije verkeer van personen en moeten bijdragen aan de verhoging van de levensstandaard en de verbetering van de arbeidsomstandigheden van de Europese burgers die zich binnen de EU verplaatsen. Deze coördinatie wordt op het ogenblik gewaarborgd door Verordening (EEG) nr. 1408/71 en de bijbehorende toepassingsverordening (EEG) nr. 574/72. Verordening (EG) nr. 883/2004 is bedoeld ter vervanging van Verordening (EEG) nr. 1408/71. De nieuwe coördinatievoorschriften van Verordening (EG) nr. 883/2004 kunnen echter pas worden toegepast als de bijbehorende toepassingsverordening, die in de plaats komt van Verordening (EEG) nr. 574/72, zal zijn vastgesteld. Qua vorm komt het voorgestelde wetgevingsinstrument overeen met het thans bestaande. Inhoudelijk beoogt het de bestaande voorschriften te moderniseren en te vereenvoudigen. 130 Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 647/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2005, PB L 117 van 4 mei 2005. Overeenkomst: zowel Verordening (EEG) nr. 574/72 als het voorstel stellen de wijze van toepassing vast van de verordening tot coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Verschil: het voorstel beoogt de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 574/72 te vereenvoudigen en te moderniseren door de samenwerking tussen de socialezekerheidsorganen te versterken en de methoden voor de uitwisseling van gegevens tussen deze organen te verbeteren. 141 Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU Niet van toepassing. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING Raadpleging van belanghebbende partijen 211 Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten Met het voorstel voor een toepassingsverordening wordt in hoofdzaak beoogd om ten behoeve van de gebruikers van de verordening, de burgers en de socialezekerheidsorganen van de lidstaten, concreet de nodige procedures vast te stellen voor de tenuitvoerlegging van de beginselen van de basisverordening. Met betrekking tot het ouderdomspensioen bijvoorbeeld moet worden verduidelijkt welke stappen een verzekerde moet ondernemen om een pensioenaanvraag in te dienen, bij welk orgaan dat moet gebeuren als hij in meer dan een lidstaat heeft gewerkt, hoe de organen onderling gegevens moeten uitwisselen om de volledige loopbaan van de betrokkene in aanmerking te nemen en hoe zij, elk voor zich, het uit te keren pensioen moeten berekenen. Om concrete voorstellen uit te werken voor de meest efficiënte organisatie van de dagelijkse samenwerking tussen de organen in het belang van de rechthebbenden die onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallen, heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden met socialezekerheidsdeskundigen uit de lidstaten. Deze deskundigheid werd voornamelijk gezocht op het meest adequate niveau, met name bij de socialezekerheidsorganen. Hiertoe zijn een aantal werkgroepen in het leven geroepen, die elk een van de door de socialezekerheidsregelingen gedekte risico’s bestreken: ziekte, arbeidsongevallen, beroepsziekten, invaliditeit, ouderdom, werkloosheid en gezinsuitkeringen. Daarnaast staan de Commissie, die het secretariaat van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers (CASSTM) voert, alsook de Technische Commissie en de Rekencommissie binnen de CASSTM permanent in nauw contact met de door de lidstaten aangewezen deskundigen voor de toepassing van de coördinatievoorschriften. 212 Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden Er zijn werkgroepen van deskundigen bijeengekomen. Een horizontale groep, die meer in het bijzonder was belast met het doen van voorstellen over de opzet en algemene teneur van de toepassingsverordening, heeft een informeel samenvattend verslag met richtsnoeren uitgebracht. Deze zijn voor het merendeel in het voorstel gevolgd. Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid 221 Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden Sociale zekerheid. 222 Gebruikte methode Werkgroepen, bestaande uit socialezekerheidsdeskundigen uit de verschillende branches: ziekte, arbeidsongevallen, beroepsziekten, invaliditeit, ouderdom, werkloosheid en gezinsuitkeringen. 223 Voornaamste geraadpleegde organisaties en deskundigen Er heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden met socialezekerheidsdeskundigen uit de lidstaten. Deze deskundigheid werd voornamelijk gezocht op het meest adequate niveau, met name bij de socialezekerheidsorganen. Hiertoe zijn een aantal werkgroepen in het leven geroepen, die elk een van de door de socialezekerheidsregelingen gedekte risico’s bestreken: ziekte, arbeidsongevallen, beroepsziekten, invaliditeit, ouderdom, werkloosheid en gezinsuitkeringen. 2249 Samenvatting van de ontvangen en gebruikte adviezen Er werd geen melding gemaakt van het bestaan van mogelijk ernstige risico’s met onomkeerbare gevolgen. 225 Het werd nodig gevonden de procedures voor de gebruikers van de verordening (socialezekerheidsorganen, bevoegde autoriteiten, werkgevers) en de verzekerden (werknemers en zelfstandigen) te vereenvoudigen en de rechten en plichten van deze verschillende groepen die in de coördinatie van de socialezekerheidsregelingen een rol spelen, te verduidelijken. 226 Wijze waarop het deskundigenadvies voor het publiek beschikbaar is gesteld Gelet op het technische karakter van de materie en het informele karakter van de ontvangen deskundigenadviezen zullen de verslagen niet openbaar worden gemaakt. 230 Effectbeoordeling Dankzij de toepassingsverordening kunnen de burgers profiteren van de verbeteringen die met Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn aangebracht. Pas wanneer de basisverordening en de bijbehorende toepassingsverordening zijn goedgekeurd, kunnen de vernieuwde voorschriften hun effect sorteren uit het oogpunt van modernisering, vereenvoudiging en verbetering van de rechten van de burgers. De thans geldende verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en 574/72 worden dan vervangen door Verordening (EG) nr. 883/2004 en de bijbehorende toepassingsverordening. Ten opzichte van de huidige situatie zullen deze instrumenten qua werkbelasting en kosten naar verwachting geen bijzondere negatieve gevolgen hebben voor de socialezekerheidsorganen, de overheden, de werknemers en de werkgevers. In tegendeel, aangezien deze nieuwe voorschriften ten doel hebben de coördinatie van de socialezekerheidsregelingen te verbeteren en de procedures voor alle gebruikers van de verordening te vereenvoudigen, zijn deze alleen maar gebaat bij de goedkeuring ervan. De productiviteitsstijging die deze nieuwe voorschriften voor de socialezekerheidsorganen, de werkgevers, met name het MKB, en voor de verzekerden – werknemers en zelfstandigen – teweeg zullen brengen, valt in dit stadium moeilijk te meten. Met de voorgestelde maatregelen wordt beoogd de dienstverlening aan de burgers te verbeteren. Vooral dankzij de maatregelen om de tijd te bekorten die nu nog nodig is voor de berekening en uitbetaling van pensioenen aan personen die in meer dan een lidstaat hebben gewerkt, gaat dit voorstel in de richting van een verbetering van het vrije verkeer in de Unie. Bovendien sluiten deze voorstellen aan bij de toenemende computerisering van de administratie aangezien het gebruik van elektronische hulpmiddelen voor de uitwisseling van informatie tussen de socialezekerheidsorganen een belangrijk element is in de versnelling van de procedures. Het belang van het gebruik van elektronische hulpmiddelen voor de uitwisseling van gegevens tussen de organen wordt trouwens door alle lidstaten in het onlangs door de CASSTM goedgekeurde actieplan erkend. JURIDISCHE ONDERDELEN VAN HET VOORSTEL 305 Samenvatting van de voorgestelde maatregelen Met het voorstel voor de verordening tot toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels wordt de modernisering en vereenvoudiging van de huidige bepalingen – Verordening (EEG) nr. 1408/71 en de bijbehorende toepassingsverordening (EEG) nr. 574/72 – voltooid. Dit instrument is van essentieel belang voor het vrije verkeer van personen in de Unie. Het heeft ten doel de procedures voor de concrete toepassing van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 ten behoeve van alle betrokkenen vast te stellen: de verzekerden, de socialezekerheidsorganen en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Het voorstel completeert de met Verordening (EG) nr. 883/2004 ingezette modernisering en is bedoeld om de huidige procedures te verbeteren door deze te vereenvoudigen en door de op tal van gebieden bestaande bepalingen te verduidelijken. In dit verband beoogt het voorstel via de te vervullen procedures de rechten en plichten van de verschillende belanghebbenden duidelijker te doen uitkomen. Met dit voorstel wordt tevens beoogd recht te doen aan de verdieping van de samenwerking tussen de verschillende, in Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde belanghebbenden. Dat Verordening (EG) nr. 883/2004 voortaan alle Europese burgers betreft – niet-actieven vallen er immers ook onder –, betekent dat de wijze en de procedures van samenwerking tussen de socialezekerheidsorganen van de lidstaten moeten worden gemoderniseerd. Concreet komt dat erop neer dat de procedures voor de verzekerden vereenvoudigd moeten worden en dat de behandeling van grensoverschrijdende gevallen door de organen in de verschillende takken van sociale zekerheid versneld moet worden: ziekte, arbeidsongevallen, beroepsziekten, invaliditeit, pensioen, werkloosheid en gezinsuitkeringen. Dit betekent dat in het bijzonder de nadruk moet worden gelegd op het gebruik van moderne informatie-uitwisselingsmethoden. Om de overdracht van de gegevens die voor de coördinatie en met name de vaststelling en berekening van de rechten van de verzekerden noodzakelijk zijn, te vergemakkelijken, blijkt elektronische uitwisseling van gegevens tussen de organen onontbeerlijk. 310 Rechtsgrond De artikelen 42 en 308 van het EG-Verdrag. 320 Subsidiariteitsbeginsel Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing aangezien het voorstel geen gebied bestrijkt dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt: 321 Het beoogde doel, namelijk de vaststelling van de wijze van toepassing van de verordening betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, kan niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt, zoals trouwens met zo veel woorden in Verordening (EG) nr. 883/2004 werd gezegd (overweging 45). Artikel 42 van het EG-Verdrag bepaalt immers dat de Raad op het gebied van de sociale zekerheid de maatregelen vaststelt die voor de totstandbrenging van het vrije verkeer van werknemers noodzakelijk zijn. Deze maatregelen hadden de vorm van een coördinatieverordening, waarvan de werkingssfeer gaandeweg is uitgebreid tot zelfstandigen, studenten, gepensioneerden, ambtenaren en uiteindelijk tot alle verzekerden. In deze verordening worden slechts de maatregelen vastgesteld die voor de verzekerden nodig zijn om naar een andere lidstaat te kunnen reizen, daar te verblijven of te wonen zonder hun rechten op sociale zekerheid te verliezen. Om het behoud van de rechten te garanderen, voorziet de verordening in verschillende bepalingen die beantwoorden aan de specifieke behoeften in de verschillende takken van sociale zekerheid. Zij behelst echter algemene beginselen om de coördinatie te laten functioneren. Tot deze beginselen behoren het unieke karakter van de toepassingswetgeving, de gelijkstelling van feiten en gelijke behandeling. De lidstaten zijn verplicht deze in acht te nemen, maar zijn als enige bevoegd voor de vaststelling, organisatie en financiering van hun nationaal socialezekerheidsstelsel. 323 In grensoverschrijdende situaties kan geen enkele lidstaat alleen optreden. De bestaande bilaterale overeenkomsten zijn vervangen door de coördinatieverordening, die zo een vereenvoudiging en een gelijke behandeling van de verzekerden mogelijk heeft gemaakt met inachtneming van de toepasselijke nationale socialezekerheidswetgeving. De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt: 324 De coördinatie van de nationale socialezekerheidsregelingen heeft slechts zin op communautair niveau: zij vindt haar grondslag en rechtvaardiging in het vrije verkeer van personen in de Unie. 325 Deze regelgeving gaat iedere Europese burger aan die zich om welke reden dan ook binnen de Unie verplaatst. 327 De lidstaten blijven als enige bevoegd voor de vaststelling, de organisatie en de financiering van hun nationale socialezekerheidsregelingen. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: 331 De lidstaten, de bevoegde autoriteiten en de socialezekerheidsorganen blijven als enige verantwoordelijk voor de organisatie en financiering van hun nationale socialezekerheidsregeling. 332 De verbetering van de procedures en de verduidelijking van de rechten en plichten van de verschillende betrokkenen kunnen besparingen opleveren bij de kosten van administratieve behandeling (terugbetaling van schuldvorderingen tussen de socialezekerheidsorganen) en doeltreffend inspelen op de behoeften van de burgers (kortere termijnen voor vergoedingen of uitkeringen). Intensivering van de samenwerking tussen de organen is een belangrijke factor in de bestrijding van fraude en misbruik. Keuze van de instrumenten 341 Voorgesteld instrument: verordening. 342 Andere instrumenten zijn om de volgende redenen niet geschikt: Modernisering van het bestaande wetgevingsinstrument, namelijk Verordening (EEG) nr. 574/72, de verordening tot toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71, die vervangen zal worden door Verordening (EG) nr. 883/2004. Let wel, Verordening (EEG) nr. 1408/71 is een coördinatie- en geen harmonisatieverordening, aangezien de lidstaten als enige bevoegd zijn voor de organisatie en financiering van hun socialezekerheidsstelsel. De keuze voor een coördinatieverordening ter bescherming van de socialezekerheidsrechten van de verzekerden die gebruik maken van hun bij het Verdrag gewaarborgde recht van vrij verkeer, is evenredig aan het beoogde doel zoals dat door de wetgever in artikel 42 van het Verdrag omschreven is. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING 409 Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap. AANVULLENDE INFORMATIE Simulatie, proeffase en overgangsperiode 507 Het voorstel voorziet in een overgangsperiode. 510 Vereenvoudiging 511 Het voorstel voorziet in een vereenvoudiging van het wetgevingskader, een vereenvoudiging van de administratieve procedures die gelden voor de (nationale of Europese) overheden en een vereenvoudiging van de administratieve procedures die gelden voor particuliere instanties en personen. 512 Vereenvoudiging van het voorstel, schrapping van bijlagen. 513 Gebruik van elektronische methoden voor de uitwisseling van informatie en werken met elektronische documenten om deze uitwisseling te vergemakkelijken. 514 Intensivering van de samenwerking tussen de socialezekerheidsorganen om te voorkomen dat de administratieve rompslomp in de eerste plaats op de verzekerden komt te rusten. Verduidelijking van de rol van de verschillende betrokkenen. 560 Europese Economische Ruimte Het betreft een gebied dat onder de EER-Overeenkomst valt, zodat de verordening voor de gehele Europese Economische Ruimte dient te gelden. 570 Gedetailleerde toelichting op het voorstel, per hoofdstuk of per artikel Het voorstel voor de toepassingsverordening volgt de indeling van Verordening (EG) nr. 883/2004, titel I: Algemene bepalingen, titel II: Vaststelling van de toepasselijke wettelijke regeling, titel III, die de bijzondere bepalingen bevat voor de verschillende categorieën uitkeringen: prestaties bij ziekte en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen; prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten; uitkeringen bij overlijden; uitkeringen bij invaliditeit, ouderdoms- en nabestaandenpensioenen; werkloosheidsuitkeringen; gezinsuitkeringen; titel IV: Financiële bepalingen, titel V: Diverse bepalingen en overgangs- en slotbepalingen. Met deze toepassingsverordening kan Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing worden. Maar aangezien alle door deze verordening betroffen partijen voldoende geïnformeerd moeten worden en er geen moeilijkheden moeten worden gecreëerd voor met name het opmaken van de rekeningen tussen de organen, is voor het van toepassing worden van de nieuwe bepalingen betreffende de communautaire coördinatie van de socialezekerheidsregelingen voorzien in een minimumperiode van zes maanden. |

    - 2006/0006 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

    (Voor de EER en Zwitserland relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 42 en 308,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 883/2004[1] van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels[2], en met name op artikel 89,

    Gezien het voorstel van de Commissie[3],

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[4],

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[5],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Verordening (EG) nr. 883/2004 moderniseert de voorschriften voor de coördinatie van de nationale socialezekerheidsregelingen van de lidstaten door in de nodige uitvoeringsmaatregelen en -procedures te voorzien en toe te zien op de vereenvoudiging hiervan ten gunste van alle betrokkenen. De wijze van toepassing hiervan moet worden vastgesteld.

    (2) Een efficiëntere en nauwere samenwerking tussen de socialezekerheidsorganen is van essentieel belang om de onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallende personen zo spoedig mogelijk en onder de best mogelijke voorwaarden in het genot van hun rechten te laten komen.

    (3) Het gebruik van elektronische hulpmiddelen is de aangewezen weg voor de snelle en betrouwbare uitwisseling van gegevens tussen de organen van de lidstaten. De elektronische verwerking van deze gegevens moet bijdragen tot een snellere afwikkeling van de procedures voor de betrokkenen. Deze moeten overigens alle garanties genieten die door de communautaire bepalingen inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens geboden worden.

    (4) De terbeschikkingstelling van de adressen, ook de elektronische, en verdere gegevens van de instanties van de lidstaten die bij de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betrokken kunnen zijn, in zodanige vorm dat deze realtime kunnen worden bijgewerkt, moet de uitwisseling tussen de organen van de lidstaten vergemakkelijken. Deze benadering, waarbij voorrang wordt gegeven aan de relevantie van de louter feitelijke informatie en de onmiddellijke beschikbaarheid daarvan voor de burgers, vormt een belangrijke vereenvoudiging die bij de onderhavige verordening moet worden ingevoerd.

    (5) De versterking van sommige procedures moet de gebruikers van Verordening (EG) nr. 883/2004 meer rechtszekerheid en transparantie bieden. Met name de vaststelling van gemeenschappelijke termijnen voor de vervulling van bepaalde verplichtingen of administratieve fasen moet de relaties tussen de verzekerden en de organen helpen verduidelijken en structureren.

    (6) De lidstaten, hun bevoegde autoriteiten of de socialezekerheidsorganen moeten de mogelijkheid krijgen onderling afspraken te maken over vereenvoudigde procedures en administratieve regelingen die zij efficiënter achten en beter vinden aansluiten bij hun respectieve socialezekerheidsstelsels. Dergelijke afspraken mogen echter de rechten van de onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallende personen niet aantasten.

    (7) Omdat de sociale zekerheid nu eenmaal een complexe materie is, moet van alle organen van de lidstaten een bijzondere inspanning ten behoeve van de verzekerden worden verlangd om de betrokkenen die hun aanvraag of bepaalde informatie aan het bevoegd orgaan niet volgens de voorschriften en procedures van Verordening (EG) nr. 883/2004 of de onderhavige verordening hebben ingediend, niet te benadelen.

    (8) Voor de vaststelling van het bevoegd orgaan, dat wil zeggen het orgaan waarvan de wettelijke regeling van toepassing is of dat bepaalde uitkeringen verschuldigd is, moet de objectieve situatie van een verzekerde en van de gezinsleden door de organen van verscheidene lidstaten worden onderzocht. Om ervoor te zorgen dat de betrokkene gedurende deze onvermijdelijke uitwisselingen tussen de organen verzekerd is, moet hij of zij voorlopig worden aangesloten bij een van de socialezekerheidsstelsels.

    (9) Tal van maatregelen en procedures in deze verordening hebben ten doel de criteria die de organen van de lidstaten in het kader van Verordening (EG) nr. 883/2004 moeten hanteren, transparanter te maken. Deze verduidelijkingen vloeien voort uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, de besluiten van de Administratieve Commissie en de gedurende meer dan dertig jaar opgedane ervaring met de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels in het kader van de in het Verdrag verankerde fundamentele vrijheden.

    (10) De uitbreiding van de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 883/2004 tot alle verzekerden, met inbegrip van niet-actieven, vereist een aantal specifieke voorschriften en procedures voor deze personen, onder meer om te bepalen welke wettelijke regeling van toepassing is voor het in aanmerking nemen van de tijdvakken die aan de opvoeding van kinderen zijn gewijd door personen die in de verschillende lidstaten waar zij woonachtig zijn geweest, nooit betaald werk hebben verricht.

    (11) Bij sommige procedures moet bovendien rekening worden gehouden met de vereiste evenwichtige verdeling van de kosten tussen de lidstaten. Met name in het kader van de ziekteverzekering moet bij deze procedures rekening worden gehouden met de situatie van enerzijds de lidstaten die de kosten dragen van de gezondheidsvoorzieningen die zij de verzekerden ter beschikking stellen, en anderzijds van de lidstaten waarvan de organen de kosten van de verstrekkingen dragen die hun verzekerden in een andere lidstaat dan die waar zij woonachtig zijn, hebben ontvangen.

    (12) In het specifieke kader van Verordening (EG) nr. 883/2004 moeten de voorwaarden voor de rechtstreekse betaling van de kosten in verband met verstrekkingen bij ziekte in het kader van een geplande geneeskundige verzorging, dat wil zeggen een behandeling waarvoor een verzekerde zich naar een andere lidstaat begeeft dan die waar hij verzekerd of woonachtig is, verduidelijkt worden. De verplichtingen van de verzekerde met betrekking tot het verzoek om voorafgaande toestemming worden nader omschreven, evenals de verplichtingen van het orgaan ten aanzien van de patiënt betreffende de voorwaarden voor de toestemming. Ook moeten de gevolgen voor de rechtstreekse betaling van de kosten van een met voorafgaande toestemming in een andere lidstaat ontvangen medische behandeling worden verduidelijkt.

    (13) Dwingender procedures om de termijnen voor de betaling van schuldvorderingen tussen de organen van de lidstaten te bekorten, blijken van essentieel belang om het vertrouwen in de uitwisselingen te handhaven en te voldoen aan de eisen van goed beheer die aan de socialezekerheidsregelingen van de lidstaten worden gesteld. De procedures voor de behandeling van schuldvorderingen in het kader van de ziekte- en werkloosheidsuitkeringen moeten dus worden aangescherpt.

    (14) Aangezien de onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallende socialezekerheidsregelingen gebaseerd zijn op de solidariteit van alle verzekerden, moeten er mechanismen komen voor een efficiëntere invordering van schuldvorderingen in verband met onverschuldigde prestaties of door de verzekerden niet betaalde premies of bijdragen. De procedures voor wederzijdse bijstand tussen de organen moeten nader worden uitgewerkt, uitgaande van de bepalingen van Richtlijn 76/308/EEG[6] van de Raad van 15 maart 1976 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen om de financiële belangen van de lidstaten beter te beschermen door de samenwerking tussen met name de belastingdiensten te organiseren.

    (15) Informatie van de verzekerden over hun rechten en plichten is een essentieel onderdeel van een vertrouwensrelatie met de bevoegde autoriteiten en de organen van de lidstaten.

    (16) Aangezien de doelstelling van het voorgenomen optreden, namelijk de vaststelling van coördinerende maatregelen om te waarborgen dat het recht van vrij verkeer van personen daadwerkelijk kan worden uitgeoefend, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van dit optreden beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

    (17) Deze verordening is bedoeld ter vervanging van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71, betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen[7],

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Titel I – Algemene bepalingen

    Hoofdstuk I – Definities

    Artikel 1Definities

    1. Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van Verordening (EG) nr. 883/2004.

    2. Naast de in lid 1 bedoelde definities wordt verstaan onder:

    a) ‘toegangspunt’: de door de bevoegde autoriteit van een lidstaat aangewezen instantie die tot taak heeft langs elektronische weg de voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en deze verordening benodigde gegevens te verzenden en te ontvangen via het gemeenschappelijk netwerk waarbinnen deze gegevens worden uitgewisseld tussen enerzijds de bevoegde organen van deze lidstaat en anderzijds de bevoegde organen en/of het toegangspunt van andere lidstaten;

    b) ‘verbindingsorgaan’: de door de bevoegde autoriteit van een lidstaat voor een of meer van de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde takken van sociale zekerheid aangewezen instantie die in staat is de verzoeken om inlichtingen of bijstand van de organen van de lidstaten te beantwoorden en tot welke deze zich in het kader van met name titel IV van deze verordening kunnen richten;

    c) ‘document’: een verzameling door de Administratieve Commissie vastgestelde gegevens op ongeacht welke drager, die langs elektronische weg kunnen worden uitgewisseld en waarvan de mededeling noodzakelijk is voor de goede werking van Verordening (EG) nr. 883/2004 en deze verordening;

    d) ‘gestandaardiseerd elektronisch bericht’: elk document dat is gestructureerd volgens het door de Administratieve Commissie vastgestelde formaat voor de uitwisseling van informatie tussen de organen van de lidstaten;

    e) ‘verzending langs elektronische weg’: de verzending van gegevens met elektronische apparatuur voor de verwerking (met inbegrip van digitale compressie) daarvan en met gebruikmaking van draden, radio, optische technologie of andere elektromagnetische middelen;

    f) ‘Technische Commissie’: de in artikel 73 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde commissie;

    g) ‘Rekencommissie’: de in artikel 74 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde commissie.

    Hoofdstuk II – Bepalingen inzake samenwerking en gegevensuitwisseling

    Artikel 2 Tussen de organen uit te wisselen informatie en de wijze waarop

    1. De organen van de lidstaten delen elkaar alle gegevens mede die nodig zijn voor de vaststelling van de rechten en plichten van de onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallende personen en met name voor de vaststelling van het juiste bedrag van de uitkeringen en de socialezekerheidspremies.

    2. Wanneer een verzekerde per abuis informatie, documenten of aanvragen aan een ander orgaan heeft toegezonden dan het volgens deze verordening aangewezen orgaan, moeten deze informatie, documenten of aanvragen onverwijld door het eerste orgaan worden doorgestuurd aan het volgens deze verordening aangewezen orgaan onder vermelding van de datum waarop zij oorspronkelijk zijn ingediend. Deze datum is voor het laatste orgaan bindend.

    3. De uitwisseling van de gegevens tussen de organen van de lidstaten geschiedt hetzij rechtstreeks tussen de organen, hetzij via het toegangspunt of het verbindingsorgaan.

    4. Wanneer de mededeling van de gegevens via het toegangspunt of het verbindingsorgaan plaatsvindt, wordt dit toegangspunt of verbindingsorgaan geacht de rol en functie te vervullen van het in deze lidstaat betrokken orgaan wat de termijnen betreft waarbinnen de aan hem gerichte aanvragen moeten worden beantwoord.

    Artikel 3Tussen de rechthebbenden en de organen uit te wisselen informatie en de wijze waarop

    1. Iedereen die onder Verordening (EG) nr. 883/2004 valt, is verplicht het bevoegd orgaan alle informatie en bewijsstukken over te leggen die nodig zijn voor de vaststelling van zijn situatie of die van zijn gezin, en van zijn rechten en plichten, voor het behoud hiervan, alsook voor de bepaling van de toepasselijke wettelijke regeling en de daaruit voor hem voortvloeiende verplichtingen.

    Wanneer in het bijzonder een wetsbepaling bepaalt dat bij de vaststelling van de hoogte van de uitkeringen rekening wordt gehouden met het bestaan van andere gezinsleden dan de kinderen, is de verzekerde, teneinde te bewerkstelligen dat deze gezinsleden in aanmerking worden genomen, verplicht een verklaring over te leggen betreffende zijn gezinsleden die hun woonplaats hebben op het grondgebied van een andere lidstaat dan die waar zich het orgaan bevindt dat de uitkeringen moet vaststellen.

    2. De lidstaat die op grond van zijn wettelijke regeling of in de in artikel 52 bedoelde situatie gegevens verzamelt, garandeert de betrokkenen een recht van toegang tot deze gegevens, alsmede het recht gegevens die onjuist of onvolledig zijn te corrigeren, zulks met inachtneming van de communautaire bepalingen inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

    3. De organen van de bevoegde lidstaat verstrekken de verzekerden de nodige informatie en documenten.

    4. Het bevoegd orgaan van een lidstaat dat rechtstreeks een document verstuurt met een beslissing omtrent de rechten van iemand die op het grondgebied van een andere lidstaat woont of verblijft, verlangt een ontvangstbevestiging, ongeacht de drager en de wijze van verzending. De ontvangstbevestiging mag op elke drager of op elke wijze worden gegeven.

    5. Bij gebrek aan een bewijs van verzending van de in lid 4 bedoelde beslissing kunnen de termijnen met betrekking tot het verval of de verjaring van de uit Verordening (EG) nr. 883/2004 voortvloeiende rechten niet aan de rechthebbenden worden tegengeworpen.

    6. Wanneer de datum van verzending van de in lid 4 bedoelde beslissing naar behoren is vastgesteld, wordt de beslissing van het bevoegd orgaan geacht een maand na deze datum voor de betrokkene bindend te zijn. Voorziet de wettelijke regeling van de lidstaat die de beslissing genomen heeft, echter in een langere termijn, dan geldt deze laatste.

    7. In ieder geval staan de betrokkene de rechtsmiddelen en procedures ter beschikking waarin de wettelijke regeling voorziet die het orgaan dat de beslissing genomen heeft, toepast.

    8. De Administratieve Commissie stelt de praktische wijze van uitvoering van deze bepaling vast voor de gevallen waarin de beslissing langs elektronische weg aan de betrokkene wordt gericht.

    Artikel 4Formaat en wijze van uitwisseling van gegevens

    1. De Administratieve Commissie stelt de inhoud van de documenten en de structuur van de gestandaardiseerde elektronische berichten vast.

    2. De gegevensuitwisseling tussen de organen, toegangspunten of verbindingsorganen geschiedt langs elektronische weg in een gemeenschappelijke beveiligde omgeving die de vertrouwelijkheid en de bescherming van de uitgewisselde gegevens kan garanderen.

    3. In hun communicatie met de rechthebbenden maken de bevoegde organen bij voorkeur gebruik van elektronische technieken.

    Artikel 5Juridische waarde van in een andere lidstaat opgestelde documenten en bewijsstukken

    1. De door het orgaan van een lidstaat voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en deze verordening afgegeven documenten over iemands situatie en de door de autoriteiten van een andere lidstaat, met inbegrip van de belastingautoriteiten, opgestelde bewijsstukken zijn voor de organen van de andere lidstaten bindend zolang deze documenten of bewijsstukken niet door de autoriteit of het bevoegd orgaan van de lidstaat waar zij zijn opgesteld, worden ingetrokken of ongeldig verklaard.

    2. Bij twijfel omtrent de geldigheid van het document of de juistheid van de feiten die aan de vermeldingen daarin ten grondslag liggen, verzoekt het orgaan van de lidstaat dat het document ontvangt, het orgaan van afgifte om de nodige opheldering en eventueel om intrekking van het document.

    3. Worden de betrokken organen het binnen een maand na de datum van het verzoek van het orgaan dat het document ontvangen heeft, niet eens, dan kan overeenkomstig artikel 76, lid 6, van Verordening (EG) nr. 883/2004 de Administratieve Commissie worden ingeschakeld om binnen zes maanden een voor beide zijden aanvaardbare oplossing te vinden.

    Artikel 6Voorlopige toepassing van een wettelijke regeling en voorlopige betaling van uitkeringen

    1. Wanneer onzekerheid omtrent de toepasselijke wettelijke regeling overleg tussen de organen of de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten vereist, is op de betrokken persoon voorlopig de volgende wettelijke regeling van toepassing:

    a) die van de lidstaat van de woonplaats wanneer hij daar een deel van zijn werkzaamheden verricht of wanneer hij niet in loondienst of als zelfstandige werkzaam is;

    b) die van de lidstaat waar het eerst een verzoek tot aansluiting is ingediend, in de overige gevallen.

    2. Ingeval tussen de bevoegde organen of autoriteiten van twee of meer lidstaten verschil van mening bestaat over de vaststelling van het orgaan dat de prestaties moet verlenen, ontvangt de belanghebbende die aanspraak op prestaties zou kunnen maken indien dit geschil niet bestond, voorlopige uitkeringen als bepaald in de wettelijke regeling die door het orgaan van de woonplaats wordt toegepast of, indien de belanghebbende niet op het grondgebied van een der betrokken lidstaten woont, uitkeringen krachtens de wettelijke regeling die wordt toegepast door het orgaan waarbij de aanvraag het eerst werd ingediend.

    3. Wanneer vast is komen te staan dat de toepasselijke wettelijke regeling niet die van de lidstaat is waar voorlopige aansluiting heeft plaatsgevonden, of dat het orgaan dat voorlopige uitkeringen heeft betaald, niet het bevoegde orgaan was, wordt het als bevoegd aangemerkte orgaan geacht bevoegd te zijn vanaf de datum van voorlopige aansluiting of van de eerste voorlopige betaling van de uitkeringen in kwestie.

    4. Zo nodig regelt het bevoegd orgaan de financiële situatie van de betrokkene met betrekking tot de premies en prestaties volgens de artikelen 71 en 72, en eventueel de artikelen 73 tot en met 82.

    Artikel 7Verplichting tot voorlopige vaststelling van de uitkering

    1. Het orgaan dat niet over alle gegevens beschikt voor de definitieve berekening van de hoogte van een uitkering of premie, gaat over tot de voorlopige vaststelling van deze uitkering of premie.

    2. De uitkering of premie in kwestie moet opnieuw worden berekend zodra het betrokken orgaan in het bezit is van de bewijsstukken.

    Hoofdstuk III – Andere algemene bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004

    ARTIKEL 8 ADMINISTRATIEVE REGELINGEN TUSSEN TWEE OF MEER LIDSTATEN

    1. Deze verordening treedt in de plaats van de bepalingen van de regelingen betreffende de toepassing van de in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde verdragen, met uitzondering van de bepalingen van de regelingen betreffende in bijlage II van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde verdragen, voor zover de bepalingen van bedoelde regelingen in bijlage 1 van deze verordening worden vermeld.

    2. De lidstaten kunnen zo nodig onderling regelingen overeenkomen betreffende de toepassing van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde verdragen mits deze regelingen de rechten van de begunstigden onverlet laten.

    Artikel 9Andere procedures tussen de organen

    1. Twee of meer lidstaten of hun bevoegde autoriteiten of organen kunnen andere procedures overeenkomen dan die welke in de titels II tot en met IV zijn vastgesteld, mits die procedures de rechten van de begunstigden onverlet laten.

    2. De hiertoe gesloten overeenkomsten worden ter kennis gebracht van de Administratieve Commissie en worden vermeld in bijlage 1 bij deze verordening.

    Artikel 10Non-cumulatie van uitkeringen

    Wanneer krachtens de wettelijke regeling van twee of meer lidstaten verschuldigde uitkeringen wederzijds worden verminderd, geschorst of ingetrokken, worden de bedragen die bij een strikte toepassing van de bij de wettelijke regeling van de betrokken lidstaten vastgestelde bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking niet zouden worden uitbetaald, gedeeld door het aantal uitkeringen dat aan vermindering, schorsing of intrekking onderworpen is.

    Artikel 11Gegevens voor de vaststelling van de woonplaats

    1. Om de problemen tussen de organen van meerdere lidstaten met betrekking tot de vaststelling van de woonplaats van een onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallende persoon op te lossen, stellen deze organen in onderling overleg het belangencentrum van de betrokkene vast, rekening houdend met de volgende feitelijke gegevens:

    a) de duur en het ononderbroken karakter van het verblijf;

    b) de gezinssituatie, met name de plaats waar de kinderen naar school gaan, en de familiebanden;

    c) in het geval van een werknemer, het feit dat hij vast werk heeft;

    d) de wens van de betrokkene zoals die uit alle omstandigheden blijkt, met name zijn redenen om zich te verplaatsen;

    e) de lidstaat waar de betrokkene aan belasting op al zijn inkomsten onderworpen is, ongeacht de bron.

    2. Wanneer de organen het na toepassing van de in lid 1 genoemde criteria niet eens kunnen worden, wordt de wens van de betrokkene als doorslaggevend beschouwd voor de vaststelling van zijn woonplaats.

    Artikel 12Samentelling van tijdvakken

    1. Voor de toepassing van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 883/2004 verzoekt het bevoegd orgaan het orgaan van de lidstaat krachtens de wettelijke regeling waarvan de verzekerde eerder verzekerd is geweest, om een opgave van de overeenkomstig die wettelijke regeling vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen.

    2. De krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering of wonen worden gevoegd bij de krachtens de wettelijke regeling van enige andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering of wonen, voor zover het noodzakelijk is hierop een beroep te doen met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op prestaties, mits deze tijdvakken elkaar niet overlappen.

    3. Wanneer een tijdvak van verzekering of wonen, vervuld op grond van een verplichte verzekering krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat, samenvalt met een op grond van een vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering krachtens de wettelijke regeling van een andere lidstaat vervuld tijdvak van verzekering, wordt alleen het tijdvak in aanmerking genomen dat is vervuld op grond van een verplichte verzekering.

    4. Wanneer een krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat vervuld tijdvak van verzekering of wonen dat geen gelijkgesteld tijdvak is, samenvalt met een krachtens de wettelijke regeling van een andere lidstaat gelijkgesteld tijdvak, wordt alleen het niet-gelijkgestelde tijdvak in aanmerking genomen.

    5. Elk krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer lidstaten gelijkgesteld tijdvak wordt slechts in aanmerking genomen door het orgaan van de lidstaat krachtens de wettelijke regeling waarvan de verzekerde laatstelijk vóór het genoemde tijdvak verplicht verzekerd is geweest. Indien de verzekerde vóór genoemd tijdvak niet verplicht verzekerd is geweest krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat, wordt dit tijdvak in aanmerking genomen door het orgaan van de lidstaat krachtens de wettelijke regeling waarvan hij na bedoeld tijdvak voor het eerst verplicht verzekerd is geweest.

    6. Wanneer de periode waarin bepaalde tijdvakken van verzekering of wonen vervuld zijn krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat, niet nauwkeurig kan worden bepaald, wordt ervan uitgegaan dat deze tijdvakken krachtens de wettelijke regeling van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering of wonen niet overlappen en wordt hiermede rekening gehouden, voor zover de tijdvakken hiervoor in aanmerking kunnen worden genomen.

    Artikel 13Regels voor de omrekening van tijdvakken van verzekering

    Wanneer de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat, worden uitgedrukt in andere eenheden dan in de wettelijke regeling van een andere lidstaat worden gebezigd, geschiedt de omrekening die voor de samentelling nodig is volgens onderstaande regels:

    a) een dag geldt als acht uur en omgekeerd;

    b) vijf dagen gelden als een week en omgekeerd;

    c) tweeëntwintig dagen gelden als een maand en omgekeerd;

    d) drie maanden of dertien weken of zesenzestig dagen gelden als een kwartaal en omgekeerd;

    e) voor de omrekening van weken in maanden en omgekeerd worden weken en maanden in dagen omgerekend;

    f) de toepassing van de punten a) tot en met e) mag er niet toe leiden dat voor alle in de loop van een kalenderjaar vervulde tijdvakken van verzekering een totaal van meer dan tweehonderdvierenzestig dagen of tweeënvijftig weken of twaalf maanden of vier kwartalen wordt verkregen.

    Wanneer de krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering in maanden worden uitgedrukt, worden de dagen die overeenkomstig de in de eerste alinea genoemde regels met een gedeelte van een maand overeenstemmen, beschouwd als een volledige maand.

    Titel II – Vaststelling van de toe te passen wettelijke regeling

    Artikel 14Verduidelijkingen bij de artikelen 12 en 13 van Verordening (EG) nr. 883/2004

    1. Voor de toepassing van artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 geldt om te bepalen of de werkzaamheden die een zelfstandige in een andere lidstaat gaat verrichten, ‘van gelijke aard’ zijn als de normaliter anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden, als criterium de werkelijke aard van de werkzaamheden en niet het feit of deze werkzaamheden eventueel door deze andere lidstaat als werkzaamheden in loondienst of anders dan in loondienst worden betiteld.

    2. Voor de toepassing van artikel 13, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt een ‘substantieel gedeelte van de werkzaamheden in loondienst of de werkzaamheden anders dan in loondienst’ in een lidstaat verricht wanneer een kwantitatief belangrijk deel van alle werkzaamheden van de werknemer of zelfstandige daar wordt verricht, zonder dat het hierbij noodzakelijk om het grootste deel van deze werkzaamheden hoeft te gaan. Het deel van de in een lidstaat verrichte werkzaamheden kan in geen geval als substantieel worden aangemerkt wanneer dat qua omzet, arbeidstijd of salaris dan wel inkomsten uit arbeid minder is dan 25 % van alle door de werknemer verrichte werkzaamheden.

    3. Voor de toepassing van artikel 13, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt bij de bepaling van het ‘centrum van belangen’ van de werkzaamheden van een zelfstandige rekening gehouden met alle elementen waaruit zijn beroepswerkzaamheden bestaan, met name de vaste en blijvende plaats van waaruit de belanghebbende zijn werkzaamheden uitoefent, de gebruikelijke aard of de duur van de uitgeoefende werkzaamheden, de lidstaat waar de betrokkene aan belasting op al zijn inkomsten onderworpen is, ongeacht de bron, alsmede de wens van de betrokkene zoals die uit alle omstandigheden blijkt.

    4. Wanneer een persoon zijn werkzaamheden in loondienst in twee of meer lidstaten verricht voor rekening van een buiten het grondgebied van de Unie gevestigde werkgever en deze persoon in een lidstaat woont zonder daar substantiële werkzaamheden te verrichten, valt hij onder de wettelijke regeling van de lidstaat van de woonplaats.

    Artikel 15Procedure voor de toepassing van artikel 11, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004

    Wanneer een ambtenaar zijn werkzaamheden in een andere dan de bevoegde lidstaat uitoefent, stelt het bevoegd orgaan het aangewezen orgaan van die andere staat daarvan vooraf in kennis.

    Artikel 16Procedure voor de toepassing van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2004

    1. De werkgever die op grond van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 een werknemer detacheert om voor zijn rekening in een andere lidstaat werkzaamheden te verrichten, stelt het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling van toepassing blijft, daarvan – indien mogelijk vooraf – in kennis. Dit orgaan stelt het aangewezen orgaan van de lidstaat waar de werknemer gedetacheerd is, daarvan in kennis.

    2. De zelfstandige die op grond van artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 werkzaamheden in een andere lidstaat gaat verrichten, stelt het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling van toepassing blijft, daarvan – indien mogelijk vooraf – in kennis. Dit orgaan stelt het aangewezen orgaan van de lidstaat waar de zelfstandige zijn werkzaamheden gaat verrichten, daarvan in kennis.

    Artikel 17Procedure voor de toepassing van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 883/2004

    1. Degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden verricht, stelt het aangewezen orgaan van de lidstaat waar hij woont daarvan in kennis. Dit orgaan geeft deze informatie door aan het aangewezen orgaan van elke lidstaat waar werkzaamheden worden verricht.

    2. In de in artikel 13, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde situaties bepalen de aangewezen organen van de betrokken lidstaten in onderling overleg welke wettelijke regeling op de betrokkene van toepassing is, rekening houdend met het bepaalde in artikel 13, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 en artikel 14, leden 2 en 3, van de onderhavige verordening.

    3. De vaststelling van de toepasselijke wettelijke regeling geschiedt in de maand volgend op de toezending van de informatie aan het aangewezen orgaan van de woonplaats van de verzekerde, overeenkomstig lid 1. Zolang niet is vastgesteld welke wettelijke regeling van toepassing is, is op de betrokkene voorlopig de overeenkomstig artikel 6, lid 1, vastgestelde wettelijke regeling van toepassing.Het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling na afloop van de in lid 2 bedoelde overlegprocedure tussen de betrokken organen van toepassing is verklaard, stelt de betrokkene daarvan onverwijld in kennis.

    Artikel 18Procedure voor de toepassing van artikel 15 van Verordening (EG) nr. 883/2004

    De hulpfunctionaris oefent zijn in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde keuzerecht uit op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst wordt gesloten. De tot het sluiten van deze overeenkomst bevoegde autoriteit stelt het aangewezen orgaan van de lidstaat voor de wettelijke regeling waarvan de hulpfunctionaris heeft gekozen, hiervan in kennis.

    Artikel 19Informatie van de verzekerden

    1. Het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling van toepassing is, informeert de betrokkene en eventueel zijn werkgever(s) over de uit deze wettelijke regeling voortvloeiende verplichtingen. Het verleent hun de nodige hulp bij de vervulling van de op grond van deze wettelijke regeling verplichte formaliteiten.

    2. Op verzoek van de betrokkene of de werkgever verklaart het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling krachtens een bepaling van titel II van Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing is, dat deze wettelijke regeling van toepassing is en vermeldt het eventueel tot welke datum en onder welke voorwaarden.

    Artikel 20Samenwerking tussen organen

    1. De in artikel 17, lid 1, bedoelde organen verstrekken het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling van toepassing is, alle nodige gegevens voor de vaststelling van de premies en bijdragen die de verzekerde en zijn werkgever(s) ingevolge die wettelijke regeling verschuldigd zijn.

    2. Het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling op een persoon van toepassing wordt, stelt het orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling het laatst op die persoon van toepassing was, in kennis van de datum waarop de toepassing van die wettelijke regeling ingaat.

    Artikel 21Verplichtingen van de werkgever

    1. De werkgever dient de verplichtingen na te komen waarin de op de werknemer toepasselijke wettelijke regeling voorziet, met name de verplichting tot het betalen van de in deze wettelijke regeling bedoelde premies en bijdragen.

    2. De werkgever die geen vestiging heeft in de lidstaat waarvan de wettelijke regeling van toepassing is, enerzijds, en de werknemer anderzijds kunnen overeenkomen dat laatstbedoelde de verplichtingen van de werkgever inzake de betaling van premies en bijdragen voor rekening van deze laatste nakomt. De werkgever is verplicht een dergelijke regeling ter kennis te brengen van het bevoegde orgaan van deze lidstaat.

    Titel III – Bijzondere bepalingen voor verschillende categorieën uitkeringen

    Hoofdstuk I – Prestaties bij ziekte en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen

    Artikel 22Algemene toepassingsbepalingen

    1. De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de verzekerden op de hoogte gebracht worden van de procedures en voorwaarden voor de rechtstreekse betaling van de kosten in verband met verstrekkingen wanneer deze verstrekkingen worden ontvangen op het grondgebied van een andere lidstaat dan die van het bevoegd orgaan of de woonplaats.

    2. De artikelen 25 en 26 doen geen afbreuk aan nationale bepalingen van een lidstaat die voorzien in de rechtstreekse betaling van een groter aandeel in de kosten in verband met verstrekkingen in de in lid 1 bedoelde situaties dan krachtens Verordening (EG) nr. 883/2004 verplicht is.

    3. Twee of meer lidstaten of hun bevoegde autoriteiten kunnen onderling andere procedures en regelingen overeenkomen voor de toepassing van de artikelen 25, 26 en 27. De hiertoe gesloten overeenkomsten mogen echter geen nadelige gevolgen hebben voor de voorwaarden en de bedragen voor de rechtstreekse betaling van de kosten in verband met verstrekkingen aan de betrokkenen zoals die uit de toepassing van deze verordening zouden voortvloeien. Deze overeenkomsten worden ter kennis gebracht van de Administratieve Commissie.

    4. Wanneer krachtens de nationale wettelijke regeling alleen pensioengerechtigden recht op de in dit hoofdstuk bedoelde prestaties hebben, wordt uitsluitend rekening gehouden met het door een orgaan van die lidstaat verschuldigde pensioen.

    Artikel 23Toe te passen stelsel als er in het land van de woon- of verblijfplaats meer dan één stelsel bestaat

    Indien de wettelijke regeling van het land van de woon- of verblijfplaats meer dan één verzekeringsstelsel voor ziekte en moeder- of vaderschap kent, worden voor de toepassing van artikel 17, artikel 19, lid 1, en de artikelen 20, 22, 24, 26 en 27 van Verordening (EG) nr. 883/2004 de bepalingen van de wettelijke regeling met betrekking tot het algemeen stelsel voor werknemers gevolgd.

    Artikel 24Woonplaats in een andere dan de bevoegde lidstaat

    1. Voor de toepassing van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn de verzekerde of zijn gezinsleden verplicht zich te laten inschrijven bij het orgaan van de woonplaats onder overlegging van een document waaruit blijkt dat zij recht op verstrekkingen ten laste van de bevoegde lidstaat hebben.Dit document wordt opgesteld door het bevoegde orgaan, eventueel na kennisneming van de door de werkgever verstrekte inlichtingen. Indien de verzekerde of zijn gezinsleden dit document niet overleggen, vraagt het orgaan van de woonplaats bij het bevoegde orgaan de nodige informatie op.

    2. Het orgaan van de woonplaats stelt het bevoegde orgaan in kennis van iedere inschrijving die het overeenkomstig lid 1 heeft verricht.

    3. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de in de artikelen 22, 24, 25 en 26 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde personen.

    Artikel 25 Verblijf in een andere dan de bevoegde lidstaat

    A) Procedure en draagwijdte van het recht

    1. Voor de toepassing van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 883/2004 verzoekt de verzekerde, alvorens het grondgebied van de lidstaat waar hij woont te verlaten, zijn bevoegd orgaan om het document waaruit blijkt dat hij recht op verstrekkingen heeft.De in artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde pensioengerechtigden en hun gezinsleden richten hun verzoek aan het orgaan van de woonplaats, die dit eventueel doorstuurt aan het orgaan voor rekening waarvan de kosten in verband met de in de lidstaat van de woonplaats aan de pensioengerechtigde verleende verstrekkingen komen.

    2. Overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 overlegt de verzekerde, indien verstrekkingen tijdens het verblijf medisch noodzakelijk blijken, het in lid 1 genoemde document aan de zorgverlener van de lidstaat van verblijf, die op hem de wettelijke regeling toepast die op hem van toepassing zou zijn als hij in de lidstaat van verblijf onder het in artikel 23 van de onderhavige verordening bedoelde stelsel zou vallen.Indien de verzekerde niet in het bezit is van genoemd document, vraagt het orgaan van de verblijfplaats bij het bevoegde orgaan de nodige informatie op.

    3. Met de in artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 genoemde verstrekkingen worden verstrekkingen bedoeld die in de lidstaat van verblijf volgens de daar geldende wettelijke regeling moeten worden verleend om te voorkomen dat de verzekerde vóór het geplande einde van zijn verblijf naar zijn woonplaats zou moeten terugkeren om daar de behandeling te ontvangen die zijn gezondheidstoestand vereist.

    4. De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de verzekerde.

    B) Procedure en regelingen voor de rechtstreekse betaling en/of vergoeding van verstrekkingen

    5. Indien de verzekerde de kosten van de op grond van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 883/2004 verleende verstrekkingen geheel of gedeeltelijk zelf heeft betaald, richt hij zijn verzoek om vergoeding aan het orgaan van de verblijfplaats. Dit vergoedt hem rechtstreeks het bedrag van de uitgaven voor deze verstrekkingen binnen de grenzen en onder de voorwaarden van het tarief van zijn wettelijke regeling.

    6. Indien het verzoek om vergoeding van deze kosten niet rechtstreeks bij het orgaan van de verblijfplaats is ingediend, worden de gemaakte kosten aan de betrokkene vergoed door het bevoegde orgaan tegen de tarieven die door het orgaan van de verblijfplaats voor de vergoeding worden toegepast.Het orgaan van de verblijfplaats dient het bevoegde orgaan desgevraagd de nodige inlichtingen over deze tarieven te verstrekken.Indien bij de wettelijke regeling van het land van verblijf geen vergoedingstarieven zijn vastgesteld, vergoedt het bevoegde orgaan de gemaakte kosten volgens de tarieven die het zelf hanteert zonder dat instemming van de betrokkene vereist is.

    7. In afwijking van het bepaalde in lid 6, eerste alinea, kan het bevoegde orgaan de gemaakte kosten vergoeden tegen de tarieven die dit orgaan voor de vergoeding toepast, op voorwaarde dat de verzekerde ermee akkoord gaat dat deze bepaling op hem wordt toegepast en de wettelijke regeling de vergoeding van dergelijke kosten toestaat.

    8. Wanneer het om aanzienlijke uitgaven gaat, kan het bevoegde orgaan een passend voorschot aan de verzekerde uitbetalen zodra deze het verzoek tot vergoeding bij dit orgaan indient.

    Artikel 26Geplande geneeskundige verzorging

    A) Toestemmingsprocedure

    1. Voor andere pensioengerechtigden en hun gezinsleden dan de in artikel 27, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde wordt het orgaan van de lidstaat voor rekening waarvan de kosten in verband met de in de lidstaat van de woonplaats verleende verstrekkingen komen, beschouwd als het bevoegde orgaan voor het verlenen van de in artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde toestemming.

    2. Voor de toepassing van artikel 20, lid 1, en artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt, wanneer de persoon niet op het grondgebied van de bevoegde lidstaat woont, de in artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde toestemming door het orgaan van de woonplaats aangevraagd bij het bevoegde orgaan. Het orgaan van de woonplaats vermeldt de redenen waarom het deze toestemming voor de persoon in kwestie vraagt, met name die welke worden genoemd in artikel 20, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004.Is na vijftien kalenderdagen gerekend vanaf de datum van verzending geen antwoord ontvangen, dan wordt de toestemming geacht door het bevoegde orgaan te zijn verleend.Het orgaan van de woonplaats verleent de betrokkene toestemming voor rekening van het bevoegde orgaan.Tijdens de procedure voor het verlenen van de toestemming behoudt het bevoegde orgaan steeds de mogelijkheid de betrokkene door een arts van eigen keuze in de lidstaat van de woon- of verblijfplaats te laten onderzoeken.

    3. De in lid 2 bedoelde procedure is niet van toepassing wanneer het bij de verstrekkingen in kwestie om een levensreddende behandeling gaat. In dat geval wordt de in artikel 20, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde voorafgaande toestemming door het orgaan van de woonplaats verleend voor rekening van het bevoegde orgaan, dat onverwijld door het orgaan van de lidstaat van de woonplaats wordt ingelicht.Het bevoegde orgaan is verplicht om met betrekking tot de noodzaak van een levensreddende behandeling de bevindingen en behandelingskeuzen van artsen die door het orgaan van de woonplaats dat toestemming verleent zijn erkend, te aanvaarden.

    4. De betrokkene zendt de toestemming door aan het orgaan van de verblijfplaats. Dit is verplicht het orgaan van de woonplaats van de verzekerde op de hoogte te houden van de ontwikkeling van diens gezondheidstoestand wanneer een aanvullende behandeling uit medisch oogpunt nodig blijkt. Het orgaan van de woonplaats zendt deze informatie onverwijld door aan het bevoegde orgaan.

    B) Rechtstreekse betaling van de kosten in verband met verstrekkingen in het kader van een geplande geneeskundige verzorging

    5. Wanneer toestemming is verleend, betaalt het bevoegd orgaan de kosten rechtstreeks volgens het hoogste tarief. Indien dus voor de verstrekkingen in kwestie de tarieven van het orgaan van de verblijfplaats lager zijn dan die van het bevoegd orgaan, kan de verzekerde het bevoegd orgaan verzoeken hem binnen de grenzen van de door dit laatste gehanteerde tarieven het aanvullende bedrag uit te keren.

    C) Reis- en verblijfkosten in het kader van een geplande geneeskundige verzorging

    6. Wanneer het bevoegde orgaan toestemming verleent, komen de aan de behandeling verbonden reis- en verblijfkosten van de betrokkene en zo nodig een begeleider volgens de toegepaste wettelijke regeling voor rekening van het bevoegde orgaan.

    D) Gezinsleden

    7. Het bepaalde in de leden 1 tot en met 6 is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van een verzekerde.

    Artikel 27Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen bij een woon- of verblijfplaats in een andere dan de bevoegde lidstaat

    A) Door de verzekerde te volgen procedure

    1. Om in aanmerking te komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering uit hoofde van artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 laat de verzekerde door de arts van de lidstaat van de woonplaats die zijn gezondheidstoestand heeft geconstateerd, het document invullen waaruit zijn arbeidsongeschiktheid moet blijken.

    2. De verzekerde zendt het ingevulde document binnen drie werkdagen nadat de arbeidsongeschiktheid medisch werd vastgesteld aan:

    a) het orgaan van de woonplaats indien hij daar beroepswerkzaamheden uitoefent;

    b) het bevoegde orgaan in de overige gevallen.

    3. Toezending van het in de leden 1 en 2 bedoelde document ontslaat de verzekerde niet van de in de toepasselijke wettelijke regeling vastgestelde verplichtingen, met name ten aanzien van zijn werkgever.

    4. Wanneer de verzekerde het werk hervat, stelt hij het bevoegde orgaan daarvan in kennis, dat zo nodig het orgaan van de woonplaats informeert.

    B) Door het orgaan van de lidstaat van de woonplaats te volgen procedure

    5. Op verzoek van het bevoegde orgaan of in de in lid 2, onder a), bedoelde gevallen onderwerpt het orgaan van de woonplaats de verzekerde voor zover nodig aan een geneeskundige controle, alsof het een eigen verzekerde betrof. De gegevens in het verslag van de controlerend geneesheer, waarin met name de vermoedelijke duur van de arbeidsongeschiktheid wordt vermeld, worden binnen drie werkdagen na de datum waarop de controle plaatsvond, door het orgaan van de woonplaats aan het bevoegde orgaan gezonden.

    6. Het orgaan van de woonplaats oefent later zo nodig de administratieve en geneeskundige controle op de verzekerde uit, alsof hij bij dit orgaan verzekerd was. Zodra dit orgaan vaststelt dat de belanghebbende opnieuw arbeidsgeschikt is, stelt het de belanghebbende en ook het bevoegde orgaan daarvan onverwijld in kennis, met opgave van de datum waarop de arbeidsongeschiktheid eindigt. Onverminderd het bepaalde in lid 10, geldt de kennisgeving aan de belanghebbende als een beslissing die voor rekening van het bevoegde orgaan is genomen.

    7. Op verzoek van het bevoegde orgaan is het orgaan van de woonplaats verplicht de verzekerde te laten controleren door een door het bevoegde orgaan gekozen arts.

    C) Door het bevoegde orgaan te volgen procedure

    8. Het bevoegde orgaan betaalt de uitkeringen rechtstreeks aan de betrokkene en stelt het orgaan van de woonplaats hiervan in kennis. Indien de uitkeringen echter door het orgaan van de woonplaats voor rekening van het bevoegde orgaan worden betaald, stelt dit laatste de belanghebbende van zijn rechten in kennis. Het deelt het orgaan van de woonplaats de hoogte van de uitkeringen mede, de data waarop zij moeten worden betaald en de maximumduur waarover zij ingevolge de wettelijke regeling van de bevoegde staat worden toegekend.

    9. Voor de toepassing van artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn de vermeldingen op het bewijs van arbeidsongeschiktheid van een in een andere lidstaat gevestigde verzekerde op grond van de medische bevindingen van de behandelend geneesheer voor het bevoegde orgaan bindend, onder voorbehoud van misbruik.

    10. Indien het bevoegde orgaan besluit de uitkeringen te weigeren omdat de verzekerde zich niet aan de formaliteiten van de wettelijke regeling van de lidstaat van de woonplaats heeft onderworpen of indien het door een arts van zijn keuze laat vaststellen dat de verzekerde weer arbeidsgeschikt is, stelt het de verzekerde en tegelijkertijd het orgaan van de woonplaats van deze beslissing in kennis.

    D) Procedure bij verblijf in een andere dan de bevoegde lidstaat

    11. De leden 1 tot en met 10 zijn van overeenkomstige toepassing wanneer de verzekerde in een andere dan de bevoegde lidstaat verblijft.

    Artikel 28Toepassing van artikel 28 van Verordening (EG) nr. 883/2004

    1. Artikel 28, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 is ook van toepassing op personen die een invaliditeitspensioen genieten. Onder ‘voortzetting van een behandeling’ moet de behandeling van de ziekte tot het einde toe worden verstaan.

    2. De term ‘behandeling’ heeft betrekking op alle medische verrichtingen met het doel de gezondheid van personen te beschermen, te handhaven of te herstellen.

    3. Artikel 28, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 is van overeenkomstige toepassing op volledig werkloze grensarbeiders en hun gezinsleden wanneer de bevoegde lidstaat niet voorkomt op de lijst van bijlage III van Verordening (EG) nr. 883/2004.

    Artikel 29Premies of bijdragen ten laste van de pensioengerechtigden

    1. Wanneer het in artikel 30, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde orgaan op grond van artikel 5 van genoemde verordening rekening houdt met de krachtens de wettelijke regeling van een of meer andere lidstaten verworven pensioenen of renten, neemt het voor de vaststelling van de grondslag voor de berekening van de premies of bijdragen slechts de bedragen van de daadwerkelijk aan de betrokkene uitgekeerde pensioenen of renten in aanmerking.

    2. In geen geval kan het bedrag van de op de pensioenen of renten in kwestie geheven premies of bijdragen hoger zijn dan het bedrag dat verschuldigd zou zijn door iemand met dezelfde inkomsten in de in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde lidstaat.

    Artikel 30Toepassing van artikel 34 van Verordening (EG) nr. 883/2004

    1. Voor de toepassing van artikel 34 van Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn prestaties bij langdurige zorg geen behandelingen in de zin van artikel 28, lid 2, van de onderhavige verordening, maar onderhoudsbehandelingen of hulp bij de dagelijkse levensverrichtingen van de betrokkene afhankelijk van de mate van zelfstandigheid.

    2. Het orgaan van de woonplaats stelt de betrokkene in kennis van het bestaan van een anti-cumulatieregel en van de voorwaarden waaronder deze van toepassing is op de uitkeringen bij langdurige zorg in kwestie. De toepassing van deze voorschriften moet de persoon die niet op het grondgebied van de bevoegde lidstaat woont, evenwel een recht garanderen op een uitkeringsbedrag dat ten minste gelijk is aan het bedrag waarop hij aanspraak zou kunnen maken als hij in die lidstaat woonde.

    3. De Administratieve Commissie neemt zo nodig de maatregelen ter uitvoering van dit artikel.

    Artikel 31Bijzondere uitvoeringsmaatregelen

    1. De bepalingen van titel III, hoofdstuk 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 die betrekking hebben op verstrekkingen, zijn niet van toepassing op personen die uitsluitend recht hebben op verstrekkingen uit hoofde van een in bijlage 2 bij de onderhavige verordening genoemd bijzonder stelsel voor ambtenaren van een lidstaat.

    2. Niettegenstaande het bepaalde in lid 1, is artikel 23 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing op iedereen die zowel een pensioen uit hoofde van een in bijlage 2 genoemd stelsel voor ambtenaren van een lidstaat, als een pensioen uit hoofde van de wettelijke regeling van een andere lidstaat ontvangt.

    3. De maatregelen voor de praktische toepassing van de leden 1 en 2 worden vastgesteld door de Administratieve Commissie.

    Hoofdstuk II – Prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten

    Artikel 32 Recht op verstrekkingen en uitkeringen bij een woon- of verblijfplaats in een andere dan de bevoegde lidstaat

    Voor de toepassing van artikel 36, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn de in de artikelen 24 tot en met 27 van de onderhavige verordening vastgestelde procedures van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 33Geplande geneeskundige verzorging

    De in artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde toestemming kan door het bevoegde orgaan niet geweigerd worden aan een werknemer of zelfstandige die door een arbeidsongeval of een beroepsziekte getroffen is en die voor rekening van dit orgaan in het genot is gesteld van prestaties, wanneer de voor zijn gezondheidstoestand passende behandeling hem, gelet op zijn gezondheidstoestand van dat moment en het te verwachten ziekteverloop, niet binnen een medisch verantwoorde termijn op het grondgebied van de lidstaat waar hij woont kan worden gegeven.

    Artikel 34Samenwerking tussen organen bij een arbeidsongeval of een beroepsziekte die zich in een andere dan de bevoegde lidstaat hebben voorgedaan

    1. Wanneer het arbeidsongeval plaatsvindt of de beroepsziekte voor de eerste maal medisch wordt vastgesteld op het grondgebied van een andere dan de bevoegde lidstaat, moet de aangifte van het arbeidsongeval of van de beroepsziekte worden gedaan overeenkomstig de wettelijke regeling van de bevoegde staat, in voorkomend geval onverminderd de wettelijke bepalingen die op het grondgebied van de lidstaat waar het arbeidsongeval plaatsvond of waar de beroepsziekte voor de eerste maal medisch werd vastgesteld, gelden en die in een dergelijk geval van toepassing blijven. Deze aangifte wordt aan het bevoegde orgaan gericht en aan het orgaan van de woon- of verblijfplaats wordt een afschrift gezonden.

    2. Het orgaan van de lidstaat op het grondgebied waarvan het arbeidsongeval plaatsvond of waar de beroepsziekte voor de eerste maal medisch werd vastgesteld, zendt aan het bevoegde orgaan de op dit grondgebied opgestelde geneeskundige verklaringen toe en verstrekt op verzoek van laatstgenoemd orgaan alle ter zake dienende inlichtingen.

    3. Indien bij een ongeval op weg van of naar het werk op het grondgebied van een andere lidstaat dan de bevoegde staat een onderzoek moet plaatsvinden op het grondgebied van eerstgenoemde lidstaat, kan hiertoe een met het onderzoek belaste persoon worden aangewezen door het bevoegde orgaan, dat de autoriteiten van deze lidstaat hiervan in kennis stelt. Deze autoriteiten verlenen hun medewerking aan de met het onderzoek belaste persoon, in het bijzonder door iemand aan te wijzen die hem terzijde moet staan bij de raadpleging van de processen-verbaal en alle andere stukken die op het ongeval betrekking hebben.

    4. Na afloop van de behandeling wordt een uitvoerig verslag, vergezeld van de geneeskundige verklaringen betreffende de blijvende gevolgen van het ongeval of de ziekte en in het bijzonder de huidige toestand van de getroffene alsmede de genezing of de consolidatie van de letsels, aan het bevoegde orgaan gezonden. De honoraria hiervoor worden betaald door het orgaan van de woonplaats, casu quo het orgaan van de verblijfplaats, overeenkomstig het door dit orgaan toegepaste tarief; deze honoraria komen voor rekening van het bevoegde orgaan.

    5. Desgevraagd geeft het bevoegde orgaan het orgaan van de woonplaats, casu quo het orgaan van de verblijfplaats kennis van de beslissing waarin de datum van de genezing of van de consolidatie der letsels wordt vastgesteld, alsmede, in voorkomend geval, van de beslissing betreffende de toekenning van een rente.

    Artikel 35 Geschillen naar aanleiding van de vraag of het ongeval of de ziekte al dan niet het gevolg van de uitoefening van een beroep is

    1. Wanneer het bevoegde orgaan betwist dat in het kader van artikel 36, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 de wettelijke regeling inzake arbeidsongevallen of beroepsziekten van toepassing is, stelt het het orgaan van de woonplaats of het orgaan van de verblijfplaats dat de verstrekkingen heeft verleend, hiervan onmiddellijk in kennis; de verstrekkingen worden dan als verstrekkingen van de ziekteverzekering beschouwd.

    2. Wanneer hieromtrent een definitieve beslissing is genomen, stelt het bevoegde orgaan het orgaan van de woonplaats of het orgaan van de verblijfplaats dat de verstrekkingen heeft verleend, hiervan onmiddellijk in kennis. Dit zet de verlening van de verstrekkingen op grond van de ziekteverzekering voort, indien de belanghebbende hier recht op heeft en het geen arbeidsongeval of beroepsziekte betreft. In het tegenovergestelde geval worden de door de belanghebbende op grond van de ziekteverzekering genoten verstrekkingen vanaf het ogenblik dat het ongeval of de ziekte voor het eerst medisch werd vastgesteld, beschouwd als prestaties wegens arbeidsongevallen of beroepsziekten.

    Artikel 36Procedure bij blootstelling aan het risico van een beroepsziekte in meer dan één lidstaat

    1. In het geval bedoeld in artikel 38 van Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt de aangifte van de beroepsziekte doorgezonden hetzij aan het voor beroepsziekten bevoegde orgaan van de staat onder de wettelijke regeling waarvan de getroffene laatstelijk werkzaamheden heeft verricht waardoor de bedoelde beroepsziekte kon ontstaan, hetzij aan het orgaan van de woonplaats, dat de aangifte aan het bedoelde bevoegde orgaan doorzendt.

    Indien dit laatste orgaan vaststelt dat werkzaamheden waardoor de betrokken beroepsziekte kon ontstaan, het laatst onder de wettelijke regeling van een andere lidstaat zijn uitgeoefend, zendt het de aangifte en de daarbij gevoegde stukken aan het overeenkomstige orgaan van deze lidstaat door.

    2. Wanneer het orgaan van de lidstaat onder de wettelijke regeling waarvan de getroffene laatstelijk werkzaamheden heeft verricht waardoor de betrokken beroepsziekte kon ontstaan, vaststelt dat de getroffene of zijn nabestaanden niet voldoen aan de voorwaarden van deze wettelijke regeling, zendt genoemd orgaan de aangifte en alle daarbij behorende stukken, met inbegrip van de bevindingen en verslagen van het geneeskundig onderzoek dat door het eerste orgaan is verricht, alsmede een afschrift van de in de tweede alinea bedoelde beslissing, onverwijld door aan het orgaan van de lidstaat onder de wettelijke regeling waarvan de getroffene voordien werkzaamheden heeft verricht waardoor de betrokken beroepsziekte kon ontstaan.

    Het stelt gelijktijdig de verzekerde in kennis van zijn beslissing, waarbij in het bijzonder de redenen tot weigering van de uitkeringen, de rechtsmiddelen en de beroepstermijnen worden vermeld, alsmede de datum waarop het dossier aan het orgaan van de lidstaat onder de wettelijke regeling waarvan de verzekerde voordien werkzaamheden heeft verricht waardoor de betrokken beroepsziekte kon ontstaan, werd doorgezonden.

    3. Eventueel kan volgens dezelfde procedure verder worden teruggegaan tot aan het overeenkomstige orgaan van de lidstaat onder de wettelijke regeling waarvan de getroffene het eerst werkzaamheden heeft verricht waardoor de bedoelde beroepsziekte kon ontstaan.

    Artikel 37 Uitwisseling van inlichtingen tussen organen en betaling van voorschotten bij beroep tegen een afwijzende beslissing

    1. Indien beroep wordt ingesteld tegen een afwijzende beslissing van het orgaan van één der lidstaten onder de wettelijke regeling waarvan de getroffene werkzaamheden heeft verricht waardoor de betrokken beroepsziekte kon ontstaan, is dit orgaan verplicht hiervan kennis te geven aan het orgaan waaraan de aangifte werd doorgestuurd, volgens de procedure van artikel 36, lid 2, en om het later op de hoogte te stellen van de definitieve beslissing.

    2. Indien krachtens de wettelijke regeling die het orgaan waaraan de aangifte werd doorgestuurd toepast, recht op uitkeringen is ingegaan, betaalt dit orgaan voorschotten waarvan het bedrag eventueel na raadpleging van het orgaan tegen welks beslissing beroep werd ingesteld, wordt bepaald. Laatstgenoemd orgaan betaalt het bedrag der uitbetaalde voorschotten terug, indien het, ingevolge het ingestelde beroep, verplicht is de uitkeringen te verlenen. Dit bedrag wordt dan ingehouden op het bedrag van de aan de belanghebbende verschuldigde uitkeringen, overeenkomstig de procedure van artikel 71.

    Artikel 38 Verergering van een beroepsziekte

    In de gevallen bedoeld in artikel 39 van Verordening (EG) nr. 883/2004 is de aanvrager verplicht aan het orgaan van de lidstaat waarbij hij aanspraak op uitkeringen maakt, alle inlichtingen te verstrekken omtrent vroeger voor de bedoelde beroepsziekte toegekende uitkeringen. Dit orgaan kan zich, ter verkrijging van de inlichtingen die het noodzakelijk acht, wenden tot elk ander orgaan dat vroeger bevoegd is geweest.

    Artikel 39Beoordeling van de mate van ongeschiktheid bij een eerder of een later voorgekomen arbeidsongeval of beroepsziekte

    Voor de toepassing van artikel 40, lid 3, van Verordening (EG) nr. 883/2004 is, wanneer een eerdere of latere arbeidsongeschiktheid werd veroorzaakt door een ongeval dat plaatsvond terwijl de betrokkene onderworpen was aan de wetgeving van een lidstaat waarin geen onderscheid wordt gemaakt naar de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid, het bevoegde orgaan voor de eerdere of latere arbeidsongeschiktheid of de daartoe door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat aangewezen instelling verplicht op verzoek van het bevoegde orgaan van een andere lidstaat inlichtingen te verstrekken over de mate van een eerdere of latere arbeidsongeschiktheid, alsmede, voor zover mogelijk, gegevens aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of de arbeidsongeschiktheid het gevolg was van een arbeidsongeval in de zin van de door het orgaan van de tweede lidstaat toegepaste wetgeving.

    In dat geval houdt het bevoegde orgaan overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wetgeving voor het verkrijgen van het recht op uitkeringen en het vaststellen van de hoogte van de uitkeringen rekening met de mate van ongeschiktheid die in deze eerdere of latere gevallen is ontstaan.

    Artikel 40Indiening en behandeling van aanvragen om renten of aanvullende uitkeringen

    1. Om in aanmerking te komen voor een rente of een aanvullende uitkering uit hoofde van de wettelijke regeling van een lidstaat, zijn de werknemer of zelfstandige of diens nabestaanden die op het grondgebied van een andere lidstaat wonen, verplicht een aanvraag te richten hetzij tot het bevoegde orgaan, hetzij tot het orgaan van de woonplaats, dat deze aan het bevoegde orgaan doorzendt. De aanvraag dient vergezeld te gaan van de vereiste bewijsstukken en te zijn opgesteld volgens de bepalingen van de door het bevoegde orgaan toegepaste wettelijke regeling.

    2. Het bevoegde orgaan geeft de aanvrager rechtstreeks of door bemiddeling van het verbindingsorgaan van de bevoegde staat kennis van zijn beslissing; het zendt een afschrift van deze beslissing aan het verbindingsorgaan van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont.

    Artikel 41 Bijzondere uitvoeringsmaatregelen

    De bepalingen van titel III, hoofdstuk 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 die betrekking hebben op verstrekkingen, zijn niet van toepassing op personen die uitsluitend recht hebben op verstrekkingen uit hoofde van een in bijlage 2 bij de onderhavige verordening genoemd bijzonder stelsel voor ambtenaren van een lidstaat.

    Hoofdstuk III – Uitkeringen bij overlijden

    Artikel 42 Aanvraag om een uitkering bij overlijden

    Voor de toepassing van de artikelen 42 en 43 van Verordening (EG) nr. 883/2004 moet de aanvraag om een uitkering bij overlijden gericht worden aan het orgaan van de woonplaats van de aanvrager.

    Hoofdstuk IV – Uitkeringen bij invaliditeit, ouderdoms- en nabestaandenpensioenen

    Artikel 43 Berekening van de uitkering

    1. Voor de berekening van het theoretische bedrag en het werkelijke bedrag van de uitkering overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn de voorschriften van artikel 12, leden 3, 4 en 5, van de onderhavige verordening van toepassing.

    2. Wanneer overeenkomstig artikel 12, lid 3, van deze verordening geen rekening is gehouden met tijdvakken van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, berekent het orgaan van de lidstaat onder de wettelijke regeling waarvan deze tijdvakken zijn vervuld, het met deze tijdvakken overeenkomende bedrag volgens de wettelijke regeling die het toepast. Het op grond van artikel 52, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004 berekende werkelijke bedrag van de uitkering wordt verhoogd met het bedrag dat overeenkomt met de tijdvakken van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering.

    3. Het orgaan van elke lidstaat berekent volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving het voor de tijdvakken van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering verschuldigde bedrag dat overeenkomstig artikel 53, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 883/2004 niet aan de voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking van een andere lidstaat onderworpen is.

    Artikel 44Inaanmerkingneming van tijdvakken die aan de opvoeding van kinderen zijn gewijd

    Onverminderd de bevoegdheid van de lidstaat, vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in titel II van Verordening (EG) nr. 883/2004, moet het orgaan van de lidstaat waar de pensioengerechtigde in de twaalf maanden na de geboorte van het kind het langst gewoond heeft, de in een andere lidstaat aan de opvoeding van kinderen gewijde tijdvakken in aanmerking nemen, voor zover de wetgeving van een andere lidstaat niet op de betrokkene van toepassing wordt wegens al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden.

    Artikel 45Aanvraag voor uitkeringen

    A) Indiening van de aanvraag voor uitkeringen uit hoofde van artikel 44, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004

    1. Om in aanmerking te komen voor uitkeringen uit hoofde van artikel 44, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 richt de aanvrager een aanvraag tot het orgaan van de lidstaat onder de wetgeving waarvan hij viel op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit is ontstaan of deze invaliditeit is verergerd.

    2. Indien ziekengeld werd toegekend, moet de dag waarop het tijdvak van de toekenning van deze uitkering eindigt, in voorkomend geval worden beschouwd als de datum waarop de aanvraag werd ingediend.

    3. In het in artikel 47, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde geval deelt het orgaan waarbij de belanghebbende laatstelijk aangesloten is geweest, aan het orgaan dat deze uitkeringen oorspronkelijk verschuldigd was, de hoogte en de datum van ingang van de krachtens de door eerstgenoemd orgaan toegepaste wettelijke regeling verschuldigde uitkeringen mee. Met ingang van deze datum worden de vóór de toeneming van de invaliditeit verschuldigde uitkeringen ingetrokken of verminderd tot het bedrag van de aanvulling bedoeld in artikel 47, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004.

    B) Indiening van andere aanvragen voor uitkeringen

    4. In andere situaties dan de in artikel 44, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde, richt de aanvrager een aanvraag hetzij aan het orgaan van zijn woonplaats indien hij op een bepaald moment aan de door dit orgaan toegepaste wetgeving onderworpen is geweest, hetzij aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan hij het laatst onderworpen is geweest, in de andere gevallen.

    5. De datum van indiening van de aanvraag geldt voor alle betrokken organen.

    6. Indien de aanvrager in zijn aanvraag niet alle krachtens de wetgeving van andere lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering of wonen heeft opgegeven hoewel hem daar uitdrukkelijk om is verzocht, wordt in afwijking van lid 5 de datum waarop de aanvrager zijn oorspronkelijke aanvraag completeert of een nieuwe aanvraag voor de ontbrekende tijdvakken indient, beschouwd als de datum van indiening van de aanvraag voor het orgaan dat de wetgeving in kwestie toepast, onder voorbehoud van gunstigere bepalingen in deze wetgeving.

    7. Een aan het orgaan van een lidstaat gerichte aanvraag voor een uitkering heeft automatisch tot gevolg dat de uitkeringen krachtens de wettelijke regeling van alle betrokken lidstaten aan de voorwaarden waarvan de aanvrager voldoet, gelijktijdig worden vastgesteld.Deze gelijktijdige vaststelling vindt evenwel niet plaats wanneer de aanvrager overeenkomstig artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 heeft gevraagd de vaststelling van de uitkeringen die krachtens de wettelijke regeling van één of meer lidstaten zouden zijn verkregen, uit te stellen.

    Artikel 46Door de aanvrager bij de aanvraag te voegen stukken en gegevens

    1. De aanvraag wordt door de aanvrager ingediend volgens de bepalingen van de wettelijke regeling die door het in artikel 45, leden 1 en 4, bedoelde orgaan wordt toegepast, en dient vergezeld te gaan van de vereiste bewijsstukken. De aanvrager vermeldt ofwel het orgaan of de organen van de invaliditeits- of ouderdomsverzekering of de verzekering bij overlijden (pensioenen) van elke lidstaat waarbij de verzekerde aangesloten is geweest, ofwel, indien het een werknemer betreft, de werkgever of werkgevers bij wie hij op het grondgebied van elke lidstaat werkzaam is geweest, zulks onder overlegging van de desbetreffende bewijzen die in zijn bezit zijn.

    2. Indien de aanvrager, overeenkomstig artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004, verzoekt de vaststelling van de ouderdomsuitkeringen die krachtens de wettelijke regeling van één of meer lidstaten zouden zijn verkregen, uit te stellen, dient hij nader aan te geven krachtens welke wettelijke regeling hij om uitstel verzoekt.

    Artikel 47Behandeling van de aanvragen door de organen

    A) Behandelend orgaan

    1. De aanvraag voor een uitkering wordt behandeld door het orgaan waaraan de aanvraag is gericht of doorgezonden overeenkomstig artikel 45, lid 1 of 4. Dit orgaan wordt hierna het ‘behandelend orgaan’ genoemd.

    B) Behandeling van aanvragen voor uitkeringen uit hoofde van artikel 44 van Verordening (EG) nr. 883/2004

    2. In het in artikel 44, lid 3, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde geval geeft het behandelend orgaan alle gegevens van de betrokkene door aan het orgaan waarbij deze voorheen aangesloten is geweest, dat het dossier op zijn beurt in behandeling neemt.

    3. De artikelen 48 tot en met 52 zijn niet van toepassing op de behandeling van de in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde aanvragen.

    C) Behandeling van andere aanvragen voor uitkeringen

    4. In andere situaties dan de in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde zendt het behandelend orgaan de aanvragen voor uitkeringen onmiddellijk door aan alle betrokken organen zodat zij tegelijkertijd en onverwijld door al deze organen behandeld kunnen worden. Het deelt hun de tijdvakken van verzekering of van wonen mee die krachtens de wettelijke regeling die het toepast zijn vervuld, eventueel vergezeld van de door de aanvrager overgelegde bewijzen.

    5. Elk van de andere betrokken organen deelt het behandelend orgaan de tijdvakken van verzekering of van wonen mee die krachtens de wettelijke regeling die het toepast zijn vervuld. Behalve in het in artikel 46, lid 2, van de onderhavige verordening bedoelde geval deelt elk orgaan ook het bedrag mee van het in artikel 52, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde autonoom pensioen als uitsluitend op grond van de nationale wetgeving recht op een uitkering bestaat.

    6. Het behandelend orgaan geeft alle gegevens die het heeft ontvangen door aan alle betrokken organen. Op grond hiervan berekent elk betrokken orgaan het theoretische en het werkelijke bedrag van de uitkeringen overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004 en deelt het deze bedragen mee aan het behandelend orgaan.

    7. Zodra het behandelende orgaan op grond van de in lid 5 bedoelde gegevens vaststelt dat artikel 46, lid 2, of artikel 57, lid 2 of 3, van Verordening (EG) nr. 883/2004 moeten worden toegepast, stelt het de overige betrokken organen hiervan in kennis.

    8. Om de aanvrager in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van het in artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde recht van uitstel, deelt het behandelend orgaan hem alle gegevens mede waarover het beschikt, zodat hij op de hoogte is van de gevolgen van de gelijktijdige vaststelling van de uitkeringen waarop hij aanspraak kan maken. De aanvrager richt een eventueel verzoek om uitstel aan het behandelend orgaan, die dit onverwijld doorzendt aan het betrokken orgaan.

    Artikel 48Mededeling van de beslissingen aan de aanvrager

    1. Elk orgaan geeft de aanvrager volgens de bepalingen die het toepast, kennis van de door dit orgaan genomen beslissing ten aanzien van de vaststelling van de uitkering. In elke beslissing worden de rechtsmiddelen en beroepstermijnen vermeld die daarop van toepassing zijn. Van elke beslissing wordt een kopie aan het behandelend orgaan gestuurd. Na ontvangst van al deze beslissingen verstrekt het behandelende orgaan de aanvrager in diens eigen taal en op de in artikel 3, lid 4, bedoelde wijze een samenvatting van deze beslissingen. Deze samenvatting zendt het ook aan de andere betrokken organen toe.

    2. De overeenkomstig artikel 3, lid 4, ter kennis van de aanvrager gebrachte samenvatting moet worden beschouwd als een nieuwe beslissing, waartegen beroep kan worden aangetekend.

    Artikel 49Bepaling van de mate van invaliditeit

    1. Wanneer het bepaalde in artikel 46, lid 3, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing is, is alleen het behandelend orgaan bevoegd de beslissing omtrent de toestand van invaliditeit van de aanvrager te nemen. Het neemt deze beslissing zodra het in staat is te bepalen of voldaan wordt aan de voorwaarden die de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling stelt voor het ingaan van het recht, zo nodig met inachtneming van de artikelen 6 en 51 van Verordening (EG) nr. 883/2004. Het geeft de andere betrokken organen onverwijld kennis van deze beslissing.

    Indien met inachtneming van de artikelen 6 en 51 van Verordening (EG) nr. 883/2004 en afgezien van de voorwaarden betreffende de toestand van invaliditeit niet wordt voldaan aan de andere voorwaarden die de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling stelt voor het ingaan van het recht, stelt het behandelend orgaan het bevoegde orgaan van de lidstaat aan de wettelijke regeling waarvan de aanvrager het laatst onderworpen was, daarvan onmiddellijk in kennis. Dit laatste orgaan is bevoegd de beslissing omtrent de toestand van invaliditeit van de aanvrager te nemen, indien wordt voldaan aan de voorwaarden voor het ingaan van het recht, die de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling stelt; het geeft de andere betrokken organen onverwijld kennis van deze beslissing.

    Eventueel kan voor het ingaan van het recht op dezelfde wijze verder worden teruggegaan tot aan het inzake invaliditeit bevoegde orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan de aanvrager het eerst onderworpen is geweest.

    2. Wanneer het bepaalde in artikel 46, lid 3, van Verordening (EG) nr. 883/2004 niet van toepassing is, is elk orgaan bevoegd de aanvrager door een arts van eigen keuze te laten onderzoeken om de mate van invaliditeit te bepalen. Het orgaan van een lidstaat houdt evenwel rekening met de medische documenten en rapporten alsmede met de inlichtingen van administratieve aard die door het orgaan van enige andere lidstaat zijn ingewonnen alsof deze in zijn eigen lidstaat waren opgesteld.

    3. Wanneer het medisch onderzoek plaatsvindt in een andere lidstaat van de lidstaat van de woonplaats van de betrokkene, komen de daaraan verbonden reis- en verblijfkosten ten laste van het orgaan dat opdracht heeft gegeven tot dit medisch onderzoek.

    Artikel 50Vooruitbetalingen en voorschotten op uitkeringen

    1. Niettegenstaande artikel 7 van de onderhavige verordening betaalt elk orgaan dat overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 tijdens de behandeling van een aanvraag voor uitkeringen vaststelt dat de aanvrager krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving recht heeft op een autonome uitkering, deze uitkering onmiddellijk. Deze betaling wordt als voorlopig beschouwd als het toegekende bedrag nog aan wijzigingen onderhevig is afhankelijk van het resultaat van de behandeling van de aanvraag.

    2. Ingeval geen enkele voorlopige uitkering aan de aanvrager kan worden betaald krachtens lid 1, doch indien uit de ontvangen inlichtingen blijkt dat een recht is ingegaan krachtens artikel 52, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004, betaalt het behandelende orgaan hem een terugvorderbaar voorschot dat zo dicht mogelijk het bedrag benadert dat vermoedelijk zal worden vastgesteld krachtens artikel 52, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004.

    3. Het orgaan dat krachtens lid 1 of 2 voorlopige uitkeringen dient te betalen, stelt de aanvrager hiervan onmiddellijk in kennis, waarbij het uitdrukkelijk zijn aandacht vestigt op de voorlopige aard van de genomen maatregel en op het feit dat alleen beroep kan worden aangetekend tegen de beslissing ten aanzien van de vaststelling van de definitieve uitkering.

    Artikel 51Herberekening van de uitkeringen

    1. In geval van een herberekening van de uitkeringen op grond van artikel 48, leden 3 en 4, artikel 50, lid 4, en artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 is artikel 50 van de onderhavige verordening van overeenkomstige toepassing.

    2. Bij herberekening dan wel intrekking of schorsing van de uitkering geeft het orgaan dat deze beslissing heeft genomen, hiervan onverwijld kennis aan de belanghebbende volgens de procedure van artikel 3, leden 4 tot en met 7, en aan elk der organen ten aanzien waarvan de belanghebbende een recht heeft.

    Artikel 52Maatregelen ter bespoediging van de vaststelling van de uitkeringen

    1. Wanneer de wetgeving van een lidstaat op een persoon van toepassing wordt, verstrekt het door de bevoegde autoriteit van deze lidstaat aangewezen orgaan het aangewezen orgaan van de lidstaat waarvan deze persoon de nationaliteit bezit, alle gegevens betreffende de identificatie van deze persoon, met inbegrip van het identificatienummer dat hem door het ter zake van het pensioen bevoegde orgaan van de eerste lidstaat is toegekend, alsmede de naam van genoemd bevoegd orgaan. Het deelt deze instelling ook alle andere inlichtingen mede die de latere vaststelling van de pensioenen kunnen vergemakkelijken en bespoedigen.

    2. Voor de toepassing van lid 1 worden staatlozen en vluchtelingen, alsmede personen die nooit onderworpen zijn geweest aan de wetgeving van de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, beschouwd als onderdanen van de lidstaat aan de wetgeving waarvan zij het eerst onderworpen zijn geweest.

    3. De betrokken organen maken, op verzoek van de belanghebbende of van het orgaan waarbij hij op dat ogenblik is aangesloten, een overzicht van zijn verzekeringsloopbaan, en wel uiterlijk een jaar voor de datum waarop hij de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken.

    4. De Administratieve Commissie stelt vast op welke wijze de vorige leden worden toegepast.

    Artikel 53Coördinatiemaatregelen in een lidstaat

    1. Als de nationale wetgeving voorschriften behelst voor de vaststelling van het orgaan dat voor de vaststelling van het pensioen verantwoordelijk is, zijn deze voorschriften van toepassing en worden uitsluitend de krachtens de wetgeving van deze lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering in aanmerking genomen.

    2. Als de nationale wetgeving voorschriften behelst voor de coördinatie tussen de bijzondere stelsels voor ambtenaren en het algemene stelsel voor werknemers, blijven deze voorschriften onverlet door de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en de onderhavige verordening.

    Hoofdstuk V – Werkloosheidsuitkeringen

    Artikel 54 Berekening van de uitkering

    1. Voor de toepassing van artikel 62, lid 3, van Verordening (EG) nr. 883/2004 deelt het bevoegde orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan de betrokkene tijdens zijn laatste al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden onderworpen was, het orgaan van de woonplaats op diens verzoek alle voor de berekening van de werkloosheidsuitkering vereiste gegevens mede, met name het bedrag van het ontvangen salaris of beroepsinkomen.

    2. Voor de toepassing van artikel 62 van Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt, wanneer de in artikel 65, lid 5, van genoemde verordening bedoelde werknemer die geen grensarbeider is, nooit als werknemer aan de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats onderworpen is geweest, de werkloosheidsuitkering berekend op basis van het loon dat in die lidstaat met gelijkwaardige of soortgelijke werkzaamheden als die welke hij het laatst op het grondgebied van een andere lidstaat heeft uitgeoefend, gewoonlijk wordt verdiend.

    3. Voor de toepassing van artikel 62 van Verordening (EG) nr. 883/2004 en niettegenstaande artikel 63 van genoemde verordening houdt het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat de hoogte van de uitkering wisselt naar gelang van het aantal gezinsleden, eveneens rekening met de gezinsleden van de betrokkene die in een andere lidstaat wonen, alsof zij in de bevoegde lidstaat woonden. Deze bepaling is niet van toepassing als in de lidstaat waar de gezinsleden wonen, een andere persoon recht heeft op een werkloosheidsuitkering bij de berekening waarvan met deze gezinsleden rekening is gehouden.

    Artikel 55Voorwaarden voor en beperkingen van het behoud van het recht op uitkering wanneer de werkloze zich naar een andere lidstaat begeeft

    1. Om in aanmerking te komen voor toepassing van artikel 64 van Verordening (EG) nr. 883/2004 stelt de werkloze die zich naar een andere lidstaat begeeft, het bevoegde orgaan daarvan vóór zijn vertrek in kennis en verzoekt hij dit orgaan om een document waaruit blijkt dat hij recht blijft houden op de uitkering onder de in artikel 64, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004 vastgestelde voorwaarden.

    Dit orgaan informeert hem over de verplichtingen die op hem rusten, en verstrekt hem genoemd document, waarin met name worden vermeld:

    a) sinds welke datum de werkloze niet langer ter beschikking staat van de diensten voor arbeidsvoorziening van de bevoegde staat;

    b) de overeenkomstig artikel 64, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004 toegestane termijn voor de inschrijving als werkzoekende in de lidstaat waarheen de werkloze zich begeven heeft;

    c) de maximumtijd gedurende welke het recht op prestaties kan worden behouden overeenkomstig artikel 64, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 883/2004;

    d) de feiten waardoor het recht op uitkering kan worden gewijzigd.

    2. De werkloze schrijft zich in als werkzoekende bij de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waarheen hij zich begeeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 64, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004 en overhandigt het orgaan van deze lidstaat het in lid 1 bedoelde document. Zo niet, dan wendt het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven, zich tot het bevoegde orgaan om de nodige informatie in te winnen.

    3. De diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waarheen de werkloze zich heeft begeven om daar werk te zoeken, informeren de werkloze over zijn verplichtingen.

    4. Het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven, stelt het bevoegde orgaan onmiddellijk in kennis van de datum van inschrijving van de werkloze bij de diensten voor arbeidsvoorziening en van zijn nieuwe adres.

    Elke maand gedurende de periode dat de werkloze recht heeft op behoud van zijn uitkering, zendt het aan het bevoegde orgaan de relevante informatie over de situatie van de werkloze en met name of deze nog steeds is ingeschreven bij de diensten voor arbeidsvoorziening en of hij zich houdt aan de georganiseerde controleprocedures.

    5. Het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven verricht de controle of laat deze verrichten alsof het een werkloze betrof die uitkeringen geniet krachtens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling. Het stelt het bevoegde orgaan onmiddellijk in kennis van elk feit als bedoeld in lid 1, onder d).

    6. De bevoegde autoriteiten of de bevoegde organen van twee of meer lidstaten kunnen onderling maatregelen vaststellen om het zoeken van werk door werklozen die zich krachtens artikel 64 van Verordening (EG) nr. 883/2004 naar een van deze lidstaten begeven, te vergemakkelijken.

    Artikel 56Werkloze die in een andere dan de bevoegde lidstaat woonde

    1. Wanneer de werkloze overeenkomstig artikel 65, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 besluit zich zowel in de lidstaat van de woonplaats als in de lidstaat waar hij het laatst al dan niet in loondienst werkzaam is geweest, als werkzoekende in te schrijven, stelt hij allereerst het orgaan en de diensten voor arbeidsvoorziening van zijn woonplaats daarvan in kennis.

    Op verzoek van de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waar hij het laatst al dan niet in loondienst werkzaam is geweest, geven de diensten voor arbeidsvoorziening van de woonplaats de relevante informatie over de inschrijving van de werkloze en diens pogingen om werk te vinden door.

    2. Wanneer het recht op een uitkering afhankelijk is van de vervulling van bepaalde verplichtingen op grond van de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats, wordt rekening gehouden met de verplichtingen van de werkloze bij de diensten voor arbeidsvoorziening van de andere lidstaat. Het is aan de werkloze om het orgaan van zijn woonplaats over het tijdschema en de aard van deze verplichtingen in te lichten.

    3. Voor de toepassing van artikel 65, lid 5, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004 deelt het orgaan van de lidstaat aan de wettelijke regeling waarvan de werknemer het laatst onderworpen is geweest, het orgaan van de woonplaats op verzoek van dit laatste mede of de werknemer recht heeft op een uitkering op grond van artikel 64 van Verordening (EG) nr. 883/2004.

    Hoofdstuk VI – Gezinsuitkeringen

    Artikel 57 Prioriteitsregels bij samenloop

    Voor de toepassing van artikel 68, lid 1, onder b), punt i), van Verordening (EG) nr. 883/2004 berekent elke betrokken lidstaat, wanneer de volgorde van prioriteit niet aan de hand van de woonplaats van de kinderen kan worden vastgesteld, het bedrag van de uitkeringen inclusief de kinderen die niet op zijn grondgebied wonen. Het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving de hoogste uitkering biedt, betaalt het gehele bedrag uit. Het bevoegd orgaan van de andere lidstaat vergoedt dat orgaan, binnen de grenzen van de in de wetgeving van die lidstaat voorziene bedragen, de helft van dat bedrag.

    Artikel 58 Voorschriften die van toepassing zijn indien op iemand gedurende een zelfde tijdvak of een gedeelte van een tijdvak achtereenvolgens de wettelijke regeling van diverse lidstaten van toepassing is

    1. Indien op iemand gedurende een kalendermaand, ongeacht de in de wetgeving van de lidstaten bepaalde vervaldagen voor de betaling van de gezinsuitkeringen, achtereenvolgens de wettelijke regeling van twee lidstaten van toepassing was, neemt het orgaan dat de gezinsuitkeringen heeft betaald op grond van de eerste wetgeving die gedurende het betrokken tijdvak van toepassing was, deze kosten tot het einde van de lopende maand voor zijn rekening.

    2. Het deelt het orgaan van de andere lidstaat mede met ingang van welke datum het de betaling van de gezinsuitkeringen in kwestie staakt.

    Artikel 59Procedure voor de toepassing van de artikelen 67 en 68 van Verordening (EG) nr. 883/2004

    1. De aanvraag voor gezinsuitkeringen wordt in eerste instantie gericht:

    a) aan het orgaan van de lidstaat waar de aanvrager werkt, wanneer een recht op uitkeringen bestaat uit hoofde van al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden en de echtgenoot van de aanvrager geen recht op uitkeringen heeft uit hoofde van al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden in een andere lidstaat;

    b) in de andere gevallen aan het orgaan van de woonplaats van de kinderen of een van deze organen indien de kinderen in verschillende lidstaten wonen.

    2. Het orgaan waarbij de aanvraag overeenkomstig lid 1 is ingediend, onderzoekt deze op grond van de gedetailleerde informatie die door de aanvrager is verstrekt, en neemt telkens wanneer dat nodig is een voorlopige beslissing ten aanzien van de toepasselijke prioriteitsregels, rekening houdend met alle feitelijke en rechtelijke gegevens die de gezinssituatie van de aanvrager kenmerken.Het stelt de aanvrager hiervan in kennis en betaalt hem voorlopig de uitkeringen waarin de wetgeving die het toepast, voorziet.

    3. De voorlopige beslissing over de in het concrete geval toepasselijke prioriteitsregels wordt toegezonden aan elk van de organen van de andere lidstaat/lidstaten aan de wetgeving waarvan eventueel rechten op uitkeringen kunnen worden ontleend. Deze organen beschikken over een termijn van een maand, gerekend vanaf de datum van verzending van de voorlopige beslissing, om deze te betwisten of om aanvullende informatie te vragen.

    Na afloop van deze termijn wordt de beslissing van het orgaan waarbij de aanvraag overeenkomstig lid 1 werd ingediend, voor de betrokken organen bindend. Op grond hiervan stelt elk van deze organen een berekening op van het bedrag van de aan de rechthebbende verschuldigde uitkeringen en stuurt het deze zo spoedig mogelijk aan het orgaan waarbij de aanvraag werd ingediend.

    4. Het orgaan waarbij de aanvraag overeenkomstig lid 1 werd ingediend, zendt de aanvrager de beslissing toe met betrekking tot de volgorde van prioriteiten voor de toekenning van de uitkeringen, vergezeld van de berekening hiervan door de betrokken organen.

    5. Het orgaan dat voorlopige uitkeringen heeft betaald voor een hoger bedrag dan uiteindelijk voor zijn rekening komt, richt zich volgens de procedure van artikel 71 tot het prioritaire orgaan om het te veel betaalde terug te vorderen.

    Artikel 60 Procedure voor de toepassing van artikel 69 van Verordening (EG) nr. 883/2004

    Voor de toepassing van artikel 69 van Verordening (EG) nr. 883/2004 stuurt het bevoegde orgaan, als dit vaststelt dat aan de wetgeving die het toepast, geen recht kan worden ontleend, deze aanvraag, vergezeld van alle nodige documenten en inlichtingen onverwijld door aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan de betrokkene het langst onderworpen is geweest. Eventueel moet op dezelfde wijze verder worden teruggegaan tot aan het orgaan van de lidstaat krachtens de wettelijke regeling waarvan de belanghebbende het kortste tijdvak van verzekering of wonen heeft vervuld.

    Titel IV – Financiële bepalingen

    Hoofdstuk I – Vergoeding van prestaties krachtens artikel 35, lid 1, en artikel 41 van Verordening (EG) nr. 883/2004

    Afdeling 1 – Vergoeding van prestaties op basis van de werkelijke kosten

    Artikel 61 Beginselen

    1. Voor de toepassing van artikel 35, lid 1, en artikel 41 van Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt het werkelijke bedrag van de verleende verstrekkingen door het bevoegde orgaan aan het orgaan dat genoemde verstrekkingen heeft verleend, vergoed, zoals dit bedrag uit de boekhouding van laatstgenoemd orgaan blijkt, behoudens toepassing van artikel 62 van de onderhavige verordening.

    2. Voor de toepassing van lid 1 wordt het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden die in een andere lidstaat wonen dan de verzekerde, in de in artikel 20, lid 4, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde gevallen, en het orgaan van de woonplaats van de gepensioneerde en zijn gezinsleden, in de in artikel 27, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde gevallen, als het bevoegde orgaan beschouwd.

    3. Wanneer het hele of een gedeelte van het werkelijke bedrag van de in lid 1 bedoelde verstrekkingen niet blijkt uit de boekhouding van het orgaan dat deze heeft verleend, wordt het te vergoeden bedrag bepaald op basis van een vast bedrag dat wordt vastgesteld op grond van alle ter zake dienende referenties die aan de beschikbare gegevens werden ontleend. De Administratieve Commissie beoordeelt de grondslagen die voor de berekening van de vaste bedragen dienen, en stelt de hoogte ervan vast.

    4. Voor de vergoeding kunnen geen hogere tarieven in rekening worden gebracht dan die welke gelden voor de verstrekkingen verleend aan verzekerden die zijn onderworpen aan de wettelijke regeling die wordt toegepast door het orgaan dat de in lid 1 bedoelde verstrekkingen heeft verleend.

    5. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op de vergoeding van overeenkomstig artikel 27, lid 8, tweede zin, betaalde uitkeringen.

    Afdeling 2 – Vergoeding van prestaties op basis van vaste bedragen

    Artikel 62 Vaststelling van de betrokken lidstaten

    1. De in artikel 35, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde lidstaten met zodanige juridische of administratieve structuren dat toepassing van vergoeding op grond van de werkelijk gemaakte kosten niet passend is, worden vermeld in bijlage 3 van de onderhavige verordening.

    2. Een lidstaat kan van de methode van vaste vergoeding afzien, doch alleen met ingang van een kalenderjaar. In dat geval is de betrokken lidstaat verplicht de Administratieve Commissie daarvan uiterlijk eind juni van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin deze verandering moet ingaan, in kennis te stellen.

    3. Voor de in bijlage 3 bij de onderhavige verordening genoemde lidstaten wordt het bedrag van de verstrekkingen die krachtens artikel 17 van Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn verleend aan gezinsleden die niet in dezelfde lidstaat wonen als de verzekerde, en die krachtens artikel 22, artikel 24, lid 1, en de artikelen 25 en 26 van Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn verleend aan gepensioneerden en hun gezinsleden, door de bevoegde organen vergoed aan de organen die deze verstrekkingen hebben verleend op basis van een voor elk kalenderjaar vastgesteld vast bedrag. Dit vast bedrag moet het bedrag van de werkelijke uitgaven zo dicht mogelijk benaderen.

    Artikel 63Methode voor de berekening van de vaste bedragen

    1. Voor elke debiteurlidstaat is het vast bedrag voor een kalenderjaar gelijk aan de som van de producten, verkregen door de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon volgens verschillende leeftijdsklassen te vermenigvuldigen met het in elke leeftijdsklasse in aanmerking te nemen aantal personen en op de uitkomst een aftrek toe te passen.

    VAST BEDRAG = | [pic] |

    De symbolen in deze formule hebben de volgende betekenis:

    – De sommatie-index i (waarden i = 1, 2 en 3) staat voor de drie leeftijdsklassen die voor de berekening van het vast bedrag worden gehanteerd:

    i = 1: personen onder de 20 jaar

    i = 2: personen tussen 20 en 64 jaar

    i = 3: personen van 65 jaar en ouder.

    – De coëfficiënt X (getal tussen 0 en 1) staat voor de toegepaste aftrek, zoals omschreven in lid 4.

    – Yi staat voor de gemiddelde jaarlijkse kosten van de personen in de leeftijdsklasse i, zoals gedefinieerd in lid 2.

    – Zi staat voor het in aanmerking te nemen gemiddelde aantal personen in leeftijdsklasse i, zoals gedefinieerd in lid 3.

    2. De gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon (Yi) in leeftijdsklasse i worden verkregen door de jaarlijkse uitgaven voor het totaal van de verstrekkingen die door de organen van de crediteurlidstaat zijn verleend aan alle personen van de betreffende leeftijdsklasse die onder zijn wettelijke regeling vallen en op zijn grondgebied wonen, te delen door het gemiddelde jaarlijkse aantal personen in deze leeftijdsklasse. Voor deze berekening worden de uitgaven in het kader van het in artikel 23 bedoelde stelsel in aanmerking genomen.

    3. Voor elke debiteurlidstaat is het gemiddelde aantal personen (Zi) in leeftijdsklasse i gelijk aan het aantal personen dat onder de wettelijke regeling van deze lidstaat valt en die voor zijn rekening in aanmerking kunnen komen voor verstrekkingen van de crediteurlidstaat.

    Het in aanmerking te nemen aantal personen wordt vastgesteld aan de hand van een inventaris die voor dit doel wordt bijgehouden door het orgaan van de woonplaats, zulks op basis van de door het bevoegde orgaan verstrekte bewijsstukken inzake de rechten van de belanghebbenden.

    4. De op het vast bedrag toe te passen aftrek is in beginsel gelijk aan 15 % (X = 0,15). Deze aftrek is gelijk aan 20 % (X = 0,20) wanneer de bevoegde lidstaat in bijlage IV van Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt vermeld.

    5. De Administratieve Commissie bepaalt volgens welke methoden en op welke wijze de in de vorige leden bedoelde factoren voor de berekening van het vast bedrag worden vastgesteld.

    Artikel 64Kennisgeving van de gemiddelde jaarlijkse kosten

    Het bedrag van de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon in elke leeftijdsklasse voor een bepaald jaar wordt uiterlijk op 30 juni van het tweede jaar na het jaar in kwestie aan de Rekencommissie medegedeeld. Bij niet-inachtneming van deze termijnen wordt het bedrag van de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon van het jaar daarvoor gehanteerd.

    De gemiddelde jaarlijkse kosten worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie .

    Afdeling 3 – Gemeenschappelijke bepalingen

    Artikel 65 Procedure voor de vergoeding tussen organen onderling

    De in de artikelen 35 en 41 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde vergoedingen tussen de organen van de lidstaten lopen via het verbindingsorgaan.

    Artikel 66Termijnen voor de indiening en betaling van schuldvorderingen

    1. De op grond van de werkelijke uitgaven vastgestelde schuldvorderingen moeten uiterlijk zes maanden na afloop van het kalenderhalfjaar waarin de prestaties zijn verleend, worden ingediend.

    2. De voor een kalenderjaar op grond van vaste bedragen vastgestelde schuldvorderingen moeten worden ingediend binnen zes maanden na de maand waarin de gemiddelde kosten voor het jaar in kwestie in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend zijn gemaakt.

    3. Schuldvorderingen die na de in de leden 1 en 2 genoemde termijnen worden ingediend, worden niet in aanmerking genomen.

    4. De schuldvorderingen worden door het debiteurorgaan binnen zes maanden na afloop van het kalenderhalfjaar waarin zij zijn ingediend, gecontroleerd en betaald. Eventueel deelt het debiteurorgaan het crediteurorgaan voor afloop van deze periode van zes maanden zijn beslissing mede om bepaalde uitgaven af te wijzen.

    5. Betwistingen betreffende de aard en het bedrag van een schuldvordering moeten uiterlijk een jaar na afloop van het kalenderhalfjaar waarin de schuldvordering werd ingediend, zijn geregeld. Na deze termijn wordt de schuldvordering in kwestie als betaalbaar beschouwd.

    Artikel 67Moratoire interesten

    1. Na afloop van de in artikel 66, lid 4, bedoelde periode van zes maanden worden de nog openstaande schuldvorderingen vermeerderd met interest. Deze interest wordt berekend op basis van de referentievoet die door de Europese Centrale Bank wordt toegepast op haar belangrijkste herfinancieringsverrichtingen. De toegepaste referentievoet is die welke geldt op de eerste dag van de maand waarin de betaling verschuldigd is. Deze voet wordt vermeerderd met twee procentpunten vanaf het einde van de in artikel 66, lid 5, bedoelde periode van een jaar.

    2. De Administratieve Commissie stelt de methode en de grondslag voor de berekening van de interest vast.

    Artikel 68Afsluiting van de jaarrekeningen

    1. Overeenkomstig artikel 72, onder g), van Verordening (EG) nr. 883/2004 stelt de Administratieve Commissie op basis van het verslag van de Rekencommissie voor elk kalenderjaar een stand van de schuldvorderingen op. Hiertoe delen de verbindingsorganen de Rekencommissie binnen de door haar vastgestelde termijnen en op de door haar vastgestelde wijze het bedrag mede van de ingediende, betaalde of betwiste schuldvorderingen (crediteurpositie) enerzijds, en het bedrag van de ontvangen, betaalde of betwiste schuldvorderingen (debiteurpositie) anderzijds.

    2. De Administratieve Commissie kan elk onderzoek laten instellen, dienstig voor de controle op de statistische en boekhoudkundige gegevens, aan de hand waarvan de jaarlijkse stand van de schuldvorderingen bedoeld in lid 1 wordt opgesteld, inzonderheid om na te gaan of deze gegevens in overeenstemming zijn met de voorschriften van deze titel.

    Hoofdstuk II – Vergoeding van werkloosheidsuitkeringen uit hoofde van artikel 65 van Verordening (EG) nr. 883/2004

    Artikel 69 Vergoeding van werkloosheidsuitkeringen

    Bij ontstentenis van het in artikel 65, lid 8, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde akkoord richt het orgaan van de woonplaats aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan de rechthebbende het laatst onderworpen is geweest, het verzoek om vergoeding van werkloosheidsuitkeringen uit hoofde van artikel 65, leden 6 en 7, van Verordening (EG) nr. 883/2004, en wel binnen zes maanden gerekend vanaf de laatste betaling van de werkloosheidsuitkeringen om vergoeding waarvan wordt verzocht. Het verzoek vermeldt het bedrag van de uitkeringen die gedurende de in artikel 65, leden 6 en 7, bedoelde tijdvakken van drie of vijf maanden zijn betaald, het tijdvak waarvoor deze uitkeringen zijn betaald en de identificatiegegevens van de werkloze.

    Wanneer over de bedragen in kwestie een verschil van mening tussen de betrokken organen bestaat, is het bepaalde in artikel 66, leden 4 en 5, van de onderhavige verordening van overeenkomstige toepassing.

    Hoofdstuk III – Terugvordering van te veel ontvangen prestaties en voorlopige betalingen, compensatie, bijstand inzake invordering

    Afdeling 1 – Beginselen

    Artikel 70

    1. Voor de toepassing van artikel 84 van Verordening (EG) nr. 883/2004 en in het bij dit artikel vastgestelde kader vindt de invordering van schuldvorderingen telkens wanneer dat mogelijk is bij voorkeur plaats door middel van compensatie, zowel tussen de organen die vorderingen hebben, hierna de ‘verzoekende instanties’ genoemd, en de organen die uitkeringen verschuldigd zijn, hierna de ‘aangezochte instanties’ genoemd, als ten aanzien van de verzekerde overeenkomstig de artikelen 71 en 72 van de onderhavige verordening.

    Wanneer de hele of een deel van de schuldvordering niet door middel van de in de eerste alinea bedoelde compensatie kon worden ingevorderd, worden de door de begunstigde verschuldigde bedragen ingevorderd krachtens de artikelen 73 tot en met 82.

    2. Het verbindingsorgaan moet voor de aan hem gerichte verzoeken als aangezochte instantie worden beschouwd.

    Afdeling 2 – Compensatie

    Artikel 71 Onverschuldigde of te veel ontvangen uitkeringen

    1. Indien het orgaan van een lidstaat aan een rechthebbende op uitkeringen een groter bedrag heeft uitbetaald dan waarop hij recht heeft, verzoekt dit orgaan, op de wijze en binnen de grenzen als bepaald in de door dit orgaan toegepaste wetgeving, aan het orgaan van enige andere lidstaat dat uitkeringen aan deze rechthebbende verschuldigd is, het te veel betaalde bedrag in te houden op de bedragen die het aan bedoelde rechthebbende betaalt. Laatstgenoemd orgaan houdt het bedrag in op de wijze en binnen de grenzen als voor een dergelijke schuldvergelijking is bepaald bij de wetgeving die door dit orgaan wordt toegepast alsof het door dit orgaan zelf te veel betaalde bedragen betreft en maakt het ingehouden bedrag over aan het crediteurorgaan.

    2. In het kader van artikel 6 stelt het orgaan dat voorlopige uitkeringen heeft betaald, hoogstens twee maanden nadat de toepasselijke wetgeving of het voor de betaling van de uitkeringen verantwoordelijke orgaan is vastgesteld, de berekening op van het bedrag dat het bevoegd orgaan hem verschuldigd is. Wanneer door de rechthebbende en/of zijn werkgever voorlopige premies of bijdragen zijn betaald, wordt hiermee bij de vaststelling van dit bedrag rekening gehouden.

    Het bevoegd orgaan dat aan de rechthebbende uitkeringen verschuldigd is, houdt het uit hoofde van de voorlopige betaling verschuldigde bedrag in op de bedragen die het aan de betrokkene verschuldigd is. Het debiteurorgaan houdt het bedrag in, op de wijze en binnen de grenzen als voor een dergelijke schuldvergelijking is bepaald bij de door dit orgaan toegepaste wetgeving, en maakt het ingehouden bedrag onverwijld over aan de instelling die vorderingen heeft.

    3. Wanneer een verzekerde in een lidstaat sociale bijstand heeft genoten gedurende een tijdvak waarin hij krachtens de wetgeving van een andere lidstaat recht op uitkeringen had, kan de instelling die de bijstand heeft verleend, indien zij een wettelijk verhaalsrecht heeft op de uitkeringen die verschuldigd zijn aan bedoelde persoon, aan het orgaan van enige andere lidstaat dat uitkeringen aan deze persoon verschuldigd is, verzoeken het voor bijstand uitgegeven bedrag in te houden op de sommen die het aan bedoelde persoon betaalt.

    Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op het gezinslid van een verzekerde dat op het grondgebied van een lidstaat bijstand heeft genoten gedurende een tijdvak waarin deze verzekerde vanwege het betrokken gezinslid krachtens de wetgeving van een andere lidstaat recht op uitkeringen had.Het crediteurorgaan zendt de berekening van het hem verschuldigde bedrag aan het debiteurorgaan. Dit houdt het bedrag in, op de wijze en binnen de grenzen als voor een dergelijke schuldvergelijking is bepaald bij de door dit orgaan toegepaste wetgeving, en maakt het ingehouden bedrag onverwijld over aan de instelling die vorderingen heeft.

    4. In de in de leden 2 en 3 bedoelde gevallen zendt het bevoegde orgaan de betrokkene een overzicht van zijn situatie met de bedragen die krachtens de wettelijke regeling die dit orgaan toepast, verschuldigd of te veel ontvangen zijn.

    Artikel 72Onverschuldigde of te veel geïnde premies of bijdragen

    In het kader van artikel 6 gaat het orgaan dat van een verzekerde en/of zijn werkgever voorlopige premies of bijdragen heeft geïnd, pas over tot terugbetaling van de bedragen in kwestie aan degenen die deze hebben betaald, na bij het bevoegde orgaan navraag te hebben gedaan naar de bedragen die op grond van artikel 6, lid 3, eventueel aan dit orgaan verschuldigd zijn.

    Afdeling 3 – Invordering

    Artikel 73 Verzoeken om inlichtingen

    1. Op verzoek van de verzoekende instantie verstrekt de aangezochte instantie haar de inlichtingen die haar van nut zijn voor de invordering van een schuldvordering.

    Teneinde zich deze inlichtingen te verschaffen, oefent de aangezochte instantie de bevoegdheden uit die zijn vastgesteld bij de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen welke van toepassing zijn voor de invordering van soortgelijke schuldvorderingen, ontstaan in de eigen lidstaat.

    2. Het verzoek om inlichtingen vermeldt naam, adres en enige andere relevante informatie waartoe de verzoekende instantie normaliter toegang heeft, van de persoon waarop de te verstrekken inlichtingen betrekking hebben, alsmede de aard en het bedrag van de schuldvordering uit hoofde waarvan het verzoek wordt ingediend.

    3. De aangezochte instantie is niet gehouden inlichtingen te verstrekken welke zij niet zou kunnen verkrijgen voor de invordering van soortgelijke schuldvorderingen, ontstaan in de eigen lidstaat.

    4. De aangezochte instantie stelt de verzoekende instantie op de hoogte van de beweegredenen die zich verzetten tegen het voldoen aan het verzoek tot inlichtingen.

    Artikel 74Notificatie

    1. Op verzoek van de verzoekende instantie gaat de aangezochte instantie over tot notificatie aan de geadresseerde, volgens de in de eigen lidstaat voor de notificatie van overeenkomstige akten geldende rechtsregels, van alle, met inbegrip van de gerechtelijke, akten en beslissingen met betrekking tot een schuldvordering en/of de invordering daarvan, welke uitgaan van de lidstaat van de verzoekende instantie.

    2. Het verzoek tot notificatie vermeldt naam, adres en enige andere relevante informatie waartoe de verzoekende instantie normaliter toegang heeft van de geadresseerde, de aard en het onderwerp van de te notifiëren akte of beslissing, en, in voorkomend geval, naam, adres en enige andere relevante informatie waartoe de verzoekende instantie normaliter toegang heeft van de debiteur en de in de akte of de beslissing bedoelde schuldvordering, alsmede alle andere nuttige inlichtingen.

    3. De aangezochte instantie stelt de verzoekende instantie onverwijld op de hoogte van het gevolg dat aan het verzoek tot notificatie is gegeven en meer in het bijzonder van de datum waarop de akte of de beslissing aan de geadresseerde is toegezonden.

    Artikel 75Verzoek tot invordering

    1. Het verzoek tot invordering van premies of bijdragen of het verzoek tot terugvordering van onverschuldigde of te veel betaalde uitkeringen dat de verzoekende instantie tot de aangezochte instantie richt, dient vergezeld te gaan van een officieel exemplaar of van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de executoriale titel, afgegeven in de lidstaat van de verzoekende instantie en, in voorkomend geval, van het origineel of van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van andere voor de invordering benodigde documenten.

    2. De verzoekende instantie kan slechts een verzoek tot invordering indienen:

    a) indien de schuldvordering of de executoriale titel in de lidstaat niet worden betwist, behalve wanneer artikel 78, lid 2, tweede alinea, wordt toegepast;

    b) wanneer zij in de eigen lidstaat de daartoe ter beschikking staande invorderingsprocedures heeft ingesteld, welke op grond van de in lid 1 bedoelde titel kunnen worden uitgevoerd, en de genomen maatregelen niet tot volledige betaling van de schuldvordering zullen leiden.

    3. In het verzoek tot invordering worden vermeld:

    a) naam, adres en alle andere relevante informatie betreffende de identiteit van de betrokken persoon en/of de derde die houder is van hem toebehorende vermogensbestanddelen;

    b) alle relevante informatie betreffende de identiteit van de aangezochte instantie;

    c) de executoriale titel die is afgegeven in de lidstaat van de verzoekende instantie;

    d) aard en bedrag van de schuldvordering, met inbegrip van hoofdsom, interest en alle andere verschuldigde sancties, boetes en kosten, uitgedrukt in de valuta van de lidstaten van de beide instanties;

    e) de datum waarop de geadresseerde door de verzoekende instantie en/of door de aangezochte instantie van de titel kennis is gegeven;

    f) de datum met ingang waarvan en de periode gedurende welke de executie mogelijk is volgens het geldende recht van de lidstaat van de verzoekende instantie;

    g) alle overige relevante informatie.

    4. Het verzoek tot invordering bevat voorts een verklaring waarin de verzoekende instantie bevestigt dat de voorwaarden van lid 2 zijn vervuld.

    5. De verzoekende instantie doet de aangezochte instantie, zodra zij hiervan kennis heeft, alle nuttige inlichtingen toekomen die betrekking hebben op de zaak die de aanleiding was voor het verzoek tot invordering.

    Artikel 76Executoriale titel voor de schuldvordering

    1. De executoriale titel van de schuldvordering wordt rechtstreeks erkend en automatisch behandeld als een executoriale titel van een schuldvordering van de aangezochte instantie.

    2. Onverminderd lid 1 kan de executoriale titel van de schuldvordering, in voorkomend geval en volgens de bepalingen welke van toepassing zijn in de lidstaat van de aangezochte instantie, worden bekrachtigd als, erkend als, aangevuld met of vervangen door een op het grondgebied van dat land geldende executoriale titel.

    Binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek tot invordering trachten de bevoegde autoriteiten de formaliteiten betreffende bekrachtiging, erkenning, aanvulling of vervanging van de titel te vervullen, tenzij de derde alinea van toepassing is. De vervulling kan niet worden geweigerd indien de executoriale titel in behoorlijke vorm is opgesteld. De aangezochte instantie stelt de verzoekende instantie in kennis van de redenen waarom de periode van drie maanden niet kan worden nageleefd.

    Ingeval het vervullen van één van deze formaliteiten aanleiding geeft tot een betwisting van de schuldvordering en/of de door de verzoekende instantie afgegeven executoriale titel, is artikel 78 van toepassing.

    Artikel 77Wijze en termijnen van betaling

    1. De invordering geschiedt in de valuta van de lidstaat van de aangezochte instantie. De aangezochte instantie dient het volledige door haar ingevorderde bedrag van de schuldvordering aan de verzoekende instantie over te maken.

    2. De aangezochte instantie kan, indien de in haar lidstaat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dit toelaten, en na raadpleging van de verzoekende instantie, aan de debiteur uitstel van betaling verlenen of een betaling in termijnen toestaan. De door de aangezochte instantie uit hoofde van dit uitstel van betaling geïnde interesten dienen eveneens te worden overgemaakt aan de verzoekende instantie.

    Met ingang van de datum waarop de executoriale titel van de schuldvordering rechtstreeks is erkend of overeenkomstig artikel 76 is bekrachtigd, erkend, aangevuld of vervangen, wordt interest geïnd wegens niet-tijdige betaling krachtens de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn in de lidstaat van de aangezochte instantie, welke interest eveneens dient te worden overgemaakt aan de verzoekende instantie.

    Artikel 78Betwisting van de schuldvordering of executoriale titel van de schuldvordering

    1. Indien gedurende de invorderingsprocedure de schuldvordering en/of de in de lidstaat van de verzoekende instantie afgegeven executoriale titel door een belanghebbende worden betwist, wordt de zaak door deze voor de bevoegde instantie van de lidstaat van de verzoekende instantie gebracht, overeenkomstig de in deze laatste lidstaat geldende rechtsregels. Deze vordering moet door de verzoekende instantie worden genotifieerd aan de aangezochte instantie. Bovendien kan zij door de belanghebbende worden genotifieerd aan de aangezochte instantie.

    2. Zodra de aangezochte instantie de in lid 1 bedoelde notificatie heeft ontvangen, hetzij van de verzoekende instantie, hetzij van de belanghebbende, schorst zij de executieprocedure in afwachting van de beslissing van de op dit gebied bevoegde instantie, tenzij de verzoekende instantie overeenkomstig de tweede alinea anders verzoekt. Indien zij dit nodig acht, kan zij overgaan tot het nemen van conservatoire maatregelen om de invordering te waarborgen, voor zover de in haar lidstaat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zulks toestaan voor soortgelijke schuldvorderingen.

    Niettegenstaande de eerste alinea kan de verzoekende instantie overeenkomstig de in haar lidstaat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijken de aangezochte instantie verzoeken een betwiste schuldvordering in te vorderen, voor zover de in de lidstaat van de aangezochte instantie geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijken zulks toelaten. Indien de uitkomst van deze betwisting vervolgens voor de schuldenaar gunstig uitvalt, is de verzoekende instantie gehouden tot terugbetaling van elk ingevorderd bedrag, vermeerderd met eventueel verschuldigde vergoedingen, overeenkomstig de in de lidstaat van de aangezochte instantie geldende wettelijke bepalingen.

    3. Wanneer de betwisting betrekking heeft op uitvoeringsmaatregelen die zijn getroffen in de lidstaat van de aangezochte instantie, wordt de zaak voor de bevoegde instantie van deze lidstaat gebracht, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van deze lidstaat.

    4. Wanneer de bevoegde instantie waarvoor de zaak overeenkomstig lid 1 is gebracht, een gewone of administratieve rechter is, vormt de uitspraak van deze rechter, voor zover zij gunstig is voor de verzoekende instantie en zij het mogelijk maakt om de schuldvordering in de lidstaat van de verzoekende instantie in te vorderen, de ‘executoriale titel’ en wordt de schuldvordering op grond van deze uitspraak ingevorderd.

    Artikel 79Beperkingen van de bijstand

    1. De aangezochte instantie is niet gehouden:

    a) de in de artikelen 73 tot en met 78 genoemde bijstand te verlenen, indien de invordering van de schuldvordering, wegens de situatie van de debiteur, in haar lidstaat ernstige moeilijkheden van economische of sociale aard zou kunnen opleveren, voor zover de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de administratieve praktijken die gelden in de lidstaat van de aangezochte instantie zulks toelaten voor soortgelijke nationale schuldvorderingen;

    b) de in de artikelen 73 tot en met 78 bedoelde bijstand te verlenen, indien het eerste verzoek krachtens de artikelen 73, 74 en 75 betrekking heeft op schuldvorderingen die meer dan vijf jaar bestaan, te rekenen vanaf het tijdstip van vaststelling van de executoriale titel in overeenstemming met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of de administratieve praktijken die gelden in de lidstaat van de verzoekende instantie, tot de datum van het verzoek. In gevallen waarin de schuldvordering of de titel wordt betwist, wordt de termijn berekend vanaf het tijdstip waarop de verzoekende staat vaststelt dat de schuldvordering of executoriale titel van de schuldvordering niet langer kan worden betwist.

    Artikel 80Conservatoire maatregelen

    Op met redenen omkleed verzoek van de verzoekende instantie gaat de aangezochte instantie over tot het nemen van conservatoire maatregelen teneinde de invordering van een schuldvordering te waarborgen, voor zover de in de lidstaat van de aangezochte instantie geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zulks toestaan.

    Voor de tenuitvoerlegging van de eerste alinea zijn de artikelen 73, 74, 75 en 77 van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 81Kosten

    1. Er worden geen uitvoeringskosten in rekening gebracht wanneer de schuldvordering wordt ingevorderd volgens de in de artikel 71 en 72 bedoelde compensatiemethode.

    2. De aangezochte instantie verricht de invordering en de inhouding bij de betrokken persoon van alle aan de invordering in het kader van de artikelen 73 tot en met 77 en artikel 81 verbonden kosten, overeenkomstig de in haar lidstaat ten aanzien van soortgelijke schuldvorderingen geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

    3. De lidstaten zien wederzijds af van iedere vergoeding van de kosten die voortvloeien uit de wederzijdse bijstand die zij elkaar op grond van de voorschriften van Verordening (EG) nr. 883/2004 of de onderhavige verordening verlenen.

    4. Bij een invordering waarbij zich een bijzonder probleem voordoet of waarbij de kosten zeer hoog zijn, kunnen de verzoekende en de aangezochte instanties per geval specifieke afspraken maken over de modaliteiten van de vergoeding.

    5. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van de verzoekende instantie blijft ten opzichte van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de aangezochte instantie verantwoordelijk voor de kosten en mogelijke verliezen welke het gevolg zijn van eisen die als niet gerechtvaardigd zijn erkend wat de gegrondheid van de schuldvordering of de geldigheid van de door de verzoekende instantie afgegeven titel betreft.

    Titel V – Diverse bepalingen, overgangs- en slotbepalingen

    Artikel 82 Administratieve en medische controle

    1. Onverminderd artikel 27 wordt, wanneer een rechthebbende op de in de hoofdstukken I, II en IV van titel III bedoelde uitkeringen op het grondgebied van een andere lidstaat woont of verblijft dan die waar zich het orgaan bevindt dat de uitkeringen verschuldigd is, de medische controle op verzoek van dit orgaan uitgeoefend door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de rechthebbende, op de wijze als bepaald in de wettelijke regeling die door laatstgenoemd orgaan wordt toegepast. In dit geval is het debiteurorgaan gebonden door de bevindingen van het orgaan van de woon- of verblijfplaats.Indien het orgaan van de woon- of verblijfplaats krachtens artikel 82 van Verordening (EG) nr. 883/2004 een geneeskundig onderzoek moet verrichten, gaat het hiertoe over op de wijze als bepaald in de wetgeving die door dit orgaan wordt toegepast. Indien de wetgeving geen voorschriften hieromtrent bevat, wendt het zich tot het debiteurorgaan om te vernemen welke voorschriften moeten worden toegepast.Het debiteurorgaan behoudt de bevoegdheid om de rechthebbende vervolgens door een arts van eigen keuze te laten controleren. De rechthebbende kan echter alleen worden verzocht zich naar de lidstaat van het debiteurorgaan te begeven als hij in staat is de reis te ondernemen zonder dat dit zijn gezondheid schaadt en mits de daaraan verbonden reis- en verblijfkosten voor rekening komen van het debiteurorgaan.

    2. Wanneer een rechthebbende op de in de hoofdstukken I, II en IV van titel III bedoelde uitkeringen op het grondgebied van een andere lidstaat woont of verblijft dan die waar zich het orgaan bevindt dat de uitkeringen verschuldigd is, wordt de administratieve controle op verzoek van dit orgaan uitgeoefend door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de rechthebbende. Het debiteurorgaan deelt het orgaan van de woon- of verblijfplaats de punten mede waarop de administratieve controle betrekking moet hebben. Laat het dit achterwege, dan verricht het orgaan van de woon- of verblijfplaats de controle op de wijze als bepaald in de wettelijke regeling die het toepast.Het orgaan van de woon- of verblijfplaats is verplicht aan het orgaan dat de uitkeringen verschuldigd is en om controle heeft verzocht, een rapport toe te zenden.

    Artikel 83Kennisgevingen

    1. De lidstaten delen de Commissie de namen en adressen mede van de in artikel 1, onder m), q) en r), van Verordening (EG) nr. 883/2004 en in artikel 1, onder a) en b), van de onderhavige verordening bedoelde autoriteiten en organen, alsook van de in titel II van de onderhavige verordening genoemde aangewezen organen.

    2. De in lid 1 bedoelde autoriteiten en organen moeten beschikken over een elektronische identiteit in de vorm van een identificatiecode en een elektronisch adres.

    3. De Administratieve Commissie stelt de wijze vast waarop de in lid 1 bedoelde kennisgevingen moeten geschieden, als ook het gemeenschappelijk formaat en het model van deze kennisgevingen.

    4. Bijlage 4 van de onderhavige verordening vermeldt de voor het publiek toegankelijke gegevensbank met de in lid 1 bedoelde informatie.

    5. De lidstaten dragen zorg voor de permanente bijwerking van de in lid 1 bedoelde informatie.

    Artikel 84Documenten

    1. De modellen, vormen en formaten van de voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en de onderhavige verordening benodigde documenten worden vastgesteld door de Administratieve Commissie overeenkomstig artikel 4.De bevoegde organen stellen die ter beschikking van de onder deze verordening vallende personen.

    2. In hun onderlinge betrekkingen kunnen de bevoegde autoriteiten of de organen van twee of meer lidstaten afspreken om gebruik te maken van vereenvoudigde documenten of procedures voor de uitwisseling van gegevens. Deze afspraken worden ter kennis gebracht van de Administratieve Commissie.

    Artikel 85Informatie

    1. De Administratieve Commissie stelt de nodige informatie op om de belanghebbenden voor te lichten over hun rechten en de administratieve formaliteiten die zij dienen te vervullen om deze rechten geldend te maken. De verspreiding van deze informatie geschiedt bij voorkeur langs elektronische weg door deze on line te zetten op voor het publiek toegankelijke sites. De Administratieve Commissie vergewist zich ervan dat deze regelmatig wordt bijgewerkt.

    2. Het in artikel 75 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde Raadgevend Comité kan adviezen uitbrengen en aanbevelingen doen ter verbetering van de informatie en de verspreiding daarvan.

    3. De lidstaten zien erop toe dat de nodige informatie ter beschikking wordt gesteld van de onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallende personen om hen te attenderen op de veranderingen die bij Verordening (EG) nr. 883/2004 en de onderhavige verordening zijn aangebracht, teneinde hen in staat te stellen hun rechten geldend te maken.

    4. De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat hun organen geïnformeerd worden en dat zij alle al dan niet wetgevende bepalingen, met inbegrip van de besluiten van de Administratieve Commissie, op de gebieden en onder de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 883/2004 en de onderhavige verordening toepassen.

    Artikel 86Omrekening van valuta’s

    Voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en de onderhavige verordening is de wisselkoers tussen twee valuta’s de door de Europese Centrale Bank bekendgemaakte referentiekoers.

    Artikel 87Statistieken

    De bevoegde autoriteiten stellen de statistieken betreffende de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en de onderhavige verordening op en doen deze aan het secretariaat van de Administratieve Commissie toekomen. Deze gegevens worden verzameld en gestructureerd volgens het plan en de methode die door de Administratieve Commissie worden vastgesteld. De Commissie draagt zorg voor de verspreiding van deze informatie.

    Artikel 88Wijziging van de bijlagen

    De bijlagen 1, 2, 3 en 4 van de onderhavige verordening en de bijlagen I, VI, VII, VIII en IX van Verordening (EG) nr. 883/2004 kunnen op verzoek van de betrokken lidstaat/lidstaten of hun bevoegde autoriteiten en na eenparige instemming van de Administratieve Commissie worden gewijzigd bij een verordening van de Commissie.

    Artikel 89Overgangsbepalingen

    De bepalingen van artikel 87 van Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn van toepassing op de door de onderhavige verordening bestreken situaties.

    Artikel 90Intrekking

    1. Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad wordt met ingang van de toepassingsdatum van deze verordening ingetrokken.Verordening (EEG) nr. 574/72 blijft evenwel van kracht en de rechtsgevolgen ervan worden gehandhaafd voor:

    a) Verordening (EG) nr. 859/2003 van de Raad van 14 mei 2003 tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 tot onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen[8], zulks zolang genoemde verordening niet wordt ingetrokken of gewijzigd;

    b) Verordening (EEG) nr. 1661/85 van de Raad van 13 juni 1985 tot vaststelling van de technische aanpassingen van de communautaire regelingen op het gebied van de sociale zekerheid van migrerende werknemers met betrekking tot Groenland[9], zulks zolang genoemde verordening niet wordt ingetrokken of gewijzigd;

    c) de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte[10], de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen[11] alsmede andere overeenkomsten die een verwijzing bevatten naar Verordening (EEG) nr. 1408/71, zulks zolang genoemde overeenkomsten niet worden gewijzigd als gevolg van deze verordening.

    2. Verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 574/72 in Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen[12] moeten worden gelezen als verwijzingen naar deze verordening.

    Artikel 91Slotbepalingen

    Deze verordening treedt zes maanden na de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie in werking.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, op

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De voorzitter De voorzitter

    BIJLAGE 1

    Van kracht gebleven en nieuwe toepassingsbepalingen van bilaterale overeenkomsten

    (artikel 8, lid 1, en artikel 9, lid 2)

    BIJLAGE 2

    Bijzondere stelsels voor ambtenaren

    (artikelen 31 en 41)

    A. Bijzondere stelsels voor ambtenaren waarop de bepalingen van titel III, hoofdstuk 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende verstrekkingen niet van toepassing zijn

    1. Duitsland

    Versorgungssystem für Beamte (zorgstelsel voor ambtenaren)

    2. Spanje

    Mutualismo administrativo (bijzonder stelsel voor ambtenaren, strijdkrachten en justitieel apparaat)

    B. Bijzondere stelsels voor ambtenaren waarop de bepalingen van titel III, hoofdstuk 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende verstrekkingen niet van toepassing zijn

    1. Duitsland

    Unfallfürsorge für Beamte (ongevallenverzekering voor ambtenaren)

    BIJLAGE 3

    Lidstaten die de kosten van de prestaties op basis van basis bedragen vergoeden

    (artikel 62, lid 1)

    BIJLAGE 4

    Bevoegde autoriteiten en organen, organen van de woon- of verblijfplaats, toegangspunten, door de bevoegde autoriteiten aangewezen organen en instellingen

    (artikel 84, lid 4)

    [1] Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, PB L 166 van 30.4.2004, rectificatie PB L 200 van 7.6.2004.

    [2] PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1, rectificatie in PB L 200 van 7.6.2004, blz. 1.

    [3] PB C […] van […], blz. […].

    [4] PB C […] van […], blz. […].

    [5] PB C […] van […], blz. […].

    [6] PB L 73 van 19.3.1976, blz. 18, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/44/EG van de Raad van 15.6.2001, PB L 175 van 28.6.2001, blz. 7.

    [7] PB L 74 van 27.3.1972, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 647/2005 (PB L 28 van 30.1.1997).

    [8] PB L 124 van 20.5.2003, blz. 1.

    [9] PB L 160 van 20.6.1985, blz. 7.

    [10] PB L 1 van 31.1.1994, blz. 1.

    [11] PB L 114 van 30.4.2002, blz. 6. Overeenkomst zoals laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 2/2003 van het Gemengd Comité EU-Zwitserland (PB L 187 van 26.7.2003, blz. 55).

    [12] PB L 209 van 25.7.1998, blz. 46.

    Top