This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32021D1440
Decision (EU) 2021/1440 of the European Central Bank of 3 August 2021 amending Decision (EU) 2019/1376 on delegation of the power to adopt decisions on passporting, acquisition of qualifying holdings and withdrawal of authorisations of credit institutions (ECB/2021/36)
Besluit (EU) 2021/1440 van de Europese Centrale Bank van 3 augustus 2021 tot wijziging van Besluit (EU) 2019/1376 inzake de delegatie van de bevoegdheid tot de vaststelling van besluiten inzake paspoortprocedures, de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen en de intrekking van vergunningen van kredietinstellingen (ECB/2021/36)
Besluit (EU) 2021/1440 van de Europese Centrale Bank van 3 augustus 2021 tot wijziging van Besluit (EU) 2019/1376 inzake de delegatie van de bevoegdheid tot de vaststelling van besluiten inzake paspoortprocedures, de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen en de intrekking van vergunningen van kredietinstellingen (ECB/2021/36)
PB L 314 van 6.9.2021, pp. 14–16
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
|
6.9.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/14 |
BESLUIT (EU) 2021/1440 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 3 augustus 2021 tot wijziging van Besluit (EU) 2019/1376 inzake de delegatie van de bevoegdheid tot de vaststelling van besluiten inzake paspoortprocedures, de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen en de intrekking van vergunningen van kredietinstellingen
(ECB/2021/36)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 4, lid 1, punten a), b), c) en d), artikel 4, lid 3, artikel 6, lid 4, artikel 14, leden 3 en 5, artikel 15, lid 3 en artikel 17, lid 1,
Gezien Besluit (EU) 2017/933 van de Europese Centrale Bank van 16 november 2016 betreffende een algemeen kader voor de delegatie van besluitvormingsbevoegdheden voor met toezichttaken verband houdende rechtsinstrumenten (ECB/2016/40) (2), en met name artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Besluit (EU) 2019/1376 van de Europese Centrale Bank (ECB/2019/23) (3) specificeert de criteria voor de delegatie van besluitvormingsbevoegdheden aan de hoofden van arbeidseenheden van de Europese Centrale Bank (ECB) inzake de vaststelling van besluiten inzake paspoortprocedures, de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen en de intrekking van vergunningen van kredietinstellingen. Uit de ervaring die bij de toepassing van dat besluit is opgedaan, is gebleken dat bepaalde verduidelijkingen en technische wijzigingen noodzakelijk zijn, met name omwille van consistentie en zekerheid bij de toepassing van die criteria. |
|
(2) |
De procedure voor het delegeren van besluitvormingsbevoegdheden moet worden verduidelijkt met betrekking paspoortbesluiten, besluiten inzake gekwalificeerde deelnemingen en intrekkingsbesluiten wanneer de hoofden van arbeidseenheden zorgen hebben over de verwevenheid van een dergelijk besluit met een of meer andere besluiten die toezichthoudende goedkeuring vereisen. Dit kan het geval zijn wanneer de uitkomst van de desbetreffende toezichthoudende beoordeling rechtstreeks van invloed is op een of meer van die andere besluiten en de besluiten derhalve gelijktijdig door hetzelfde besluitvormende orgaan moeten worden overwogen om tegenstrijdige uitkomsten te voorkomen. |
|
(3) |
Op 24 juni 2020 heeft de Raad van bestuur besloten een nauwe samenwerking aan te gaan tussen de ECB en de Republiek Bulgarije (4), en tussen de ECB en de Republiek Kroatië (5). Artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 bepaalt dat indien overeenkomstig dat artikel een nauwe samenwerking tot stand is gebracht, de ECB met het oog op de uitvoering van bepaalde taken met betrekking tot kredietinstellingen die gevestigd zijn in een lidstaat die de euro niet als munt heeft, instructies kan richten tot de nationale bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat. Daarom is het passend dergelijke instructies op te nemen in de handelingen die de ECB kan vaststellen door middel van delegatie aan hoofden van arbeidseenheden overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Besluit (EU) 2019/1376 (ECB/2019/23). |
|
(4) |
In een geval waar de complexiteit van de beoordeling dit voorschrijft wordt een paspoortbesluit, een besluit inzake gekwalificeerde deelnemingen en een intrekkingsbesluit niet vastgesteld door middel van een gedelegeerd besluit, maar wordt in plaats daarvan vastgesteld in het kader van de geen-bezwaar-procedure. Het moet worden verduidelijkt dat er daarnaast zaken zijn waar de gevoeligheid van het onderwerp, in termen van impact op de reputatie van de ECB en/of het functioneren van het Gemeenschappelijk Toezichtmechanisme, kunnen vereisen dat een een paspoortbesluit, een besluit inzake gekwalificeerde deelnemingen en een intrekkingsbesluit worden vastgesteld in het kader van de geen-bezwaar-procedure en niet door middel van een gedelegeerd besluit. |
|
(5) |
Het toepassingsgebied van gedelegeerde besluiten inzake gekwalificeerde deelnemingen moet worden uitgebreid tot gevallen waarin de groep waartoe de kandidaat-verwerver behoort reeds een gekwalificeerde deelneming in de doelentiteit bezit, er op groepsniveau geen relevante drempel wordt overschreden en de verkoper zich buiten de groep bevindt. De onderliggende beoordeling in dergelijke gevallen zal doorgaans eenvoudig zijn, aangezien de relevante omstandigheden geen substantiële wijziging van de eigendomsstructuur van de doelentiteit met zich meebrengen en de beoordeling derhalve vergelijkbaar is met de onderliggende beoordeling in gevallen van gekwalificeerde deelnemingen die voortvloeien uit intragroep-reorganisaties, met betrekking waartoe de besluiten momenteel worden gedelegeerd. |
|
(6) |
Derhalve moet Besluit (EU) 2019/1376 (ECB/2019/23) dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen
Besluit (EU) 2019/1376 (ECB/2019/23) wordt als volgt gewijzigd:
|
1. |
Aan artikel 1 wordt het volgende punt 15) toegevoegd: ’15) “gevoeligheid”: een kenmerk dat of factor die een negatieve impact kan hebben op de reputatie van de ECB en/of de consistente werking van het Gemeenschappelijk Toezichtmechanisme, met inbegrip van maar niet beperkt tot het volgende: a) de betrokken onder toezicht staande entiteit was voorheen, of is momenteel onderworpen aan strenge toezichtmaatregelen zoals maatregelen voor vroegtijdige interventie, b) het ontwerpbesluit, zodra het is aangenomen, zou een nieuw precedent scheppen dat de ECB in de toekomst zou kunnen binden, c) het ontwerpbesluit, zodra het is aangenomen, zou negatieve media-aandacht kunnen aantrekken, of d) een nationale bevoegde autoriteit die een nauwe samenwerking met de ECB is aangegaan, deelt haar ongenoegen met betrekking tot het ontwerpbesluit aan de ECB mee.”; |
|
2. |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
3. |
Artikel 4, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
|
4. |
In artikel 5, lid 1, wordt punt a) vervangen door:
|
Artikel 2
Overgangsbepaling
De bepalingen van Besluit (EU) 2019/1376 (ECB/2019/23) blijven in ongewijzigde vorm van toepassing in de gevallen waarin een ontwerpvoorstel voor een besluit inzake de verwerving van een gekwalificeerde deelneming of intrekkingsbesluit door de nationale bevoegde autoriteit vóór de inwerkingtreding van dit besluit bij de ECB werd ingediend, of wanneer de kennisgeving betreffende het voornemen van de belangrijke onder toezicht staande entiteit om een bijkantoor op te richten of om de door haar financiële dochterinstelling aangegane verplichtingen te waarborgen, vóór de inwerkingtreding van dit besluit door de nationale bevoegde autoriteit bij de ECB werd ingediend.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Frankfurt am Main, 3 augustus 2021.
De president van de ECB
Christine LAGARDE
(1) PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.
(2) PB L 141 van 1.6.2017, blz. 14.
(3) Besluit (EU) 2019/1376 van de Europese Centrale Bank van 23 juli 2019 inzake de delegatie van de bevoegdheid tot de vaststelling van besluiten inzake paspoortprocedures, de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen en de intrekking van vergunningen van kredietinstellingen (ECB/2019/23) (PB L 224 van 28.8.2019, blz. 1).
(4) Besluit (EU) 2020/1015 van de Europese Centrale Bank van 24 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van nauwe samenwerking tussen de Europese Centrale Bank en Българска народна банка (Bulgaarse Nationale Bank) (ECB/2020/30) (PB L 224I van 13.7.2020, blz. 1).
(5) Besluit (EU) 2020/1016 van de Europese Centrale Bank van 24 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van nauwe samenwerking tussen de Europese Centrale Bank en de Hrvatska narodna banka (ECB/2020/31) (PB L 224I van 13.7.2020, blz. 4).