Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004AE0103

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG ter verlenging van de termijn tijdens welke de lidstaten kunnen worden gemachtigd een verlaagd BTW-tarief toe te passen op bepaalde arbeidsintensieve diensten” (COM(2003) 825 def. - 2003/0317 (CNS))

    PB C 108 van 30.4.2004, p. 78–79 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    30.4.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 108/78


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG ter verlenging van de termijn tijdens welke de lidstaten kunnen worden gemachtigd een verlaagd BTW-tarief toe te passen op bepaalde arbeidsintensieve diensten”

    (COM(2003) 825 def. - 2003/0317 (CNS))

    (2004/C 108/15)

    De Raad heeft op 18 december 2003 besloten, overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

    Gegeven de urgentie van de werkzaamheden, heeft het Comité tijdens zijn 405e zitting van 28 en 29 januari 2004 (vergadering van 28 januari) besloten, de heer Malosse aan te wijzen als algemeen rapporteur. Vervolgens heeft het het volgende advies uitgebracht, dat met 40 stemmen vóór, bij 4 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Inhoud van het voorstel en argumenten

    1.1.

    Ter uitvoering van de aanbevelingen van de Europese Raad van 11 en 12 december 1998, in het bijzonder de „Strategie van Wenen voor Europa”, heeft de Raad de mogelijkheid gecreëerd om bij wijze van experiment op arbeidsintensieve diensten een verlaagd BTW-tarief toe te passen. Dit had als doel de lidstaten die dit wensten de mogelijkheid te geven te experimenteren met een gerichte BTW-verlaging voor deze diensten teneinde de werkgelegenheid te bevorderen en het zwartwerk tegen te gaan.

    1.2.

    Ter uitvoering van deze aanbeveling heeft de Raad op 22 oktober 1999 een ad hoc Richtlijn (1999/85/EG) aangenomen. Negen lidstaten hebben gebruik gemaakt van deze mogelijkheid: België, Frankrijk, Griekenland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Op basis van evaluatierapporten betreffende de impact van deze maatregelen heeft de Europese Commissie op 23 juli 2003 een voorstel voor een richtlijn gedaan met het oog op de vereenvoudiging en rationalisering van de verlaagde BTW-tarieven (1). De geldigheidsduur van de Richtlijn van 1999 zou immers verstrijken op 31 december 2003.

    1.3.

    Vanwege talrijke meningsverschillen is de Raad er nog niet in geslaagd een nieuwe richtlijn aan te nemen. Hierbij moet opgemerkt worden dat besluiten op dit terrein bij eenparigheid van stemmen moeten worden genomen.

    1.4.

    Teneinde rechtsonzekerheid te voorkomen in de lidstaten die deze verlaagde BTW-tarieven toepassen heeft de Commissie daarom in overeenstemming met de Raad een verlenging van de Richtlijn van 1999 tot 31 december 2005 voorgesteld. Dit voorstel beperkt zich dus tot een wijziging van de geldigheidsduur van de machtiging van 1999, zonder bijkomende wijziging. Er wordt dus geen rekening gehouden met de voorstellen tot rationalisering en vereenvoudiging van de Europese Commissie, noch met verzoeken van de lidstaten tot wijziging of uitbreiding van de sectoren waarop deze maatregelen van toepassing zijn.

    2.   Het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    2.1.

    Het EESC heeft al eerder te kennen gegeven positief te staan tegenover het principe om verlaagde BTW-tarieven toe te passen op arbeidsintensieve diensten (advies van 26 mei 1999 (2)). Hetzelfde standpunt werd ingenomen in het advies dat op de zitting van 30 oktober 2003 (rapporteur: de heer BEDOSSA) aangenomen werd met betrekking tot het gewijzigde voorstel van de Europese Commissie met het oog op een rationalisering en vereenvoudiging van de richtlijn van 1999.

    2.2.

    In dit laatste advies heeft het EESC een veel positievere balans gemaakt dan de Europese Commissie met betrekking tot de impact van deze maatregelen op het scheppen van werkgelegenheid en de strijd tegen zwartwerk.

    2.3.

    Het EESC heeft eveneens een aantal suggesties gedaan met het oog op uitbreiding van de verlaagde BTW-tarieven naar nieuwe sectoren zoals gewone restaurants, behoud van deze tarieven voor kappers en kleine reparatiediensten, en toevoeging van historische en godsdienstgebouwen, alsook gebouwen die behoren tot het particuliere of beroepsmatige en industriële erfgoed aan categorie 10.

    2.4.

    Het EESC staat dus positief tegenover het principe van een verlenging van de verlaagde BTW-tarieven tot en met 31 december 2005, teneinde de ernstige gevolgen van rechtsonzekerheid en van een plotse stopzetting van maatregelen waarvan de gunstige invloed is aangetoond te voorkomen.

    2.5.

    Het EESC betreurt niettemin dat de Raad niet tot een unaniem besluit is kunnen komen over het voorstel voor een richtlijn van de Europese Commissie met het oog op een rationalisering en vereenvoudiging van het systeem. Het wijst erop dat het principe van besluitvorming bij eenparigheid van stemmen hier een objectieve hinderpaal vormt.

    2.6.

    Om te voorkomen dat er al gauw opnieuw rechtsonzekerheid ontstaat en gezien de uiterst positieve evaluatie van de impact van deze maatregelen, verzoekt het EESC de lidstaten met aandrang om snel eensgezindheid te bereiken over het voorstel voor een richtlijn van 23 juli 2003 waarmee wordt gestreefd naar een volledige herziening van de verlaagde BTW-tarieven met het oog op de vereenvoudiging en rationalisering ervan (COM(2003) 0397 def. – CNS 2003/0169), en nodigt het de Raad uit dit voorstel zo snel mogelijk aan te nemen, met toevoeging van de activiteiten die vermeld worden onder punt 2.3.

    2.7.

    Het EESC benadrukt de noodzaak informatie te verspreiden over het belang van de verlaagde BTW-tarieven voor de nieuwe lidstaten die op 1 mei 2004 toetreden tot de Unie. Een groot aantal van deze landen kampt inderdaad met ernstige problemen op het vlak van werkgelegenheid en zwartwerk. Het EESC verzoekt de Europese Unie ook om het effect van de verlaagde BTW-tarieven beter te evalueren, in overleg met de lidstaten en met hun economische en sociale actoren die de maatregelen het best kunnen beoordelen.

    Brussel, 28 januari 2004

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    R. BRIESCH


    (1)  COM (2003) 397 def. van 23.07.2003

    (2)  PB C 20 van 22.07.1999


    Top