Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005DC0515

    Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Tempus-verslag 2004

    /* COM/2005/0515 def. */

    52005DC0515

    Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Tempus-verslag 2004 /* COM/2005/0515 def. */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 18.10.2005

    COM(2005) 515 definitief

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

    Tempus-verslag 2004

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

    Tempus-verslag 2004

    1. VOORWOORD

    Doel van Tempus III (2000-2006) is de stelsels voor hoger onderwijs in de zevenentwintig partnerlanden door middel van samenwerking met instellingen in de lidstaten van de Europese Unie verder te ontwikkelen. Instellingen voor hoger onderwijs spelen een buitengewoon belangrijke rol in sociale en economische transitieprocessen en de dialoog tussen de culturen. Als centra voor kennis en human resources leiden zij tevens de leiders en leidinggevenden van morgen op.

    Een uitgebreide beschrijving van het Tempus-programma is te vinden onder:

    http://europa.eu.int/comm/education/programmes/tempus/index_en.html

    Dit jaarverslag wordt voorgelegd overeenkomstig artikel 11 van het Besluit van de Raad tot goedkeuring van het Tempus-programma (PB L 120 van 8 mei 1999).

    2. ZWAARTEPUNTEN BIJ DE IMPLEMENTATIE VAN TEMPUS IN 2004

    Bij de implementatie van het Tempus-programma in 2004 is onder andere rekening gehouden met de conclusies en aanbevelingen uit het tussentijdse evaluatierapport van november 2003. Daarin werd bevestigd dat Tempus III belangrijke steun voor de hervorming en verdere ontwikkeling van het hoger onderwijs biedt en zowel de wijze waarop in het programma te werk wordt gegaan als de in het programma gehanteerde managementmethoden goed blijken te voldoen. Voor de implementatie van het programma in 2004 waren vooral de volgende aanbevelingen van belang:

    - Het proces waarbij specifieke prioriteiten voor iedere afzonderlijk land worden vastgelegd, dient geschraagd te worden door meer structureel overleg met de onderwijsautoriteiten van de partnerlanden.

    - De financiële middelen voor Tempus moeten worden besteed aan wat het programma het beste kan, namelijk het bevorderen van mobiliteit, uitwisselingen en vernieuwingen van studieprogramma’s.

    - De relevantie en impact van het programma moet op actieve wijze onder de aandacht van de autoriteiten ter plaatse worden gebracht.

    - Er dient op selectieve basis weer “in het veld” gemonitord te worden.

    Tegen deze achtergrond lag de nadruk in de Tempus-werkzaamheden in 2004 op:

    1. maximalisering van het programma-effect door bredere toepassing van de top-down-aanpak, intensiever beleidsoverleg en een groter aantal structurele maatregelen;

    2. stimulering van individuele mobiliteit door middel van beurzen;

    3. aanpassing en verbetering van selectie- en monitoringprocedures;

    4. verduidelijking van de rol van de nationale Tempus-bureaus.

    Overeenkomstig artikel 12 van het Besluit van de Raad tot goedkeuring van Tempus III (PB L 120 van 8 mei 1999) is bij het werk aan het toekomstige Tempus-programma rekening gehouden met de bevindingen van de tussentijdse evaluatie.

    Het tussentijdse evaluatierapport over Tempus III, dat in november 2003 gepubliceerd is, kan worden ingezien onder:

    http://europa.eu.int/comm/dgs/education_culture/evalreports/index_en.htm#TempusIIIinterim1 .

    Het verslag over de tussentijdse evaluatie, dat de Europese Commissie op 8 maart 2004 naar de Raad heeft gestuurd, is daar eveneens te vinden.

    3. UITBREIDING VAN DE TOP-DOWN-AANPAK

    3.1. Intensiever beleidsoverleg

    In 2004 heeft de Europese Commissie aan intensiever beleidsoverleg met de voor het hoger onderwijs verantwoordelijke autoriteiten in de partnerlanden gewerkt. In maart en april 2004 is in Brussel een reeks bilaterale conferenties gehouden. Doel was een beter beeld te krijgen van de situatie van het hoger onderwijs in de partnerlanden, vast te stellen op welke terreinen Tempus het meeste effect zou kunnen sorteren (en in dit verband de nationale prioriteiten op een rijtje te zetten) en de samenwerking met de EU op het gebied van het hoger onderwijs te verbeteren.

    Ondanks de verschillen in ontwikkelingspeil en organisatiegraad van de stelsels voor hoger onderwijs kwam uit het overleg naar voren dat kwaliteitszorg, accreditatie, toegankelijkheid van het hoger onderwijs en afstemming op de arbeidsmarkt de voornaamste aandachtspunten in opvallend veel landen zijn.

    Het spreekt vanzelf dat de Europese partnerlanden in Tempus ook te maken hebben met de hervormingen die uit het Bolognaproces voortvloeien. Tijdens het overleg bleek dat de meeste partnerlanden buiten Europa aan hervormingen werken en aan de hand van de hoofdlijnen van het Bolognaproces naar meer overeenstemming met de Europese stelsels voor hoger onderwijs streven.

    Na de bilaterale conferenties vond in juli 2004 een vergadering met vertegenwoordigers van de lidstaten en de ministeries van onderwijs van de partnerlanden in Tempus plaats. Deze vergadering stond met name in het teken van twee vraagstukken die voor de huidige hervormingen van het hoger onderwijs in de partnerlanden van het allergrootste belang zijn, namelijk kwaliteitszorg en samenwerking tussen het hoger onderwijs en het bedrijfsleven.

    De door te voeren hervormingen in het hoger onderwijs van de partnerlanden staan of vallen met de invoering van kwaliteitsbeleid en -systemen op brede schaal. Tal van partnerlanden werken hier momenteel aan en richten hun blik daarbij in het bijzonder op de ontwikkelingen in de lidstaten van de Europese Unie.

    Naar de afstemming van het hoger onderwijs op de arbeidsmarkt gaat in de partnerlanden veel aandacht uit. Tal van landen wezen er met nadruk op dat er met het oog op de aanpassing van de structuren in het hoger onderwijs betere analyses moeten worden gemaakt van de huidige en toekomstige vraag op de arbeidsmarkt. Hoewel men er in het algemeen over eens was dat er met het oog op een grotere inzetbaarheid van de studenten meer samenwerking moet komen tussen de instellingen voor hoger onderwijs en het bedrijfsleven, bleek uit het overleg toch dat maar weinig landen hiervoor strategieën hebben uitgestippeld. De Europese Commissie zal in 2005 onderzoek naar dit vraagstuk doen en aangeven welke rol Tempus bij de verdere uitbouw van de samenwerking tussen het hoger onderwijs en het bedrijfsleven heeft vervuld en nog zal vervullen.

    3.2. Gezamenlijke Europese projecten

    In het verlengde van het geïntensiveerde beleidsoverleg zijn de autoriteiten van de partnerlanden en de Europese Commissie nationale prioriteiten voor de gezamenlijke Europese projecten overeengekomen. Nagestreefd wordt om de Tempus-projecten nauwer aan de door te voeren hervormingen in de partnerlanden te koppelen en het programma op deze wijze een zo groot mogelijk effect te geven.

    In het kader van de gezamenlijke Europese projecten (GEP) wordt steun verstrekt voor innovatieve multilaterale initiatieven, waaraan minimaal een instelling voor hoger onderwijs in een partnerland, een instelling voor hoger onderwijs in een lidstaat van de EU, en een academisch of niet-academisch lid van een samenwerkingsverband uit een ander EU-land meewerken. Doel van de projecten is de in het Europese hoger onderwijs aanwezige kennis over curriculumontwikkeling, opbouw van instellingen en management door te geven aan de instellingen in de partnerlanden. Zo’n 82% van het jaarlijkse Tempus-budget gaat naar deze projecten. In 2004 zijn 111 GEP met een totaalbedrag van zo’n 44 miljoen euro door de Europese Commissie gefinancierd.

    3.3. Structurele en aanvullende maatregelen

    Ultimo 2003 is een begin gemaakt met een nieuw soort Tempus-projecten, de zogenaamde structurele en aanvullende maatregelen (SAM). Dit projecttype is ingevoerd om de partnerlanden steun te kunnen bieden bij de formulering en invulling van hervormingsstrategieën voor het hoger onderwijs. Doordat naar nauwe betrokkenheid van de voor het hoger onderwijs verantwoordelijke autoriteiten in de partnerlanden wordt gestreefd, schragen deze projecten de top-down-aanpak waarmee in het programma wordt gewerkt. Kenmerkend voor de projecten is dat vooral aan thema’s van overkoepelende aard wordt gewerkt, zoals invoering van systemen voor de overdracht van studiepunten, kwaliteitssystemen, erkenning van kwalificaties, of samenwerking tussen hoger onderwijs en het bedrijfsleven. De projecten die deel uitmaken van dit programmaonderdeel moeten door de nationale onderwijsautoriteiten worden goedgekeurd en worden vaak in rechtstreekse samenwerking met nationale of regionale instanties ten uitvoer gebracht.

    Gezien de grote belangstelling bij de Tempus-partnerlanden voor het Bolognaproces is in 2004 een Tempus/Socrates-uitnodiging tot het indienen van voorstellen voor projecten in verband met het Bolognaproces gepubliceerd. Instellingen uit de Tempus-partnerlanden konden voorstellen voor structurele en aanvullende maatregelen indienen. Er werden tien projecten geselecteerd, die onder andere gericht waren op de vorming van teams Bologna-adviseurs en op de deelname van de Tempus-partnerlanden aan conferenties en seminars over het Bolognaproces.

    Wanneer naar alle drie uitnodigingen tot het indienen van voorstellen wordt gekeken die na de invoering van dit nieuwe projecttype in oktober 2003 gepubliceerd zijn, dan valt te constateren dat het aantal gefinancierde structurele en aanvullende maatregelen tot nu toe gelijk over de door Tempus bestreken regio’s verdeeld is.

    Een korte analyse van de doelstellingen van de structurele en aanvullende maatregelen leert dat de meeste projecten (d.w.z. 58% van alle projecten) verband houden met de hoofdlijnen van het Bolognaproces. De focus ligt daarbij op informatieverspreiding door op te richten teams Bologna-adviseurs en de ontwikkeling van kwaliteitssystemen in het hoger onderwijs. Dit laatste thema is vooral populair in de Tacis-regio (een kwart van alle geselecteerde SAM in de Tacis-regio staat in het teken van kwaliteitsverbeteringen). In de westelijke Balkanlanden heeft 72% van alle projecten te maken met het Bolognaproces. Aangezien alle landen in deze regio de Bolognaverklaring hebben ondertekend, is dit niet verwonderlijk.

    Structurele en aanvullende maatregelen worden eveneens ten uitvoer gebracht met het oog op de modernisering van de werkzaamheden en diensten van instellingen voor hoger onderwijs. Dit is bij 35% van alle SAM het geval. De nadruk ligt hier op modernisering en reorganisatie van de studieprogramma’s, invoering van informatie- en communicatietechnologie, en uitbreiding van internationale samenwerking (alsook modernisering van de lerarenopleidingen).

    Voor de aanpak van stelselvraagstukken of de algemene hervorming van het hoger onderwijs wordt nog niet veel gebruik gemaakt van structurele en aanvullende maatregelen. Slechts 7% van alle SAM is hieraan gewijd en het merendeel van dit soort projecten wordt in de Meda-regio gerealiseerd.

    3.4. Regionale Tempus-conferentie in Centraal-Azië

    In november 2004 heeft de Europese Commissie in samenwerking met het ministerie voor wetenschappelijk onderwijs en hoger beroepsonderwijs van Oezbekistan in Tasjkent een Tempus-conferentie over hervormingen in het hoger onderwijs van Centraal-Azië georganiseerd. Doel was informatie uit te wisselen en te discussiëren over de hervormingsprocessen in de partnerlanden, de deelnemers informatie te geven over de jongste ontwikkelingen in het Bolognaproces, en te bezien hoe het Tempus-programma een blijvende bijdrage zou kunnen leveren aan de modernisering en verbetering van de kwaliteit van de stelsels voor hoger onderwijs in de regio. Alle vijf op de conferentie aanwezige delegaties uit Centraal-Azië gaven aan de beginselen van het Bolognaproces te willen overnemen en verstrekten informatie over de veranderingen die daarvoor momenteel in de structuren van het hoger onderwijs en de wetgeving worden aangebracht.

    4. STIMULERING VAN INDIVIDUELE MOBILITEIT

    De evaluatie van de derde fase van het programma heeft bevestigd dat mobiliteit niet alleen van belang is voor het personeel van de instellingen voor hoger onderwijs maar ook voor de studenten en dat de samenwerking tussen mensen onderling door Tempus wordt bevorderd. Tot 2004 is slechts op beperkte schaal gebruik gemaakt van de beschikbare steun voor individuele mobiliteit. Na de uitbreiding van het Tempus-programma met de landen in het zuidelijk en oostelijk deel van het Middellandse-Zeegebied is de vraag naar steun voor hierop gerichte projecten gestegen. Dit was ook in lijn met de signalen uit andere regio’s dat er meer beurzen ter beschikking zouden moeten worden gesteld. De beurzen voor individuele mobiliteit worden nuttige en flexibele instrumenten gevonden voor de vorming van samenwerkingsverbanden, de uitwerking van projectvoorstellen, en de uitwisseling van knowhow, ervaring en “good practices” in cursussen die onder andere door hogeronderwijsdeskundigen uit de Europese Unie in de partnerlanden worden gegeven. Na de introductie van een nieuw en eenvoudig aanvraagformulier dat on line kan worden ingevuld en een in 2002 in de partnerlanden gehouden campagne om deze vorm van steun onder de aandacht te brengen is het aantal toegekende beurzen voor individuele mobiliteit in 2004 sterk gestegen. In alle door Tempus bestreken regio’s zijn ruim 700 beurzen verstrekt (in vergelijking met 663 in 2003).

    5. SUBSIDIEKWESTIES

    5.1. Aanvraag-, selectie- en gunningsprocedure

    In de drie bijlagen bij dit verslag is uitgebreide informatie over de geselecteerde projecten en toegekende bedragen opgenomen.

    5.2. Subsidieovereenkomsten en uitbetaling van subsidies

    Na de inwerkingtreding van het Financieel Reglement is het beheer over de betalingsverplichtingen en betalingen in 2003 van de Europese Stichting voor Opleiding overgeheveld naar de Europese Commissie. In de tijd waarin deze transfer plaatsvond, werd tevens aan het op 1 januari 2005 ingevoerde nieuwe boekhoudsysteem van de Europese Commissie gewerkt en steeg het aantal aanvragen voor beurzen voor individuele mobiliteit. Door de invoering van nieuwe eisen voor met name de goedkeuring van bankrekeningen en rechtspersonen en het hoge aantal aanvragen voor subsidies deden zich bij de te sluiten subsidieovereenkomsten niet te vermijden vertragingen voor.

    Een bijkomend probleem was het late tijdstip waarop de financieringsovereenkomsten voor de Tacis-actieprogramma’s in 2003 ondertekend waren. Hierdoor zijn ook vertragingen opgetreden bij de subsidieovereenkomsten voor Tempus-projecten van instellingen uit de desbetreffende landen.

    5.3. Monitoring van projecten

    Een van de aanbevelingen uit het evaluatierapport over de derde fase van het programma was om de projecten niet langer alleen op papier, maar ook weer “in het veld” te monitoren. Met deze vorm van monitoring, die in 2003 tezamen met informatiedagen weer is ingevoerd, is in 2004 verder gewerkt. De Europese Commissie heeft in 2004 tevens haar fiat gegeven aan een programma voor stelselmatige monitoring “in het veld”. Dit programma maakt monitoring van tien procent van de lopende projecten en visitatiebezoeken aan dertig projecten per jaar mogelijk. DG EAC heeft in oktober 2004 in nauwe samenwerking met de nationale Tempus-bureaus en met steun van de Europese Stichting voor Opleiding een begin gemaakt met de visitatiebezoeken.

    In het kader van haar preventieve monitoringbeleid heeft de Europese Commissie in september 2004 op een vergadering in Berlijn een cursus gegeven aan zo’n 160 vertegenwoordigers van recent geselecteerde Cards- en Medaprojecten. Het ontwikkelde cursusmateriaal en de documentatie over contractbeheer zijn op het web geplaatst. In verband met de vertragingen bij de ondertekening van de financieringsovereenkomsten tussen de Europese Commissie en de Tacis-partnerlanden zal in 2005 nog een sessie plaatsvinden met vertegenwoordigers van projecten waaraan instellingen uit de desbetreffende landen meewerken.

    Ter vereenvoudiging van de verslagleggingsverplichtingen zijn zowel voor de verslagen over de structurele en aanvullende maatregelen als over de projecten voor individuele mobiliteit on line in te vullen formulieren uitgewerkt. In de tweede helft van 2004 zijn deze formulieren op de website van Tempus geplaatst.

    6. INFORMATIEDAGEN

    In de meeste partnerlanden en in sommige lidstaten van de EU zijn informatiedagen over Tempus georganiseerd. Met het oog op de presentatie van nationale Tempus-prioriteiten zijn de voor het hoger onderwijs verantwoordelijke autoriteiten in 2004 stelselmatig bij de informatiecampagnes in de partnerlanden betrokken.

    7. NATIONALE TEMPUS-BUREAUS EN -CONTACTPUNTEN

    De nationale Tempus-bureaus in de partnerlanden spelen een cruciale rol bij de implementatie van het programma. Zij verstrekken informatie aan mensen en instellingen die nu of in de toekomst met het programma te maken hebben en leveren de Europese Commissie feedback over lopende projecten. In 2004 heeft de Europese Commissie haar nauwe samenwerking met de nationale Tempus-bureaus voortgezet en daarbij vooral aan een grotere samenhang tussen de bureaus onderling en een adequate informatiestroom gewerkt. In het streven om de nationale Tempus-bureaus een grotere rol te laten spelen heeft de Europese Commissie in het bijzonder meer lijn trachten te brengen in hun werkprogramma’s en subsidieovereenkomsten.

    In 2004 zijn nieuwe Tempus-bureaus geopend in Rusland en de onder het gezag van de Palestijnse Autoriteit vallende gebieden.

    Ook de nationale Tempus-contactpunten in de lidstaten spelen een belangrijke rol in het programma. Zij verstrekken informatie en verlenen assistentie bij het zoeken naar partners, zodat instellingen voor hoger onderwijs in de Europese Unie aan Tempus kunnen deelnemen. In 2004 heeft de Europese Commissie haar samenwerking met de nationale contactpunten geïntensiveerd.

    Vertegenwoordigers van de nationale Tempus-bureaus en -contactpunten zijn in maart en november 2004 in Brussel bij elkaar gekomen.

    8. DE TOEKOMST VAN TEMPUS III

    In het verlengde van de conclusies uit het tussentijdse evaluatierapport en in overeenstemming met artikel 12 van het Besluit van de Raad tot goedkeuring van de derde fase van het Tempus-programma (PB L 120 van 8 mei 1999) heeft de Commissie voorgesteld om de bottom-up-aanpak en de multilaterale samenwerking in het nieuwe programma te combineren met aanvullende top-down-maatregelen voor de modernisering van de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels en met méér en kwalitatief betere mogelijkheden voor transnationale mobiliteit. Aan het nieuwe Tempus-programma wordt momenteel gewerkt.

    9. CONCLUSIES

    Bij de implementatie van het programma in 2004 is rekening gehouden met de bevindingen van de in 2003 gemaakte tussentijdse evaluatie van Tempus III (2000 - 2006). Door overleg met en raadpleging van de voor het hoger onderwijs verantwoordelijke autoriteiten in de partnerlanden konden de nationale prioriteiten duidelijker op een rijtje worden gezet, waardoor het programma een maximaal effect zal hebben op de ontwikkeling van het hoger onderwijs in de partnerlanden. Tempus heeft een grote rol gespeeld bij de ondersteuning van de inspanningen van de partnerlanden om de vraagstukken in verband met het Bolognaproces hoog op de agenda van de hervormingen te krijgen. Door de toekenning van een groter aantal beurzen voor individuele mobiliteit van personen die in het hoger onderwijs werkzaam zijn, de invoering van structurele en aanvullende maatregelen, het gevoerde overleg en de nationale prioriteiten is Tempus het instrument bij uitstek geworden voor de implementatie en formulering van het hogeronderwijsbeleid in de partnerlanden.

    1. ANNEX

    Financial overview – Tempus 2004 (amounts committed per region in €) |

    CARDS | TACIS | MEDA |

    JEP | 9,836,694.56 | 14,552,916.00 | 19,711,751.17 |

    IMG | 683,830.00 | 768,030.00 | 802,900.00 |

    SCM | 1,443,036.56 | 1,918,102.32 | 1,708,116.00 |

    NTO | 281,592.00 | 244,488.00 | 627,459.00 |

    ETF | 237,500.00 | 337,500.00 | 275,000.00 |

    Other | 105,700.10 | 213,098.12 | 213,888.98 |

    Total | 12,588,353.22 | 18,034,134.44 | 23,339,115.15 |

    - JEP Joint European Project

    - IMG Individual Mobility Grant

    - SCM Structural and Complementary Measure

    - NTO National Tempus Office

    - ETF European Training Foundation

    2.1. ANNEX

    Joint European Projects (JEP) Selection Tables 2004 |

    - The tables presented below cover the selection of Joint European Projects (JEPs) carried out in 2004 following the call for proposals closed on 15 December 2003.

    - Multi-country projects involve more than one Tempus partner country. For each partner country, the number of multi-country applications indicates the number of applications in which institutions from this country are involved.

    - Types of Joint European Projects (JEPs): Curriculum Development (CD), Training Courses for Institution Building (TCIB) and University Management (UM).

    JEP – TEMPUS CARDS (Annex 2.1 – Table 1) |

    - The tables presented below cover the selection of Structural and Complementary Measures (SCMs) carried out in 2004 following the calls for proposals closed on 15 October 2003, 15 February 2004, and 1 March 2004 (special SCM “Bologna call”).

    - Multi-country projects involve more than one partner country. For each partner country, the number of multi-country applications indicates the number of applications in which institutions from this country are involved.

    - Types of Structural and Complementary Measures (SCMs): Information and Dissemination (I&D), Pilot Project (PP) and Training Project (TP).

    SCM – TEMPUS CARDS (Annex 2.2 – Table 1) |

    - The tables presented below cover the selection of Individual Mobility Grants (IMGs) carried out in 2004 following the calls for proposals closed on 15 October 2003, 15 February 2004, and 15 June 2004.

    IMG – TEMPUS CARDS (Annex 2.3 – Table 1) |

    Partner Country | Total Received Applications | Total Funded Applications | Success Rate | Total Awarded in € |

    1244-Kosovo | 12 | 5 | 42 % | 15,650.00 |

    Albania | 138 | 55 | 40 % | 237,750.00 |

    Bosnia and Herzegovina | 17 | 13 | 76 % | 39,010.00 |

    Croatia | 44 | 26 | 59 % | 67,700.00 |

    former Yugoslav Republic of Macedonia | 58 | 44 | 76 % | 148,280.00 |

    Serbia and Montenegro | 106 | 67 | 63 % | 214,310.00 |

    IMG – TEMPUS TACIS (Annex 2.3 – Table 2) |

    Partner Country | Total Received Applications | Total Funded Applications | Success Rate | Total Awarded in € |

    Armenia | 64 | 27 | 42 % | 90,160.00 |

    Azerbaijan | 17 | 15 | 88 % | 30,420.00 |

    Belarus | 20 | 10 | 50 % | 36,500.00 |

    Georgia | 32 | 16 | 50 % | 50,000.00 |

    Kazakhstan | 13 | 8 | 62 % | 18,800.00 |

    Kyrgyzstan | 34 | 21 | 62 % | 76,820.00 |

    Moldova | 66 | 22 | 33 % | 88,000.00 |

    Mongolia | 24 | 14 | 58 % | 68,700.00 |

    Russian Federation | 196 | 104 | 53 % | 344,400.00 |

    Tadjikistan | 2 | 1 | 50 % | 2,350.00 |

    Turkmenistan | 2 | 2 | 100 % | 8,300.00 |

    Ukraine | 50 | 22 | 44 % | 68,060.00 |

    Uzbekistan | 105 | 49 | 47 % | 190,180.00 |

    IMG – TEMPUS MEDA (Annex 2.3 – Table 3) |

    Partner Country | Total Received Applications | Total Funded Applications | Success Rate | Total Awarded in € |

    Algeria | 103 | 41 | 40 % | 102,500.00 |

    Egypt | 247 | 69 | 28 % | 254,000.00 |

    Jordan | 12 | 9 | 75 % | 34,900.00 |

    Lebanon | 73 | 41 | 56 % | 129,800.00 |

    Morocco | 64 | 34 | 53 % | 104,100.00 |

    Palestinian Authority | 25 | 18 | 72 % | 60,700.00 |

    Syria | 125 | 36 | 29 % | 151,800.00 |

    Tunisia | 38 | 17 | 45 % | 32,900.00 |

    3. ANNEX

    JOINT EUROPEAN PROJECTS (JEP) - STRUCTURAL AND COMPLEMENTARY MEASURES (SCM) SELECTION TABLES BY EU MEMBER STATES’ PARTICIPATION |

    - The table below indicates the number of institutions by EU Member State involved in the received and the funded applications.

    - Types of Joint European Projects (JEPs): Curriculum Development (CD), Training Courses for Institution Building (TCIB) and University Management (UM).

    - Types of Structural and Complementary Measures (SCMs): Information and Dissemination (I&D), Pilot Project (PP) and Training Project (TP).

    JEP & SCM – TEMPUS All regions - EU Member States’ Participation |

    EU Member State | Total Received Applications | Total Funded Applications | Success Rate |JEP CD |JEP IB |JEP UM | SCM BC |SCM ID |SCM PP |SCM TP | | Austria | 121 | 29 | 24 % | 10 | 1 | 4 | 6 | 1 | 4 | 3 | | Belgium | 147 | 37 | 25 % | 13 | - | 8 | 5 | 4 | 1 | 6 | | Cyprus | 4 | 1 | 25 % | - | - | - | 1 | - | - | - | | Czech Republic | 16 | 4 | 25 % | 1 | 1 | 1 | 1 | - | - | - | | Denmark | 44 | 9 | 20 % | 6 | 1 | - | 1 | - | 1 | - | | Estonia | 3 | - | 0 % | - | - | - | - | - | - | - | | Finland | 71 | 12 | 17 % | 6 | - | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | | France | 296 | 62 | 21 % | 30 | 2 | 9 | 5 | 3 | 8 | 5 | | Germany | 313 | 56 | 18 % | 31 | 3 | 5 | 4 | 2 | 6 | 5 | | Greece | 106 | 23 | 22 % | 14 | 1 | - | 1 | 1 | 4 | 2 | | Hungary | 21 | 5 | 24 % | 3 | - | - | 1 | - | 1 | - | | Ireland | 25 | 7 | 28 % | 2 | - | 3 | - | - | 2 | - | | Italy | 275 | 62 | 23 % | 26 | 2 | 9 | 7 | 3 | 9 | 6 | | Latvia | 7 | 1 | 14 % | 1 | - | - | - | - | - | - | | Lithuania | 10 | 1 | 10 % | - | - | - | 1 | - | - | - | | Luxembourg | 4 | 1 | 25 % | - | - | 1 | - | - | - | - | | Malta | 3 | 3 | 100 % | 2 | - | - | 1 | - | - | - | | Netherlands | 112 | 27 | 24 % | 12 | 3 | 4 | 2 | 2 | 3 | 1 | | Poland | 30 | 8 | 27 % | 4 | 1 | 1 | 1 | - | - | 1 | | Portugal | 47 | 16 | 34 % | 6 | 1 | 6 | 1 | - | 1 | 1 | | Slovak Republic | 15 | 6 | 40 % | 1 | 1 | 1 | 2 | - | 1 | - | | Slovenia | 21 | 6 | 29 % | - | 1 | 1 | 3 | - | 1 | - | | Spain | 173 | 49 | 28 % | 24 | - | 9 | 1 | 2 | 9 | 4 | | Sweden | 105 | 30 | 29 % | 13 | 1 | 4 | 2 | 1 | 6 | 3 | | United Kingdom | 231 | 62 | 27 % | 26 | 7 | 11 | 2 | 4 | 7 | 5 | |

    Top