Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022R1345

    Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1345 van de Commissie van 1 augustus 2022 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de registratie en erkenning van inrichtingen waar landdieren worden gehouden en waar levende producten worden gewonnen, geproduceerd, behandeld of opgeslagen (Voor de EER relevante tekst)

    C/2022/5374

    PB L 202 van 2.8.2022, p. 27–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2022/1345/oj

    2.8.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 202/27


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1345 VAN DE COMMISSIE

    van 1 augustus 2022

    tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de registratie en erkenning van inrichtingen waar landdieren worden gehouden en waar levende producten worden gewonnen, geproduceerd, behandeld of opgeslagen

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 86, leden 1 en 2, en artikel 96, lid 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EU) 2016/429 bevat regels voor dierziekten die kunnen worden overgedragen op dieren of mensen, met inbegrip van regels voor de registratie en erkenning door de bevoegde autoriteit van inrichtingen waar landdieren worden gehouden en waar levende producten worden gewonnen, geproduceerd, behandeld of opgeslagen.

    (2)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie (2) vult Verordening (EU) 2016/429 aan door gedetailleerde regels vast te stellen betreffende de door de bevoegde autoriteit bij te houden registers van geregistreerde en erkende inrichtingen waar landdieren worden gehouden en waar levende producten worden gewonnen, geproduceerd, behandeld of opgeslagen en die bij die autoriteit zijn geregistreerd of door haar zijn erkend.

    (3)

    Meer in het bijzonder bepaalt artikel 18, punt d), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 dat de bevoegde autoriteit in het register van de bij haar geregistreerde inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen het adres en de geografische coördinaten (lengte- en breedtegraad) van de plaats waar de inrichting zich bevindt, moet vermelden. Voorts bepaalt artikel 18, punt h), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 dat de bevoegde autoriteit in dat register de periode moet vermelden gedurende welke dieren of broedeieren in de inrichting worden gehouden, indien dit niet voortdurend het geval is, zoals ook in het geval van seizoensgebonden of met bepaalde evenementen samenhangende bezetting. Hoewel in artikel 84, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat exploitanten van inrichtingen waar landdieren worden gehouden of waar levende producten worden gewonnen, geproduceerd, behandeld of opgeslagen aan de bevoegde autoriteit bepaalde gegevens moeten verstrekken met het oog op de registratie van hun inrichtingen, omvatten die gegevens niet alle krachtens artikel 18, punten d) en h), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 vereiste gedetailleerde informatie. Daarom moet worden vereist dat de exploitanten van inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen dergelijke gedetailleerde informatie met het oog op de registratie aan de bevoegde autoriteit verstrekken.

    (4)

    Evenzo is in artikel 21, punten d) en h), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 ook bepaald dat de bevoegde autoriteit in haar register van door haar erkende inrichtingen dezelfde gedetailleerde informatie moet opnemen als vereist op grond van artikel 18, punten d) en h), van die gedelegeerde verordening. Hoewel artikel 96, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429 vereist dat exploitanten de bevoegde autoriteit bepaalde gegevens verstrekken met het oog op hun aanvraag tot erkenning van hun inrichting, omvatten die gegevens niet alle krachtens artikel 21, punten d) en h), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 vereiste gedetailleerde informatie. Daarom moet worden vereist dat de exploitanten van inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen dergelijke gedetailleerde informatie met het oog op de erkenning aan de bevoegde autoriteit verstrekken.

    (5)

    Voorts is in artikel 85 van Verordening (EU) 2016/429 bepaald dat de lidstaten, in afwijking van artikel 84, lid 1, van die verordening, bepaalde categorieën inrichtingen die geen significant risico inhouden voor de diergezondheid of de volksgezondheid, van de registratieverplichting kunnen vrijstellen. Dergelijke vrijstellingen mogen alleen worden verleend indien die categorieën soorten inrichtingen zijn waarop de regels van een overeenkomstig artikel 86, lid 2, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandeling van toepassing zijn. Daarom moeten regels worden vastgesteld met betrekking tot de soorten inrichtingen die geen significant risico inhouden en die door de lidstaten overeenkomstig artikel 85 van die verordening van de registratieverplichting kunnen worden vrijgesteld.

    (6)

    Bepaalde inrichtingen, met name die waar hoefdieren worden gehouden, kunnen niet worden beschouwd als inrichtingen die geen significant risico inhouden als bedoeld in artikel 85 van Verordening (EU) 2016/429 vanwege een aantal in een lijst opgenomen ziekten die door hoefdieren kunnen worden overgedragen en die de diergezondheidsstatus van inrichtingen of zones in dat opzicht kunnen aantasten. Ook kan niet worden beschouwd dat honden, katten en fretten die voor fokdoeleinden in een inrichting worden gehouden geen significant risico inhouden, met name uit het oogpunt van de menselijke gezondheid.

    (7)

    De verplaatsing van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong vormt een belangrijke risicofactor voor de diergezondheid en volksgezondheid. Inrichtingen waar verplaatsingen plaatsvinden, met name verplaatsingen naar of vanuit andere lidstaten of derde landen, mogen daarom niet worden beschouwd als inrichtingen die geen significant risico inhouden. Inrichtingen waar dieren, levende producten of producten van dierlijke oorsprong met een zekere continuïteit worden gehouden en waar de verplaatsing van die dieren, levende producten of producten van dierlijke oorsprong naar of uit de inrichting niet het hoofddoel is, kunnen echter worden beschouwd als inrichtingen die geen significant risico inhouden, ook al vinden dergelijke verplaatsingen wellicht occasioneel plaats.

    (8)

    Exploitanten houden vaak landdieren van verschillende soorten in dezelfde inrichting. Indien een lidstaat overeenkomstig artikel 85 van Verordening (EU) 2016/429 bepaalde categorieën inrichtingen vrijstelt van de registratieverplichting als inrichtingen die geen significant risico inhouden, is de verplichting voor exploitanten om de in artikel 84, lid 1, punt b), iii), bedoelde gegevens te verstrekken met betrekking tot gehouden landdieren waarvoor de inrichting overeenkomstig artikel 3 van deze verordening van de registratieverplichting zou kunnen worden vrijgesteld alsof die dieren de enige in die inrichting gehouden dieren waren, niet evenredig met het risico in kwestie.

    (9)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Onderwerp en toepassingsgebied

    Deze verordening voorziet in regels betreffende:

    a)

    de informatie die de exploitanten van inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen met het oog op de registratie van hun inrichtingen moeten verstrekken, zoals bedoeld in artikel 84, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429;

    b)

    de soorten inrichtingen waar landdieren worden gehouden die geen significant risico inhouden en die door de lidstaten overeenkomstig artikel 85 van Verordening (EU) 2016/429 van de registratieverplichting kunnen worden vrijgesteld;

    c)

    de informatie die de exploitanten van inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen moeten verstrekken in hun aanvraag tot erkenning van hun inrichting, zoals bedoeld in artikel 96, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429.

    Artikel 2

    Door exploitanten te verstrekken informatie voor de registratie van hun inrichting

    1.   Exploitanten van inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen als bedoeld in artikel 84, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429 verstrekken de bevoegde autoriteit, naast de in artikel 84, lid 1, punt b), van die verordening bedoelde gegevens, voordat zij met dergelijke activiteiten beginnen, de volgende informatie:

    a)

    het adres en de geografische coördinaten (lengte- en breedtegraad) van de plaats waar de te registreren inrichting zich bevindt;

    b)

    de periode gedurende welke landdieren of broedeieren in de geregistreerde inrichting worden gehouden, indien dit niet voortdurend het geval is, zoals ook in het geval van seizoensgebonden of met bepaalde evenementen samenhangende bezetting.

    2.   Exploitanten van inrichtingen waar landdieren worden gehouden als bedoeld in artikel 84, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429 zijn niet verplicht de bevoegde autoriteit de in artikel 84, lid 1, punt b), iii), van die verordening bedoelde gegevens te verstrekken met betrekking tot gehouden landdieren die onder de door de lidstaat overeenkomstig artikel 3 van deze verordening toegepaste afwijking vallen.

    Artikel 3

    Soorten inrichtingen waar landdieren worden gehouden en die door de lidstaten kunnen worden vrijgesteld van de registratieverplichting

    1.   De lidstaten kunnen inrichtingen waar landdieren worden gehouden en die geen significant risico inhouden overeenkomst artikel 85 van Verordening (EU) 2016/429 vrijstellen van de registratieverplichting indien aan de volgende criteria is voldaan:

    a)

    er worden in de inrichting geen hoefdieren gehouden;

    b)

    er worden in de inrichting geen honden, katten of fretten voor fokdoeleinden gehouden;

    c)

    de inrichting is niet betrokken bij verplaatsingen van gehouden landdieren, levende producten of producten van dierlijke oorsprong naar of vanuit een andere lidstaat of derde land;

    d)

    de landdieren, levende producten of producten van dierlijke oorsprong die in de inrichting worden gehouden, zijn niet bestemd om uit de inrichting te worden verplaatst.

    2.   Lidstaten die inrichtingen overeenkomstig lid 1 vrijstellen, mogen aanvullende criteria vaststellen betreffende beperkingen van het aantal landdieren dat in dergelijke inrichtingen mag worden gehouden en de geografische ligging van die inrichtingen beperken, met name wat betreft de nabijheid van inrichtingen die door de bevoegde autoriteit zijn geregistreerd of erkend.

    Artikel 4

    Door exploitanten te verstrekken informatie in hun aanvraag tot erkenning van hun inrichting

    Exploitanten van inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen verstrekken de bevoegde autoriteit met het oog op hun aanvraag tot erkenning van hun inrichting overeenkomstig artikel 94, lid 1, en artikel 95, punt a), van Verordening (EU) 2016/429, naast de in artikel 96, lid 1, van die verordening bedoelde gegevens, de volgende informatie:

    a)

    het adres en de geografische coördinaten (lengte- en breedtegraad) van de plaats waar de te erkennen inrichting zich bevindt;

    b)

    de periode gedurende welke dieren of broedeieren in de erkende inrichting worden gehouden, indien dit niet voortdurend het geval is, zoals ook in het geval van seizoensgebonden of met bepaalde evenementen samenhangende bezetting.

    Artikel 5

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 1 augustus 2022.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)   PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

    (2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 115).


    Top