Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51999DC0371

    Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité - Studie over de controle van ouders op het gebied van televisie- uitzendingen

    /* COM/99/0371 def. */

    51999DC0371

    Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité - Studie over de controle van ouders op het gebied van televisie- uitzendingen /* COM/99/0371 def. */


    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT EN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE : Studie over de controle van ouders op het gebied van televisie-uitzendingen

    Inleiding

    De Commissie diende overeenkomstig artikel 22ter, lid 2, van de gewijzigde Richtlijn "Televisie zonder grenzen" [1] een onderzoek uit te voeren naar de mogelijke voor- en nadelen van verdere maatregelen ter vergemakkelijking van de controle van ouders of verzorgers over de programma's waar minderjarigen naar kunnen kijken. Volgens de Richtlijn moest dit onderzoek onder meer betrekking hebben op de wenselijkheid van:

    [1] Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten; PB L 202/60 van 30.7.1997.

    - de eis dat nieuwe televisietoestellen zijn voorzien van technische apparatuur waardoor ouders en verzorgers bepaalde programma's kunnen weren;

    - het opzetten van passende classificatiesystemen [2];

    [2] De geschiktheid van de media-inhoud (in dit geval televisie) voor specifieke leeftijdsgroepen wordt beoordeeld aan de hand van classificatiesystemen.

    - het bevorderen van een op het gezin afgestemd programmeringsbeleid en andere pedagogische en op bewustmaking gerichte maatregelen,

    - het in aanmerking nemen van de ervaring die op dit gebied in en buiten Europa is opgedaan en van de opinie van belanghebbende partijen zoals omroeporganisaties, producenten, pedagogen, mediaspecialisten en relevante verenigingen.

    Dit onderzoek waartoe de Commissie wettelijk verplicht was, is thans afgerond. In deze mededeling worden de belangrijkste resultaten van het onderzoek en de daaruit voortvloeiende aanbevelingen alsmede de eerste reacties van de Commissie uiteengezet.

    Achtergrond

    Na afloop van een openbare aanbesteding werd voor de uitvoering van de studie op 24 juli 1998 een overeenkomst gesloten met de Oxford University Centre for Socio-legal Studies. Het verslag werd op 19 maart 1999 gepubliceerd op de World Wide Web. [3] De Commissie stelt met voldoening vast dat deze kwalitatief hoogstaande studie een belangrijke bijdrage levert aan het debat en de op het gebied van de bescherming van minderjarigen en televisie-uitzendingen bestaande kennis.

    [3] http://europa.eu.int/comm/dg10/avpolicy/key_doc/parental_control/index.html

    De Commissie hecht zeer veel belang aan de bescherming van minderjarigen tegen een potentieel schadelijke audiovisuele inhoud. Na de publicatie van het Groenboek van de Commissie over de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid in de context van de audiovisuele en informatiediensten [4] keurde de Gemeenschap op 24 september 1998 een aanbeveling goed over de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid in audiovisuele en informatiediensten [5]. Op 25 januari 1999 hechtte ook de Raad zijn goedkeuring aan een actieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van Internet [6].

    [4] COM (96) 483 def.

    [5] Aanbeveling van de Raad van 24 september 1998 betreffende de ontwikkeling van de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en informatiediensten door de bevordering van nationale kaders teneinde een vergelijkbaar en doeltreffend niveau van bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid te bereiken (PB L 270 van 07.10.1998, blz. 48).

    [6] Beschikking 276/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een communautair meerjarenactieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van Internet door het bestrijden van illegale en schadelijke inhoud op mondiale netwerken.

    In de onlangs voltooide studie wordt er opnieuw op gewezen dat de bescherming van minderjarigen uiterst belangrijk is voor de Commissie en wordt het standpunt bevestigd dat het duidelijk van openbaar belang is kinderen te beschermen tegen buitensporig geweld in televisieuitzendingen en andere programma's die schadelijke gevolgen kunnen hebben. Kinderen zijn geen volwassenen, zij zijn kwetsbaarder, hebben nog niet geleerd programma's kritisch te beoordelen en zijn meer blootgesteld aan gevaren.

    De belangrijkste conclusies van de studie

    - Televisieprogramma's worden steeds minder in gezinsverband bekeken en deze tendens zal nog toenemen in een digitaal tijdperk met meerdere televisietoestellen en kanalen in een gezin. Deze verandering doet zich voor op een tijdstip waarop er een explosieve toename is van het aantal beschikbare en vaak transnationale televisiezenders in Europa. Deze ontwikkelingen maken het voor de regelgevende instanties steeds moeilijker om na te gaan of de op culturele gevoeligheden gebaseerde programmeringsnormen door de omroeporganisaties in acht worden genomen.

    - De V-chiptechnologie (anti-geweldchip) die in de Verenigde Staten en Canada wordt toegepast, is in Europa technisch niet haalbaar. Aangezien op het gebied van televisieomroep de overgang van analoge naar digitale transmissiemethoden reeds begonnen is, zouden de regelgevende instanties in Europa moeten uitgaan van de door de digitale technologie geboden mogelijkheden en capaciteiten zodat filtersystemen kunnen worden ontwikkeld die veel betrouwbaarder, geperfectioneerder en veiliger zijn.

    - Wat de bescherming van minderjarigen betreft, kunnen de technische maatregelen, althans in de afzienbare toekomst, niet volledig in de plaats treden van de aansprakelijkheid van de omroeporganisaties. Dit geldt vooral voor vrij toegankelijke televisieuitzendingen. De aansprakelijkheid van de omroeporganisatie moet derhalve als zodanig gehandhaafd worden en methoden zoals de "watershed" [7] blijven in die context van toepassing. Wat echter de geëncrypteerde diensten zoals betaaltelevisie, pay-per-view, video on demand, enz. betreft, zouden technische voorzieningen in aanzienlijke mate ertoe kunnen bijdragen dat minderjarigen niet aan schadelijke inhoud worden blootgesteld. De effectieve tenuitvoerlegging van dergelijke systemen vereist dat ook de aansprakelijkheid van de omroeporganisaties in aanmerking wordt genomen [8].

    [7] Het uitzenden van bepaalde programma's 's avonds laat of 's nachts.

    [8] Wat de systemen inzake voorwaardelijke toegang betreft, wijst de Commissie op het belang van het voorkomen en vervolgen van piraterij. Richtlijn 98/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 1998 betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang (PB L 320 van 28.11.1998, blz. 54-57).

    - Er moeten open en interoperabele technische normen voor televisietoestellen en set-top boxes worden ontwikkeld zodat ouders en verzorgers kunnen kiezen uit een scala van filterende programmatuur waarin de verschillende culturen en waardesystemen worden weergegeven. In dit verband zou ook een gestandaardiseerd technisch protocol voor het doorgeven van informatie ter beoordeling van bepaalde programma's nuttig zijn: hierdoor zouden de omroepdiensten in heel Europa kunnen worden gefilterd aan de hand van filterprogrammatuur die bepaalde culturele waarden weergeeft. Gezien de overschakeling naar digitale transmissie wordt in de studie een pluralistische benadering van de filter- en beoordelingssystemen aanbevolen.

    - Een geharmoniseerde benadering bij de beoordeling van de audiovisuele inhoud is, gezien de grote culturele diversiteit van de Europese audiovisuele markt, uitgesloten: door het uitwerken van gemeenschappelijke descriptieve criteria zou de audiovisuele inhoud echter op vergelijkbare wijze kunnen worden beschreven, terwijl de bevoegde nationale en regionale instanties nog steeds zouden belast zijn met de evaluatie van een dergelijke inhoud. Dit zou de vergelijkbaarheid van de in de lidstaten van toepassing zijnde beoordelingssystemen in de hand werken en zou het mogelijk maken aan de hand van technische voorzieningen de transnationale televisiezenders te filteren overeenkomstig specifieke culturele normen, maar op basis van dezelfde (descriptieve) informatie over elk programma. In de studie wordt eveneens aanbevolen dat bij de beoordeling zoveel mogelijk wordt uitgegaan van transparante criteria zodat de kijkers zelf kunnen nagaan waarop bepaalde beoordelingen zijn gebaseerd.

    - De in de verschillende media - film, televisie, videospelletjes, Internet - toegepaste beoordelingssystemen hoeven niet aan elkaar te worden aangepast of meer te worden geharmoniseerd. Kinderen maken steeds meer gebruik van die media en, hoewel de verschillende technieken voor de bescherming van minderjarigen verschillend zijn, dient het niveau van bescherming tegen schadelijke inhoud toch vergelijkbaar te zijn.

    - In de studie wordt ook het belang van voorlichtings- en bewustmakingsmaatregelen sterk benadrukt, in het bijzonder media-educatie en een kritische benadering bij het kijken naar tv-programma's, zowel wat ouders als wat kinderen betreft.

    Conclusies en vervolgactiviteiten

    De studie levert een belangrijke bijdrage aan de evaluatie van de toepassing van de gewijzigde richtlijn die, zoals bepaald in artikel 26 van die richtlijn, uiterlijk op 31 december 2000 moet afgerond zijn (deze evaluatie kan eventueel vergezeld gaan van passende voorstellen voor de wijziging van de richtlijn).

    Daarnaast zal de Commissie de bevindingen van de studie bespreken in het kader van haar regelmatige contacten met de deelnemers aan het Digital Video Broadcasting (DVB) Project. De Digital Video Broadcasting Group (DVB) werd opgericht in Europa en is uitgegroeid tot een over de hele wereld verspreid consortium waarvan 220 omroeporganisaties, fabrikanten, netwerkexploitanten en regelgevende instanties in meer dan 30 landen lid zijn. De digitale transmissiesystemen van DVB werden door de marktactoren in een zelfregulerende omgeving ontwikkeld en worden thans in de gehele wereld toegepast. Hun wereldwijd succes is grotendeels toe te schrijven aan Europa's eigen diversiteit waardoor de DVB alle mogelijke gebruikersvereisten in aanmerking kon nemen en de technologieën dienovereenkomstig kon specificeren. De DVB werkt momenteel aan de ontwikkeling van de Multimedia Home Platform, een open digitale televisie-ontvangststructuur van de tweede generatie.

    De besprekingen van de Commissie met de DVB zullen toegespitst zijn op de technische en commerciële haalbaarheid van de tenuitvoerlegging van de in de studie vervatte concepten, met name de operationele vereisten van technische voorzieningen om de door ouders of verzorgers uitgeoefende controle op door minderjarigen bekeken programma's te vergemakkelijken. Zoals het ook bij de vroegere werkzaamheden van de DVB het geval was, is het belangrijk dat bij de vaststelling van de gebruikersvereisten rekening wordt gehouden met alle Europese vereisten. Tenslotte zal de Commissie verder besprekingen voeren met alle betrokkenen (filmclassificatie-comités, omroeporganisaties, Internetoperatoren, video-industrie, lidstaten, kijkers en gebruikers, enz.) teneinde de ontwikkeling te bevorderen van aan de digitale omgeving in Europa aangepaste descriptieve beoordelingssystemen. In deze context zal de Commissie ook nagaan in hoeverre en op welke manier in de toekomst op het gebied van televisieuitzendingen voorlichtings- en bewustmakingsmaatregelen moeten worden genomen.

    Top