Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51995AC0183

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over het "Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen (Alpenverdrag)"

    PB C 110 van 2.5.1995, p. 1–2 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    51995AC0183

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over het "Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen (Alpenverdrag)"

    Publicatieblad Nr. C 110 van 02/05/1995 blz. 0001


    Advies over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen (Alpenverdrag) ()

    (95/C 110/01)

    De Raad heeft op 28 september 1994 besloten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 228 (tweede en derde lid), in samenhang met artikel 130 S van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het Economisch en Sociaal Comité over voornoemd voorstel te raadplegen.

    De Afdeling voor milieu, volksgezondheid en consumentenvraagstukken, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 31 januari 1995 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Pricolo.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 323e Zitting (vergadering van 22 februari 1995) het volgende advies uitgebracht, dat met ruime meerderheid van stemmen, bij 3 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1. Inleiding

    1.1. De overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen (het zogenoemde Alpenverdrag) is een internationaal verdrag dat in november 1991 door zeven Alpenlanden (Duitsland, Oostenrijk, Italië, Zwitserland, Frankrijk, Liechtenstein en Slovenië) en door de Europese Unie is ondertekend.

    1.2. Het Alpenverdrag behelst slechts algemene beginselen, die als richtsnoer moeten dienen bij de concrete uitvoering van de nationale beleidsmaatregelen ter bescherming van het Alpen-ecosysteem.

    Het heeft dus de vorm van een algemeen programma waarvan de concrete gedetailleerde verwezenlijking zal plaatsvinden aan de hand van protocollen per economische sector (bijv. natuurbescherming, landschapszorg, berglandbouw, toerisme en verkeer).

    1.3. Momenteel is het Alpenverdrag nog niet door alle verdragsluitende partijen geratificeerd, en met name niet door de Europese Unie.

    1.4. In het onderhavige voorstel dringt de Commissie er bij de Raad op aan, het Alpenverdrag spoedig te ratificeren volgens de gecombineerde procedure van artikel 228, leden 2 en 3, en artikel 130 S van het EU-Verdrag.

    2. Algemene opmerkingen

    2.1. Het onderhavige Commissievoorstel is zowel qua rechtsgrondslag als inhoudelijk zonder meer aanvaardbaar; het komt in feite eenvoudigweg neer op de goedkeuring van de Overeenkomst van november 1991.

    2.2. Ook het Comité kan alleen maar wensen dat door de lid-staten die het Verdrag hebben ondertekend, maar ook door de Europese Unie, onverwijld tot de ratificatie ervan zal worden overgegaan, zodat het verdrag onverwijld in werking kan treden.

    2.3. Het gaat niet in op de inhoud van het Verdrag, aangezien de tekst ervan met de ondertekening door de Verdragspartners al definitief is geworden. Dat het Verdrag pas in werking treedt zodra het door ten minste drie Verdragsluitende partijen is geratificeerd, doet daaraan niets af.

    2.4. Het kan alleen maar aanbevelingen doen t.a.v. bepaalde specifieke problemen, waarmee dan rekening kan worden gehouden bij het opstellen van de Protocollen voor de uitvoering van het verdrag.

    3. Bijzondere opmerkingen

    3.1. Het Comité vestigt de aandacht van de Commissie en de Raad erop dat het "totaalbeleid ter instandhouding en bescherming van de Alpen" (artikel 2 van het Alpenverdrag) moet worden uitgestippeld met inachtneming van de geldende EU-beleidsbepalingen voor de verschillende sectoren.

    3.2. Uiteraard kunnen uitzonderingen op het hierboven genoemde algemene beginsel alleen worden toegestaan als deze voor de versterking van de economische en sociale structuur van de Alpenregio's noodzakelijk zijn en als alleen op die manier de ontvolking van en de woestijnvorming in die gebieden kan worden voorkomen.

    3.3. Voor bepaalde achtergebleven berggebieden met landbouw als hoofdbedrijvigheid zouden de beperkende maatregelen die de instandhouding van de landbouw in gevaar brengen - bijvoorbeeld die ter beperking van de melkproduktie - moeten worden opgeheven. Daarentegen zouden de maatregelen waardoor in de Alpenregio's een traditionele activiteit in stand kan worden gehouden, juist kracht moeten worden bijgezet.

    3.4. Het Comité is ervan overtuigd dat landbouw, mits bedreven conform de eisen inzake landbouwkunde, bosbeheer en veehouderij, een waardevolle en onontbeerlijke bijdrage levert tot het herstel en/of de instandhouding van het ecologisch evenwicht in deze gebieden.

    3.5. Natuurbescherming, landschapszorg en de aanplanting van bergwouden zijn zonder enige twijfel bevorderlijk voor de bescherming van de eco-systemen.

    3.5.1. Het Comité is zich er wel van bewust dat de belangen van natuurbescherming en landschapszorg soms haaks kunnen staan op het streven naar een toename van de economische bedrijvigheid (bijv. door de bevordering van het toerisme).

    3.5.2. Vooral recente voorbeelden tonen aan dat voor dit soort problemen praktische oplossingen bestaan. Bij de uitwerking van het Verdrag en de Protocollen voor de uitvoering daarvan dient daarmee rekening te worden gehouden.

    3.6. Een soortgelijk probleem doet zich voor in de sectoren vervoer (men denke met name aan het intra-alpiene en doorgangsverkeer) en energie (exploitatie van de door de Alpengebieden geboden mogelijkheden op het gebied van waterkracht en windenergie).

    3.7. Deze problemen dienen volgens het Comité bij de uitwerking van de Protocollen voor de uitvoering van het verdrag te worden opgelost; daarbij dient men dan wel te bedenken dat ecologie een dynamische verhouding mens/milieu vooronderstelt : er mogen daarom geen regels worden opgelegd zonder dat wordt gekeken naar de behoeften van de bevolking die in de berggebieden leeft en werkt.

    3.8. Tenslotte spreekt het Comité de wens uit dat het over de Protocollen voor de uitvoering van het verdrag wordt geraadpleegd.

    Brussel, 22 februari 1995.

    De Voorzitter

    van het Economisch en Sociaal Comité

    C. FERRER

    () PB nr. C 278 van 5. 10. 1994, blz. 8.

    Top