Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024D0593

    Besluit (EU) 2024/593 van het Europees Parlement en de Raad van 7 februari 2024 waarbij Frankrijk wordt gemachtigd om met Algerije te onderhandelen over een bilaterale overeenkomst betreffende justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken

    PE/65/2023/REV/1

    PB L, 2024/593, 16.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/593/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/593/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    Serie L


    2024/593

    16.2.2024

    BESLUIT (EU) 2024/593 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 7 februari 2024

    waarbij Frankrijk wordt gemachtigd om met Algerije te onderhandelen over een bilaterale overeenkomst betreffende justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij brief van 8 december 2016 heeft Frankrijk de Unie verzocht te worden gemachtigd om te onderhandelen over een bilaterale overeenkomst met Algerije betreffende justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken. Het doel was de drie bilaterale overeenkomsten van 1962, 1964 en 1980 die momenteel van kracht zijn, te actualiseren en te consolideren.

    (2)

    Frankrijk heeft de Commissie informatie verstrekt waaruit blijkt dat Frankrijk, vanwege zijn uitzonderlijke economische, culturele, historische, sociale en politieke banden met Algerije, een specifiek belang heeft bij onderhandelingen over een bilaterale overeenkomst met Algerije, waarvan het ontwerp aan de Commissie is toegezonden.

    (3)

    Frankrijk heeft met name gegevens verstrekt over het grote aantal Algerijnse burgers dat op zijn grondgebied verblijft en over het aantal Franse burgers dat in Algerije woont, en over het specifieke belang van het handelsverkeer tussen beide landen.

    (4)

    De betrekkingen tussen de Unie en Algerije zijn gebaseerd op de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds (2) (de “Europees-mediterrane overeenkomst”), die in 2005 in werking is getreden. De Europees-mediterrane overeenkomst vormt het rechtskader voor de betrekkingen tussen de partijen op economisch, commercieel, politiek, sociaal en cultureel gebied.

    (5)

    In artikel 85 van de Europees-mediterrane overeenkomst is bepaald dat samenwerking op juridisch en justitieel gebied van essentieel belang is en een noodzakelijke aanvulling vormt op de andere vormen van samenwerking tussen de Unie en Algerije waarin de Europees-mediterrane overeenkomst voorziet, en dat dergelijke samenwerking in voorkomend geval ook onderhandelingen over de sluiting van overeenkomsten op die gebieden kan inhouden.

    (6)

    De betrekkingen van de Unie met derde landen ten aanzien van justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken berusten op het rechtskader dat is ontwikkeld door de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht (de “HCCH”), in overeenstemming met het beginsel van multilateralisme. Algerije is echter geen lid van de HCCH en heeft tot dusver geweigerd toe te treden tot de kernverdragen ervan.

    (7)

    Hoewel Algerije geen lid is van de HCCH en niet is toegetreden tot zijn kernverdragen, lijkt de ontwerpovereenkomst grotendeels geïnspireerd te zijn op het systeem dat is ingesteld door de verdragen van Den Haag en op de Uniewetgeving die op dezelfde gebieden is aangenomen.

    (8)

    Bepaalde kwesties die in de ontwerpovereenkomst tussen Frankrijk en Algerije moeten worden behandeld, hebben gevolgen voor het desbetreffende acquis van de Unie inzake burgerlijke en handelszaken. Bijgevolg behoren de onder dergelijke internationale verbintenissen vallende aangelegenheden tot de exclusieve externe bevoegdheid van de Unie. De lidstaten kunnen alleen over dergelijke verbintenissen onderhandelen of dergelijke verbintenissen aangaan indien de Uniewetgever daartoe machtiging heeft verleend overeenkomstig artikel 2, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en dit overeenkomstig de in artikel 81, lid 2, VWEU bedoelde wetgevingsprocedure.

    (9)

    Aangezien de Unie bevoegd is voor de meeste van de aangelegenheden die in de ontwerpovereenkomst tussen Frankrijk en Algerije worden geregeld, moet Frankrijk regelmatig verslag uitbrengen aan de Commissie over het verloop van de onderhandelingen over de bilaterale overeenkomst. Zowel Frankrijk als de Commissie zal de Raad regelmatig op de hoogte houden van de ontwikkelingen.

    (10)

    Er zijn geen aanwijzingen dat de toekomstige overeenkomst tussen Frankrijk en Algerije noodzakelijkerwijs negatieve gevolgen zou hebben voor het acquis van de Unie. Het is echter passend te voorzien in onderhandelingsrichtsnoeren om het risico op dergelijke negatieve effecten tot een minimum te beperken.

    (11)

    Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is dit niet bindend voor, noch van toepassing op Ierland.

    (12)

    Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit; dit is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat,

    HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Frankrijk wordt gemachtigd om met Algerije te onderhandelen over een bilaterale overeenkomst betreffende justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken, op voorwaarde dat de volgende onderhandelingsrichtsnoeren worden gevolgd:

    a)

    Frankrijk stelt Algerije ervan in kennis dat de Commissie als waarnemer aan de onderhandelingen kan deelnemen en dat de Commissie op de hoogte wordt gebracht van de voortgang en de resultaten die in de verschillende stadia van de onderhandelingen worden geboekt;

    b)

    Frankrijk moedigt Algerije aan om toe te treden tot de door de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht ontwikkelde kernverdragen (de “Verdragen van Den Haag”) te overwegen en een analyse te starten van de geschiktste middelen om de obstakels weg te nemen die Algerije hebben verhinderd om tot de Verdragen van Den Haag toe te treden;

    c)

    Frankrijk stelt Algerije ervan in kennis dat, naar aanleiding van de sluiting van de onderhandelingen, het Europees Parlement en de Raad toestemming moeten verlenen voordat Frankrijk de overeenkomst mag sluiten;

    d)

    Frankrijk stelt Algerije ervan in kennis dat in de machtiging van het Europees Parlement en de Raad om de overeenkomst op voorstel van de Commissie te sluiten, kan worden bepaald dat de overeenkomst een beperkte geldigheidsduur dient te hebben, eventueel met een mechanisme van stilzwijgende verlenging dat in het besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst moet worden vermeld;

    e)

    in de overeenkomst wordt een bepaling opgenomen die voorziet in volledige of gedeeltelijke opzegging van de overeenkomst of in een rechtstreekse vervanging van de desbetreffende bepalingen in de overeenkomst in geval van sluiting van een latere overeenkomst tussen de Unie, of de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Algerije, anderzijds, of van de toetreding van Algerije tot de desbetreffende Verdragen van Den Haag;

    f)

    in de overeenkomst wordt een bepaling opgenomen die inhoudt dat de beslissingen die in Frankrijk uit hoofde van de overeenkomst worden erkend, vervolgens niet uit hoofde van Unierecht in andere lidstaten kunnen gelden;

    g)

    de bepalingen van de overeenkomst zijn in overeenstemming met het desbetreffende acquis van de Unie en met de desbetreffende Verdragen van Den Haag;

    h)

    Frankrijk stelt Algerije ervan in kennis stellen dat, afhankelijk van de ontwikkeling van de onderhandelingen, te gepasten tijd andere onderhandelingsrichtsnoeren nodig kunnen zijn.

    Artikel 2

    Frankrijk voert de onderhandelingen in overleg met de Commissie.

    Frankrijk brengt regelmatig verslag uit aan de Commissie over de op grond van dit besluit genomen maatregelen en raadpleegt haar regelmatig. Op verzoek van de Commissie brengt Frankrijk haar schriftelijk verslag uit over het verloop en het resultaat van de onderhandelingen.

    Artikel 3

    Dit besluit is gericht tot de Franse Republiek.

    Gedaan te Straatsburg, 7 februari 2024.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    R. METSOLA

    Voor de Raad

    De voorzitter

    H. LAHBIB


    (1)  Standpunt van het Europees Parlement van 12 december 2023 (nog niet bekengemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 22 januari 2024.

    (2)   PB L 265 van 10.10.2005, blz. 2.


    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/593/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top