Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024D0867

    Besluit (EU) 2024/867 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2024 waarbij de Franse Republiek wordt gemachtigd om te onderhandelen over een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitseisen op de vaste kanaalverbinding en die overeenkomst te ondertekenen en te sluiten

    PE/91/2023/REV/1

    PB L, 2024/867, 18.3.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/867/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/867/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    Serie L


    2024/867

    18.3.2024

    BESLUIT (EU) 2024/867 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 13 maart 2024

    waarbij de Franse Republiek wordt gemachtigd om te onderhandelen over een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitseisen op de vaste kanaalverbinding en die overeenkomst te ondertekenen en te sluiten

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

    Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij het Verdrag tussen de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende de bouw en de exploitatie door privéconcessionarissen van een vaste kanaalverbinding, ondertekend te Canterbury op 12 februari 1986 (“het Verdrag van Canterbury”), is een Intergouvernementele Commissie ingesteld om toe te zien op alle kwesties met betrekking tot de bouw en exploitatie van de vaste kanaalverbinding (“de Intergouvernementele Commissie”).

    (2)

    Sinds het einde van de overgangsperiode waarin is voorzien bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (3), zijn de infrastructuurbeheerder van de vaste kanaalverbinding en de spoorwegondernemingen die op de vaste kanaalverbinding actief zijn, onderworpen aan twee afzonderlijke rechtskaders op het gebied van spoorwegveiligheid en -interoperabiliteit.

    (3)

    Bij brief van 16 juli 2020 heeft de Franse Republiek de Unie verzocht te worden gemachtigd om met het Verenigd Koninkrijk te onderhandelen over een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitseisen op de vaste kanaalverbinding en deze overeenkomst te sluiten. Overeenkomstig dat verzoek werd de Franse Republiek bij Besluit (EU) 2020/1531 van het Europees Parlement en de Raad (4) gemachtigd om te onderhandelen over een overeenkomst ter waarborging van de uniforme en dynamische toepassing van het Unierecht, met name Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad (5) en Richtlijnen (EU) 2016/797 (6) en (EU) 2016/798 (7) van het Europees Parlement en de Raad, op de volledige vaste kanaalverbinding. Bij Besluit (EU) 2020/1531 zijn ook de voorwaarden vastgesteld waaronder de Intergouvernementele Commissie de rol kan blijven vervullen van nationale veiligheidsinstantie die verantwoordelijk is voor het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder de jurisdictie van de Franse Republiek valt.

    (4)

    Uit de onderhandelingen tussen de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk is gebleken dat een overeenkomst onder de in dat besluit vastgestelde voorwaarden niet zal leiden tot een voor beide partijen bevredigende overeenkomst. Derhalve heeft de Franse Republiek bij brief van 23 maart 2023 haar voornemen kenbaar gemaakt om over een andere overeenkomst te onderhandelen en die overeenkomst te sluiten. Daarom wordt een alternatieve machtiging voorgesteld.

    (5)

    Een internationale overeenkomst met een derde land inzake spoorwegveiligheid en -interoperabiliteit in grensoverschrijdende situaties kan gevolgen hebben voor een gebied dat grotendeels wordt bestreken door het Unierecht, met name Verordening (EU) 2016/796 en Richtlijnen (EU) 2016/798 en (EU) 2016/797. Een dergelijke overeenkomst valt derhalve onder de exclusieve externe bevoegdheid van de Unie. De lidstaten mogen alleen over een dergelijke overeenkomst onderhandelen of een dergelijke overeenkomst sluiten als zij daartoe overeenkomstig artikel 2, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) door de Unie zijn gemachtigd. Aangezien een dergelijke overeenkomst betrekking heeft op gebieden die onder het bestaande Unierecht op het gebied van vervoer vallen, is het bovendien noodzakelijk dat die bevoegdheid door de wetgever van de Unie wordt verleend, overeenkomstig de in artikel 91 VWEU bedoelde wetgevingsprocedure.

    (6)

    Gezien de bijzondere positie van de vaste kanaalverbinding als spoorverbinding met één complexe technische structuur die gedeeltelijk op het grondgebied van de Franse Republiek en gedeeltelijk in een derde land is gelegen, is het passend de Franse Republiek te machtigen om met het Verenigd Koninkrijk te onderhandelen over een internationale overeenkomst inzake de toepassing van coherente regels inzake veiligheid en interoperabiliteit op de vaste kanaalverbinding (“de overeenkomst”), en deze overeenkomt te ondertekenen en te sluiten, mede teneinde de samenwerking te waarborgen tussen de Franse nationale veiligheidsinstantie, namelijk het “Établissement Public de Sécurité Ferroviaire” (EPSF) en de nationale veiligheidsinstantie van het Verenigd Koninkrijk, namelijk het “Office of Rail and Road” (ORR).

    (7)

    Het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder de jurisdictie van de Franse Republiek valt, moet onderworpen blijven aan het Unierecht. De beginselen van voorrang en, waar van toepassing, rechtstreekse werking van het Unierecht en de respectieve bevoegdheden van de instellingen en organen van de Unie moeten worden gewaarborgd.

    (8)

    Geschillen tussen de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk over de toepassing van de overeenkomst mogen niet worden voorgelegd aan het scheidsgerecht dat is ingesteld bij artikel 19 van het Verdrag van Canterbury of aan enige andere vorm van juridisch bindende geschillenbeslechting.

    (9)

    Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2016/796 moet het Spoorwegbureau van de Europese Unie als enige verantwoordelijk blijven voor de taken en bevoegdheden die eraan worden opgedragen, en moet het EPSF overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn (EU) 2016/798 onafhankelijk blijven in zijn besluitvorming. Bijgevolg moet de rol van de Intergouvernementele Commissie en de uit hoofde van het Verdrag van Canterbury opgerichte veiligheidsinstantie met betrekking tot de aangelegenheden die in de overeenkomst aan bod komen, beperkt blijven tot het coördineren van de activiteiten van het EPSF en het ORR. De regelgevingshandelingen van de Intergouvernementele Commissie en de veiligheidsinstantie of de gevolgen daarvan mogen geen afbreuk doen aan de besluitvormingsautonomie van het EPSF, in overeenstemming met het Unierecht.

    (10)

    Om ervoor te zorgen dat het Unierecht te allen tijde correct wordt toegepast op het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder de jurisdictie van de Franse Republiek valt, en om ervoor te zorgen dat de Commissie, onder toezicht van het Hof van Justitie, toezicht kan houden op de toepassing ervan, ook in spoedeisende omstandigheden, moet de Franse Republiek het recht behouden om de overeenkomst eenzijdig op te schorten of te beëindigen.

    (11)

    Om rekening te houden met mogelijke toekomstige wijzigingen van het Unierecht, met name van Verordening (EU) 2016/796 en Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798, moet de overeenkomst ook voorzien in regels voor de wijziging ervan. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om de Franse Republiek te machtigen de overeenkomst te wijzigen overeenkomstig de in die overeenkomst vastgelegde wijzigingsprocedure, op voorwaarde dat die wijzigingen beperkt blijven tot aanpassingen om wijzigingen in het Unierecht te weerspiegelen.

    (12)

    In het belang van de Unie moet de Franse Republiek ook worden gemachtigd te onderhandelen over verdere wijzigingen van de op basis van de in dit besluit vervatte machtiging gesloten overeenkomst, met inachtneming van de voorwaarden van Besluit (EU) 2020/1531. De door de Unie bij Besluit (EU) 2020/1531 verleende machtiging moet derhalve geldig blijven voor zover de op basis van deze machtiging gesloten overeenkomst kan worden gewijzigd om de in dat besluit vastgelegde voorwaarden te weerspiegelen,

    HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Dit besluit legt de voorwaarden vast op grond waarvan de Franse Republiek wordt gemachtigd om met het Verenigd Koninkrijk te onderhandelen over een internationale overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk inzake de veiligheids- en interoperabiliteitseisen op de vaste kanaalverbinding en de samenwerking tussen het “Établissement Public de Sécurité Ferroviaire” (EPSF) en het “Office of Rail and Road” (ORR) (“de overeenkomst”), en deze overeenkomst te ondertekenen, te sluiten en in de toekomst te wijzigen.

    De overeenkomst voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 2 en 3 van dit besluit.

    Artikel 2

    Ten aanzien van het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder de jurisdictie van de Franse Republiek valt, voldoet de overeenkomst aan de volgende voorwaarden:

    a)

    de overeenkomst is in alle opzichten verenigbaar met het Unierecht; naleving van de beginselen van voorrang en, waar van toepassing, rechtstreekse werking van het Unierecht worden gewaarborgd;

    b)

    geschillen tussen de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk over de toepassing van de overeenkomst worden niet voorgelegd aan het scheidsgerecht dat is ingesteld bij artikel 19 van het Verdrag van Canterbury of aan enige andere vorm van juridisch bindende geschillenbeslechting;

    c)

    de Franse Republiek behoudt het recht om de overeenkomst eenzijdig op te schorten of te beëindigen, teneinde de volledige, correcte en onverwijlde toepassing van het Unierecht te waarborgen op dat deel van de vaste kanaalverbinding dat onder haar jurisdictie valt;

    d)

    de overeenkomst voorziet in een mechanisme voor de wijziging ervan, teneinde ze aan te passen aan wijzigingen in het Unierecht;

    e)

    de onafhankelijkheid en de respectieve bevoegdheden die krachtens het Unierecht aan het Spoorwegbureau van de Europese Unie en het EPSF, als nationale veiligheidsinstantie in de zin van Richtlijn (EU) 2016/798, zijn toegekend, worden gewaarborgd, en met name:

    worden handelingen van het ORR alleen erkend voor de toepassing van de overeenkomst in aangelegenheden waarvoor een eerdere overeenkomst is gesloten uit hoofde van artikel 14, lid 5, van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (8);

    wordt de gelijkwaardigheid van de handelingen van het ORR alleen erkend indien het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) daarin voorziet, en

    hebben de taken en bevoegdheden van de Intergouvernementele Commissie en de bij het Verdrag van Canterbury opgerichte veiligheidsinstantie geen gevolgen voor de besluitvormingsautonomie van het EPSF, conform Unierecht, met betrekking tot de aangelegenheden die onder het toepassingsgebied van de overeenkomst vallen.

    Artikel 3

    De Franse Republiek houdt de Commissie regelmatig op de hoogte van de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk over de overeenkomst, en nodigt de Commissie, waar passend, uit om deel te nemen als waarnemer.

    Na afloop van de onderhandelingen legt de Franse Republiek de overeengekomen ontwerpovereenkomst voor aan de Commissie. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad onmiddellijk in kennis van die overeengekomen ontwerpovereenkomst.

    Binnen een maand na de indiening van de ontwerpovereenkomst bij de Commissie, stelt de Commissie een besluit vast over de vraag of aan de voorwaarden van artikel 2 is voldaan. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad van de vaststelling van dat besluit in kennis. Indien de Commissie besluit dat aan die voorwaarden is voldaan, kan de Franse Republiek de desbetreffende overeenkomst ondertekenen en sluiten.

    De Franse Republiek verstrekt een afschrift van de ondertekende overeenkomst aan de Commissie binnen een maand na de inwerkingtreding ervan, of, indien de overeenkomst voorlopig moet worden toegepast, binnen een maand na de start van de voorlopige toepassing ervan.

    Artikel 4

    Tijdens de gehele duur van de overeenkomst waarborgt de Franse Republiek de volledige, correcte en onverwijlde toepassing van het Unierecht op het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder haar jurisdictie valt. De Franse Republiek neemt in dit verband passende maatregelen, waaronder, indien nodig, de opschorting of beëindiging van de overeenkomst.

    Artikel 5

    1.   De Franse Republiek is gemachtigd overeenkomstig de in de leden 3 en 4 van dit artikel vastgestelde procedure te onderhandelen over wijzigingen van de overeenkomst, op voorwaarde dat die wijzigingen noodzakelijk zijn om de overeenkomst aan te passen aan toekomstige wijzigingen in het Unierecht, en met name aan wijzigingen van Verordening (EU) 2016/796 en Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798, en op voorwaarde dat dergelijke wijzigingen nodig zijn om de volledige, correcte en onverwijlde toepassing van het Unierecht in het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder haar jurisdictie valt, te waarborgen.

    2.   De Franse Republiek is tevens gemachtigd om overeenkomstig de in leden 3 en 4 van dit artikel vastgestelde procedure verder te onderhandelen over wijzigingen van de overeenkomst, zodat de overeenkomst voldoet aan de voorwaarden van artikel 1 van Besluit (EU) 2020/1531.

    3.   De Franse Republiek houdt de Commissie regelmatig op de hoogte van alle onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk over wijzigingen van de overeenkomst, en nodigt de Commissie, waar passend, uit om deel te nemen als waarnemer. De Franse Republiek legt de voorgenomen wijzigingen samen met een toelichting voor aan de Commissie. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad onmiddellijk daarvan in kennis. De Franse Republiek verstrekt alle door de Commissie gevraagde aanvullende informatie over de voorgenomen wijzigingen.

    4.   Binnen drie maanden na de indiening van de voorgenomen wijziging en de begeleidende toelichting bij de Commissie, stelt de Commissie een besluit vast over de vraag of aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel en artikel 2 is voldaan. Indien de Commissie besluit dat aan die voorwaarden is voldaan, stelt zij het Europees Parlement en de Raad van de vaststelling van dat besluit in kennis en kan de Franse Republiek overgaan tot wijziging van de overeenkomst. Aan de Commissie wordt een afschrift van de gewijzigde overeenkomst verstrekt binnen een maand na de inwerkingtreding van de wijziging of, indien de wijziging voorlopig moet worden toegepast, binnen een maand na de start van de voorlopige toepassing ervan.

    Artikel 6

    Besluit (EU) 2020/1531 blijft in de in artikel 5, lid 2, bedoelde mate van toepassing.

    Artikel 7

    Dit besluit is gericht tot de Franse Republiek.

    Gedaan te Straatsburg, 13 maart 2024.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    R. METSOLA

    Voor de Raad

    De voorzitter

    H. LAHBIB


    (1)   PB C, C/2023/879, 8.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/879/oj.

    (2)  Standpunt van het Europees Parlement van 7 februari 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 4 maart 2024.

    (3)   PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7.

    (4)  Besluit (EU) 2020/1531 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2020 waarbij Frankrijk wordt gemachtigd te onderhandelen over een internationale overeenkomst ter aanvulling op het Verdrag tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende de bouw en de exploitatie door privéconcessionarissen van een vaste Kanaalverbinding, en die overeenkomst te sluiten en te ondertekenen (PB L 352 van 22.10.2020, blz. 4).

    (5)  Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 1).

    (6)  Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).

    (7)  Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102).

    (8)  Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32).


    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/867/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top