Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024D1204

    Besluit (GBVB) 2024/1204 van de Raad van 22 april 2024 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2017/1775 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Mali

    ST/7558/2024/INIT

    PB L, 2024/1204, 23.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/1204/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/1204/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    L-serie


    2024/1204

    23.4.2024

    BESLUIT (GBVB) 2024/1204 VAN DE RAAD

    van 22 april 2024

    tot wijziging van Besluit (GBVB) 2017/1775 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Mali

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

    Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op 5 september 2017 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (“VN-Veiligheidsraad”) Resolutie 2374 (2017) aangenomen, waarin een kader is vastgesteld voor het opleggen van een reisverbod en voor het bevriezen van tegoeden ten aanzien van personen en entiteiten die verantwoordelijk zijn voor, medeplichtig zijn aan, of direct of indirect betrokken zijn geweest bij de bedreiging van de vrede, de veiligheid of de stabiliteit in Mali.

    (2)

    Op 28 september 2017 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2017/1775 (1) vastgesteld, waarbij de maatregelen van Resolutie 2374 (2017) van de VN-Veiligheidsraad in Unierecht zijn omgezet.

    (3)

    Op 13 december 2021 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2021/2208 (2) vastgesteld, waarbij Besluit (GBVB) 2017/1775 werd gewijzigd en een nieuw kader werd vastgesteld dat beperkende maatregelen mogelijk maakt ten aanzien van personen en entiteiten die verantwoordelijk zijn voor het bedreigen van de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van Mali of voor het belemmeren of ondermijnen van de succesvolle voltooiing van de politieke transitie van Mali.

    (4)

    Op 31 augustus 2023 liep de sanctieregeling van de Verenigde Naties (VN) af toen de Veiligheidsraad er niet in slaagde overeenstemming te bereiken over de verlenging ervan.

    (5)

    Gelet op de beëindiging van de VN-sanctieregeling tegen Mali heeft de Raad op 4 januari 2024 Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2024/215 (3) vastgesteld, waarbij alle vermeldingen in bijlage I bij Besluit (GBVB) 2017/1775 zijn geschrapt.

    (6)

    In dit verband is het ook passend om bepaalde bepalingen die betrekking hebben op Resolutie 2374 (2017) van de VN-Veiligheidsraad uit de bepalingen van Besluit (GBVB) 2017/1775 te schrappen.

    (7)

    Teneinde de consistentie en samenhang tussen de beperkende maatregelen van de Unie te vergroten, is het ook wenselijk om de bestaande humanitaire vrijstelling en het afwijkingsmechanisme te wijzigen en een herzieningsclausule voor die humanitaire vrijstellingen in te voegen.

    (8)

    Besluit (GBVB) 2017/1775 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (9)

    Om uitvoering te geven aan bepaalde maatregelen, is verder optreden van de Unie vereist,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Besluit (GBVB) 2017/1775 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 1 wordt vervangen door:

    “Artikel 1

    1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de inreis in of doorreis via hun grondgebied te beletten van natuurlijke personen die:

    a)

    verantwoordelijk zijn voor, medeplichtig zijn aan, of direct of indirect hebben deelgenomen aan acties of beleidsmaatregelen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van Mali bedreigen, zoals:

    i)

    betrokkenheid bij de planning, aansturing, sponsoring of uitvoering van aanslagen op:

    VN- en aanverwant personeel in Mali;

    internationale veiligheidstroepen in Mali;

    ii)

    de verlening van humanitaire bijstand aan Mali of de toegang tot of verdeling van humanitaire bijstand in Mali belemmeren;

    iii)

    in Mali daden plannen, aansturen of plegen die het internationale recht inzake de mensenrechten of het internationaal humanitair recht schenden, naargelang het geval, of die een schending van of inbreuk op de mensenrechten vormen, waaronder het viseren van burgers, met inbegrip van vrouwen en kinderen, door het plegen van gewelddaden (waaronder moord, verminking, foltering, of verkrachting of ander seksueel geweld), ontvoering, gedwongen verdwijning, gedwongen ontheemding, aanvallen op scholen, ziekenhuizen, religieuze locaties, of plaatsen waar burgers hun toevlucht zoeken;

    iv)

    inzet of de rekrutering van kinderen door gewapende groepen of strijdkrachten, die een schending vormen van het toepasselijke internationale recht, in het kader van het gewapende conflict in Mali;

    v)

    willens en wetens het reizen vergemakkelijken van een in de lijst opgenomen persoon, in strijd met de reisbeperkingen;

    b)

    de succesvolle voltooiing van de politieke transitie van Mali belemmeren of ondermijnen, onder meer door het houden van verkiezingen of de machtsoverdracht aan de gekozen autoriteiten te belemmeren of te ondermijnen, of

    c)

    banden hebben met de in punt a) of punt b) bedoelde natuurlijke personen.

    De lijst van de in dit lid bedoelde aangewezen personen staat in de bijlage.

    2.   Lid 1 verplicht een lidstaat niet om eigen onderdanen de inreis naar zijn grondgebied te weigeren.

    3.   Lid 1 laat de gevallen onverlet waarin de lidstaten gebonden zijn aan een internationaalrechtelijke verplichting, en wel:

    a)

    als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

    b)

    als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties;

    c)

    krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent, of

    d)

    krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië.

    4.   Lid 3 is ook van toepassing op de gevallen waarin een lidstaat als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) optreedt.

    5.   De Raad wordt terdege geïnformeerd indien een lidstaat een vrijstelling op grond van lid 3 of lid 4 verleent.

    6.   De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden of met het oog op het bijwonen van intergouvernementele vergaderingen, door de Unie geïnitieerde of georganiseerde vergaderingen, of door een lidstaat die fungerend voorzitter is van de OVSE georganiseerde vergaderingen, wanneer daar een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de beleidsdoelen van de beperkende maatregelen rechtstreeks worden bevorderd.

    7.   De lidstaten kunnen ook vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen indien inreis of doorreis noodzakelijk is in verband met een gerechtelijke procedure.

    8.   Een lidstaat die de in lid 6 of lid 7 bedoelde vrijstellingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn verleend, tenzij een of meer lidstaten binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling schriftelijk bezwaar maken. In dat geval kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen.

    9.   Indien een lidstaat op grond van lid 3, 4, 6, of 7 machtiging verleent tot inreis in of doorreis door zijn grondgebied van de in de bijlage vermelde personen, geldt deze machtiging alleen voor het doel waarvoor zij is verleend en alleen voor de rechtstreeks daarbij betrokken personen.”.

    2)

    Artikel 1 bis wordt geschrapt.

    3)

    Artikel 2 wordt vervangen door:

    “Artikel 2

    1.   Alle tegoeden en economische middelen die eigendom zijn of onder zeggenschap staan van natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die:

    a)

    verantwoordelijk zijn voor, medeplichtig zijn aan, of direct of indirect hebben deelgenomen aan acties of beleidsmaatregelen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van Mali bedreigen, zoals:

    i)

    betrokkenheid bij de planning, aansturing, sponsoring of uitvoering van aanslagen op:

    VN- en aanverwant personeel in Mali;

    internationale veiligheidstroepen in Mali;

    ii)

    de verlening van humanitaire bijstand aan Mali of de toegang tot of verdeling van humanitaire bijstand in Mali belemmeren;

    iii)

    in Mali daden plannen, aansturen of plegen die het internationale recht inzake de mensenrechten of het internationaal humanitair recht schenden, naargelang het geval, of die een schending van of inbreuk op de mensenrechten vormen, waaronder het viseren van burgers, met inbegrip van vrouwen en kinderen, door het plegen van gewelddaden (waaronder moord, verminking, foltering, of verkrachting of ander seksueel geweld), ontvoering, gedwongen verdwijning, gedwongen ontheemding, aanvallen op scholen, ziekenhuizen, religieuze locaties, of plaatsen waar burgers een toevlucht zoeken;

    iv)

    inzet of de rekrutering van kinderen door gewapende groepen of strijdkrachten, die een schending vormen van het toepasselijke internationale recht, in het kader van het gewapende conflict in Mali;

    v)

    willens en wetens het reizen vergemakkelijken van een in de lijst opgenomen persoon, in strijd met de reisbeperkingen;

    b)

    de succesvolle voltooiing van de politieke transitie van Mali belemmeren of ondermijnen, onder meer door het houden van verkiezingen of de machtsoverdracht aan de gekozen autoriteiten te belemmeren of te ondermijnen, of

    c)

    in verband worden gebracht met de in de punt a) of b) bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen,

    worden bevroren.

    De lijst van de in dit lid bedoelde aangewezen natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen is opgenomen in de bijlage.

    2.   Er worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van in de bijlage vermelde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

    3.   In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen geschikt geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

    a)

    noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage vermelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen, en de gezinsleden die van deze natuurlijke personen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en nutsvoorzieningen;

    b)

    uitsluitend bestemd zijn voor het betalen van redelijke honoraria en het vergoeden van andere kosten van juridische diensten;

    c)

    uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het routinematig houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

    d)

    noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken vóór zij de toestemming verleent, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden verleend, of

    e)

    gestort worden op of betaald worden van een rekening van een diplomatieke of consulaire missie, of een internationale organisatie die bescherming geniet op grond van het internationaal recht, voor zover die betalingen bestemd zijn voor de officiële doelen van de diplomatieke of consulaire missie of de internationale organisatie.

    De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die uit hoofde van dit lid is verleend, binnen twee weken na de verlening van de toestemming.

    4.   In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)

    de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een arbitraal vonnis dat is gegeven voor de datum waarop de in lid 1 bedoelde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen zijn opgenomen in de bijlage, of van een gerechtelijk of administratief besluit dat in de Unie is gegeven, of van een rechterlijk vonnis dat in de betrokken lidstaat voor tenuitvoerlegging vatbaar is, en dat van voor of na die datum dateert;

    b)

    de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend gebruikt om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijke beslissing zijn gewaarborgd of geldig zijn verklaard, binnen de grenzen gesteld door de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende de rechten van titularissen van dergelijke vorderingen;

    c)

    de beslissing komt niet ten goede aan een in de bijlage vermelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam, en

    d)

    de erkenning van de beslissing is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

    De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die uit hoofde van dit lid is verleend, binnen twee weken na de verlening van de toestemming.

    5.   Lid 1 belet niet dat een in de bijlage vermelde natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam betalingen verricht die verschuldigd zijn uit hoofde van een contract dat of overeenkomst die is gesloten, of een verplichting die is ontstaan, vóór de datum waarop de natuurlijke of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam op de lijst werd geplaatst, mits de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betalingen niet direct of indirect worden ontvangen door een natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam als bedoeld in lid 1.

    6.   Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

    a)

    rente of andere inkomsten op die rekeningen;

    b)

    betalingen die verschuldigd zijn overeenkomstig contracten, overeenkomsten of verbintenissen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in de leden 1 en 2 vervatte maatregelen op deze rekeningen van toepassing werden, of

    c)

    betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van gerechtelijke, administratieve of arbitrale beslissingen die in de Unie zijn gegeven of in de betrokken lidstaat voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn,

    mits dergelijke rente, andere inkomsten en betalingen onderworpen blijven aan de maatregelen van lid 1.

    7.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het VN-Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft afgegeven of die door een lidstaat zijn gecertificeerd of erkend overeenkomstig nationale procedures;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met f) bedoelde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    8.   Onverminderd lid 7 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat in afwijking van de leden 1 en 2 onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    9.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming uit hoofde van lid 8 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    10.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke uit hoofde van de leden 8 en 9 verleende toestemmingen, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”.

    4)

    Artikel 2 bis wordt geschrapt.

    5)

    Artikel 3 wordt vervangen door:

    “Artikel 3

    De lijst in de bijlage wordt met eenparigheid van stemmen vastgesteld en gewijzigd door de Raad, die besluit op voorstel van een lidstaat of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de “hoge vertegenwoordiger”).”.

    6)

    Artikel 4 wordt vervangen door:

    “Artikel 4

    1.   De Raad stelt de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, de betrokken entiteit of het betrokken lichaam in kennis van het in artikel 3 bedoelde besluit en van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks (indien het adres bekend is), hetzij door de bekendmaking van een kennisgeving, zodat die natuurlijke of rechtspersoon, die entiteit of dat lichaam daarover opmerkingen kan indienen.

    2.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de betrokken persoon of entiteit daarvan op de hoogte.”.

    7)

    Artikel 5 wordt vervangen door:

    “Artikel 5

    1.   In de bijlage wordt de opneming van de daarin bedoelde natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten en lichamen in de lijst gemotiveerd.

    2.   De bijlage bevat ook de informatie, indien beschikbaar, die nodig is om de betrokken natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen te identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit: namen en aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres, indien bekend, en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan die informatie bestaan uit: namen, plaats en datum van inschrijving en/of registratie, inschrijvings- en/of registratienummer, en plaats van vestiging.”.

    8)

    Artikel 5 bis wordt vervangen door:

    “Artikel 6

    1.   De Raad en de hoge vertegenwoordiger verwerken voor de uitoefening van hun taken uit hoofde van dit besluit persoonsgegevens, met name:

    a)

    wat de Raad betreft, bij het voorbereiden en het maken van wijzigingen van de bijlage;

    b)

    wat de hoge vertegenwoordiger betreft, bij het opstellen van wijzigingen in de bijlage.

    2.   De Raad en de hoge vertegenwoordiger mogen in voorkomend geval relevante gegevens verwerken die betrekking hebben op strafbare feiten die zijn gepleegd door natuurlijke personen op de lijst, en op strafrechtelijke veroordelingen of veiligheidsmaatregelen betreffende dergelijke personen, doch uitsluitend voor zover deze verwerking noodzakelijk is voor het opstellen van de bijlage.

    3.   Voor de toepassing van dit besluit worden de Raad en de hoge vertegenwoordiger aangewezen als “verwerkingsverantwoordelijken” in de zin van artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (*1), om ervoor te zorgen dat de betrokken natuurlijke personen hun rechten uit hoofde van die verordening kunnen uitoefenen.

    (*1)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).”."

    9)

    Artikel 5 ter wordt vervangen door:

    “Artikel 7

    Vorderingen in verband met contracten of andere transacties aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van dit besluit zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, zoals een vordering tot schuldvergelijking of een garantievordering, meer bepaald een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie of van een garantie of contragarantie, met name een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm daarvan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:

    a)

    in de bijlage genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen;

    b)

    natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen die handelen voor rekening of ten behoeve van een van de in punt a) bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen.”.

    10)

    Artikel 6 wordt vervangen door:

    “Artikel 8

    1.   De in artikel 1, lid 1, en artikel 2, leden 1 en 2, bedoelde maatregelen zijn van toepassing tot en met 14 december 2024 en worden voortdurend geëvalueerd. Ze worden zo nodig verlengd of gewijzigd, indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.

    2.   De in artikel 2, leden 7 en 8, bedoelde uitzonderingen op artikel 2, leden 1 en 2, worden op gezette tijden, en wel ten minste om de twaalf maanden, of op dringend verzoek van een lidstaat, de hoge vertegenwoordiger of de Commissie na een ingrijpende verandering in de omstandigheden, geëvalueerd.”.

    11)

    Artikel 7 wordt vervangen door:

    “Artikel 9

    Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.”.

    12)

    De bijlagen worden als volgt gewijzigd:

    a)

    bijlage I wordt geschrapt;

    b)

    bijlage II wordt hernoemd tot “bijlage”.

    Artikel 2

    Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Luxemburg, 22 april 2024.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    J. BORRELL FONTELLES


    (1)  Besluit (GBVB) 2017/1775 van de Raad van 28 september 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Mali (PB L 251 van 29.9.2017, blz. 23).

    (2)  Besluit (GBVB) 2021/2208 van de Raad van 13 december 2021 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2017/1775 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Mali (PB L 446 van 14.12.2021, blz. 44).

    (3)  Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2024/215 van de Raad van 4 januari 2024 tot uitvoering van Besluit (GBVB) 2017/1775 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Mali (PB L, 2024/215, 5.1.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/215/oj).


    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/1204/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top