Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51995AC0191

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt"

    PB C 110 van 2.5.1995, p. 30–34 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    51995AC0191

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt"

    Publicatieblad Nr. C 110 van 02/05/1995 blz. 0030


    Advies over het voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt ()

    (95/C 110/09)

    De Raad heeft op 14 juli 1994 besloten, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 43 en 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over voornoemd voorstel.

    De Afdeling voor landbouw en visserij, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 7 februari 1995 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Kienle.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 323e Zitting (vergadering van 22 februari 1995) het volgende advies uitgebracht, dat met 126 stemmen vóór en 8 stemmen tegen, bij 13 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1. Algemene opmerkingen

    1.1. Het Economisch en Sociaal Comité acht het een goede zaak dat de Europese Commissie een voorstel voor een verordening tot hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt heeft voorgelegd. Doordat dit echter pas in mei is gebeurd, konden de betrokken Gemeenschapsinstanties niet tijdig met de bestudering van het voorstel beginnen. Het opstellen van de adviezen liep nog meer vertraging op doordat zowel het Europees Parlement als het Economisch en Sociaal Comité dit jaar werden vernieuwd.

    1.2. Het Comité gaat niet akkoord met de opmerking van de Commissie in de toelichting bij het voorstel dat de communautaire instellingen en de beroepsorganisaties grotendeels hebben ingestemd met de mededeling van de Commissie aan de Raad "Ontwikkeling en toekomst van het wijnbouwbeleid" (doc. COM(93) 380 def. van 22 juli 1993). Het tegendeel is het geval. Het valt te betreuren dat de Commissie een aantal suggesties van het ESC over essentiële punten naast zich neer heeft gelegd en het voorstel voor een verordening in grote lijnen op haar eigen mededeling heeft gebaseerd.

    1.3. Uit de besprekingen over het voorstel die tot op heden in de Raad zijn gevoerd, blijkt dat het in vrijwel alle wijnproducerende lid-staten op aanzienlijke bezwaren stuit of zelfs volledig van de hand wordt gewezen. Ook het Comité acht het voorstel onaanvaardbaar en verzoekt Commissie het daarom radicaal te wijzigen.

    2. Bijzondere opmerkingen

    2.1.

    Hoofddoel van de hervorming (consideransen)

    2.1.1. Het Comité herhaalt zijn fundamentele kritiek op de aanpak van de Commissie die het reeds in zijn advies van 23 februari 1994 heeft geuit. Het doel van de Commissie, de totstandbrenging van marktevenwicht, verdient ondersteuning, mits de kosten hiervan niet uitsluitend op de Europese wijnbouwers worden afgewenteld. Het voorgestelde stelsel van quota op basis van referentiehoeveelheden leidt echter wel tot een dergelijke discriminatie. Gezien de internationale GATT- verbintenissen van de EU zullen immers alleen de wijnbouwers in de EU de gevolgen van de produktiebeperkingen en braaklegging voelen.

    Het Comité trekt hieruit de conclusie dat een marktevenwicht binnen het bestaande juridische kader niet van bovenaf door de communautaire overheden tot stand kan worden gebracht. Daarom moet naar een andere aanpak van de problemen op de EU-markt worden gezocht.

    2.1.2. Het Comité wijst erop dat de Commissie in haar discussiedocument stelde dat met de hervorming van de wijnmarkt ook nog andere doelstellingen werden nagestreefd, namelijk de vermindering van de administratieve rompslomp, naleving van het subsidiariteitsbeginsel en het geven van een grotere eigen verantwoordelijkheid aan de sector. In het onderhavige voorstel komen deze doelstellingen absoluut onvoldoende uit de verf. Daarom doet het Comité in dit advies voorstellen waarmee genoemde doelstellingen wèl kunnen worden bereikt.

    2.1.3. Het Comité dringt er opnieuw op aan dat van marktgericht handelen de hoeksteen van de hervorming wordt gemaakt. Dit betekent dat de markt niet van bovenaf mag worden geregeld.

    2.1.3.1. In plaats daarvan moet de concurrentiepositie van de Europese wijnproducenten t.o.v. de wijnproducenten van buiten de EU en t.o.v. andere dranken worden verbeterd. Daarnaast moeten handelsbelemmeringen, zoals de hoge accijnzen in bepaalde lid-staten en accijnzen die discriminerend zijn voor bepaalde dranken, uit de weg geruimd worden en dient er een gunstiger klimaat voor produktie en afzet van wijn te worden geschapen. Deze wijziging van de koers van het Europese wijnbouwbeleid moet onmiddellijk ingaan, zodat de sector na een overgangsperiode van tien jaar hervormd is.

    2.1.4. Het Comité is voorstander van een duidelijke scheiding tussen enerzijds marktbeleid en anderzijds sociaal en structuurbeleid. Ongeacht de doelstellingen van het marktbeleid moet de bijdrage van de wijnbouwer tot de instandhouding van het landschap worden beloond. De EU moet met geld over de brug komen om de traditionele wijnbouwgebieden te behouden. Deze hebben weliswaar met ernstige structurele problemen te kampen, maar zijn voor bepaalde plattelandsregio's vanuit milieu- en economisch oogpunt zeer belangrijk.

    2.1.5. Het Comité wijst erop dat de wijnbouw in Europa deel uitmaakt van de cultuur en in de diverse wijnbouwregio's meestal al van oudsher wordt beoefend. Een hervorming waarin geen rekening wordt gehouden met deze culturele en traditionele achtergrond is gedoemd te mislukken. Het is zaak, de Europese regio's conform het subsidiariteitsbeginsel een grotere verantwoordelijkheid te geven voor het kwaliteits- en marktbeleid. Om de eigen economische verantwoordelijkheid en eigen initiatieven te stimuleren, moet tegelijkertijd werk worden gemaakt van deregulering en vermindering van de bureaucratische rompslomp.

    2.1.6. Het Comité vindt dat op EU-niveau alleen dàt moet worden geregeld wat vanuit economisch en consumentenoogpunt absoluut noodzakelijk is voor de werking van de interne markt. Regelingen dienen in principe zoveel mogelijk op het laagste regionale niveau te worden vastgesteld. In de Commissievoorstellen wordt hiermee onvoldoende rekening gehouden.

    2.2.

    Regionale aanpassingsprogramma's (Titel I)

    2.2.1. Om te weten wie voor de koersbepaling en uitvoering van de regionale programma's verantwoordelijk is, moet de term "regio" nauwgezet worden omschreven. Het Comité erkent dat regionale aanpassingsprogramma's voor tal van wijnbouwregio's noodzakelijk kunnen zijn. De voorgestelde programma's druisen echter in tegen de beoogde deregulering en subsidiariteit. Ten einde marktbeleid en sociaal beleid duidelijk van elkaar te scheiden, oppert het Comité om de door de Commissie voorgestelde regionale programma's onder te verdelen in programma's inzake marktstructuur en sociale structuurprogramma's. Hiervoor dient de EU voldoende middelen ter beschikking te stellen. Het Comité acht het zinvol, deze programma's verder door de nationale of regionale overheden te laten meefinancieren. Marktinterventies daarentegen zouden uitsluitend voor rekening van het EOGFL moeten komen.

    2.2.2. Het Comité stelt in dit verband voor dat de EU zich beperkt tot het aanbieden van een aantal facultatieve maatregelen die de wijnbouwregio's zouden kunnen nemen. Daarbij moet erop worden toegezien dat het herstructureringsproces niet tegen het sociaal en regionaal beleid indruist.

    2.2.3. Het Comité pleit voor een EU-programma ten behoeve van wijnbouwers die onder ongunstige omstandigheden werken, bijvoorbeeld op steile hellingen of op land dat door erosie bedreigd wordt. Dit programma moet helpen voorkomen dat de wijnbouw uit traditionele wijnbouwgebieden met hoge kosten verdwijnt en verplaatst wordt naar gebieden die goedkoper te exploiteren zijn, maar minder geschikt zijn voor de wijnbouw. Tevens dient het programma de wijnbouwers te compenseren voor hun bijdrage tot het beheer van het landschap in genoemde gebieden, die vaak ook belangrijk zijn voor toerisme en recreatie.

    2.2.4. Het Comité dringt voorts aan op een speciaal op de wijnbouw gericht programma ter bevordering van milieuvriendelijke produktietechnieken. Wijnbouwers voelen zich over het algemeen nu reeds verplicht te produceren op een wijze die is afgestemd op de lokale omstandigheden en die de bodem niet aantast. Het milieuprogramma moet ervoor zorgen dat de activiteit van de wijnbouwers het milieu ontziet en dat de natuurlijke hulpbronnen behouden blijven. Het daartoe benodigde politieke raamwerk moet na raadpleging en op basis van wetenschappelijke adviezen worden gecreëerd.

    2.2.5. Het Comité beveelt aan dat de EU middelen vrijmaakt om de afzetstructuur in wijnbouwgebieden te verbeteren. De wijnbouw is over het algemeen een zaak van kleine bedrijven. Het gevaar bestaat dan ook dat deze volledig afhankelijk worden van de vraagzijde, waar zich een enorme concentratie voordoet. Wil men dit voorkomen, dan moeten krachtige maatregelen worden genomen om de afzetstructuur in de wijnbouwgebieden concurrentiëler te maken.

    2.2.6. Het Comité stelt voor, sociale programma's voor de landbouw op de specifieke behoeften van de wijnbouw af te stemmen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan maatregelen ter aanmoediging van jonge ondernemers en aan pensioenvoorzieningen voor wijnbouwers in landen waar geen algemene volksverzekering bestaat.

    2.2.7. Om het wijnbouwpotentieel aan te passen aan de marktsituatie, moet in de overgangsfase een programma voor vrijwillige rooiing worden aangeboden. Door de premies te regionaliseren zou met de specifieke situatie op structureel en sociaal-economisch gebied van iedere regio rekening kunnen worden gehouden. De premies zouden eerst aantrekkelijk hoog moeten zijn en vervolgens naar het einde van de overgangsperiode toe geleidelijk moeten worden verlaagd. De rooiprogramma's zouden door de overheden in de wijnbouwgebieden beheerd moeten worden, ten einde negatieve effecten op de structuur van de wijnbouw te vermijden. De lid-staten mogen besluiten deze rooiprogramma's niet te laten gelden voor (delen van) wijnbouwgebieden waar het rooipercentage in de voorgaande jaren boven het gemiddelde lag, of die in stand moeten worden gehouden om de kwaliteit te verzekeren en traditionele wijnbouwstructuren of het milieu te beschermen.

    2.2.8. Het is hoe dan ook absoluut noodzakelijk dat eerst een juist en up-to-date overzicht wordt verkregen van het reeds gerooide wijnbouwareaal en de omvang en ligging van illegaal aangeplante wijngaarden.

    Indien de gegevens hierover bekend zijn, kunnen de te nemen maatregelen namelijk op een meer doordachte wijze worden genomen.

    2.3.

    Voorschriften inzake oenologische procédés en behandelingen (Titel II)

    2.3.1. Het Comité beklemtoont dat bij de vaststelling van produktievoorwaarden en de toelating van oenologische procédés (bijv. minimum natuurlijk alcolholgehalte, verrijking, aanzuring, enz.) rekening moet worden gehouden met de uiteenlopende natuurlijke, klimatologische en weersomstandigheden in de Europese wijnbouwregio's.

    2.3.2. Daarom is het Comité het niet eens met de opvatting van de Commissie dat beperking van het aantal wijnbouwzones van zeven tot drie en nivellering van de minimum natuurlijke alcoholgehaltes en van de oenologische procédés mogelijk zijn.

    2.3.3. Het pleit er daarentegen voor, de indeling van de wijnbouwzones aan de hand van objectieve criteria te herzien (zie het initiatiefadvies van het Comité over "De afbakening van de wijnbouwzones in de Gemeenschap" van 27 oktober 1988).

    2.3.4. Het Comité vindt de oenologische procédés belangrijk met het oog op de verbetering van de kwaliteit van wijnbouwprodukten.

    2.3.5. De toepassing van oenologische procédés die niet op kwaliteitsverbetering, maar op produktieverhoging gericht zijn, druist in tegen de doelstellingen van de marktordening. Daarom moet het gebruik van oenologische procédés tot een minimum worden beperkt. Zij mogen uitsluitend worden aangewend om jaarlijkse verschillen in weers- en klimatologische omstandigheden te compenseren.

    2.3.6. Om misbruik van verrijkingsmethoden te voorkomen, zou verrijking alleen mogen worden toegestaan voor wijnen waarvoor een maximumopbrengst per hectare is vastgesteld.

    2.3.7. Het Comité is zich ervan bewust dat er m.b.t. de diverse verrijkingsprocédés zeer uiteenlopende tradities, ervaringen en opvattingen bestaan.

    2.3.8. Zo wordt chaptalisatie volledig van de hand gewezen in gebieden waarin verrijking ofwel helemaal niet nodig en verboden is, ofwel alleen met geconcentreerde most gebeurt. Daarentegen wordt in gebieden waarin chaptalisatie is toegestaan aan deze methode de voorkeur gegeven boven verrijking met concentraten.

    2.3.9. De Afdeling is er geen voorstander van dat chaptalisatie in de gehele EU wordt toegestaan, omdat hiermee voorbijgegaan zou worden aan zowel de uiteenlopende klimatologische en natuurlijke omstandigheden als de methoden die van oudsher worden toegepast. Het thans geldende chaptalisatieverbod moet in zijn huidige omvang van kracht blijven. Verrijking met sacharose mag bij wijze van hoge uitzondering alleen geoorloofd blijven in wijnbouwgebieden waarin chaptalisatie reeds vóór de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt traditioneel werd toegepast.

    De steun voor (gerectificeerde) geconcentreerde druivemost dient gehandhaafd te worden, ten einde concurrentiedistorsies tussen de wijnproducerende lid-staten te voorkomen.

    Om de consument adequaat voor te lichten over de verrijkingsprocédés, zou in de verordening betreffende de omschrijving van wijnen een bepaling ter zake moeten worden opgenomen.

    2.4.

    Interventies en andere maatregelen tot sanering van de markt (Titel III)

    2.4.1. Gezien de opgedane ervaring worden de vrijwillige en verplichte interventiemaatregelen door het Comité niet geschikt geacht om de markt te saneren. Het Commissievoorstel voor een quotastelsel met referentiehoeveelheden in combinatie met verplichte distillatie wordt volledig verworpen. Dat zou namelijk tot nieuwe administratieve dwangmaatregelen, marktinterventies en beheersinstrumenten leiden, terwijl het juist zaak is de sector te dereguleren en de rompslomp te verminderen.

    2.4.1.1. Produktiequota (produktie op basis van referentiehoeveelheden) zijn voor de EU-wijnmarkt een totaal ongeschikt beheersinstrument, omdat er sinds de nieuwe GATT-akkoorden een vrije buitenlandse handel mogelijk is.

    2.4.1.2. Indien de pessimistische consumptieverwachtingen van de Commissie bewaarheid worden en tegelijkertijd de invoer uit derde landen (bijv. uit Oosteuropese en niet-Europese landen) toeneemt, dan zouden de Europese wijnbouwers voortaan alléén de verantwoordelijkheid moeten dragen voor het verstoorde evenwicht tussen vraag en aanbod. Zelfs als de wijnconsumptie in de EU licht stijgt, maar de import in sterkere mate toeneemt, zouden de quota voor de Europese wijnbouwers verlaagd worden.

    2.4.1.3. De produktiequota voor wijn zijn niet afgestemd op de dynamische marktprocessen in de wijnbouwsector. Een quotastelsel houdt met name geen rekening met de verschillen tussen de wijnen.

    2.4.1.4. Afgezien van deze fundamentele bezwaren tegen een quotaregeling vreest het Comité dat zo'n regeling tot nieuwe spanningen tussen de Europese wijnbouwregio's zal leiden. Over de omvang van de quota en de verdeling daarvan tussen en binnen de lid-staten kan immers geen overeenstemming worden bereikt.

    2.4.2. Voorts dringt het Comité erop aan, het gehele interventiestelsel onverwijld te vereenvoudigen. Er zou in twee soorten distillatiemaatregelen moeten worden voorzien : een vrijwillige "preventieve" distillatie aan het begin van het wijnoogstjaar, tegen een aantrekkelijke prijs, en een "verplichte" distillatie, waarbij de prijs zou moeten worden vastgesteld op basis van de weg te werken overschotten, maar in ieder geval lager zou moeten zijn dan die bij "preventieve" distillatie.

    Het Comité vindt dat de steun voor particuliere opslag hoe dan ook gehandhaafd moet worden, omdat deze de wijnbouwers in staat stelt jaren met een kleine oogst te compenseren met jaren waarin sprake is van overschotten.

    2.4.3. Het Comité beschouwt distillatie van de bijprodukten van de wijnbereiding evenals distillatie van de hoeveelheden die de hectare-opbrengst overschrijden als maatregelen die passen in het kader van het kwaliteitsbeleid. Daarom komen deze hoeveelheden niet voor interventiesteun van de EU in aanmerking.

    2.5.

    Afzetbevordering voor kwaliteitsprodukten (Titel IV)

    2.5.1. Het Comité acht het een goede zaak dat de Commissie haar voorstellen inzake de afzetbevordering van kwaliteitsprodukten nader heeft uitgewerkt. Deze vormen een goede stap op weg naar betere randvoorwaarden voor de afzet van wijnbouwprodukten. Met de voorstellen wordt echter niet voldaan aan het verzoek van het Comité om de afzet van wijnbouwprodukten tot een centraal thema van de wijnmarkthervorming te maken.

    2.5.2. Het Comité pleit er nogmaals voor, een globaal programma ter bevordering van de afzet van wijnbouwprodukten uit te werken. Daarin zou aandacht moeten worden besteed aan marktonderzoek, voorlichtings- en communicatiestrategieën en maatregelen ter ondersteuning van het produktie- en afzetbeleid van de wijnbouwbedrijven, maar ook aan het uit de weg ruimen van juridische, economische en fiscale factoren die de afzet belemmeren.

    2.5.3. Er is nog steeds een gebrek aan gegevens over marktontwikkelingen en consumptietrends. Hieraan kan alleen een eind worden gemaakt als er een ambitieus onderzoeks- en marktanalyseprogramma wordt uitgewerkt. Er moet onderzocht worden welke trends er bestaan bij zowel inkoop- als verbruikspunten (horeca, huishoudens) en welke redenen er zijn voor wijzigingen in het koop- en consumptiegedrag van consumenten.

    2.5.4. Het Comité bepleit voorts, de burgers via een voorlichtings- en bewustwordingscampagne te wijzen op de positieve effecten van een gematigde consumptie van wijn als onderdeel van een weloverwogen voedingspatroon, alsook op de gevaren van overdadige wijnconsumptie.

    2.5.5. Om bovengenoemde onderzoeks- en voorlichtingsmaatregelen ten uitvoer te leggen, dient de EU veel meer middelen vrij te maken dan tot nu toe door de Commissie is gepland.

    2.5.6. Het Comité beschouwt het voortbestaan van hoge accijnzen op wijn als een belemmering voor de afzet. Het plan van de Commissie om een wijnbelasting in te voeren in de lid-staten waarin momenteel geen accijns op wijn wordt geheven, zou alle maatregelen ter verbetering van de situatie op de wijnmarkt doorkruisen. Het Comité dringt er daarom bij Commissie en Raad op aan, hun beleid inzake wijnaccijnzen aan te passen aan de doelstellingen van de wijnmarkthervorming.

    2.5.7. Het Comité wijst erop dat er voor de omschrijving en aanbiedingsvorm van de verschillende categorieën wijn momenteel uiteenlopende Gemeenschapsbepalingen gelden en dat sommige aspecten daarvan nog onder de bevoegdheid van de lid-staten vallen. Het is derhalve noodzakelijk de vele uiteenlopende voorschriften die thans van kracht zijn grondig te bekijken en een gemeenschappelijk juridisch kader voor de omschrijving en aanbiedingsvorm van alle wijnsoorten te scheppen. Ook vanuit het oogpunt van voorlichting aan de consument en moderne marketing verdient het aanbeveling de huidige voorschriften te herzien. Hetzelfde geldt voor de nog vast te stellen vermelding van additieven overeenkomstig de etiketteringsrichtlijn. In het bijzonder moet worden overwogen het huidige verbodsprincipe (alle aanduidingen die niet uitdrukkelijk zijn toegestaan, zijn verboden) te versoepelen en te vervangen door een regeling zoals die welke voor mousserende wijnen geldt : naast de verplichte aanduidingen zijn daar ook andere aanduidingen geoorloofd, mits zij geen onjuiste informatie bevatten.

    2.6.

    Sectorale organisaties en overeenkomsten (Titel V)

    2.6.1. Het Comité is van mening dat maatregelen die ertoe leiden dat de wijnbouw zelf verantwoordelijk wordt voor de afstemming van het aanbod op de vraag en zelf de produktie-, handels- en afzetstructuren beheert, een belangrijke stap vormen in de richting van deregulering en subsidiariteit op het gebied van het wijnrecht.

    2.6.2. Het Comité acht het niet meteen noodzakelijk dat de regels voor de erkenning en de activiteiten van de sectorale organisaties in het document over de hervorming in detail worden beschreven. In plaats daarvan zou de basisverordening alleen een algemene regeling voor de toelating van overeenkomsten van sectorale organisaties moeten bevatten; de uitvoeringsbepalingen moeten buiten de discussie blijven en later worden besproken.

    3. Wijzigingen in Verordening (EEG) nr. 822/87 (Titel VI)

    3.1. Indien de EU ervan afziet de Europese wijnmarkt centraal te regelen, kan het logge statistische systeem dat momenteel gebruikt wordt om de ontwikkeling van het wijnbouwpotentieel te volgen, aanzienlijk vereenvoudigd worden. Daarvoor is een vereenvoudiging nodig van het voorgestelde mechanisme voor de evaluatie van :

    - de voortbrenging van de verschillende wijnbouwprodukten;

    - het industriële gebruik van die produkten;

    - de ontwikkeling van de consumptie van wijn en van andere produkten die zonder verdere bewerkingen verbruikt kunnen worden;

    - het marktbeheer om het aanbod in de gewenste zin bij te sturen en consumptiebevorderende maatregelen te treffen.

    De ervaring met het opvragen van inlichtingen aan de bedrijven leert dat deze evaluatie veel tijd en geld kost. Gezien de dynamiek van de markten lijkt het daarom zinvol na te gaan of het niet mogelijk is met steekproeven en panels te werken.

    3.2. Het Comité is het eens met het Commissievoorstel om het verbod op nieuwe aanplant te verlengen. Juist in een fase waarin wordt omgeschakeld van een centraal geleide markt op een vrije markt onder verantwoordelijkheid van de regionale wijnbouw, mag het aanpassingsproces niet door lokale of regionale uitbreidingen van het wijnbouwareaal in gevaar worden gebracht.

    3.3. Van het recht op herbeplanting en de overdracht van herbeplantingsrechten zou verder onbeperkt gebruik moeten worden gemaakt, ten einde er met het oog op de kwaliteitsverbetering voor te zorgen dat de beste arealen van de wijnbouwgebieden beplant worden. De Commissie zou niet de mogelijkheid mogen krijgen de herbeplantingsrechten te beperken om het wijnbouwpotentieel aan de marktbehoeften aan te passen. Over de vorm en het gebruik van het EU-recht op herbeplanting zou op regionaal niveau moeten worden beslist.

    3.4. De wijnstokrassen zouden moeten worden ingedeeld volgens een uniforme EU-methode. De toepassing daarvan zou aan de regio's moeten worden overgelaten.

    4. Regeling inzake de stopzetting van de wijnbouw op wijnbouwareaal, buiten het kader van de regionale programma's (Titel VII)

    Zoals reeds uiteengezet in Titel I is het Comité alleen voorstander van een vrijwillig rooiprogramma dat niet onder de regionale programma's valt. De premie lijkt niet hoog genoeg om te bewerkstelligen dat veel wijnbouwers voor het programma zullen kiezen.

    5. Wijziging van Verordening (EEG) nr. 823/87 (Titel VIII)

    Het Comité benadrukt dat de uitwerking van de hectareopbrengstregeling overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel aan de regio's moet worden overgelaten. Bepalingen waarmee de speelruimte van de lid-staten verder wordt ingeperkt, worden daarom van de hand gewezen.

    6. Wijziging van Verordening (EEG) nr. 2048/89 (Titel IX)

    Het Comité is het eens met maatregelen die gericht zijn op een betere controle op de naleving van de regels en op een meer uniforme toepassing van het EU-recht. Het beschouwt de voorgestelde programma's echter als extra administratieve rompslomp. Het Comité zou graag zien dat onderzocht wordt hoe de wettelijke bepalingen inzake melding van gegevens, boekhouding, begeleidende documenten en andere controlemaatregelen m.b.t. de wijnbouw vereenvoudigd kunnen worden. De samenwerking tussen de bevoegde controle-instanties in de lid-staten moet zo snel mogelijk worden verbeterd.

    7. Wijnbouwregister (Titel X)

    Vereenvoudiging van het wijnbouwregister is één van de maatregelen die nodig zijn om het EU-wijnrecht te dereguleren en de administratieve rompslomp te verminderen. Los van een vereenvoudiging van het EU-recht zou het aan de lid-staten en regio's moeten worden overgelaten, strengere voorschriften voor het beheer van hun markt uit te werken.

    8. Slotopmerkingen

    8.1. Het Comité dringt er bij de Raad op aan, haast te maken met de besprekingen over de hervorming van de ordening van de wijnmarkt en deze zo snel mogelijk af te ronden. De Europese wijnbouw heeft namelijk behoefte aan bestendige randvoorwaarden voor de toekomst.

    8.2. Om tot algemeen aanvaardbare oplossingen te komen zouden de besprekingen, zoals de Commissie wenst, in een geest van constructieve dialoog gevoerd moeten worden. Een openlijke confrontatie tussen de wijnbouwregio's werkt uiteindelijk alleen maar in het nadeel van alle wijnbouwregio's en schaadt het imago van wijn als cultuurprodukt.

    Brussel, 22 februari 1995.

    De Voorzitter

    van het Economisch en Sociaal Comité

    C. FERRER

    () PB nr. C 194 van 16. 7. 1994, blz. 1.

    Top