Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022D0368

    Besluit (EU) 2022/368 van de Europese Centrale Bank van 18 februari 2022 tot wijziging van Besluit (EU) 2015/2218 betreffende de procedure tot vaststelling van de niettoepasselijkheid op personeelsleden van het vermoeden van een materiële impact op het risicoprofiel van een onder toezicht staande kredietinstelling (ECB/2022/6)

    ECB/2022/6

    PB L 69 van 4.3.2022, p. 117–122 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 04/03/2022

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2022/368/oj

    4.3.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 69/117


    BESLUIT (EU) 2022/368 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

    van 18 februari 2022

    tot wijziging van Besluit (EU) 2015/2218 betreffende de procedure tot vaststelling van de niet-toepasselijkheid op personeelsleden van het vermoeden van een materiële impact op het risicoprofiel van een onder toezicht staande kredietinstelling (ECB/2021/6)

    DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 127, lid 6, en artikel 132,

    Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 4, lid 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 604/2014 van de Commissie (2) zijn kwalitatieve en kwantitatieve criteria vastgesteld om de categorieën van medewerkers te identificeren wier beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van een instelling materieel beïnvloeden. De gedelegeerde verordening voorziet ook in een procedure op grond waarvan een instelling kan bepalen dat, hoewel een medewerker aan de kwantitatieve criteria voldoet, de beroepswerkzaamheden van deze medewerker niet worden geacht het risicoprofiel van de instelling materieel te beïnvloeden, en op basis van een dergelijke vaststelling kan zij de bevoegde autoriteit in kennis stellen van het uitsluiten van het betrokken personeelslid van het vermoeden dat de beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van de instelling materieel beïnvloeden, of toestemming vragen voor een dergelijke uitsluiting. Vanuit haar verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de entiteiten die onder haar rechtstreeks toezicht staan de regels inzake de identificatie van personeelsleden op coherente wijze toepassen om de deugdelijkheid van dergelijke identificatie te waarborgen, heeft de ECB Besluit (EU) 2015/2218 van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/38) (3) vastgesteld om duidelijkheid te verschaffen over de procedure voor de uitsluiting van medewerkers als bedoeld in artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 604/2014.

    (2)

    Naar aanleiding van wijzigingen in Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) is Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 604/2014 ingetrokken voor kredietinstellingen en op 14 juni 2021 vervangen door Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923 van de Commissie (5), die het ontwerp van nieuwe technische uitvoeringsnormen bevat om de begrippen leidinggevende verantwoordelijkheid, controlefuncties, essentiële bedrijfseenheden en aanzienlijke impact op het risicoprofiel van een essentiële bedrijfseenheid te definiëren en om de in artikel 94, lid 2, punt c), van Richtlijn 2013/36/EU genoemde personeelsleden of categorieën personeelsleden te identificeren. Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923 elimineert ook de kennisgevingsprocedure en stelt criteria vast voor de beoordeling van de uitzonderlijke omstandigheden overeenkomstig artikel 6, lid 4 , van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2021/923.

    (3)

    Teneinde rechtszekerheid te waarborgen voor kredietinstellingen die kennisgevingen en aanvragen krachtens Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 604/2014 of verzoeken om voorafgaande goedkeuring krachtens Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923 hebben ingediend voor de inwerkingtreding van dit besluit, is het noodzakelijk overgangsmaatregelen vast te stellen.

    (4)

    Derhalve moet Besluit (EU) 2015/2218 (ECB/2015/38) dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijzigingen

    Besluit (EU) 2015/2218 (ECB/2015/38) wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 1 wordt vervangen door:

    “Artikel 1

    Werkingssfeer

    Dit besluit stelt de procedurele voorschriften vast voor het door de onder toezicht staande kredietinstellingen bij de ECB in te dienen verzoek om voorafgaande goedkeuring om personeelsleden of categorieën van personeelseden uit te sluiten van het vermoeden dat het betrokken personeelsleden betreft zoals geïdentificeerd op basis van de in artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2021/923 van de Commissie (*1) vastgelegde kwantitatieve criteria.

    (*1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923 van de Commissie van 25 maart 2021 tot aanvulling van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen met de criteria ter bepaling van leidinggevende verantwoordelijkheid, controlefuncties, essentiële bedrijfseenheden en een aanzienlijke impact op het risicoprofiel van een essentiële bedrijfseenheid, en met criteria voor het identificeren van personeelsleden of categorieën personeelsleden wier beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van de instelling even wezenlijk beïnvloeden als die van de in artikel 92, lid 3, van die richtlijn bedoelde personeelsleden of categorieën personeelsleden (PB L 203 van 9.6.2021, blz. 1).”."

    2)

    In artikel 2 wordt punt 3 vervangen door:

    “3)

    “betrokken personeelslid”: a) alle personeelsleden en categorieën personeelsleden van een onder toezicht staande kredietinstelling wier beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van de kredietinstelling materieel beïnvloeden en die zijn vermeld in artikel 92, lid 3, punten a) tot en met c), van Richtlijn 2013/36/EU, en b) alle andere personeelsleden en categorieën personeelsleden die niet uitdrukkelijk zijn vermeld in artikel 92, lid 3, punten a) tot en met c), van Richtlijn 2013/36/EU, en wier beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van een onder toezicht staande kredietinstelling even wezenlijk beïnvloeden als het risicoprofiel van de overeenkomstig artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923 geïdentificeerde personeelsleden of categorieën van personeelsleden”.”.

    3)

    Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in lid 1 wordt de inleidende zin vervangen door:

    “1.   Een verzoek om voorafgaande goedkeuring als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923, bevat de volgende informatie ten aanzien van het einde van het voorafgaande boekjaar en het lopende boekjaar:”;

    b)

    in lid 1 worden punten e) en f) vervangen door:

    “e)

    het aantal betrokken personeelsleden, vastgesteld op basis van de in artikel 92, lid 3, punten a) en b), van Richtlijn 2013/36/EU en in artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2021/923 vastgelegde kwalitatieve criteria”;

    “f)

    het aantal betrokken personeelsleden, zulks uitsluitend vastgesteld op basis van de in artikel 92, lid 3, punt c), van Richtlijn 2013/36/EU en in artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923 vastgelegde kwantitatieve criteria, samen met een vermelding tot welke van de in artikel 92, lid 3, punt c), van Richtlijn 2013/36/EU of in artikel 6, lid 1, punt a) of b), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2021/923 bedoelde categorieën elk betrokken personeelslid behoort;”;

    c)

    in lid 2 wordt de inleidende zin vervangen door:

    “2.   Een verzoek om voorafgaande goedkeuring als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923, bevat de volgende informatie ten aanzien van elk personeelslid voor wie om toepassing van artikel 6, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923 wordt verzocht:”;

    d)

    in lid 2 wordt punt d) vervangen door:

    “d)

    het totale bezoldigingsbedrag in euro en de verhouding tussen de variabele en vaste bezoldiging van het personeelslid in het referentiejaar;”;

    e)

    in lid 2 wordt punt f) vervangen door:

    “f)

    de kwantitatieve criteria op basis waarvan werd vastgesteld dat het een betrokken personeelslid betreft (artikel 6, lid 1, punt a) of b)), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2021/923);”;

    f)

    in lid 2 wordt punt g) vervangen door:

    “g)

    de criteria op basis waarvan krachtens artikel 6, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923 de voorafgaande goedkeuring ten aanzien van het personeelslid is gevraagd (artikel 6, lid 2, punt a) of b)), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923).”;

    g)

    lid 3 wordt vervangen door:

    “3.   Een verzoek om voorafgaande goedkeuring als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923, bevat het jaarlijkse interne of externe auditevaluatierapport inzake het vaststellingsproces ten aanzien van betrokken personeelsleden en de resultaten daarvan, met betrekking tot elk personeelslid waarvoor krachtens artikel 6, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923 voorafgaande goedkeuring wordt gevraagd.”.

    4)

    Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    het opschrift wordt vervangen door:

    Vereiste documentatie om te onderbouwen dat het personeelslid of de categorie van personeelsleden uitsluitend beroepswerkzaamheden uitoefent in en alleen autorisaties heeft in een bedrijfsonderdeel dat geen essentiële bedrijfseenheid is”;

    b)

    in lid 1 wordt de inleidende zin vervangen door:

    “1.   Bij het aanvragen van voorafgaande goedkeuring als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923, dienen onder toezicht staande kredietinstellingen bij de ECB de volgende documentatie in om te onderbouwen dat een personeelslid of de categorie personeelsleden waartoe het personeelslid behoort, uitsluitend beroepswerkzaamheden uitoefent en autorisaties heeft in een bedrijfseenheid die geen essentiële bedrijfseenheid is, zoals bedoeld in artikel 6, lid 2, punt a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923:”;

    c)

    in lid 1 wordt het volgende punt d bis) ingevoegd:

    “d bis)

    een verklaring waarin wordt gemotiveerd waarom de bedrijfseenheid niet anderszins wordt geacht het interne kapitaal van de onder toezicht staande kredietinstelling materieel te beïnvloeden;”;

    d)

    in lid 1 wordt punt e) vervangen door:

    “e)

    een verklaring die uiteenzet waarom de onder toezicht staande kredietinstelling het personeelslid, of de categorie personeelsleden waartoe het personeelslid behoort, een bezoldiging heeft toegekend die voldoet aan de in artikel 6, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2021/923 bedoelde criteria, ofschoon het personeelslid of de categorie personeelsleden waartoe het personeelslid behoort, beroepswerkzaamheden uitoefent in een niet-essentiële bedrijfseenheid;”;

    e)

    in lid 1 wordt punt f) vervangen door:

    “f)

    een onderbouwde verklaring die uiteenzet waarom het personeelslid, of de categorie van personeelsleden waartoe het personeelslid behoort, niet voldoet aan de in artikel 92, lid 3, punten a) en b), van Richtlijn 2013/36/EU en in artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2021/923 vastgelegde kwalitatieve criteria;”;

    f)

    aan lid 1 wordt het volgende punt g) toegevoegd:

    “g)

    een gedetailleerd en allesomvattend overzicht waarin wordt uitgelegd waarom het bedrijfsonderdeel geen kernbedrijfsonderdeel is als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 36, van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad (*2), of zoals gedefinieerd in een gedelegeerde handeling die de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 2, van die richtlijn kan vaststellen.

    (*2)  Richtlijn 2014/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).”."

    5)

    Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de aanhef wordt vervangen door:

    Vereiste documentatie om te onderbouwen dat de beroepswerkzaamheden van het personeelslid of de categorie personeelsleden geen aanzienlijke impact hebben op het risicoprofiel van een essentiële bedrijfseenheid”;

    b)

    in lid 1 wordt de inleidende zin vervangen door:

    “1.   Bij het aanvragen van voorafgaande goedkeuring als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923, dienen onder toezicht staande kredietinstellingen bij de ECB de volgende documentatie in om te onderbouwen dat de beroepswerkzaamheden van een personeelslid, of de categorie van personeelsleden waartoe het personeelslid behoort, geen aanzienlijke impact hebben op het risicoprofiel van een essentiële bedrijfseenheid als bedoeld in artikel 6, lid 2, punt b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923”;

    c)

    in lid 1 wordt punt c) vervangen door:

    “c)

    een gedetailleerde beschrijving van de in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2021/923 vastgelegde criteria die zijn toegepast om te beoordelen of de beroepswerkzaamheden van het betrokken personeelslid, of de categorie van personeelsleden waartoe het personeelslid behoort, geen aanzienlijke impact hebben op het risicoprofiel van een essentiële bedrijfseenheid, waarbij wordt vermeld hoe deze criteria werden toegepast en hoe met alle voor de meting van interne risico's toegepaste relevante risico- en prestatie-indicatoren rekening is gehouden;”;

    d)

    in lid 1 wordt punt d) vervangen door:

    “d)

    een verklaring die uiteenzet waarom de onder toezicht staande kredietinstelling het personeelslid, of de categorie van personeelsleden waartoe het personeelslid behoort, een bezoldiging heeft toegekend die voldoet aan de in artikel 6, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923 bedoelde criteria, ofschoon het personeelslid geen aanzienlijke impact heeft op het risicoprofiel van een essentiële bedrijfseenheid;”;

    e)

    in lid 1 wordt punt e) vervangen door:

    “e)

    een onderbouwde verklaring die uiteenzet waarom het betrokken personeelslid, of de categorie van personeelsleden waartoe het personeelslid behoort, niet voldoet aan de in artikel 92, lid 3, punten a) en b), van Richtlijn 2013/36/EU en in artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2021/923 vastgelegde kwalitatieve criteria;”.

    6)

    Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in lid 1 wordt de inleidende zin vervangen door:

    “1.   Wanneer onder toezicht staande kredietinstellingen een verzoek indienen om voorafgaande goedkeuring overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923 voor een personeelslid aan wie in of ten aanzien van wie het voorafgaande boekjaar een totale bezoldiging van 1 000 000 EUR of meer werd toegekend, verstrekken de onder toezicht staande kredietinstellingen de volgende documentatie aan de ECB ter onderbouwing van de in artikel 6, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2021/923 bedoelde uitzonderlijke omstandigheden:”;

    b)

    in lid 1 wordt punt b) vervangen door:

    “b)

    een gedetailleerde beschrijving van de met het betrokken personeelslid verband houdende uitzonderlijke omstandigheden, die verklaart waarom de onder toezicht staande kredietinstelling het personeelslid een bezoldiging heeft toegekend van 1 000 000 EUR of meer, ofschoon het personeelslid naar verluidt het risicoprofiel van de onder toezicht staande kredietinstelling niet materieel beïnvloedt.”.

    7)

    Artikel 7 wordt geschrapt.

    8)

    Artikel 8 wordt vervangen door:

    “Artikel 8

    Indieningstermijn voor verzoeken om voorafgaande goedkeuring

    Verzoeken om voorafgaande goedkeuring als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923, worden onverwijld en uiterlijk binnen zes maanden na het einde van het voorgaande boekjaar ingediend.”.

    9)

    Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in lid 1 wordt de inleidende zin vervangen door:

    “1.   Op basis van de informatie in een verzoek om voorafgaande goedkeuring als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923, beoordeelt de ECB:”;

    b)

    in lid 1 wordt punt b) vervangen door:

    “b)

    de basis op grond waarvan de onder toezicht staande kredietinstelling heeft vastgesteld dat het betrokken personeelslid, of de categorie van personeelsleden waartoe het personeelslid behoort, voldoet aan een van de in artikel 6, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2021/923 vastgelegde voorwaarden;”;

    c)

    in lid 1, punt c), worden punten i) en ii) vervangen door:

    “i)

    of de onder toezicht staande kredietinstelling naar behoren rekening heeft gehouden met de voorwaarde van artikel 6, lid 2, punt a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923 of van artikel 6, lid 2, punt b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923, naargelang het geval, en

    ii)

    of de onder toezicht staande kredietinstelling heeft aangetoond dat het betrokken personeelslid, of de categorie van personeelsleden waartoe het personeelslid behoort, waarvoor het verzoek om voorafgaande goedkeuring als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923, is ingediend, het risicoprofiel van de onder toezicht staande kredietinstelling niet even wezenlijk beïnvloedt als de in artikel 92, lid 3, punt a), b) of c), van Richtlijn 2013/36/EU genoemde categorieën van personeelsleden;”;

    d)

    in lid 1 wordt punt d) vervangen door:

    “d)

    voor wat betreft verzoeken om voorafgaande goedkeuring voor personeelsleden aan wie een totale bezoldiging van 1 000 000 EUR of meer werd toegekend, of uitzonderlijke omstandigheden van toepassing zijn. Voorafgaand aan enig te nemen besluit stelt de ECB in dergelijke gevallen de Europese Bankautoriteit in kennis van de resultaten van de initiële beoordeling.”;

    e)

    lid 2 wordt vervangen door:

    “2.   De ECB neemt een besluit binnen drie maanden na ontvangst van de volledige documentatie.”;

    f)

    lid 3 wordt geschrapt.

    10)

    In artikel 10 wordt lid 1 vervangen door:

    “1.   Een door de ECB verleende voorafgaande goedkeuring als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2021/923, is beperkt tot het verrichten van werkzaamheden door het personeelslid gedurende het boekjaar volgende op het jaar waarin de onder toezicht staande kredietinstelling in kennis gesteld werd van het ECB-toezichtbesluit houdende de goedkeuring.”.

    Artikel 2

    Overgangsbepalingen

    1.   Kennisgevingen die krachtens artikel 4, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 604/2014 en verzoeken om voorafgaande goedkeuring die krachtens artikel 4, lid 5, van die gedelegeerde verordening zijn ingediend vóór 14 juni 2021, blijven onderworpen aan de procedures en voorschriften van Besluit (EU) 2015/2218 (ECB/2015/38) zoals deze van toepassing zijn voorafgaand aan de datum waarop dit besluit in werking treedt.

    2.   Op de krachtens artikel 6, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923 ingediende verzoeken om voorafgaande goedkeuring die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit, worden de in Besluit (EU) 2015/228 (ECB/2015/38) neergelegde procedures en vereisten toegepast zoals deze van toepassing zijn voorafgaand aan de datum waarop dit besluit in werking treedt.

    Artikel 3

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Frankfurt am Main, 18 februari 2022.

    De president van de ECB

    Christine LAGARDE


    (1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

    (2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 604/2014 van de Commissie van 4 maart 2014 houdende aanvulling van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen met betrekking tot kwalitatieve en passende kwantitatieve criteria tot vaststelling van de categorieën van medewerkers wier beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van een instelling materieel beïnvloeden (PB L 167 van 6.6.2014, blz. 30).

    (3)  Besluit (EU) 2015/2218 van de Europese Centrale Bank van 20 november 2015 betreffende de procedure tot vaststelling van de niet-toepasselijkheid op personeelsleden van het vermoeden van een materiële impact op het risicoprofiel van een onder toezicht staande kredietinstelling (ECB/2015/38) (PB L 314 van 1.12.2015, blz. 66).

    (4)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

    (5)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/923 van de Commissie van 25 maart 2021 tot aanvulling van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen met de criteria ter bepaling van leidinggevende verantwoordelijkheid, controlefuncties, essentiële bedrijfseenheden en een aanzienlijke impact op het risicoprofiel van een essentiële bedrijfseenheid, en met criteria voor het identificeren van personeelsleden of categorieën personeelsleden wier beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van de instelling even wezenlijk beïnvloeden als die van de in artikel 92,lid 3, van die richtlijn bedoelde personeelsleden of categorieën personeelsleden (PB L 203 van 9.6.2021, blz. 1).


    Top