Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R2694

    Verordening (EU) 2023/2694 van de Raad van 27 november 2023 tot wijziging van bepaalde verordeningen van de Raad betreffende beperkende maatregelen om er bepalingen inzake humanitaire uitzonderingen in op te nemen

    ST/15112/2023/INIT

    PB L, 2023/2694, 28.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2694/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2694/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    Serie L


    2023/2694

    28.11.2023

    VERORDENING (EU) 2023/2694 VAN DE RAAD

    van 27 november 2023

    tot wijziging van bepaalde verordeningen van de Raad betreffende beperkende maatregelen om er bepalingen inzake humanitaire uitzonderingen in op te nemen

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

    Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De Unie kan beperkende maatregelen opleggen, waaronder bevriezing van tegoeden en economische middelen, aan aangewezen natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen. Aan dergelijke maatregelen wordt uitvoering gegeven door middel van verordeningen van de Raad.

    (2)

    Op 9 december 2022 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (de “VN-Veiligheidsraad”) Resolutie 2664 (2022) aangenomen. In punt 1 van die resolutie is bepaald dat de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of de verstrekking van goederen en diensten die noodzakelijk zijn om de tijdige verlening van humanitaire bijstand of de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, door bepaalde actoren, te verzekeren, toegestaan zijn en geen schending vormen van de door de VN-Veiligheidsraad of zijn sanctiecomités opgelegde bevriezing van tegoeden.

    (3)

    Op 14 februari 2023 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2023/338 (1) en Verordening (EU) 2023/331 (2) vastgesteld, waarbij de humanitaire vrijstelling op grond van Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad werd ingevoerd in de Unieregelingen inzake beperkende maatregelen, die uitvoering geven aan de maatregelen waartoe de VN-Veiligheidsraad of zijn sanctiecomités hebben besloten. Op 31 maart 2023 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2023/726 (3) en Verordening (EU) 2023/720 (4) vastgesteld, waarbij de humanitaire vrijstelling op grond van Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad werd ingevoerd in de Unieregelingen inzake beperkende maatregelen, die uitvoering geven aan de maatregelen waartoe de VN-Veiligheidsraad of zijn sanctiecomités hebben besloten, alsook in aanvullende maatregelen waartoe de Raad heeft besloten.

    (4)

    Teneinde de consistentie en de samenhang tussen de Unieregelingen inzake beperkende maatregelen onderling en met die van de VN-Veiligheidsraad of zijn sanctiecomités te vergroten en de tijdige verlening van humanitaire bijstand of de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, te verzekeren, moet volgens de Raad in bepaalde Unieregelingen inzake beperkende maatregelen een vrijstelling worden ingevoerd van de maatregelen tot bevriezing van tegoeden die van toepassing zijn op, en van de beperkingen op het beschikbaar stellen van tegoeden en economische middelen aan, in de lijsten opgenomen natuurlijke personen, rechtspersonen en entiteiten, ten behoeve van actoren bedoeld in Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad, organisaties en agentschappen waaraan door de Unie het certificaat van humanitair partnerschap is verleend, organisaties en agentschappen die door een lidstaat zijn erkend of gecertificeerd, of gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten. Voorts moet volgens de Raad een afwijkingsmechanisme worden ingevoerd, of een bestaand afwijkingsmechanisme worden gewijzigd, voor bij humanitaire activiteiten betrokken organisaties en actoren die niet in aanmerking komen voor die vrijstelling.

    (5)

    Op 27 november 2023 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2023/2686 (5) vastgesteld, waarbij bepaalde besluiten van de Raad werden gewijzigd om er bepalingen inzake humanitaire uitzonderingen in op te nemen.

    (6)

    De wijzigingen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform worden toegepast.

    (7)

    De Verordeningen (EG) nr. 314/2004 (6), (EU) nr. 1284/2009 (7), (EU) nr. 101/2011 (8), (EU) nr. 401/2013 (9), (EU) 2015/1755 (10), (EU) 2017/2063 (11), (EU) 2019/796 (12), (EU) 2019/1716 (13) en (EU) 2021/1275 (14) van de Raad moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    In Verordening (EG) nr. 314/2004 wordt het volgende artikel ingevoegd:

    “Artikel 7 bis

    1.   Artikel 6, leden 1 en 2, is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    2.   Onverminderd lid 1 kunnen de in bijlage II opgenomen bevoegde autoriteiten van de lidstaten in afwijking van artikel 6, leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    3.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 2 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    4.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 2 en 3 verleende toestemmingen, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”.

    Artikel 2

    In Verordening (EU) nr. 1284/2009 wordt het volgende artikel ingevoegd:

    “Artikel 8 bis

    1.   Artikel 6, leden 1 en 2, is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    2.   Onverminderd lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, zoals aangegeven op de in bijlage III opgenomen websites, in afwijking van artikel 6, leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    3.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 2 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    4.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 2 en 3 verleende toestemmingen, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”.

    Artikel 3

    In Verordening (EU) nr. 101/2011 wordt het volgende artikel ingevoegd:

    “Artikel 4 bis

    1.   Artikel 2, leden 1 en 2, is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    2.   Onverminderd lid 1 kunnen de in bijlage II opgenomen bevoegde autoriteiten van de lidstaten in afwijking van artikel 2, leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    3.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 2 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    4.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 2 en 3 verleende toestemmingen, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”.

    Artikel 4

    In Verordening (EU) nr. 401/2013 wordt artikel 4 quinquies bis vervangen door:

    “Artikel 4 quinquies bis

    1.   Artikel 4 bis, leden 1 en 2, is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    2.   Onverminderd lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, in afwijking van artikel 4 bis, leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    3.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 2 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    4.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 2 en 3 verleende toestemmingen, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”.

    Artikel 5

    In Verordening (EU) 2015/1755 wordt het volgende artikel ingevoegd:

    “Artikel 4 bis

    1.   Artikel 2, leden 1 en 2, is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    2.   Onverminderd lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in afwijking van artikel 2, leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    3.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 2 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    4.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 2 en 3 verleende toestemmingen, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”.

    Artikel 6

    In Verordening (EU) 2017/2063 wordt het volgende artikel ingevoegd:

    “Artikel 9 bis

    1.   Artikel 8, leden 1 en 2, is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    2.   Onverminderd lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in afwijking van artikel 8, leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    3.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 2 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    4.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 2 en 3 verleende toestemmingen, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”.

    Artikel 7

    In Verordening (EU) 2019/796 wordt het volgende artikel ingevoegd:

    “Artikel 4 bis

    1.   Artikel 3, leden 1 en 2, is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    2.   Onverminderd lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in afwijking van artikel 3, leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    3.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 2 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    4.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 2 en 3 verleende toestemmingen, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”.

    Artikel 8

    In Verordening (EU) 2019/1716 wordt artikel 6 vervangen door:

    “Artikel 6

    1.   Artikel 2, leden 1 en 2, is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    2.   Onverminderd lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in afwijking van artikel 2, leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    3.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 2 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    4.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 2 en 3 verleende toestemmingen, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”.

    Artikel 9

    In Verordening (EU) 2021/1275 wordt artikel 4 vervangen door:

    “Artikel 4

    1.   Artikel 2, leden 1 en 2, is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    2.   Onverminderd lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten in afwijking van artikel 2, leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    3.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 2 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    4.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 2 en 3 verleende toestemmingen, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”.

    Artikel 10

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 27 november 2023.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    Y. DÍAZ PÉREZ


    (1)  Besluit (GBVB) 2023/338 van de Raad van 14 februari 2023 tot wijziging van een aantal besluiten en gemeenschappelijke standpunten van de Raad betreffende beperkende maatregelen met het oog op de invoeging van bepalingen inzake een humanitaire vrijstelling (PB L 47 van 15.2.2023, blz. 50).

    (2)  Verordening (EU) 2023/331 van de Raad van 14 februari 2023 tot wijziging van een aantal verordeningen van de Raad betreffende beperkende maatregelen met het oog op de invoeging van bepalingen inzake een humanitaire vrijstelling (PB L 47 van 15.2.2023, blz. 1).

    (3)  Besluit (GBVB) 2023/726 van de Raad van 31 maart 2023 tot wijziging van een aantal besluiten van de Raad betreffende beperkende maatregelen met het oog op de invoeging van bepalingen inzake een humanitaire vrijstelling (PB L 94 van 3.4.2023, blz. 48).

    (4)  Verordening (EU) 2023/720 van de Raad van 31 maart 2023 tot wijziging van een aantal verordeningen van de Raad betreffende beperkende maatregelen met het oog op de invoeging van bepalingen inzake een humanitaire vrijstelling (PB L 94 van 3.4.2023, blz. 1).

    (5)  Besluit (GBVB) 2023/2686 van de Raad van 27 november tot wijziging van bepaalde besluiten van de Raad betreffende beperkende maatregelen om er bepalingen inzake humanitaire uitzonderingen in op te nemen (PB L, 2023/2686, 28.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2023/2686/oj).

    (6)  Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad van 19 februari 2004 inzake beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Zimbabwe (PB L 55 van 24.2.2004, blz. 1).

    (7)  Verordening (EU) nr. 1284/2009 van de Raad van 22 december 2009 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Guinee (PB L 346 van 23.12.2009, blz. 26).

    (8)  Verordening (EU) nr. 101/2011 van de Raad van 4 februari 2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Tunesië (PB L 31 van 5.2.2011, blz. 1).

    (9)  Verordening (EU) nr. 401/2013 van de Raad van 2 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Myanmar/Birma en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 194/2008 (PB L 121 van 3.5.2013, blz. 1).

    (10)  Verordening (EU) 2015/1755 van de Raad van 1 oktober 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi (PB L 257 van 2.10.2015, blz. 1).

    (11)  Verordening (EU) 2017/2063 van de Raad van 13 november 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela (PB L 295 van 14.11.2017, blz. 21).

    (12)  Verordening (EU) 2019/796 van de Raad van 17 mei 2019 betreffende beperkende maatregelen tegen cyberaanvallen die de Unie of haar lidstaten bedreigen (PB L 129 I van 17.5.2019, blz. 1).

    (13)  Verordening (EU) 2019/1716 van de Raad van 14 oktober 2019 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Nicaragua (PB L 262 van 15.10.2019, blz. 1).

    (14)  Verordening (EU) 2021/1275 van de Raad van 30 juli 2021 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libanon (PB L 277 I van 2.8.2021, blz. 1).


    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2694/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top