EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024D0461

Besluit (EU) 2024/461 van de Europese Centrale Bank van 29 januari 2024 betreffende de rapportage door de nationale bevoegde autoriteiten aan de Europese Centrale Bank van informatie over beloning, het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen, goedgekeurde hogere percentages en grootverdieners ten behoeve van benchmarking (ECB/2024/2)

ECB/2024/2

PB L, 2024/461, 8.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/461/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/461/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2024/461

8.2.2024

BESLUIT (EU) 2024/461 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 29 januari 2024

betreffende de rapportage door de nationale bevoegde autoriteiten aan de Europese Centrale Bank van informatie over beloning, het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen, goedgekeurde hogere percentages en grootverdieners ten behoeve van benchmarking (ECB/2024/2)

De Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 6, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (2), en met name artikel 21 en artikel 140, lid 4,

Gezien het voorstel van de raad van toezicht,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 75,lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) moeten de bevoegde autoriteiten de informatie verzamelen die openbaar is gemaakt overeenkomstig de openbaarmakingscriteria van artikel 450, lid 1, punten g), h), i) en k), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4), alsmede de door instellingen verstrekte informatie over het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen, en moeten zij die informatie gebruiken voor het benchmarken van ontwikkelingen en praktijken op het gebied van beloning. De bevoegde autoriteiten moeten vervolgens de Europese Bankautoriteit (EBA) in kennis stellen van die informatie.

(2)

De door de bevoegde autoriteiten te verzamelen benchmarkinformatie is door de EBA verder geharmoniseerd en verduidelijkt in de Richtsnoeren inzake de benchmarkexercities voor beloningspraktijken, het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen en goedgekeurde hogere percentages overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU (EBA/GL/2022/06) (5), alsook in de Richtsnoeren inzake het verzamelen van gegevens over grootverdieners overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU en Richtlijn (EU) 2019/2034 (EBA/GL/2022/08) (6). De EBA-richtsnoeren EBA/GL/2022/06 en EBA/GL/2022/08 bepalen dat indien de verantwoordelijkheid voor het toezicht berust bij de Europese Centrale Bank, de bevoegde autoriteiten de gegevensverzameling onderling dienen te coördineren en elkaar de nodige gegevens en informatie te verstrekken om ervoor te zorgen dat voor die lidstaat slechts één reeks gegevens wordt verzameld en aan EBA wordt gemeld (7).

(3)

Overeenkomstig artikel 75, leden 1 en 2, van Richtlijn 2013/36/EU, moeten de bevoegde autoriteiten de EBA in kennis stellen van relevante informatie over het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen om de EBA in staat te stellen de ontwikkelingen en praktijken op het gebied van beloning te benchmarken. Benchmarking zorgt ervoor dat de ontwikkelingen van jaar tot jaar kunnen worden geïdentificeerd en maakt verschillen tussen groepen/instellingen inzichtelijk, naargelang van waar in de Unie zij hun zetel hebben. Met het oog op vergelijkbaarheid, moeten de aan de EBA verstrekte gegevens consistent zijn. De gegevens die moeten worden ingediend ten behoeve van de benchmarkexercitie betreffen belangrijke en minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten.

(4)

In het kader van de samenwerking binnen het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme, zoals uiteengezet in artikel 6 van Verordening (EU) nr.1024/2013 heeft de ECB de exclusieve bevoegdheid om met het oog op prudentieel toezicht de in artikel 4, lid 1, punt e), van die verordening opgenomen taken uit te voeren. Bij de uitoefening van die taken waarborgt de ECB de naleving van de bepalingen van het Unierecht die prudentiële vereisten inzake beloning aan kredietinstellingen opleggen.

(5)

Overeenkomstig artikel 140, lid 3, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17) zijn onder toezicht staande entiteiten verplicht aan hun relevante nationale bevoegde autoriteit (NBA) alle informatie door te geven die regelmatig gerapporteerd dient te worden op basis van het toepasselijke Unierecht. Tenzij uitdrukkelijk anders geregeld, moet alle door de onder toezicht staande entiteiten gerapporteerde informatie bij de NBA’s worden ingediend. Deze autoriteiten zullen de initiële gegevenscontroles uitvoeren en de door de onder toezicht staande entiteiten gerapporteerde informatie ter beschikking stellen aan de ECB.

(6)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr.1024/2013 en artikel 21 van Verordening (EU) nr.468/2014 (ECB/2014/17) zijn de ECB en de NBA’s gehouden tot informatie-uitwisseling. Onverminderd de bevoegdheid van de ECB om rechtstreeks informatie te ontvangen die haar stelselmatig door kredietinstellingen wordt meegedeeld, of daar rechtstreeks inzage in te hebben, zullen de NBA’s de ECB in het bijzonder alle informatie verstrekken die zij nodig heeft om de haar bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 opgedragen taken uit te vervullen, rekening houdend met de noodzaak tot coördinatie tussen de autoriteiten om slechts één reeks gegevens per lidstaat in te dienen.

(7)

Voor de uitoefening van de taken van de ECB met betrekking tot het beloningsbeleid en de beloningspraktijken moet nader worden bepaald op welke wijze NBA’s de van de onder toezicht staande entiteiten ontvangen informatie bij de ECB indienen. Met name moeten het formaat, de frequentie en de tijdsplanning van de indiening van dergelijke informatie, alsmede de details van kwaliteitscontroles die de NBA’s moeten uitvoeren voordat zij de informatie bij de ECB indienen, nader worden uitgewerkt.

(8)

De EBA-richtsnoeren EBA/GL/2022/06 en EBA/GL/2022/08 beschrijven in detail de gegevens die aan de bevoegde autoriteiten moeten worden verstrekt ten behoeve van het benchmarken van trends en praktijken op het gebied van beloning, het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen, goedgekeurde hogere percentages en grootverdieners. Om inconsistenties met betrekking tot de informatie die NBA’s bij de ECB moeten indienen te voorkomen, bevat dit besluit waar nodig verwijzingen naar die EBA-richtsnoeren,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

In dit besluit worden de vereisten vastgelegd voor de indiening bij de Europese Centrale Bank (ECB) van informatie die door de onder toezicht staande entiteiten aan de nationale bevoegde autoriteiten (NBA’s) wordt gerapporteerd ten behoeve van het benchmarken van ontwikkelingen en praktijken op het gebied van beloning, het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen, goedgekeurde hogere percentages en grootverdieners.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17).

Artikel 3

Vereisten voor de indiening van informatie over beloning

1.   De NBA’s dienen om de drie jaar de in paragraaf 20, punten a) tot en met d), van de EBA-richtsnoeren EBA/GL/2022/06 opgenomen informatie over het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen in bij de ECB, zoals gerapporteerd door de volgende onder toezicht staande entiteiten die in hun respectieve deelnemende lidstaat zijn gevestigd:

a)

belangrijke onder toezicht staande entiteiten op het hoogste consolidatieniveau in de deelnemende lidstaten, op geconsolideerde basis;

b)

belangrijke onder toezicht staande entiteiten die geen onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep, op individuele basis;

c)

onder toezicht staande entiteiten die niet onder de punten a) of b) vallen en waarvan de NBA’s de desbetreffende informatie verzamelen overeenkomstig de EBA-richtsnoeren EBA/GL/2022/06;

d)

belangrijke onder toezicht staande entiteiten die niet onder de punten a), b) of c) vallen, en waarvan de NBA’s de desbetreffende informatie verzamelen.

2.   De NBA’s dienen om de drie jaar de in bijlage IV bij EBA-richtsnoeren EBA/GL/2022/06 opgenomen informatie over het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen in bij de ECB, zoals gerapporteerd door de volgende onder toezicht staande entiteiten die in hun respectieve deelnemende lidstaat zijn gevestigd:

a)

onder toezicht staande entiteiten waarvan NBA’s dergelijke informatie verzamelen overeenkomstig de EBA-richtsnoeren EBA/GL/2022/06;

b)

belangrijke onder toezicht staande entiteiten die niet onder punt a) vallen, op het hoogste consolidatieniveau in de deelnemende lidstaten, op individuele basis;

c)

belangrijke onder toezicht staande entiteiten die geen deel uitmaken van een onder toezicht staande groep en die niet onder punt a) vallen, op individuele basis;

d)

belangrijke onder toezicht staande entiteiten die niet onder de punten a), b) of c) vallen en waarvan de NBA’s de desbetreffende informatie verzamelen.

Indien de belangrijke onder toezicht staande entiteit op het hoogste consolidatieniveau in de deelnemende lidstaten een financiële of gemengde financiële holding is en geen onder toezicht staande entiteiten binnen dezelfde onder toezicht staande groep onder punt a) vallen, dienen de NBA’s voor de toepassing van punt b), de in dit lid opgenomen informatie over een kredietinstelling binnen die onder toezicht staande groep met het hoogste aantal voltijdswerknemers op individuele basis in bij de ECB.

3.   De NBA’s dienen om de twee jaar de informatie over de in bijlage V bij EBA-richtsnoeren EBA/GL/2022/06 opgenomen goedgekeurde hogere percentages in bij de ECB, zoals op individuele basis gerapporteerd door belangrijke onder toezicht staande entiteiten.

4.   De NBA’s dienen om de twee jaar de informatie over goedgekeurde hogere percentages zoals opgenomen in bijlage VI bij EBA-richtsnoeren EBA/GL/2022/06 in bij de ECB, geaggregeerd op het niveau van hun respectieve deelnemende lidstaat.

Artikel 4

Vereisten voor de indiening van informatie over grootverdieners

1.   De NBA’s dienen elk jaar de in bijlage I bij EBA-richtsnoeren EBA/GL/2022/08 opgenomen informatie over het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen in bij de ECB, zoals gerapporteerd door de volgende onder toezicht staande entiteiten die in hun respectieve deelnemende lidstaat zijn gevestigd:

a)

belangrijke onder toezicht staande kredietinstellingen op het hoogste consolidatieniveau in de deelnemende lidstaten, op geconsolideerde basis;

b)

belangrijke onder toezicht staande kredietinstellingen die geen onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep, op individuele basis;

c)

belangrijke onder toezicht staande entiteiten die niet onder de punten a) of b) vallen en waarvan de NBA’s de desbetreffende informatie verzamelen.

2.   De NBA’s dienen elk jaar de in bijlage I bij EBA-richtsnoeren EBA/GL/2022/08 opgenomen informatie over goedgekeurde hogere percentages in bij de ECB, geaggregeerd op het niveau van hun respectieve deelnemende lidstaat.

Artikel 5

Inzenddata

1.   De NBA’s dienen de in artikel 3, leden 1 tot en met 3, en artikel 4, lid 1, genoemde informatie in bij de ECB met inachtneming van het volgende:

a)

voor belangrijke onder toezicht staande entiteiten dienen de NBA’s, na ontvangst van de gegevens met inachtneming van de inzenddatum van 15 juni en na het uitvoeren van de in artikel 8 bedoelde initiële gegevenscontroles, die informatie onverwijld in bij de ECB;

b)

voor minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten dienen NBA’s de desbetreffende informatie uiterlijk op 31 juli om 12:00 uur Midden-Europese tijd (CET) in bij de ECB.

2.   De NBA’s dienen de in artikel 3, lid 4, genoemde informatie uiterlijk op 31 augustus om 12:00 uur CET in bij de ECB.

3.   De NBA’s dienen de in artikel 4, lid 2, genoemde informatie uiterlijk op 31 juli om 12:00 uur CET in bij de ECB.

Artikel 6

Gegevenskwaliteit

1.   De NBA’s:

a)

monitoren en beoordelen de kwaliteit en betrouwbaarheid van de krachtens dit besluit aan de ECB ter beschikking gestelde informatie;

b)

passen de door de EBA ontwikkelde, bijgewerkte en bekendgemaakte valideringsregels toe;

c)

passen de door de ECB in samenwerking met de NBA’s vastgestelde aanvullende gegevenskwaliteitscontroles toe.

2.   De NBA’s voeren hun kwaliteitsbeoordeling van de bij hen ingediende gegevens uit met inachtneming van het volgende:

a)

met betrekking tot de volgende onder toezicht staande entiteiten, uiterlijk op de10e werkdag na ontvangst van de gegevens overeenkomstig de inzenddatum van 15 juni:

i)

belangrijke onder toezicht staande entiteiten die op het hoogste consolidatieniveau binnen de deelnemende lidstaten rapporteren;

ii)

belangrijke onder toezicht staande entiteiten die geen onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep;

iii)

onder toezicht staande entiteiten die overeenkomstig het criterium van de drie belangrijkste onder toezicht staande entiteiten in hun lidstaat als belangrijk zijn aangemerkt en die hetzij op geconsolideerde basis, hetzij op individuele basis rapporteren indien zij niet gehouden zijn om op geconsolideerde basis te rapporteren.

3.   Naast de naleving van de in lid 1 genoemde valideringsregels en de kwaliteitscontroles worden de gegevens overeenkomstig de volgende aanvullende minimumnormen voor nauwkeurigheid ingediend:

a)

de NBA’s verstrekken in voorkomend geval informatie over door de ingediende gegevens geïmpliceerde ontwikkelingen;

b)

de informatie is volledig, bestaande lacunes worden vermeld en aan de ECB uitgelegd en, in voorkomend geval, onverwijld opgevuld.

Artikel 7

Kwalitatieve informatie

1.   De NBA’s dienen onverwijld een bijbehorende toelichting in bij de ECB indien de gegevenskwaliteit voor een bepaalde tabel in de taxonomie niet kan worden gewaarborgd.

2.   De NBA’s delen de ECB het volgende mee:

a)

de redenen voor een hernieuwde indiening door belangrijke onder toezicht staande entiteiten;

b)

de redenen voor de door belangrijke onder toezicht staande entiteiten ingediende wezenlijke herzieningen.

Voor de toepassing van punt b) wordt onder “wezenlijke herziening” verstaan elke herziening van een of meer gegevenspunten, zowel wat betreft de gerapporteerde absolute getallen als het percentage van afwijkingen, die een aanzienlijk effect heeft op de prudentiële of financiële analyse met behulp van deze gegevenspunten op het niveau van de entiteiten.

Artikel 8

Inzendingsformaat

1.   De NBA’s dienen de in dit besluit gespecificeerde informatie in overeenkomstig de door de EBA heeft ontwikkelde, bijgewerkte en bekendgemaakte relevante Data Point Model and eXtensible Business Reporting Language (XBRL)-taxonomie

2.   Overeenkomstig artikel 140, lid 3, van Verordening (EU) nr. 468/214 (ECB/2014/17) voeren de NBA’s na ontvangst van de in dit besluit gespecificeerde informatie initiële gegevenscontroles uit om te waarborgen dat de overeenkomstig lid 1 ingediende gegevens een geldig XBRL-rapport vormen.

3.   De onder toezicht staande entiteiten worden in de betrokken inzending met behulp van de identificatiecode voor juridische entiteiten (Legal Entity Identifier) geïdentificeerd.

4.   De NBA’s dienen de geaggregeerde informatie op het niveau van de respectieve deelnemende lidstaat in met behulp van de relevante landenidentificatiecode.

Artikel 9

Vankrachtwording

Dit besluit wordt van kracht op de dag van de kennisgeving ervan aan de geadresseerden.

Artikel 10

Geadresseerden

Dit besluit is gericht tot de nationale bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 29 januari 2024.

De president van de ECB

Christine LAGARDE


(1)   PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)   PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1.

(3)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(4)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(5)  Beschikbaar op de EBA-website.

(6)  Beschikbaar op de EBA-website.

(7)  Zie paragraaf 27 van ECBA/GL/2022/06 en paragraaf 41 van EBA/GL/2022/08.


ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/461/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top