Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998PC0159

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 74/60/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lidstaten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (delen van het interieur met uitzondering van achteruitkijkspiegels, plaats van de bedieningsorganen, dak of rol- of schuifdak, rugleuning en achterzijde van de zitplaatsen)

    /* COM/98/0159 def. - COD 98/0089 */

    PB C 149 van 15.5.1998, p. 10 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51998PC0159

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 74/60/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lidstaten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (delen van het interieur met uitzondering van achteruitkijkspiegels, plaats van de bedieningsorganen, dak of rol- of schuifdak, rugleuning en achterzijde van de zitplaatsen) /* COM/98/0159 def. - COD 98/0089 */

    Publicatieblad Nr. C 149 van 15/05/1998 blz. 0010


    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 74/60/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (delen van het interieur met uitzondering van achteruitkijkspiegels, plaats van de bedieningsorganen, dak of rol- of schuifdak, rugleuning en achterzijde van de zitplaatsen) (98/C 149/10) (Voor de EER relevante tekst) COM(1998) 159 def. - 98/0089(COD)

    (Door de Commissie ingediend op 2 april 1998)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

    Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (1),

    (1) Overwegende dat het raadzaam is in Richtlijn 74/60/EEG van de Raad (2), gewijzigd bij Richtlijn 78/632/EEG van de Commissie (3), voorschriften betreffende elektrisch bediende ruiten op te nemen teneinde het gevaar voor kinderen uit te schakelen dat zich bij het sluiten van deze ruiten kan voordoen; dat soortgelijke voorschriften gelden voor elektrisch bediende dakpaneelsystemen en scheidingssystemen; dat daartoe de titel en het toepassingsgebied van Richtlijn 74/60/EEG dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (2) Overwegende dat Richtlijn 74/60/EEG een van de bijzondere richtlijnen van de EG-typegoedkeuringsprocedure vormt, welke is vastgesteld bij Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/27/EG (5) van het Europees Parlement en de Raad; dat derhalve de bepalingen van Richtlijn 70/156/EEG betreffende voertuigen en systemen, onderdelen en afzonderlijke technische eenheden van voertuigen op deze richtlijn van toepassing zijn;

    (3) Overwegende dat met name artikel 3, lid 4, en artikel 4, lid 3, van Richtlijn 70/156/EEG voorschrijven dat aan iedere bijzondere richtlijn een inlichtingenformulier met de relevante punten van bijlage I van Richtlijn 70/156/EEG en een op bijlage VI van Richtlijn 70/156/EEG en een op bijlage VI van Richtlijn 70/156/EEG gebaseerd typegoedkeuringsformulier worden toegevoegd, met het oog op de computerisering van de typegoedkeuring;

    (4) Overwegende dat het raadzaam is dat Richtlijn 74/60/EEG voortaan tevens voorschriften bevat voor andere voertuigen dan voertuigen van categorie M1 zoals gedefinieerd in bijlage II A van Richtlijn 70/156/EEG; dat daartoe artikel 1 van Richtlijn 74/60/EEG moet worden uitgebreid tot alle voertuigklassen van Richtlijn 70/156/EEG, zodat technische specificaties voor andere voertuigen dan categorie M1 in Richtlijn 74/60/EEG kunnen worden ingevoerd overeenkomstig de procedure van artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG;

    (5) Overwegende dat de wijzigingen van deze richtlijn uitsluitend betrekking hebben op de administratieve bepalingen van Richtlijn 74/60/EEG en op elektrisch bediende ruiten, dakpanelen en/of scheidingssystemen; dat het derhalve niet nodig is om bestaande, krachtens Richtlijn 74/60/EEG verleende goedkeuringen in te trekken, noch om de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen te verhinderen van nieuwe voertuigen die niet zijn voorzien van elektrisch bediende ruiten, dakpanelen en/of scheidingssystemen en die onder dergelijke goedkeuringen vallen;

    (6) Overwegende dat, overeenkomstig het proportionaliteitsbeginsel, als bedoeld in artikel 3 B, derde alinea, van het Verdrag, de in deze richtlijn vastgestelde maatregelen niet verder gaan dan wat nodig is om de beoogde doelstelling te bereiken, namelijk de communautaire typegoedkeuring per type voertuig,

    HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Richtlijn 74/60/EEG wordt als volgt gewijzigd:

    1. De titel wordt gelezen:

    "Richtlijn 74/60/EEG van de Raad van 17 december 1973 betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen".

    2. De artikelen 1, 2 en 3 worden gelezen:

    "Artikel 1

    Onder voertuig wordt in deze richtlijn verstaan elk voertuig als gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 70/156/EEG.

    Artikel 2

    De lidstaten mogen de EG-typegoedkeuring of de nationale typegoedkeuring van een voertuig niet weigeren om redenen die verband houden met de binneninrichting van een voertuig, indien deze aan de in de bijlagen vastgestelde voorschriften voldoet.

    Artikel 3

    De lidstaten mogen de verkoop, de registratie, het in het verkeer brengen of het gebruik van een voertuig niet weigeren of verbieden om redenen die verband houden met de binneninrichting van een voertuig, indien deze aan de in de bijlagen vastgestelde voorschriften voldoet."

    3. De lijst van bijlagen, als vermeld in de bijlage bij deze richtlijn, wordt voor bijlage I toegevoegd.

    4. Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

    Artikel 2

    1. Met ingang van [1 oktober 1998] mogen de lidstaten, om redenen die verband houden met de binneninrichting van motorvoertuigen,

    - noch voor een type voertuig de EG-typegoedkeuring of de nationale typegoedkeuring weigeren,

    - noch de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van voertuigen verbieden,

    indien de voertuigen voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 74/60/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn.

    2. Met ingang van [1 oktober 1999] mogen de lidstaten, om redenen die verband houden met de binneninrichting van motorvoertuigen, voor een nieuw type voertuig

    - niet langer de EG-typegoedkeuring verlenen,

    - de nationale typegoedkeuring weigeren,

    indien niet aan de voorschriften van Richtlijn 74/60/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn, is voldaan.

    3. Met ingang van [1 oktober 2000]

    - beschouwen de lidstaten certificaten van overeenstemming waarvan nieuwe voertuigen overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 70/156/EEG vergezeld gaan, als niet langer geldig voor de doeleinden van artikel 7, lid 1, van de richtlijn;

    - mogen de lidstaten de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen weigeren van nieuwe voertuigen die niet vergezeld gaan van een certificaat van overeenstemming overeenkomstig Richtlijn 70/156/EEG,

    om redenen die verband houden met de binneninrichting van motorvoertuigen, indien de voertuigen zijn voorzien van elektrisch bediende ruiten, dakpanelen en/of scheidingssystemen en niet is voldaan aan de voorschriften van Richtlijn 74/60/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn.

    4. Deze richtlijn maakt de vroeger krachtens Richtlijn 74/60/EEG verleende goedkeuringen van voertuigtypen die niet zijn voorzien van elektrisch bediende ruiten, dakpanelen en/of scheidingssystemen, niet ongedaan en vormt geen beletsel voor de uitbreiding van dergelijke goedkeuringen overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn krachtens welke zij oorspronkelijk zijn verleend.

    Artikel 3

    1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór [1 oktober 1998] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de voornaamste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 4

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 5

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    (1) Advies van het Europees Parlement van 20.9.1995 (PB C 269 van 16.10.1995, blz. 82), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 22.12.1995 (PB C 37 van 9.2.1996, blz. 23) en besluit van het Europees Parlement van 9.5.1996 (PB C 152 van 27.5.1996, blz. 44).

    (2) PB L 38 van 11.2.1974, blz. 2.

    (3) PB L 206 van 29.7.1978, blz. 26.

    (4) PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1.

    (5) PB L 233 van 25.8.1997, blz. 1.

    BIJLAGE

    1. De volgende lijst van bijlagen wordt voor bijlage I toegevoegd:

    "LIJST VAN BIJLAGEN

    Bijlage I: Toepassingsgebied, definities, aanvraag van EG-typegoedkeuring voor een voertuigtype, specificaties, verlening van EG-typegoedkeuring voor een voertuigtype, wijziging van het type en van de goedkeuring en overeenstemming van de productie

    Aanhangsel 1: Inlichtingenformulier

    Aanhangsel 2: EG-typegoedkeuringsformulier

    Aanhangsel 3: Plaats van de cilindrische proefstaaf in de dak- en ruitopening

    Bijlage II: Bepaling van de trefzone van het hoofd

    Bijlage III: Beproeving van energieabsorberende materialen

    Bijlage IV: Procedure voor het bepalen van het punt H en de werkelijke rugleuninghoek en voor controle van de relatieve positie van punt R ten opzichte van punt H en de correlatie tussen de ontwerp- en werkelijke rugleuninghoek

    Aanhangsel: Onderdelen van de driedimensionale proefpop en afmetingen en massa van de pop

    Bijlage V: Methode voor het meten van uitsteeksels

    Aanhangsel: Apparaat voor het meten van uitsteeksels

    Bijlage VI: Apparaat en werkwijze voor de toepassing van punt 5.2.1 van bijlage I"

    2. Bijlage I wordt gelezen:

    a) Voetnoot 1 vervalt.

    b) De titel wordt gelezen:

    "TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES, AANVRAAG VAN EG-TYPEGOEDKEURING VOOR EEN VOERTUIGTYPE, SPECIFICATIES, VERLENING VAN EG-TYPEGOEDKEURING VOOR EEN VOERTUIGTYPE, WIJZIGING VAN HET TYPE EN VAN DE GOEDKEURING EN OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE"

    c) Punt 1 wordt gelezen:

    "1. TOEPASSINGSGEBIED

    Deze richtlijn is van toepassing op voertuigen van categorie M1 (¹).

    (¹) Zoals gedefinieerd in bijlage II A van Richtlijn 70/156/EEG."

    d) De punten 2.1 en 2.2 worden gelezen:

    "2.1. "binneninrichting":

    2.1.1. de delen van het interieur met uitzondering van de achteruitkijkspiegels;

    2.1.2. de plaats van de bedieningsorganen;

    2.1.3. het dak of het rol- of schuifdak;

    2.1.4. de rugleuning en de achterzijde van de zitplaatsen;

    2.1.5. elektrisch bediende ruiten, dakpanelen en scheidingssystemen.

    2.2. "voertuigtype," wat de binneninrichting van de passagiersruimte betreft, motorvoertuigen die onderling geen essentiële verschillen vertonen met name met betrekking tot:"

    e) De punten 2.2.3 tot en met 2.2.5 worden ingevoegd:

    "2.2.3. het dak of het rol- of schuifdak,

    2.2.4. de rugleuning en de achterzijde van de zitplaatsen,

    2.2.5. elektrisch bediende ruiten, dakpanelen en scheidingssystemen."

    f) De volgende punten 2.10 tot en met 2.13 worden ingevoegd:

    "2.10. "elektrisch bediende ruiten" ruiten die worden gesloten met behulp van door het voertuig geleverd elektrisch vermogen,

    2.11. "elektrisch bediende dakpanelen" beweegbare panelen in het dak van het voertuig die met behulp van door het voertuig geleverd elektrisch vermogen worden gesloten met een glijdende of kantelende beweging, met uitzondering van cabrioletsystemen,

    2.12. "elektrisch bediende scheidingssystemen" systemen die het interieur van een personenauto in ten minste twee delen verdelen en die worden gesloten met gebruikmaking van door het voertuig geleverd elektrisch vermogen,

    2.13. "opening" de maximale vrije ruimte tussen de bovenrand of de voorrand, afhankelijk van de sluitrichting, van een elektrisch bediende ruit of scheiding of dakpaneel en het constructiedeel van het voertuig dat de grens van de ruit, de scheiding of het dakpaneel vormt, gezien vanuit het interieur van het voertuig of bij een scheidingssysteem vanuit het achterste gedeelte van de passagiersruimte.

    Voor het meten van een opening wordt een cilindrische proefstaaf (zonder kracht uit te oefenen) door die opening normaal loodrecht op de ruit, het dakpaneel of de scheiding geplaatst, zoals afgebeeld in figuur 1, vanuit het interieur van het voertuig of, indien van toepassing, vanuit het achterste gedeelte van de passagiersruimte.".

    g) De punten 3 tot en met 3.3 worden gelezen:

    "3. AANVRAAG VAN EG-TYPEGOEDKEURING VOOR EEN VOERTUIGTYPE

    3.1. De aanvraag van EG-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG voor een voertuigtype met betrekking tot de binneninrichting wordt door de fabrikant ingediend.

    3.2. In aanhangsel 1 wordt een model van het inlichtingenformulier gegeven.

    3.3. De met de typegoedkeuringsproeven belaste technische dienst wordt het volgende ter beschikking gesteld:".

    h) De volgende punten 5.5.2 tot en met 5.5.2.1 worden ingevoegd:

    "5.5.2. Elektrisch bediende dakpaneelsystemen

    5.5.2.1. Bovendien moeten elektrisch bediende dakpaneelsystemen en de bedieningsorganen daarvan aan de voorschriften van punt 5.8 voldoen."

    i) De punten 5.8 en 5.8.1 worden respectievelijk de punten 5.9 en 5.9.1.

    j) De volgende nieuwe punten 5.8 tot en met 5.8.6.1.4 worden ingevoegd:

    "5.8. Elektrisch bediende ruiten, dakpaneelsystemen en scheidingssystemen

    5.8.1. De onderstaande voorschriften zijn van toepassing op elektrische bediende ruiten/dakpaneelsystemen/scheidingssystemen en hebben tot doel de mogelijkheid dat een ongewilde of onjuiste werking daarvan letsel veroorzaakt, tot een minimum te beperken.

    5.8.2. Normale bedrijfsvoorschriften

    Met uitzondering van het bepaalde in punt 5.8.3 mogen elektrisch bediende ruiten/dakpaneelsystemen/scheidingssystemen alleen onder een of meer van de volgende voorwaarden worden gesloten:

    5.8.2.1. Wanneer de sleutel waarmee de voertuigmotor wordt gestart zich in de contactslotstand bevindt,

    5.8.2.2. door middel van spierkracht zonder hulp van door het voertuig geleverd elektrisch vermogen;

    5.8.2.3. bij continue activering door een vergrendelsysteem aan de buitenzijde van het voertuig;

    5.8.2.4. in de tijd tussen het ogenblik dat het contact van "aan" naar "uit" is geschakeld en/of de sleutel is verwijderd en het ogenblik dat geen van beide voordeuren voldoende is geopend om de inzittenden te laten uitstappen;

    5.8.2.5. wanneer de sluitbeweging van een elektrisch bediende ruit, dakpaneel of scheiding begint bij een opening van niet meer dan 4 mm;

    5.8.2.6. wanneer de elektrisch bediende ruit van een voertuigdeur zonder raamwerk aan de bovenzijde automatisch sluit telkens als deze deur wordt gesloten. In dit geval mag de maximale opening, zoals gedefinieerd in punt 2.13, voor het sluiten van de ruit niet meer dan 12 mm bedragen.

    5.8.2.7. Het op afstand sluiten door middel van continue activering van een afstandsbedieningsinrichting is toegestaan, mits aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

    5.8.2.7.1. met de afstandsbedieningsinrichting mag het niet mogelijk zijn een elektrisch bediende ruit/dakpaneel/scheiding te sluiten op een afstand van meer dan 6 m van het voertuig;

    5.8.2.7.2. met de afstandsbedieningsinrichting mag het niet mogelijk zijn een elektrisch bediende ruit/dakpaneel/scheiding te sluiten:

    - indien de bedieningsinrichting en het voertuig door een ondoorzichtig oppervlak worden gescheiden

    en

    - indien de afstand tussen de afstandsbedieningsinrichting en het voertuig meer dan 11 meter bedraagt.

    5.8.2.8. Het sluiten met één druk op de knop is uitsluitend voor de elektrisch bediende ruit van de bestuurdersdeur toegestaan en alleen zolang de contactsleutel zich in de stand bevindt waarbij de motor kan draaien.

    5.8.3. Voorschriften inzake automatische omkering

    5.8.3.1. Geen van de voorschriften van punt 5.8.2 is van toepassing indien een elektrisch bediende ruit/dakpaneelsysteem/scheidingssysteem is voor zien van een automatisch omkeermechanisme.

    5.8.3.1.1. Dit mechanisme moet een ruit/dakpaneel/scheiding omkeren voordat een klemkracht van meer dan 100 N wordt uitgeoefend binnen een opening van 200 mm tot 4 mm boven de bovenrand van een elektrisch bediende ruit/scheiding of voor de voorrand van een schuifdak en aan de achterrand van een kantelend dakpaneel.

    5.8.3.1.2. Na een automatische omkering moet de ruit of het dakpaneel of de scheiding in een van de volgende standen worden geopend:

    5.8.3.1.2.1. een stand die het mogelijk maakt een halfstijve cilindrische staaf met een diameter van 200 mm door de opening te plaatsen op het(de)zelfde contactpunt(en) dat (die) in punt 5.8.3.1.1 is (zijn) gebruikt om het omkeergedrag te bepalen;

    5.8.3.1.2.2. een stand die overeenkomt met de oorspronkelijke stand voordat het sluiten begon;

    5.8.3.1.2.3. een stand die ten minste 50 mm meer open is dan de stand op het ogenblik dat het omkeren begon;

    5.8.3.1.2.4. bij een kantelende beweging van een dakpaneel, de maximale hoekopening.

    5.8.3.1.3. Voor de controle van elektrisch bediende ruiten/dakpaneelsystemen/scheidingssystemen met een omkeermechanisme wordt een meetinstrument/proefstaf vanuit het interieur van het voertuig of, bij een scheidingssysteem, vanuit het achterste gedeelte van de passagiersruimte zodanig door de opening geplaatst dat het cilindrische oppervlak van de staaf in aanraking komt met een willekeurig constructiedeel van het voertuig dat de grens vormt van de ruit/dakopening/scheiding. De krachtafbuigingsverhouding van het meetinstrument mag niet meer dan 10 N/mm bedragen. De plaats van de proefstaven (normaal loodrecht op de ruit/het dakpaneel/de scheiding) is afgebeeld in figuur 1.

    5.8.4. Plaats en bediening van de schakelaars

    5.8.4.1. Schakelaars van elektrisch bediende ruiten/dakpanelen/scheidingen moeten zodanig worden aangebracht of bediend dat het risico van onopzettelijke sluiting tot een minimum wordt beperkt. De schakelaars moeten voor het sluiten continu worden bediend, behalve in het geval van de punten 5.8.2.6 of 5.8.3.

    5.8.4.2. Alle schakelaars voor achterste ruiten, dakpanelen en scheidingen die bestemd zijn om door inzittenden in het achterste gedeelte van het voertuig te worden gebruikt, moeten kunnen worden uitgeschakeld door middel van een door de bestuurder gecontroleerde schakelaar die zich voor een verticaal dwarsvlak door de punten R van de voorste zitplaatsen bevindt. De door de bestuurder gecontroleerde schakelaar mag de werking van een schakelaar waarmee de scheiding naar beneden wordt gelaten niet verhinderen. Deze door de bestuurder gecontroleerde schakelaar is evenwel niet van toepassing indien achterste ruiten, dakpanelen of scheidingen van een automatisch omkeermechanisme zijn voorzien. De door de bestuurder gecontroleerde schakelaar moet zodanig worden geplaatst/bediend en geïdentificeerd dat het risico van onopzettelijke bediening tot een minimum wordt beperkt.

    5.8.5. Beveiligingsvoorzieningen

    Alle beveiligingsvoorzieningen die worden gebruikt om schade aan de krachtbron te voorkomen bij overbelasting of blokkering, moeten automatisch kunnen worden teruggesteld terwijl de schakelaar waarmee een ruit/dakpaneel/scheiding wordt bediend, is geactiveerd.

    5.8.6. Gebruiksaanwijzing

    5.8.6.1. De handleiding voor de bestuurder van het voertuig moet duidelijke aanwijzingen met betrekking tot elektrisch bediende ruiten/dakpanelen/scheidingen bevatten, waaronder met name:

    5.8.6.1.1. een verklaring van de gevolgen van een mogelijk bekneld raken;

    5.8.6.1.2. het gebruik van de door de bestuurder gecontroleerde schakelaar;

    5.8.6.1.3. een "waarschuwing" die wijst op de gevaren, met name voor kinderen, bij onjuist gebruik/activering van elektrisch bediende ruiten/dakpaneelsystemen/scheidingssystemen. Deze informatie moet wijzen op de verantwoordelijkheden van de bestuurder en aanwijzingen bevatten voor andere inzittenden alsook de aanbeveling het voertuig alleen te verlaten indien de sleutel uit het contactslot is verwijderd;

    5.8.6.1.4. een "waarschuwing" die erop wijst dat bijzonder voorzichtig moet worden omgegaan met afstandsbedienings-systemen (zie punt 5.8.2.7), bijvoorbeeld dat deze alleen mogen worden gebruikt wanneer het voertuig duidelijk zichtbaar is om er zeker van te zijn dat niemand bekneld kan raken door elektrisch bediende ruiten/dakpanelen/scheidingssystemen."

    k) De punten 6 tot en met 8 worden gelezen:

    "6. VERLENING VAN EG-TYPEGOEDKEURING VOOR EEN VOERTUIGTYPE

    6.1. Indien aan de desbetreffende voorschriften is voldaan, wordt EG-typegoedkeuring verleend overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Richtlijn 70/156/EEG.

    6.2. In aanhangsel 2 wordt een model van het EG-typegoedkeuringsformulier gegeven.

    6.3. Aan elk goedgekeurd type voertuig wordt overeenkomstig bijlage VII van Richtlijn 70/156/EEG een goedkeuringsnummer toegekend. Een lidstaat kent een nummer slechts aan één type voertuig toe.

    7. WIJZIGING VAN HET TYPE EN VAN DE GOEDKEURING

    7.1. Bij wijziging van het overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurde type zijn de bepalingen van artikel 5 van Richtlijn 70/156/EEG van toepassing.

    8. OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE

    8.1. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 van Richtlijn 70/156/EEG worden maatregelen genomen om de overeenstemming van de productie te waarborgen."

    l) De volgende aanhangsels 1 tot en met 3 worden ingevoegd:

    "Aanhangsel 1

    INLICHTINGENFORMULIER Nr. . . .

    OVEREENKOMSTIG BIJLAGE I VAN RICHTLIJN 70/156/EEG (*) BETREFFENDE DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN EEN VOERTUIG MET BETREKKING TOT DE BINNENINRICHTING

    (RICHTLIJN 74/60/EEG, LAATSTELIJK GEWIJZIGD BIJ RICHTLIJN . . .)

    De gegevens worden in voorkomend geval verstrekt in drievoud en gaan vergezeld van een lijst van de opgenomen elementen. De tekeningen worden in voorkomend geval op een passende schaal met voldoende details in formaat A4 of tot dat formaat gevouwen verstrekt. Op eventuele foto's zijn voldoende details te zien.

    Indien de systemen, onderdelen en afzonderlijke technische eenheden elektronisch gestuurde functies hebben, worden gegevens over de prestaties verstrekt.

    >BEGIN VAN DE GRAFIEK>

    0. ALGEMENE GEGEVENS

    0.1. Merk (firmanaam): ..........

    0.2. Type en algemene handelsbenaming(en): ..........

    0.3. Middel tot identificatie van het type, indien het op het voertuig is aangegeven (b): ..........

    ..........

    0.3.1. Plaats van het merkteken: ..........

    0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort (c): ..........

    0.5. Naam en adres van de fabrikant: ..........

    0.8. Adres(sen) van de assemblagefabriek(en): ..........

    9. CARROSSERIE

    9.10. Binneninrichting

    9.10.1. Binnenbescherming voor de inzittenden

    9.10.1.1. Overzichtstekening of foto's waarop de plaats van de bijgevoegde doorsneden of aanzichten is aangegeven: ..........

    9.10.1.2. Foto's of tekening waarop de referentielijn met het uitgezonderde gebied is aangegeven (punt 2.3.1 van bijlage I van Richtlijn 74/60/EEG): ..........

    9.10.1.3. Foto's, tekeningen en/of opengewerkte tekening van de binneninrichting die een overzicht geven van de delen van het interieur en de gebruikte materialen, met uitzondering van binnenachteruitkijkspiegels, de plaats van de bedieningsorganen, het dak en het rol- of schuifdak, de rugleuning, de zitplaatsen en de achterzijde van de zitplaatsen (punt 3.2 van bijlage I van Richtlijn 74/60/EEG): ..........

    9.10.3. Zitplaatsen

    9.10.3.5. Coördinaten of tekening van het punt R (x):

    9.10.3.5.1. Zitplaats van de bestuurder: ..........

    9.10.3.5.2. Alle andere zitplaatsen: ..........

    9.10.3.6. Voorziene hellingshoek van de rugleuning

    9.10.3.6.1. Zitplaats van de bestuurder: ..........

    9.10.3.6.2. Alle andere zitplaatsen: ..........

    ..........

    (Datum, dossier)

    >EIND VAN DE GRAFIEK>

    Aanhangsel 2

    Model

    (maximumformaat: A4 (210 mm × 297 mm))

    EG-TYPEGOEDKEURINGSFORMULIER

    >BEGIN VAN DE GRAFIEK>

    DIENSTSTEMPEL

    Mededeling betreffende de

    - typegoedkeuring (¹),

    - uitbreiding van de typegoedkeuring (¹),

    - weigering van de typegoedkeuring (¹),

    - intrekking van de typegoedkeuring (¹),

    van een type voertuig/onderdeel/afzondelrijke technische eenheid (¹) met betrekking tot Richtlijn . ./. . ./EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn . . .

    Goedkeuringsnummer: ..........

    Reden voor uitbreiding: ..........

    Deel I

    0.1. Merk (firmanaam): ..........

    0.2. Type en algemene handelsbenaming(en): ..........

    0.3. Middel tot identificatie van het type, indien het op het voertuig/het onderdeel/de afzonderlijke technische eenheid (¹) is aangegeven (²): ..........

    0.3.1. Plaats van het merkteken: ..........

    0.4 Categorie waartoe het voertuig behoort (³): ..........

    0.5. Naam en adres van de fabrikant: ..........

    ..........

    0.7. Plaats en wijze van aanbrenging van het EG-goedkeuringsmerk voor onderdelen en afzonderlijke technische eenheden: ..........

    0.8. Adres(sen) van de assemblagefabriek(en): ..........

    (¹) Doorhalen wat niet van toepassing is.

    (²) Indien het middel tot identificatie van het type tekens bevat die niet relevant zijn voor de beschrijving van het type voertuig, onderdeel of technische eenheid waarop dit goedkeuringsformulier betrekking heeft, moeten dergelijke tekens op het formulier door het symbool "?" worden vervangen (bijvoorbeeld ABC??123??).

    (³) Zoals gedefinieerd in deel A van bijlage II van Richtlijn 70/156/EEG.

    Deel II

    1. Eventuele aanvullende gegevens (zie Addendum)

    2. Technische dienst die met de proeven is belast: ..........

    ..........

    3. Datum van het door deze dienst afgegeven rapport: ..........

    4. Nummer van het door deze dienst afgegeven rapport: ..........

    5. Eventuele opmerkingen (zie Addendum)

    6. Plaats: ..........

    7. Datum: ..........

    8. Handtekening: ..........

    9. Bijgevoegd is de inhoudsopgave van het op verzoek verkrijgbare informatiepakket dat bij de keuringsinstantie is ingediend.

    Addendum bij EG-typegoedkeuringsformulier nr. . . . voor de typegoedkeuring van een voertuig met betrekking tot Richtlijn 74/60/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn . . .

    1. Aanvullende gegevens

    1.1. Type carrosserie: ..........

    1.2. Aantal zitplaatsen: ..........

    5. Opmerkingen: ..........

    (bijvoorbeeld zowel geldig voor voertuigen met het stuur links als met het stuur rechts)

    >EIND VAN DE GRAFIEK>

    Aanhangsel 3

    PLAATS VAN DE CILINDRISCHE PROEFSTAAF IN DE DAK- EN RUITOPENING

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    Figuur 1

    (*) De in dit inlichtingenformulier gebruikte nummering en voetnoten komen overeen met die van bijlage I van Richtlijn 70/156/EEG. Punten die niet relevant zijn voor deze richtlijn vallen weg."

    Top