Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002DC0323

Verslag van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan de Europese Rekenkamer, aan het Economisch En Sociaal Comite en aan het Comite van de Regio's - Tempus (Phare/CARDS en Tacis) Jaarverslag 2000

/* COM/2002/0323 def. */

52002DC0323

Verslag van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan de Europese rekenkamer, aan het Economisch En Sociaal Comite en aan het Comite van de Regio's - Tempus (Phare/CARDS en Tacis) Jaarverslag 2000 /* COM/2002/0323 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, AAN HET EUROPEES PARLEMENT, AAN DE EUROPESE REKENKAMER, AAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE EN AAN HET COMITE VAN DE REGIO'S - Tempus (Phare/CARDS en Tacis) Jaarverslag 2000

Inhoud 2000

GLOSSARIUM

1. TEMPUS-ONTWIKKELINGEN IN 2000

1.1 Het einde van 'Tempus II bis'

1.2 De uitvoering van Tempus III

1.3 Kroatië treedt tot het programma toe en de Federatieve Republiek Joegoslavië treedt opnieuw tot het programma toe.

1.3.1 Kroatië

1.3.2 Federatieve Republiek Joegoslavië

1.4 De ontwikkeling van een regionaal beleid

1.4.1 Regionaal Tempus-seminar: "Het verband tussen strategisch universitair beheer en het hogeronderwijsbeleid" (Sarajevo, 15-16 juni 2000)

1.4.2 Regionaal Tempus-seminar: "De opbouw van institutionele structuren" (Skopje, 23-26 november 2000)

2. DE SELECTIERESULTATEN IN 2000

2.1 De selectieresultaten in het kader van Phare/CARDS

2.2 De selectieresultaten in het kader van Tacis

2.3 IMG-selectieresultaten in het kader van Phare/CARDS en Tacis

BIJLAGEN:

Bijlage 1 - Algemene statistische gegevens

Bijlage 2 - Lijst van Tempus-publicaties

GLOSSARIUM

EC // Europese Commissie (de Commissie)

DG EAC // Directoraat-generaal Onderwijs en cultuur

FEF // de Europese Stichting voor Opleiding (de Stichting, Turijn, Italië)

GEP // Gezamenlijk Europees project

NP // Netwerkproject

IMG // Individuele mobiliteitsbeurs

NCP // Nationaal contactpunt

NTO // Nationaal Tempus-bureau

TIP // Tempus-informatiepunt

Partnerlanden // In 2000:

Armenië

Azerbeidzjan

Wit-Rusland

Georgië

Kazachstan

Kirgizië

Moldavië

Mongolië

Russische Federatie

Tadzjikistan

Turkmenistan

Oekraïne

Oezbekistan

Albanië

Bosnië-Herzegovina

Kroatië

de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

1. TEMPUS-ONTWIKKELINGEN IN 2000

1.1 Het einde van 'Tempus II bis'

Met 'Tempus II bis' wordt de verlenging van het Tempus II-programma van juni 1998 tot 30 juni 2000 bedoeld. Tijdens deze periode waren de tien kandidaat-lidstaten uit Midden- en Oost-Europa - evenals de niet-geassocieerde westelijke Balkanlanden, de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Mongolië - volwaardig bij het Tempus-programma betrokken. Sinds 2000 komen de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetreding echter in aanmerking voor communautaire programma's op het gebied van onderwijs, opleidingen en jeugdzaken. Bijgevolg is hun status binnen het Tempus-programma drastisch gewijzigd. Sinds 1 juli kunnen instellingen uit de kandidaat-lidstaten alleen nog op basis van medefinanciering aan gezamenlijke Europese projecten deelnemen. Bovendien hebben de nationale Tempus-bureaus in de tien kandidaat-lidstaten hun deuren moeten sluiten. Deze ontwikkelingen tonen aan dat het overgangsproces, waaraan het Tempus-programma een belangrijke bijdrage heeft geleverd, succesvol is verlopen. Het was ook de eerste keer dat het Tempus-programma met één slag zoveel deelnemende landen verloor. De Commissie heeft daarom veel aandacht geschonken aan de vraag hoe het programma de knowhow van de kandidaat-lidstaten ten bate van het programma kan recuperen.

Voor de kandidaat-lidstaten stonden de jaren 1998-2000 vooral in het teken van projecten in verband met de pretoetreding. De meeste projecten hielden verband met de opbouw van institutionele structuren. Doel was niet-academische sectoren beter uit te rusten om in de nabije toekomst binnen de Europese Unie een volwaardige rol te spelen.

Na afloop van 'Tempus II bis' hebben veel nationale Tempus-bureaus in de kandidaat-lidstaten doelgerichte studies uitgevoerd naar de nationale impact van het Tempus-programma tijdens de periode 1990-2000. Voorts hebben tal van nationale Tempus-bureaus een slotconferentie georganiseerd waar sprekers en publiek zich over de gevolgen van het programma voor vooral het hoger onderwijs hebben gebogen. De algemene conclusie was steeds dat Tempus uiterst succesvol is geweest en overal veel bijval heeft geoogst. De Commissie heeft intussen de opdracht gegeven een algemeen verslag ('Tempus at Ten') met een overzicht van alle programmaresultaten in de kandidaat-lidstaten te maken. Als alles volgens plan verloopt, wordt het verslag begin 2002 gepubliceerd.

1.2 De uitvoering van Tempus III

Op 29 april 1999 heeft de Raad de jongste fase van het programma ('Tempus III') goedgekeurd. Tempus III, dat officieel op 1 juli 2000 van start is gegaan, bestrijkt de periode 2000-2006 en richt zich op twee groepen landen: de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Mongolië enerzijds en de niet-geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa anderzijds. Tot deze laatste groep landen behoren Albanië, Bosnië-Herzegovina, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en sinds 2000 ook Kroatië en de Federatieve Republiek Joegoslavië (zie punt 1.3).

Overeenkomstig de bijlage bij het 'Tempus III'-besluit verleent ook deze nieuwe fase van het Tempus-programma steun aan de hervorming van het hoger onderwijs (structuren, instellingen, beheer) via doelgerichte projecten op een aantal duidelijk omschreven terreinen: universitair beheer, de ontwikkeling van onderwijsprogramma's, de opbouw van institutionele structuren, het opzetten van netwerken, mobiliteitsprojecten, enzovoort. Bovendien worden in alle landen die voor Tempus III in aanmerking komen, individuele mobiliteitsbeurzen toegekend.

1.3 Kroatië treedt tot het programma toe en de Federatieve Republiek Joegoslavië treedt opnieuw tot het programma toe.

1.3.1 Kroatië

Dankzij een besluit van de Raad van 17 juli 2000 tot wijziging van het Tempus III-besluit van de Raad van 29 april 1999 kon Kroatië officieel als partnerland tot het programma toetreden. De wijziging was vooral een technische kwestie. Nadat de politieke autoriteiten in de EU te kennen hadden gegeven dat Kroatië tot het programma kon toetreden, was het belangrijk snel maatregelen te nemen om Kroatië aan de selectieronde 2000 te kunnen laten deelnemen. Zodra de Commissie in maart 2000 het voorstel had ingediend om Kroatië tot Tempus toe te laten, werden dan ook parallel aan het wetgevend proces voorbereidende maatregelen getroffen. In maart 2000 werd in Zagreb een informatiedag georganiseerd. De termijn voor het indienen van aanvragen werd vastgesteld op 31 maart 2000 (één maand later dan de officiële termijn voor het indienen van aanvragen). Ondanks de krappe termijn werden in het totaal 39 aanvragen ingediend. Van 20 tot 28 mei 2000 kwam twee Kroatische en twee internationale deskundigen in Turijn samen om de 36 in aanmerking komende projectaanvragen te evalueren. De begroting bedroeg 1,5 miljoen euro en vijf projecten werden voor financiering geselecteerd.

1.3.2 Federatieve Republiek Joegoslavië

De Federatieve Republiek Joegoslavië, die bestaat uit de Republiek Servië, de Republiek Montenegro en Kosovo, kan sinds 5 december 2000 opnieuw aan het Tempus-programma deelnemen (in 1991-92 had Joegoslavië al aan Tempus deelgenomen). Zoals voor Kroatië was het zaak snel maatregelen te nemen om Joegoslavië zo snel mogelijk aan het programma te laten deelnemen.

Op 28 november 2000 had in Brussel (DG EAC) een bijeenkomst van deskundigen met vertegenwoordigers van Joegoslavische instellingen voor hoger onderwijs plaats. Doel van de bijeenkomst was een urgentieplan op te stellen. Begin december 2000 waren vertegenwoordigers van DG EAC en de Europese Stichting voor Opleiding op inspectiebezoek in Joegoslavië om feitenmateriaal te verzamelen. Op basis van de bijeenkomst en het inspectiebezoek is een lijst van prioriteiten en van in aanmerking komende instellingen voor hoger onderwijs opgesteld. Half december 2000 werd de lijst op de internetsite van Tempus gepubliceerd. De termijn voor het indienen van aanvragen werd vastgesteld op 1 maart 2001 (d.w.z. dezelfde termijn als voor alle andere landen). Eind januari 2001 werden in Pristina, Belgrado, Podgorica en Nis informatiedagen georganiseerd.

1.4 De ontwikkeling van een regionaal beleid

De bevordering van regionale samenwerking is een algemene prioriteit van zowel het stabilisatie- en associatieproces als het stabiliteitspact. De universiteiten in Zuidoost-Europa kunnen een vooraanstaande rol spelen bij het bevorderen van wederzijds begrip tussen culturen en etnische groepen. Bovendien kan het schaarse menselijke kapitaal efficiënter worden ingezet, als de universiteiten op regionaal vlak nauwer samenwerken. Het Tempus III-besluit biedt niet alleen de mogelijkheid om regionale activiteiten op touw te zetten, maar beklemtoont ook dat naar complementariteit en synergieën met andere programma's en initiatieven van de Europese Unie of andere organisaties moet worden gestreefd. Tijdens de informatiecampagne 2000 werd daarom gepleit voor Tempus-projecten tussen verschillende partnerlanden. De Commissie heeft trouwens een aantal regionale Tempus-seminars georganiseerd om deze tendens te bevorderen. Doel van deze seminars was de discussie over de behoeften van het regionale hoger onderwijs in de context van het Graz-proces aan te zwengelen en de prioriteiten en selectiecriteria van het Tempus-programma in het kader van de nieuwe gids voor aanvragers te helpen herzien.

1.4.1 Regionaal Tempus-seminar: "Het verband tussen strategisch universitair beheer en het hogeronderwijsbeleid" (Sarajevo, 15-16 juni 2000)

Meer dan 50 vertegenwoordigers van de Europese Unie, internationale organisaties en regionale instellingen voor hoger onderwijs hebben aan het seminar deelgenomen. Het belangrijkste resultaat van het seminar was een lijst van gebruiksklare aanbevelingen die als beleidskader voor toekomstige Tempus-activiteiten in de westelijke Balkan kunnen fungeren. De aanbevelingen gaan over thema's als governance en beheer, de structuur van universitaire studies, kwaliteitszorg en internationale samenwerking, en werden tijdens de Vierde Conferentie van Europese ministers van onderwijs (Boekarest, 18-20 juni 2000) aan de Europese ministers van hoger onderwijs voorgelegd. De aanbevelingen zijn vooral op de landen van de westelijke Balkan toegesneden. (De volledige tekst van de aanbevelingen kan op de internetsite van het Tempus-programma worden geraadpleegd: www.etf.eu.int/Tempus/Main Tempus download pages/Tempus CARDS/Conclusions from the Regional Tempus Seminar in Sarajevo 15-16 June, 2000).

1.4.2 Regionaal Tempus-seminar: "De opbouw van institutionele structuren" (Skopje, 23-26 november 2000)

60 vertegenwoordigers van de Europese Unie, internationale organisaties en regionale instellingen voor hoger onderwijs hebben aan het seminar deelgenomen. Doel van het seminar was de opbouw van institutionele structuren door universiteiten in Zuidoost-Europa te bevorderen. De deelnemers aan het seminar hebben de ervaringen van de kandidaat-lidstaten op dit punt geëvalueerd en zich over de vraag gebogen of de opbouw van institutionale structuren in de Tempus-landen van Zuidoost-Europa relevant is. Tijdens de workshops kwamen drie thema's aan bod: journalistiek, milieu en bank- en financiewezen. Er werden prioriteiten vastgesteld en in enkele gevallen concrete projecten voorgesteld. De conclusies van het seminar werden verspreid ter voorbereiding van het derde regionale Tempus-seminar, dat begin 2001 in Tirana plaatshad en aan regionale samenwerking en netwerken was gewijd. Als alles volgens plan verloopt, worden de conclusies en de analysen van de drie conferenties begin 2002 tot één document gebundeld.

2. DE SELECTIERESULTATEN IN 2000

2.1 De selectieresultaten in het kader van Phare/CARDS

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de selectieresultaten in het kader van Phare/CARDS 2000. (Een vergelijking met vorige jaren ontbreekt wegens het verschillend aantal deelnemende landen.)

TEMPUS PHARE/CARDS 2000

Aantal voorstellen voor nieuwe GEP's en NP's // 100

Aantal gesubsidieerde nieuwe GEP's en NP's // 32

Percentage gesubsidieerde voorstellen // 32%

Gemiddelde subsidie per GEP/NP // 310 000 euro

32 van de 100 ingediende projectvoorstellen zijn gesubsidieerd. De onderstaande tabel toont de verdeling per partnerland en projecttype:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.2 De selectieresultaten in het kader van Tacis

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de selectieresultaten in het kader van Tacis 2000. (Een vergelijking met vorige jaren ontbreekt wegens het verschillend aantal deelnemende landen.)

TACIS // 2000

Aantal voorstellen voor nieuwe GEP's en NP's // 263

Aantal gesubsidieerde nieuwe GEP's en NP's // 60

Percentage gesubsidieerde voorstellen // 22%

Gemiddelde subsidie per GEP/NP // 382 000 euro

60 van de 263 ingediende projectvoorstellen zijn gesubsidieerd. De onderstaande tabel toont de verdeling per partnerland en projecttype:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.3 IMG-selectieresultaten in het kader van Phare/CARDS en Tacis

Drie CARDS-partnerlanden (Albanië, Bosnië-Herzegovina en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië) en twaalf Tacis-partnerlanden (Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Kazachstan, Kirgizië, Mongolië, Moldavië, de Russische Federatie, Turkmenistan, Oekraïne en Oezbekistan) kwamen voor het IMG-programma in aanmerking. Opgemerkt zij dat de Tacis-partnerlanden in 2000 voor het eerst aan het IMG-programma van Tempus konden deelnemen. Het personeel van de Europese Stichting voor Opleiding heeft de ingediende IMG-voorstellen geëvalueerd op basis van met de Europese Commissie overeengekomen richtsnoeren. Op 3 april 2000 (de termijn voor het indienen van aanvragen) waren 167 nieuwe IMG-aanvragen ingediend, waarvan er uiteindelijk 48 zijn gesubsidieerd. De onderstaande tabel toont de verdeling van de IMG-aanvragen per land van herkomst.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De onderstaande tabel toont het Tempus-budget voor IMG's in elk partnerland in 2000.

Partnerland // Totaal in euro

Albanië // 3 650

Bosnië-Herzegovina // 10 853

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië // 40 077

Subtotaal CARDS // 54 580

Wit-Rusland // 4 234

Georgië // 2 109

Kazachstan // 16 218

Kirgizië // 12 054

Russische Federatie // 24 946

Oekraïne // 4 602

Oezbekistan // 14 319

Subtotaal Tacis // 78 482

TOTAAL voor IMG's // 133 062

De gemiddelde subsidie per IMG bedroeg 2 772 euro.

Top