Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32018R1488

Verordening (EU) 2018/1488 van de Raad van 28 september 2018 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing

ST/10594/2018/INIT

PB L 252 van 8.10.2018, p. 1–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 07/08/2021; opgeheven door 32021R1173

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/1488/oj

8.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/1


VERORDENING (EU) 2018/1488 VAN DE RAAD

van 28 september 2018

tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 187 en artikel 188, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Publiek-private partnerschappen in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven werden voor het eerst mogelijk gemaakt door Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (2).

(2)

Bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) is Horizon 2020, het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014 -2020), vastgesteld („Horizon 2020”). Het kaderprogramma beoogt een groter effect met betrekking tot onderzoek en innovatie te bewerkstelligen door financiering uit Horizon 2020 en uit de private sector te combineren in publiek-private partnerschappen voor gebieden waar de hoogte en de omvang van de middelen voor onderzoek en innovatie gerechtvaardigd zijn in het licht van de bredere concurrentiedoelstellingen van de Unie, het aantrekken van particuliere investeringen en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen in een beperkt aantal gevallen met een duidelijke Europese toegevoegde waarde. Deze partnerschappen dienen gebaseerd te zijn op betrokkenheid op lange termijn, met evenwichtige bijdragen van alle partners; zij moeten worden afgerekend op het behalen van hun doelstellingen en worden afgestemd op de strategische doelstellingen van de Unie op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Deze partnerschappen moeten open, transparant, doeltreffend, efficiënt en inclusief functioneren en worden beheerd, waarbij een breed scala aan belanghebbenden de mogelijkheid heeft op hun specifieke actieterrein deel te nemen.

(3)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Besluit 2013/743/EU van de Raad (5) kunnen in het kader van Horizon 2020 opgerichte gemeenschappelijke ondernemingen worden ondersteund onder de in dit besluit omschreven voorwaarden.

(4)

Bij Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) is de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (Connecting Europe Facility- CEF) ingesteld. De CEF maakt het mogelijk projecten van gemeenschappelijk belang in het kader van het beleid voor de trans-Europese netwerken in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie voor te bereiden en uit te voeren. De CEF verleent steun aan de tenuitvoerlegging van deze projecten van gemeenschappelijk belang die zijn gericht op de ontwikkeling en aanleg van nieuwe, of de modernisering van bestaande infrastructuur en diensten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie. De CEF draagt voorts bij aan projecten met een Europese toegevoegde waarde en met aanzienlijke maatschappelijke voordelen, die echter geen adequate financiering vanuit de markt ontvangen.

(5)

Bij Verordening (EU) nr. 283/2014 van het Europees Parlement en de Raad (7) zijn de richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur en de sectorspecifieke voorwaarden voor de telecommunicatiesector vastgesteld.

(6)

High-performance computing kan worden beschouwd als een project van gemeenschappelijk belang op het gebied van digitale-diensteninfrastructuren dat in aanmerking komt voor financiering uit hoofde van artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 283/2014, namelijk „toegang tot herbruikbare overheidsinformatie”, zoals bedoeld in punt 3, onder d), van de bijlage bij die verordening. Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1316/2013 kan de Commissie de tenuitvoerlegging van de CEF gedeeltelijk toevertrouwen aan de organen die zijn vermeld in artikel 62, lid 1, onder c), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (8).

(7)

In de door het Europees Parlement en de Raad bekrachtigde mededeling van de Commissie met als titel „Europa 2020 — Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (de „Europa 2020-strategie”) wordt benadrukt dat gunstige voorwaarden voor investeringen in kennis en innovatie moeten worden ontwikkeld teneinde slimme, duurzame en inclusieve groei in de Unie te verwezenlijken.

(8)

In de mededeling van de Commissie van 19 april 2016 met als titel „Europees cloudinitiatief — Bouwen aan een concurrentiële data- en kenniseconomie in Europa” wordt opgeroepen tot de totstandbrenging van Europese data-infrastructuur op basis van high-performance computing -capaciteiten van wereldklasse en de ontwikkeling van een volwaardig Europees high performance computing-ecosysteem dat in staat is nieuwe Europese technologie te creëren en exaschaalsupercomputers te verwezenlijken. Het belang van het desbetreffende gebied en van de uitdagingen waarmee de belanghebbenden in de Unie worden geconfronteerd, vereist dringende maatregelen om de nodige middelen en capaciteiten, waaronder de bestaande zoals nationale supercomputers en supercomputing-centra, te bundelen teneinde te waarborgen dat onderzoek en ontwikkeling aansluiten op de levering en exploitatie van de exaschaal high-performance computing-systemen. Daarom dient op Unieniveau een mechanisme te worden opgezet voor het combineren en concentreren van ondersteuning voor de totstandbrenging van een Europese high-performance computing-infrastructuur van wereldklasse alsmede voor onderzoek en innovatie betreffende high-performance computing door de lidstaten, de Unie en de particuliere sector. Deze infrastructuur moet toegang verlenen aan gebruikers uit de overheidssector, het bedrijfsleven, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), en de academische wereld, met inbegrip van de wetenschappelijke gemeenschappen van de opkomende Europese openwetenschapscloud.

(9)

In de mededeling van de Commissie van 10 mei 2017 over de tussentijdse evaluatie van de uitvoering van de strategie voor de digitale interne markt — Een connectieve digitale interne markt — wordt high-performance computing aangewezen als essentieel element voor de digitalisering van het bedrijfsleven en de data-economie. Er zijn aanzienlijke investeringen nodig voor de ontwikkeling, aankoop en exploitatie van supercomputers die tot de top drie in de wereld behoren, en geen enkel afzonderlijk Europees land beschikt over de middelen om zelfstandig een volwaardig Europees high-performance computing-ecosysteem te ontwikkelen. De lidstaten, de Unie en de particuliere sector moeten derhalve hun inspanningen coördineren en hun middelen bundelen om aan de toenemende vraag naar high-performance computing tegemoet te komen en in de Unie een sterk en innovatief high-performance computing-ecosysteem voor de wetenschap en het bedrijfsleven op te bouwen. In de mededeling wordt voorgesteld een juridisch instrument te creëren dat voorziet in een aanbestedingskader voor een geïntegreerde exaschaalsupercomputer- en data-infrastructuur.

(10)

Opdat de Unie over de computing-prestaties zou beschikken die nodig zijn om ervoor te zorgen dat het onderzoek in de Unie tot de wereldtop blijft behoren, moeten de investeringen van de lidstaten in high-performance computing worden gecoördineerd en moeten industriële en markttoepassingen van high-performance computing-technologie in de overheidssector en de particuliere sectoren worden bevorderd. De Unie moet effectiever worden wat betreft de omzetting van technologische ontwikkelingen in competitieve vraaggerichte en gebruiksgestuurde Europese high-performance computing-systemen, door middel van een doeltreffende koppeling tussen het technologieaanbod, gezamenlijk ontwerp (co-design) met gebruikers en gezamenlijke verwerving van systemen van wereldklasse, en door de ontwikkeling van mondiaal competitief ecosysteem van high performance computing-technologieën en -toepassingen. Tegelijkertijd moet de Unie haar toeleveringsbedrijven in staat stellen zulke investeringen aan te trekken, zodat ze kunnen worden besteed in grote en opkomende toepassingsgebieden zoals gepersonaliseerde geneeskunde, geconnecteerd en geautomatiseerd rijden of andere leidende markten die steunen op kunstmatige intelligentie, blockchaintechnologieën, edge computing of, meer in het algemeen, op de digitalisering van het bedrijfsleven van de Unie.

(11)

Een gemeenschappelijke onderneming is het beste instrument voor de verwezenlijking van de in het kader van het Europese cloudinitiatief vastgestelde doelstellingen van de Europese strategie inzake high-performance computing en voor het overwinnen van de huidige beperkingen, waarbij optimale economische, maatschappelijke en milieu-effecten worden bereikt en de belangen van de Unie het best worden gewaarborgd. In de onderneming kunnen middelen van de Unie, de lidstaten en de particuliere sector worden gebundeld. De onderneming kan een aanbestedingskader uitvoeren en high-performance computing-systemen van wereldklasse exploiteren door technologie te bevorderen, met name indien het competitieve Europese technologie betreft. Met de onderneming kunnen onderzoeks- en innovatieprogramma's voor de ontwikkeling van Europese technologieën en de verdere integratie ervan in Europese exaschaalsupercomputersystemen worden opgezet en kan worden bijgedragen aan een concurrerende Europese toeleveringssector voor technologie.

(12)

De gemeenschappelijke onderneming moet uiterlijk begin 2019 opgezet en operationeel zijn teneinde de doelstelling te verwezenlijken om de Unie tegen 2020 toe te rusten met pre-exaschaalinfrastructuur, en rond 2022-2023 de nodige technologieën en toepassingen voor de totstandbrenging van exaschaalcapaciteit te ontwikkelen, en tegelijk een competitief Europees high-performance computing-ecosysteem op het gebied van innovatie te bevorderen. Aangezien de ontwikkelingscyclus van de volgende generatie technologie gewoonlijk vier tot vijf jaar in beslag neemt, moeten zo spoedig mogelijk maatregelen worden genomen om de concurrentiepositie op de wereldmarkt te behouden en de exaschaaldoelstelling te verwezenlijken.

(13)

Met het publiek-private partnerschap in de vorm van de gemeenschappelijke onderneming moeten de financiële en technische middelen samen worden gebracht die noodzakelijk zijn om de complexiteit van de steeds snellere innovatie op dit terrein de baas te zijn. De leden van de gemeenschappelijke onderneming moeten daarom de Unie, de lidstaten en de met Horizon 2020 geassocieerde landen zijn, die overeenstemming bereiken over een gemeenschappelijk Europees initiatief op het gebied van high-performance computing, en verenigingen die hun samenstellende entiteiten vertegenwoordigen alsmede andere organisaties die expliciet en actief betrokken zijn bij het bereiken van resultaten op onderzoeks- en innovatiegebied en bij het behoud van knowhow over high-performance computing in Europa. De gemeenschappelijke onderneming moet openstaan voor nieuwe leden.

(14)

De Unie, de deelnemende staten en de particuliere leden van de gemeenschappelijke onderneming dienen elk financieel bij te dragen in de administratieve kosten van de gemeenschappelijke onderneming. Aangezien een bijdrage in de administratieve kosten door de Unie in het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 slechts tot 2023 kan worden doorgeschoven om de lopende kosten te dekken, moeten de deelnemende staten en de particuliere leden van de gemeenschappelijke onderneming de administratieve kosten van de gemeenschappelijke onderneming vanaf 2024 volledig voor hun rekening nemen.

(15)

Om opnieuw een leidende positie op het gebied van technologieën inzake high-performance computing-technologieën in te nemen en een volwaardig high-performance computing-ecosysteem ten behoeve van de Unie te ontwikkelen, hebben de uit het bedrijfsleven en de onderzoekswereld afkomstige belanghebbenden van de particuliere vereniging ETP4HPC („European Technology Platform for High Performance Computing Value”) in 2014 een contractueel publiek-privaat partnerschap met de Unie opgezet. Dat partnerschap heeft als missie een mondiaal competitieve Europese waardeketen betreffende high-performance computing-technologie van wereldklasse op te bouwen, waarbij synergie tussen de drie voornaamste onderdelen van het high-performance computing-ecosysteem, met nameontwikkeling van technologie, toepassingen en supercomputing-infrastructuur, wordt bevorderd. Gezien haar expertise en haar rol bij het samenbrengen van de relevante particuliere belanghebbenden op het gebied van high-performance computing, moet de particuliere vereniging ETP4HPC lid kunnen worden van de gemeenschappelijke onderneming.

(16)

Om de datawaardeketen te versterken, een hechtere gemeenschap op het gebied van data op te bouwen en de grondslagen voor een bloeiende data-economie in de Unie te leggen, hebben de uit het bedrijfsleven en de onderzoekswereld afkomstige belanghebbenden van de vereniging BDVA („Big Data Value Association”) in 2014 een contractueel publiek-privaat partnerschap met de Unie opgezet. Gezien haar expertise en haar rol bij het samenbrengen van de relevante particuliere belanghebbenden op het gebied van big data, moet de vereniging BDVA in aanmerking komen voor lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming.

(17)

De particuliere verenigingen ETP4HPC en BDVA hebben zich schriftelijk bereid verklaard bij te dragen aan de technologische strategie van de gemeenschappelijke onderneming en hun expertise ter beschikking te stellen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming. Het is zaak dat de particuliere verenigingen de in de bijlage bij deze verordening opgenomen statuten aanvaarden door middel van een verklaring van aanvaarding.

(18)

De vereniging zonder winstoogmerk PRACE („Partnership for Advanced Computing in Europe”) heeft 25 lidstaten waarvan de vertegenwoordigende organisaties een pan-Europese supercomputerinfrastructuur vormen en zodoende toegang verlenen tot computing- en gegevensbeheermiddelen en -diensten voor grootschalige wetenschappelijke en technische toepassingen op het hoogste prestatieniveau. De gemeenschappelijke onderneming kan met PRACE samenwerken inzake het verlenen en beheren van de toegang tot een gebundelde en gekoppelde supercomputer- en data-infrastructuur en tot haar diensten, alsmede op het gebied van opleidingsfaciliteiten en mogelijkheden tot het ontwikkelen van vaardigheden.

(19)

Het GÉANT-netwerk verbindt 38 nationale onderzoeks- en onderwijsnetwerkpartners met elkaar en zorgt zodoende voor een pan-Europees netwerk van excellentie, onderzoek, onderwijs en innovatie op wetenschappelijk gebied. Met een geïntegreerd aanbod van connectiviteits-, samenwerkings- en identiteitsdiensten biedt het GÉANT-netwerk gebruikers zeer betrouwbare en onbeperkte toegang tot computing, analyse, opslag, toepassingen en andere middelen om ervoor te zorgen dat Europa het voortouw blijft nemen op het gebied van onderzoek. De gemeenschappelijke onderneming kan met het GEANT-netwerk samenwerken voor de connectiviteit tussen de supercomputers van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede met andere Europese supercomputer- en data-infrastructuur.

(20)

De gemeenschappelijke onderneming moet zijn gericht op duidelijk gedefinieerde onderwerpen en de academische wereld en het Europese bedrijfsleven in het algemeen in staat stellen de meest innovatieve technologieën op het gebied van high-performance computing te ontwerpen, te ontwikkelen en te gebruiken, en in de hele Unie te zorgen voor geïntegreerde netwerkinfrastructuur met high-performance computing-capaciteiten van wereldklasse, snelle connectiviteit en leidende toepassingen en data- en softwarediensten ten behoeve van wetenschappers en andere leidende gebruikers uit het bedrijfsleven, met inbegrip van kmo's en de overheidssector. De gemeenschappelijke onderneming moet zich inspannen om de specifieke high performance computing-vaardigheidskloof in de Unie te dichten door middel van bewustmakingsmaatregelen en ondersteuning bij de ontwikkeling van nieuwe kennis en menselijk kapitaal.

(21)

De gemeenschappelijke onderneming moet het fundament voor een visie op langere termijn leggen en het pad effenen voor de opbouw van de eerste hybride high-performance computing-infrastructuur in Europe, waarbij klassieke computing-architectuur en quantumcomputing-toestellen worden geïntegreerd en bijvoorbeeld de quantumcomputer als accelerator voor high-performance computing-threads wordt benut. Gestructureerde en gecoördineerde financiële steun op Europees niveau is noodzakelijk om in een uiterst competitieve internationale context de technologische koppositie van onderzoeksteams en Europese industrieën te behouden door resultaten van wereldklasse te behalen teneinde in de hele Unie tot een spoedige en brede industriële toepassing van onderzoek en technologie uit Europa te komen en daardoor belangrijke spill-overeffecten voor de samenleving te creëren, risico's te delen en krachten te bundelen door strategieën en investeringen op het gemeenschappelijke Europese belang te richten.

(22)

De gemeenschappelijke onderneming moet, teneinde haar doelstelling betreffende het ontwerp, de ontwikkeling en het gebruik van de meest innovatieve technologieën op het gebied van high-performance computing te verwezenlijken, financiële steun verlenen, met name in de vorm van subsidies en aanbestedingen op basis van openbare vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen op grond van jaarlijkse werkprogramma's. Deze financiële steun dient met name te zijn gericht op gevallen waarin de ontwikkeling van het betrokken programma is verhinderd door aantoonbaar marktfalen, en dient een stimulerend effect te hebben, in die zin dat het gedrag van de begunstigde erdoor wordt gewijzigd.

(23)

Om de doelstelling inzake een groter innovatiepotentieel van het bedrijfsleven, en met name kmo's, te verwezenlijken, de specifieke high-performance computing-vaardigheidskloof te helpen dichten, de ontwikkeling van kennis en menselijk kapitaal te bevorderen en de high-performance computing-capaciteit te vergroten, moet de gemeenschappelijke onderneming ertoe bijdragen in de hele Unie nationale high-performance computing-kenniscentra op te zetten en in dit kader netwerken te creëren en te zorgen voor coördinatie. Deze centra moeten op verzoek high-performance computing-diensten aan het bedrijfsleven, de academische wereld en overheidsdiensten leveren. In de eerste plaats moeten zij toegang tot het high-performance computing-innovatie-ecosysteem bevorderen en mogelijk maken, de toegang tot supercomputers faciliteren, de belangrijke tekorten aan gekwalificeerde technische experts aanpakken door bewustmakings-, opleidings- en voorlichtingsactiviteiten, en netwerkactiviteiten met belanghebbenden en andere kenniscentra opzetten ter bevordering van bredere innovaties, bijvoorbeeld door use cases van beste praktijken of toepassingservaringen uit te wisselen en te propageren, door opleidingsfaciliteiten en -ervaringen met anderen te delen, door de gezamenlijke ontwikkeling en uitwisseling van codes voor parallelle verwerking te faciliteren of door de uitwisseling van innovatieve toepassingen en instrumenten voor openbare en particuliere gebruikers, in het bijzonder kmo's, te ondersteunen.

(24)

De gemeenschappelijke onderneming moet zorgen voor een vraaggericht en gebruikersgestuurd kader en een benadering inzake gezamenlijk ontwerp (co-design) voor de verwerving van een geïntegreerde exaschaalsupercomputer- en data-infrastructuur in de Unie faciliteren, om de gebruikers toe te rusten met de strategische rekenmiddelen die zij nodig hebben om concurrerend te blijven en uitdagingen op het gebied van de samenleving, het milieu, de economie en beveiliging aan te pakken. Daartoe moet de gemeenschappelijke onderneming bijdragen aan de verwerving van pre-exaschaal- en petaschaalsupercomputers. De supercomputers van de gemeenschappelijke onderneming moeten worden geïnstalleerd in een deelnemend land dat een lidstaat is.

(25)

Horizon 2020 dient bij te dragen aan het dichten van de kloof binnen de Unie op het gebied van onderzoek en innovatie, door de synergie met de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF's) te bevorderen. Derhalve moet de gemeenschappelijke onderneming streven naar een nauwe wisselwerking met de ESIF's die specifiek kunnen helpen om lokaal, regionaal en nationaal de onderzoeks- en innovatievermogens te versterken.

(26)

De gemeenschappelijke onderneming moet deelnemende staten die lidstaten zijn een gunstig kader bieden om hun ESIF's voor de aankoop van supercomputers te besteden. Het gebruik van de ESIF's in de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming is essentieel voor de ontwikkeling in de Unie van een geïntegreerde en in een netwerk ondergebrachte high-performance computing- en data-infrastructuur van wereldklasse, aangezien dergelijke infrastructuur niet alleen ten goede komt aan de gebruikers in de lidstaten. Indien deelnemende staten besluiten gebruik te maken van de ESIF's om bij te dragen in de aankoopkosten van de petaschaal- en de pre-exaschaal-supercomputers, moet de gemeenschappelijke onderneming het aandeel van de Unie in de ESIF voor deze deelnemende staat in aanmerking nemen, terwijl alleen het nationale ESIF-aandeel wordt geteld als nationale bijdrage aan de begroting van de gemeenschappelijke onderneming. In ieder geval moet de bijdrage van de Unie uit Horizon 2020 en de CEF-middelen tot 50 % van de aankoopkosten bedragen, vermeerderd met maximaal 50 % van de exploitatiekosten van de pre-exaschaal-supercomputers, om in overeenstemming te zijn met de doelstelling van de gemeenschappelijke onderneming een bijdrage te leveren aan de bundeling van middelen om de Unie toe te rusten met pre-exaschaal-supercomputers van wereldklasse. In het geval van petaschaalsupercomputers, zou de bijdrage van de Unie uit Horizon 2020 en de CEF-middelen tot 35 % van de aankoopkosten van de supercomputer moeten bedragen, om in overeenstemming te zijn met de bestaande financiering voor innovatiegericht inkopen in Horizon 2020; De resterende kosten van de petaschaalsupercomputer en de pre-exaschaalsupercomputer moeten door de deelnemende staten worden gedragen.

(27)

De gemeenschappelijke onderneming moet eigenaar zijn van de pre-exaschaalsupercomputers die zij heeft verworven. De exploitatie van elke pre-exaschaalsupercomputer moet aan een onderbrengende entiteit worden toevertrouwd. De onderbrengende entiteit kan één deelnemende staat die een lidstaat is vertegenwoordigen, of een onderbrengend consortium. De onderbrengende entiteit moet in staat zijn een nauwkeurige raming van de exploitatiekosten van de supercomputer te verstrekken en die kosten te verifiëren, door er bijvoorbeeld voor te zorgen dat een functionele en, voor zover mogelijk, fysieke scheiding wordt aangebracht tussen de pre-exaschaalsupercomputers van de gemeenschappelijke onderneming en nationale of regionale computersystemen die zij exploiteert. De onderbrengende entiteit moet worden geselecteerd door de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming („raad van bestuur”) na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling die door onafhankelijke deskundigen wordt beoordeeld. Zodra een onderbrengende entiteit is geselecteerd, moet de deelnemende staat waar de onderbrengende entiteit is gevestigd of het onderbrengende consortium, kunnen besluiten om andere deelnemende staten op te roepen om zich aan te sluiten en bij te dragen tot de financiering van de pre-exaschaalsupercomputer die in de geselecteerde onderbrengende entiteit zal worden geïnstalleerd. Het aandeel van de toegangstijd van de Unie tot de pre-exaschaalsupercomputer moet rechtstreeks evenredig zijn aan de financiële bijdrage van de Unie uit de middelen voor Horizon 2020 en de CEF aan de totale kosten van eigendom van die supercomputer, en mag ten hoogste 50 % bedragen van de totale toegangstijd tot die supercomputer. De bijdragen van de deelnemende staten in een onderbrengend consortium aan de pre-exaschaal-supercomputer moeten worden omgezet in aandelen in de toegangstijd tot die supercomputer. De deelnemende staten moeten onderling overeenkomen over de verdeling van hun aandeel in de toegangstijd tot de pre-exaschaalsupercomputer. De gemeenschappelijke onderneming moet eigenaar blijven van de pre-exaschaalsupercomputers totdat deze zijn afgeschreven.

Daarna kan de eigendom worden overgedragen aan de onderbrengende entiteit met het oog op de buitengebruikstelling of de verwijdering ervan, of enig ander gebruik. Indien wordt overeengekomen dat de eigendom vóór het verstrijken van de volledige afschrijvingstermijn van een pre-exaschaal-supercomputer aan de onderbrengende entiteit wordt overdragen, of indien de gemeenschappelijke onderneming wordt ontbonden, dient de onderbrengende entiteit de gemeenschappelijke onderneming de restwaarde van de supercomputer te vergoeden.

(28)

De gemeenschappelijke onderneming moet samen met de deelnemende staten de petaschaalsupercomputers verwerven. De exploitatie van elke petaschaalsupercomputer moet aan een onderbrengende entiteit worden toevertrouwd. De onderbrengende entiteit kan één deelnemende staat die een lidstaat is, of een onderbrengend consortium van deelnemende staten vertegenwoordigen. De gemeenschappelijke onderneming moet eigenaar zijn van het aandeel dat overeenstemt met het aandeel van de Unie in de financiële bijdrage aan de verwervingskosten uit de middelen van Horizon 2020 en de CEF. De onderbrengende entiteit moet worden geselecteerd door de raad van bestuur na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling die door onafhankelijke deskundigen wordt beoordeeld. Het aandeel van de toegangstijd van de Unie tot elke petaschaalsupercomputer is rechtstreeks evenredig aan de financiële bijdrage van de Unie uit de middelen voor Horizon 2020 en de CEF aan de verwervingskosten van die supercomputer. De gemeenschappelijke onderneming moet de eigendom overdragen aan de onderbrengende entiteit nadat de petaschaalsupercomputer volledig is afgeschreven of wanneer de gemeenschappelijke onderneming wordt ontbonden. In het laatste geval vergoedt de onderbrengende entiteit de gemeenschappelijke onderneming de restwaarde van de supercomputer.

(29)

Bij het ontwerp en de exploitatie van de pre-exaschaalsupercomputers en de petaschaalsupercomputers die door de gemeenschappelijke onderneming worden ondersteund, moet rekening worden gehouden met energie-efficiëntie en milieuduurzaamheid.

(30)

Om tegemoet te komen aan de steeds toenemende vraag van gebruikers naar supercomputing-middelen kunnen de deelnemende staten aan de gemeenschappelijke onderneming toegangstijd tot één of meer van hun nationale supercomputers verstrekken, indien beschikbaar, d.w.z. niet reeds toegezegd, en indien niet medegefinancierd door de gemeenschappelijke onderneming. In dat geval moeten de deelnemende staten de gemeenschappelijke onderneming op vrijwillige basis een redelijk aandeel van de toegangstijd tot nationale supercomputers met een aanvaardbaar prestatieniveau ter beschikking stellen, zodat zij op een redelijke manier kan voldoen aan de vraag van de gebruikers. Het ter beschikking stellen van toegangstijd tot een nationale supercomputer mag niet worden verrekend als financiering of een bijdrage in natura van de deelnemende staat aan de gemeenschappelijke onderneming.

(31)

De pre-exaschaal- en petaschaalsupercomputers moeten hoofdzakelijk voor openbare onderzoeks- en innovatiedoeleinden worden gebruikt door gebruikers uit de academische wereld, het bedrijfsleven of de overheidssector. Het verlenen van toegangstijd voor de supercomputers aan gebruikers moet voornamelijk gebaseerd zijn op open oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling die door de gemeenschappelijke onderneming worden uitgeschreven en door onafhankelijke deskundigen worden beoordeeld. Bij besluit van de raad van bestuur moet in enkele uitzonderlijke gevallen zoals de Europese strategische initiatieven, of in nood- en crisissituaties een klein percentage toegangstijd zonder oproep tot het indienen van blijken van belangstelling kunnen worden verleend. De gemeenschappelijke onderneming moet toestemming krijgen om een aantal beperkte economische activiteiten voor commerciële doeleinden uit te voeren. Toegang moet worden verleend aan gebruikers die zijn gevestigd in de Unie of in een met Horizon 2020 geassocieerd land. De toegangsrechten moeten voor alle gebruikers billijk zijn en op transparante wijze worden toegewezen. De raad van bestuur moet voor elke supercomputer de toegangsrechten voor het aandeel van de Unie in de toegangstijd vaststellen en er toezicht op houden.

(32)

De supercomputers van de gemeenschappelijke onderneming moet worden geëxploiteerd en gebruikt in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 (9), Richtlijn 2002/58/EG (10) en Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad (11).

(33)

Beperkt gebruik van de supercomputers door gebruikers die economische activiteiten voor niet-onderzoeksgebonden civiele toepassingen uitvoeren, moet worden toegestaan. Toegangstijd moet voornamelijk worden toegewezen aan gebruikers die zijn gevestigd in de Unie of in een met Horizon 2020 geassocieerd land. De toegangsrechten moeten op transparante wijze worden toegewezen.

(34)

Twee organen moeten worden belast met de governance van de gemeenschappelijke onderneming: een raad van bestuur en een industrieel en wetenschappelijk adviescomité. De raad van bestuur moet bestaan uit vertegenwoordigers van de Unie en de deelnemende staten. De raad van bestuur moet verantwoordelijk zijn voor de strategische beleidsvorming en de financieringsbesluiten in verband met de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming, met name met betrekking tot alle activiteiten betreffende openbare aanbestedingen. Het industrieel en wetenschappelijk adviescomité moet bestaan uit vertegenwoordigers van de academische wereld en het bedrijfsleven in hun rol van gebruikers en/of leveranciers van technologie. Het comité moet onafhankelijk advies aan de raad van bestuur geven over de strategische agenda voor onderzoeken ontwikkeling en over de verwerving en exploitatie van de supercomputers die het eigendom zijn van de gemeenschappelijke onderneming.

(35)

Voor de algemene bestuurlijke taken van de gemeenschappelijke onderneming, moeten de stemrechten van de deelnemende staten gelijkmatig over hen worden verdeeld. Voor de taken die overeenstemmen met het opstellen van het werkplan voor de aankoop van de supercomputers, de selectie van de onderbrengende entiteit en de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming, moeten de stemrechten van de deelnemende staten die lidstaten zijn, gebaseerd zijn op het beginsel van gekwalificeerde meerderheid. De deelnemende landen die met Horizon 2020 geassocieerde landen zijn, moeten ook stemrechten hebben voor de taken die overeenstemmen met de onderzoeks- en innovatieactiviteiten. Voor de taken die overeenstemmen met de verwerving en exploitatie van de supercomputers, mogen alleen de deelnemende staten en de Unie die bijdragen aan de verwerving van petaschaalsupercomputers en de totale kosten van eigendom van pre-exaschaalsupercomputers stemrecht hebben in verhouding tot hun bijdragen.

(36)

De financiële bijdrage van de Unie moet worden beheerd overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en de relevante regels voor indirect beheer zoals vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. Regels waaraan de gemeenschappelijke onderneming zich moet houden bij openbare aanbestedingen moeten in haar financiële regels worden vastgesteld.

(37)

Ter bevordering van een innovatief en competitief Europees high-performance computing-ecosysteem moet de gemeenschappelijke onderneming gepast gebruikmaken van aanbestedings- en subsidie-instrumenten, waaronder gezamenlijke aanbesteding, precommerciële aanbesteding en openbare aanbesteding van innovatieve oplossingen.

(38)

Bij de beoordeling van de algemene impact van de gemeenschappelijke onderneming moet rekening worden gehouden met investeringen door de particuliere leden, in de vorm van bijdragen in natura bestaande uit de kosten die zij hebben gemaakt bij de uitvoering van acties verminderd met de bijdragen door de gemeenschappelijke onderneming.

(39)

Om gelijke concurrentievoorwaarden voor alle ondernemingen op de interne markt te handhaven, moet de subsidiëring door de kaderprogramma's van de Unie in overeenstemming zijn met de beginselen inzake staatssteun teneinde de doeltreffendheid van de overheidsinvesteringen te waarborgen en marktverstoringen, zoals het verdringen van private financiering, het creëren van ineffectieve marktstructuren of het in stand houden van inefficiënte bedrijven, te voorkomen.

(40)

Deelname aan acties onder contract die worden gefinancierd door de gemeenschappelijke onderneming moet voldoen aan Verordening (EU) nr. 1290/2013. De gemeenschappelijke onderneming moet er bovendien op toezien dat die regels consequent worden toegepast, op basis van de desbetreffende maatregelen die de Commissie heeft vastgesteld. Met het oog op een passende medefinanciering van acties onder contract door de deelnemende lidstaten, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1290/2013, moeten de deelnemende staten streven naar een bijdrage die ten minste gelijk is aan de vergoeding door de gemeenschappelijke onderneming van de in aanmerking komende kosten die de begunstigden in het kader van de acties hebben gemaakt. Te dien einde moeten de in het jaarlijkse werkplan van de gemeenschappelijke onderneming bepaalde maximale financieringspercentages in overeenstemming met artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1290/2013 dienovereenkomstig worden vastgesteld.

(41)

Bij de verstrekking van financiële steun aan activiteiten uit het CEF moet aan de regels van het CEF worden voldaan.

(42)

De financiële belangen van de Unie en van de andere deelnemers aan de gemeenschappelijke onderneming moeten gedurende de gehele uitgavencyclus worden beschermd door proportionele maatregelen, waaronder de preventie, de opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van ten onrechte betaalde of onjuist bestede middelen en, indien nodig, de tenuitvoerlegging van administratieve en financiële sancties overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

(43)

De gemeenschappelijke onderneming dient op een open en transparante manier te functioneren door alle relevante informatie tijdig ter beschikking te stellen en haar activiteiten, waaronder informatie- en verspreidingsactiviteiten, bij het bredere publiek te bevorderen. Het reglement van orde van de organen van de gemeenschappelijke onderneming moet openbaar worden gemaakt.

(44)

Ten behoeve van de vereenvoudiging dienen de administratieve lasten voor alle betrokken partijen te worden verminderd. Dubbele audits en onevenredige hoeveelheden documentatie en verslaglegging moeten worden vermeden. Voor acties die uit Horizon 2020 worden gefinancierd, moeten bij ontvangers van financiering van de Unie audits worden uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1291/2013. Voor acties die uit het CEF worden gefinancierd, moeten bij ontvangers van financiering van de Unie audits worden uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1316/2013.

(45)

De intern controleur van de Commissie moet ten aanzien van de gemeenschappelijke onderneming dezelfde bevoegdheden uitoefenen als die welke hij met betrekking tot de Commissie uitoefent.

(46)

De Commissie, de gemeenschappelijke onderneming, de Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) moeten toegang krijgen tot alle nodige informatie en de locaties om audits en onderzoeken uit te voeren met betrekking tot de subsidies, contracten en overeenkomsten die door de gemeenschappelijke onderneming zijn ondertekend.

(47)

Alle oproepen tot het indienen van voorstellen overeenkomstig deze verordening moeten de looptijd van Horizon 2020 en het CEF, in voorkomend geval, in acht nemen, behalve in terdege gemotiveerde gevallen.

(48)

De gemeenschappelijke onderneming moet ook gebruikmaken van de elektronische middelen die door de Commissie worden beheerd, teneinde openheid en transparantie te waarborgen en de deelname eraan te vergemakkelijken. Derhalve moeten de oproepen tot het indienen van voorstellen die de gemeenschappelijke onderneming in het kader van Horizon 2020 doet, ook worden bekendgemaakt op het centraal deelnemersportaal en via andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen van Horizon 2020. Voorts moeten relevante gegevens over onder meer voorstellen, aanvragers, subsidies en deelnemers ter beschikking worden gesteld door de gemeenschappelijke onderneming, opdat zij in de door de Commissie beheerde elektronische verslagleggings- en verspreidingssystemen kunnen worden opgenomen, in een gepast formaat en met de frequentie overeenkomstig de verslagleggingsverplichtingen van de Commissie.

(49)

Een tussentijdse en een eindevaluatie van de gemeenschappelijke onderneming moeten worden uitgevoerd door de Commissie met de hulp van onafhankelijke deskundigen. Met het oog op transparantie, moet het betreffende onafhankelijke deskundigenverslag ter beschikking worden gesteld van het publiek, met inachtneming van de toepasselijke regels.

(50)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, met name het versterken van onderzoeks- en innovatiecapaciteit, de verwerving van petaschaal- en pre-exaschaalsupercomputers, en toegang tot high-performance computing- en data-infrastructuur in de hele Unie door middel van een gemeenschappelijke onderneming, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar met het oog op het vermijden van onnodige duplicering, het behouden van de kritische massa en het waarborgen van een optimale benutting van de overheidsmiddelen, beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Oprichting

1.   Voor de uitvoering van het initiatief betreffende „Europese high-performance computing” wordt hierbij voor de periode tot en met 31 december 2026 een gemeenschappelijke onderneming in de zin van artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (de „Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing”, hierna „de gemeenschappelijke onderneming” genoemd) opgericht.

2.   Teneinde rekening te houden met de looptijd van de Europese kaderprogramma's voor onderzoek en innovatie (Horizon 2020), vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013, en de Connecting Europe Facility (CEF), vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1316/2013, worden oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen in het kader van deze verordening tot en met 31 december 2020 uitgeschreven. In met redenen omklede gevallen kunnen oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen worden uitgeschreven tot en met 31 december 2021.

3.   De gemeenschappelijke onderneming vormt een orgaan waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap wordt toevertrouwd, als bedoeld in artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

4.   De gemeenschappelijke onderneming heeft rechtspersoonlijkheid. In elke lidstaat bezit zij de ruimste handelingsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden.

5.   De zetel van de gemeenschappelijke onderneming is gevestigd in Luxemburg.

6.   De statuten van de gemeenschappelijke onderneming („de statuten”) zijn in de bijlage opgenomen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „opleveringstest”: een test die wordt uitgevoerd om te bepalen of aan de vereisten van de systeemspecificatie is voldaan;

2.   „toegangstijd”: de rekentijd van een supercomputer die ter beschikking wordt gesteld aan een gebruiker of groep gebruikers om hun computerprogramma uit te voeren;

3.   „gelieerde entiteit”: een entiteit als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 2), van Verordening (EU) nr. 1290/2013;

4.   „nationaal high-performance computing-kenniscentrum”: een juridische entiteit die is gevestigd in een deelnemende staat die een lidstaat is, die is verbonden met het nationaal supercomputercentrum van die lidstaat dat gebruikers uit het bedrijfsleven, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), de academische wereld, en overheidsdiensten op verzoek toegang verleent tot de supercomputers en tot de jongste high-performance computing-technologieën, -instrumenten, -toepassingen en -diensten, en die expertise, vaardigheden, opleiding, netwerkactiviteiten en voorlichting biedt;

5.   „samenstellende entiteit”: de entiteit waaruit een particulier lid van de gemeenschappelijke onderneming bestaat, op grond van de statuten van elk particulier lid;

6.   „exaschaalsupercomputer”: een computersysteem met een prestatieniveau waarbij tien tot de achttiende macht berekeningen per seconde (of 1 exaflop) kunnen worden uitgevoerd, dat toepassingen ondersteunt die op kortere tijd oplossingen met een hoge betrouwbaarheid kunnen leveren en problemen van grotere complexiteit aankunnen;

7.   „onderbrengingsovereenkomst”: een overeenkomst die is gesloten tussen de gemeenschappelijke onderneming en de onderbrengende entiteit van een pre-exaschaalsupercomputer of tussen de gemeenschappelijke onderneming, de andere mede-eigenaars van een petaschaalsupercomputer en de onderbrengende entiteit van een petaschaalsupercomputer, die de vorm van een opdracht voor diensten of een ander contract kan hebben;

8.   „onderbrengend consortium”: een groep van deelnemende staten die zijn overeengekomen te zullen bijdragen aan de verwerving en exploitatie van een pre-exaschaalsupercomputer of een petaschaalsupercomputer;

9.   „onderbrengende entiteit”: een juridische entiteit die beschikt over voorzieningen voor het onderbrengen en exploiteren van een supercomputer en die is gevestigd in een deelnemende staat die een lidstaat is;

10.   „nationale supercomputer”: een in een deelnemende staat gevestigd nationaal computersysteem met een prestatieniveau van ten minste 0,4 petaflop dat niet in het kader van deze verordening is verworven;

11.   „waarnemende staat”: een lidstaat die, of een met Horizon 2020 geassocieerd land dat geen deelnemende staat is;

12.   „deelnemende staat”: een land dat lid is van de gemeenschappelijke onderneming;

13.   „petaschaalsupercomputer”: een computersysteem met een prestatieniveau waarbij tien tot de vijftiende macht berekeningen per seconde (of 1 petaflop) kunnen worden uitgevoerd;

14.   „pre-exaschaalsupercomputer”: een computersysteem met een prestatieniveau waarbij meer dan 100 petaflops en minder dan 1 exaflop berekeningen kunnen worden uitgevoerd;

15.   „particulier lid”: een particuliere vereniging die lid is van de gemeenschappelijke onderneming;

16.   „supercomputer”: elke computersysteem met ten minste petaschaalrekenprestaties dat in het kader van deze verordening is verworven;

17.   „totale kosten van eigendom” van een supercomputer: de verwervingskosten plus de exploitatiekosten, met inbegrip van onderhoud, totdat de eigendom van de supercomputer wordt overgedragen naar de onderbrengende entiteit of wordt verkocht of totdat de supercomputer buiten gebruik wordt gesteld zonder overdracht van eigendom;

18.   „gebruiker”: elke natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of internationale organisatie waaraan toegangstijd voor het gebruik van een supercomputer van de gemeenschappelijke onderneming is verleend.

19.   „werkplan”: het werkplan als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 22), van Verordening (EU) nr. 1290/2013 en dat ook dienstdoet als het werkprogramma als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1316/2013.

Artikel 3

Opdracht, doelstellingen en activiteiten

1.   De opdracht van de gemeenschappelijke onderneming is het ontwikkelen, uitrollen, uitbreiden en onderhouden in de Unie van een geïntegreerde supercomputer- en data-infrastructuur van wereldklasse en het ontwikkelen en ondersteunen van een zeer concurrerend en innovatief high-performance computing-ecosysteem.

2.   De gemeenschappelijke onderneming heeft de volgende algemene doelstellingen:

a)

de onderzoeks- en wetenschapsgemeenschap, en het bedrijfsleven, met inbegrip van kmo's, en de overheidssector uit de Unie of met Horizon 2020 geassocieerde landen voorzien van de beste beschikbare en concurrerende high-performance computing- en data-infrastructuur, alsmede de ontwikkeling van de daaraan gerelateerde technologieën en toepassingen op een breed scala aan gebieden ondersteunen;

b)

voorzien in een kader voor de aankoop van geïntegreerde, vraaggerichte en gebruikersgestuurde petaschaal- en pre-exaschaalsupercomputer- en data-infrastructuur van wereldklasse in de Unie;

c)

voorzien in coördinatie op EU-niveau en adequate financiële middelen ter ondersteuning van de ontwikkeling en aankoop van dergelijke infrastructuur die toegankelijk zal zijn voor gebruikers uit de overheids- en de particuliere sector, voornamelijk voor onderzoeks- en innovatiedoeleinden;

d)

steun verlenen aan een ambitieuze onderzoeks- en innovatieagenda met het oog op de ontwikkeling en handhaving in de Unie van een high-performance computing-ecosysteem van wereldklasse, op exaschaalniveau en daarboven, dat alle segmenten van de wetenschappelijke en industriële waardeketen dekt, met inbegrip van technologieën voor energiezuinige processoren en middlewaretechnologieën, algoritmes en codeontwerp, toepassingen en systemen, diensten en engineering, interconnecties, expertise en vaardigheden, voor het supercomputertijdperk van de volgende generatie;

e)

de toepassing en het systematisch gebruik bevorderen van onderzoeks- en innovatieresultaten die in de Unie worden verwezenlijkt door gebruikers uit de wetenschappelijke wereld, het bedrijfsleven, met inbegrip van kmo's, en de overheidssector.

3.   De gemeenschappelijke onderneming heeft de volgende specifieke doelstellingen:

a)

bijdragen tot de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1291/2013 en Besluit 2013/743/EU, en met name deel II van het specifieke programma zoals aangegeven in artikel 2 van dat besluit („specifieke programma”), en tot de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1316/2013 en Verordening (EU) nr. 283/2014;

b)

de strategieën van de lidstaten en de Unie op elkaar afstemmen en tot een gecoördineerde Europese strategie inzake high-performance computing te komen en bij te dragen tot de doeltreffendheid van overheidssteun door overlappende inspanningen en versnippering te voorkomen;

c)

middelen van de Unie, nationale middelen en particuliere investeringen bundelen en de investeringen in high-performance computing optrekken tot een niveau dat vergelijkbaar is met dat van de concurrenten op wereldschaal;

d)

een geïntegreerde supercomputer- en data-infrastructuur van wereldklasse met de nodige variatie in architectuur om aan verschillende gebruikerseisen te voldoen, in de hele Unie opbouwen en exploiteren als essentiële voorwaarde voor wetenschappelijke excellentie, voor de digitalisering van het bedrijfsleven en de overheidssector, en voor het versterken van de capaciteiten inzake innovatie en het wereldwijde concurrentievermogen met het oog op economische en werkgelegenheidsgroei in de Unie;

e)

toegang tot infrastructuurvoorzieningen en diensten op basis van high-performance computing bieden aan een breed scala aan gebruikers uit de onderzoeks- en wetenschapsgemeenschap, aan het bedrijfsleven, met inbegrip van kmo's, en aan de overheidssector, met het oog op nieuwe en opkomende rekenintensieve toepassingen en diensten;

f)

steun verlenen aan de ontwikkeling in de Unie van high-performance computing-technologieën van wereldklasse op exaschaal- en post-exaschaalniveau, met inbegrip van energiezuinige microprocessor- en aanverwante middlewaretechnologieën, en aan de integratie ervan in supercomputersystemen door een aanpak van gezamenlijk ontwerp (co-design), evenals aan de toepassing ervan in grootschalige en opkomende toepassingsgebieden;

g)

de kloof dichten tussen onderzoek en ontwikkeling en de levering van exaschaal high-performance computing-systemen teneinde de toeleveringsketen inzake digitale technologie in de Unie te versterken en de verwerving van supercomputers van wereldklasse door de gemeenschappelijke onderneming mogelijk te maken, met de mogelijke integratie van Europese technologieën;

h)

bereiken van excellentie op het gebied van high-performance computing-toepassingen voor prestaties van wereldklasse door middel van de ontwikkeling en optimalisatie van codes en toepassingen en andere grootschalige en opkomende leidende-markttoepassingen op het gebied van high-performance computing via een benadering inzake gezamenlijk ontwerp, waarbij steun wordt geboden aan kenniscentra voor high-performance computing-toepassingen en grootschalige demonstratieprojecten op basis van high-performance computing en testopstellingen voor big data-toepassingen en -diensten op zeer uiteenlopende wetenschappelijke en industriële gebieden;

i)

verbinden en bundelen van regionale, nationale en Europese high-performance computing-supercomputers en andere computersystemen, datacentra en aanverwante software en toepassingen, in samenwerking met PRACE en GÉANT;

j)

vergroten van het innovatiepotentieel van het bedrijfsleven, en met name van kmo's, door middel van geavanceerde high-performance computing-infrastructuur, -toepassingen en -diensten, door in de hele Unie nationale high-performance computing-kenniscentra op te zetten en vooral door in dit kader netwerken te creëren en te zorgen voor coördinatie;

k)

verbeteren van de kennis van high-performance computing en ertoe bijdragen dat het gebrek aan vaardigheden in verband met high-performance computing in de Unie wordt aangepakt door middel van bewustmakingsacties, opleiding en verspreiding van knowhow;

l)

ervoor zorgen dat het gebruik van high-performance computing wordt verbreed.

4.   De gemeenschappelijke onderneming geeft uitvoering aan de in de leden 2 en 3 vermelde algemene en specifieke doelstellingen met betrekking tot de volgende hoofdpijlers van activiteiten:

a)

algemene administratieve activiteiten in verband met de werking en het beheer van de gemeenschappelijke onderneming;

b)

activiteiten met betrekking tot de verwerving, uitrol, interconnectie, exploitatie en het toegangstijdbeheer van supercomputer- en data-infrastructuur van wereldklasse;

c)

activiteiten ter ondersteuning van een onderzoeks- en innovatieagenda voor het opzetten van een innovatie-ecosysteem met aandacht voor hardware- en softwaretechnologieën inzake supercomputers, en de integratie daarvan in exaschaalsupercomputersystemen, geavanceerde toepassingen, diensten en instrumenten, vaardigheden en knowhow.

Artikel 4

Financiële bijdrage van de Unie

1.   De financiële bijdrage van de Unie aan de gemeenschappelijke onderneming, met inbegrip van EVA-kredieten, bedraagt tot 486 000 000 EUR en is als volgt verdeeld:

a)

tot 386 000 000 EUR uit Horizon 2020, waaronder ten minste 10 000 000 EUR voor administratieve kosten;

b)

tot 100 000 000 EUR van CEF.

2.   De in lid 1, onder a), bedoelde financiële bijdrage van de Unie wordt betaald uit de kredieten die in de algemene begroting van de Unie zijn toegewezen aan het specifieke programma.

De in lid 1, onder a), bedoelde financiële bijdrage van de Unie omvat ten minste 180 000 000 EUR voor oproepen tot het indienen van voorstellen teneinde de gemeenschappelijke onderneming financiële steun te verlenen voor acties onder contract die overeenstemmen met de onderzoeks- en innovatieagenda.

3.   De in lid 1, onder b), bedoelde financiële bijdrage van de Unie wordt betaald uit de kredieten die in de algemene begroting van de Unie zijn toegewezen aan het CEF; deze bijdrage dient uitsluitend voor de aankoop van supercomputers.

4.   Overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), iv), en artikelen 154 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 wordt de uitvoering van de begroting, wat de financiële bijdrage van de Unie betreft, toevertrouwd aan de gemeenschappelijke onderneming, die optreedt als een orgaan zoals bedoeld in artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

5.   De regelingen betreffende de financiële bijdrage van de Unie worden vastgelegd in een bijdrageovereenkomst en jaarlijkse overeenkomsten betreffende de overdracht van middelen, die worden gesloten tussen de Commissie, namens de Unie, en de gemeenschappelijke onderneming.

6.   De in lid 5 van dit artikel bedoelde bijdrageovereenkomst heeft betrekking op de aspecten die zijn vastgelegd in artikel 129, lid 2, en artikelen 154 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, alsmede op onder meer de volgende aspecten:

a)

de voorwaarden voor de bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming wat betreft de relevante prestatie-indicatoren als bedoeld in bijlage II bij Besluit 2013/743/EU;

b)

de voorwaarden voor de bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming met het oog op het toezicht als bedoeld in bijlage III bij Besluit 2013/743/EU;

c)

de specifieke prestatie-indicatoren voor het functioneren van de gemeenschappelijke onderneming;

d)

de regelingen betreffende het verstrekken van de benodigde gegevens om de Commissie in staat te stellen aan haar verplichtingen van informatieverspreiding en rapportage, als bedoeld in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1291/2013 en artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1316/2013, te voldoen, onder meer op het centraal deelnemersportaal en via andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen;

e)

de regeling betreffende het verstrekken van de gegevens die de Commissie nodig heeft om te kunnen voldoen aan haar verplichtingen op het gebied van verspreiding en rapportage als bedoeld in artikel 8 van Verordening (EU) nr. 283/2014;

f)

bepalingen inzake de bekendmaking van oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van de gemeenschappelijke onderneming, in het bijzonder via het centraal deelnemersportaal en andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen;

g)

bepalingen inzake de bekendmaking van aanbestedingen in het kader van de gemeenschappelijke onderneming in het Publicatieblad van de Europese Unie en via andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen;

h)

het gebruik van en de veranderingen in personele middelen, met name aanwerving per functiegroep, rang en categorie, de procedure voor herclassificatie en eventuele wijzigingen van het aantal personeelsleden.

Artikel 5

Overige bijdragen van de Unie

Bijdragen afkomstig van programma's van de Unie die niet artikel 4, lid 1, worden bedoeld en die door Unie worden medegefinancierd in het kader van een door een van de deelnemende staten uitgevoerd programma worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de in artikel 4 bedoelde maximale financiële bijdrage van de Unie.

Artikel 6

Bijdragen van andere leden dan de Unie

1.   De deelnemende staten leveren een bijdrage aan de administratieve kosten van de gemeenschappelijke onderneming van ten minste 10 000 000 EUR. Bovendien leveren de deelnemende staten een bijdrage aan de operationele kosten van de gemeenschappelijke onderneming die evenredig is aan de financiële bijdrage van de Unie als bedoeld in artikel 4, lid 1. Gedacht wordt aan een bedrag van ten minste 476 000 000 EUR.

2.   De particuliere leden van de gemeenschappelijke onderneming leveren een financiële bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming van ten minste 422 000 000 EUR, met inbegrip van 2 000 000 EUR voor administratieve kosten, of dragen ervoor zorg dat hun samenstellende entiteiten en gelieerde entiteiten die bijdrage leveren.

3.   De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde bijdragen bestaan uit bijdragen bedoeld in artikel 15 van de statuten.

4.   De in artikel 15, lid 3, onder e), van de statuten bedoelde bijdragen kunnen door elke deelnemende staat worden geleverd aan in die deelnemende staat gevestigde begunstigden. Zij kunnen de bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming aanvullen, binnen het toepasselijke maximale vergoedingspercentage bepaald in van artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1290/2013. Deze bijdragen laten de regels inzake staatssteun onverlet.

5.   De leden van de gemeenschappelijke onderneming, met uitzondering van de Unie, brengen jaarlijks uiterlijk op 31 januari aan de raad van bestuur verslag uit over de hoogte van de bijdragen die zij in elk van de voorgaande begrotingsjaren overeenkomstig de leden 1 en 2 hebben geleverd.

6.   Voor de raming van de in artikel 15, lid 3, onder b) tot en met f), van de statuten bedoelde bijdragen worden de kosten vastgesteld overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de betreffende entiteiten, overeenkomstig de boekhoudkundige normen die van toepassing zijn in het land waar de entiteit is gevestigd en overeenkomstig de van toepassing zijnde internationale boekhoudnormen en internationale normen voor financiële verslaglegging (IFRS). De kosten worden gecertificeerd door een onafhankelijke externe auditor die is aangewezen door de betrokken entiteit. De waarderingsmethode van de bijdragen kan door de gemeenschappelijke onderneming worden geverifieerd indien er enige onduidelijkheid is ontstaan als gevolg van de certificering. Mocht er nog onduidelijkheid zijn, dan kan de gemeenschappelijke onderneming een audit van de waarderingsmethode uitvoeren.

7.   De Commissie kan de financiële bijdrage van de Unie aan de gemeenschappelijke onderneming beëindigen, evenredig verlagen of schorsen, dan wel de in artikel 23 van de statuten bedoelde ontbindingsprocedure inleiden, indien andere leden dan de Unie, met inbegrip van hun samenstellende entiteiten en gelieerde entiteiten, de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde bijdragen niet, slechts gedeeltelijk of te laat verstrekken.

Artikel 7

Verlening van toegangstijd voor nationale supercomputers

De deelnemende staten kunnen de gemeenschappelijke onderneming ten minste 20 % toegangstijd voor een of meer van hun nationale supercomputers verlenen. Deze bijdragen worden niet meegeteld bij de berekening van de bijdrage bedoeld in artikel 6, lid 1.

Artikel 8

Onderbrengende entiteit

1.   De supercomputers worden geplaatst in een deelnemende staat die een lidstaat is. In een deelnemende staat wordt niet meer dan één pre-exaschaalsupercomputer of één petaschaalsupercomputer ondergebracht.

2.   De onderbrengende entiteit kan een deelnemende staat die een lidstaat is vertegenwoordigen, of een onderbrengend consortium. De onderbrengende entiteit en de bevoegde autoriteiten van de staat die deelneemt in een onderbrengend consortium sluiten daartoe een overeenkomst.

3.   Overeenkomstig artikel 10 vertrouwt de gemeenschappelijke onderneming de exploitatie van elke afzonderlijke pre-exaschaalsupercomputer waarvan zij eigenaar is, toe aan een onderbrengende entiteit.

Overeenkomstig artikel 11 vertrouwen de gemeenschappelijke onderneming en de andere mede-eigenaars de exploitatie van elke afzonderlijke petaschaalsupercomputer waarvan zij eigenaar zijn, toe aan een onderbrengende entiteit.

4.   Onderbrengende entiteiten van pre-exaschaal- en petaschaalsupercomputers worden geselecteerd in overeenstemming met lid 5 van dit artikel en de in artikel 15 bedoelde financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming.

5.   Na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling worden de onderbrengende entiteit en desbetreffende lidstaat waar de onderbrengende entiteit is gevestigd of het desbetreffende onderbrengend consortium door de raad van bestuur geselecteerd via een eerlijk en transparant proces op basis van onder meer de volgende criteria:

a)

overeenstemming met de algemene systeemspecificaties die in de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling zijn gedefinieerd;

b)

de totale kosten van eigendom van de supercomputer;

c)

ervaring waarover de onderbrengende entiteit beschikt met betrekking tot het installeren en exploiteren van soortgelijke systemen;

d)

de kwaliteit van de fysieke en IT-infrastructuur van de onderbrengende faciliteit, alsmede de beveiliging daarvan en de connectiviteit met de rest van de Unie;

e)

de kwaliteit van de dienstverlening aan de gebruikers, in het bijzonder de capaciteit te voldoen aan de overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau die deel uitmaakt van de documenten van de selectieprocedure;

f)

voorafgaande aanvaarding door de onderbrengende entiteit van de voorwaarden van de model-onderbrengingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7, lid 3, van de statuten, met inbegrip van met name de in artikel 9, lid 2, vastgestelde en de in de selectieprocedure gedefinieerde elementen;

g)

verstrekking van een passend bewijsstuk waaruit blijkt dat de lidstaat waarin de onderbrengende entiteit is gevestigd of van de bevoegde autoriteiten van de deelnemende staten van het onderbrengend consortium zich ertoe verbinden de totale kosten van eigendom van de pre-exaschaalsupercomputer die niet onder de in artikel 4 bedoelde bijdrage van de Unie of in artikel 5 bedoelde andere bijdragen van de Unie vallen, te dragen totdat de eigendom ervan door de gemeenschappelijke onderneming wordt overgedragen naar die onderbrengende entiteit of totdat de supercomputer wordt verkocht of buiten gebruik wordt gesteld indien de eigendom niet wordt overgedragen;

h)

verstrekking van een passend bewijsstuk waaruit blijkt dat de lidstaat waarin de onderbrengende entiteit is gevestigd of van de bevoegde autoriteiten van de deelnemende staten van het onderbrengend consortium zich ertoe verbinden alle kosten van de totale kosten van eigendom van de petaschaalsupercomputer die niet onder de in artikel 4 bedoelde bijdrage van de Unie of in artikel 5 bedoelde andere bijdragen van de Unie vallen, te dragen.

6.   Na de selectie van de onderbrengende entiteit, kan de deelnemende lidstaat waar de geselecteerde onderbrengende entiteit of het betrokken onderbrengend consortium is gevestigd, ertoe besluiten aanvullende deelnemende staten uit te nodigen om zich aan te aansluiten bij de overeenkomst. De toezegging van de zich aansluitende deelnemende lidstaten vertegenwoordigt een gering deel van de totale kosten van eigendom van de pre-exaschaalsupercomputer totdat de eigendom door de gemeenschappelijke onderneming wordt overgedragen aan die onderbrengende entiteit.

Artikel 9

Onderbrengingsovereenkomst

1.   De gemeenschappelijke onderneming sluit een onderbrengingsovereenkomst met elke geselecteerde onderbrengende entiteit voordat de procedure voor de verwerving van een pre-exaschaal supercomputer van start gaat.

De gemeenschappelijke onderneming en de andere mede-eigenaars sluiten een onderbrengingsovereenkomst met elke geselecteerde onderbrengende entiteit voordat de procedure voor de verwerving van een pre-exaschaalsupercomputer van start gaat.

2.   In de onderbrengingsovereenkomst wordt met name de volgende elementen vastgesteld:

a)

de tijdens de procedure betreffende de verwerving van de supercomputer geldende rechten en plichten, met inbegrip van de opleveringstest van de supercomputer;

b)

de aansprakelijkheidsvoorwaarden voor de exploitatie van de supercomputer;

c)

de kwaliteit van de dienstverlening die aan de gebruikers wordt aangeboden bij de exploitatie van de supercomputer, zoals vastgesteld in de overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau;

d)

de plannen inzake de energie-efficiëntie en milieuduurzaamheid van de supercomputer;

e)

de toegangsvoorwaarden voor het aandeel van de Unie in de toegangstijd voor de supercomputer, zoals door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 13 vastgesteld;

f)

de rapportageregels met betrekking tot de toegangstijden;

g)

het aandeel van de totale kosten van eigendom dat als gevolg van een regeling van de onderbrengende entiteit zal worden gedragen door de deelnemende staat waar de onderbrengende entiteit is gevestigd of de deelnemende staten van het onderbrengend consortium;

h)

de voorwaarden voor de in artikelen 10, lid 3, en 11, lid 3, bedoelde overdracht van eigendom, in geval van pre-exaschaalsupercomputers met inbegrip van bepalingen voor de berekening van hun restwaarde en voor de buitengebruikstelling ervan;

i)

de verplichting van de onderbrengende entiteit om toegang tot de supercomputers te verlenen, waarbij zij zorgt voor de beveiliging van de supercomputers alsmede de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679, de bescherming van de privacy en elektronische communicatie overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG, de bescherming van bedrijfsgeheimen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/943 en de bescherming van de vertrouwelijkheid van andere gegevens die onder de geheimhoudingsplicht vallen;

j)

in geval van pre-exaschaalsupercomputers de verplichting van de onderbrengende entiteit om een gecertificeerde auditprocedure in te stellen met betrekking tot de exploitatiekosten van de supercomputer en de toegangstijden van de gebruikers;

k)

de verplichting van de onderbrengende entiteit om uiterlijk op 31 januari van elk jaar aan de raad van bestuur een auditverslag en gegevens over het gebruik van de toegangstijd in het voorgaande begrotingsjaar te verstrekken.

3.   Op de onderbrengingsovereenkomst is het recht van de Unie van toepassing, aangevuld voor aangelegenheden die niet onder deze verordening of andere rechtshandelingen van de Unie vallen door het recht van de lidstaat waar de onderbrengende entiteit is gevestigd.

4.   De onderbrengingsovereenkomst bevat een arbitrageclausule die bevoegdheid verleent aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

5.   Nadat de onderbrengingsovereenkomst is gesloten, leidt de gemeenschappelijke onderneming, ondersteund door de geselecteerde onderbrengende entiteit, de procedures in voor de aankoop van de pre-exaschaalsupercomputer in overeenstemming met de in artikel 15 bedoelde financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming.

Nadat de onderbrengingsovereenkomst is gesloten, leidt de gemeenschappelijke onderneming, samen met de bevoegde autoriteiten van de deelnemende staten en ondersteund door de geselecteerde onderbrengende entiteit, de procedures in voor de aankoop van de petaschaalsupercomputer in overeenstemming met de in artikel 15 bedoelde financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 10

Verwerving en eigendom van de pre-exaschaalsupercomputers

1.   De gemeenschappelijke onderneming koopt de pre-exaschaalsupercomputers aan en is er eigenaar van.

2.   De in artikel 4, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie dekt tot 50 % van de verwervingskosten plus tot 50 % van de operationele kosten van de pre-exaschaalsupercomputers.

Het resterende deel van de totale kosten van eigendom van de pre-exaschaalsupercomputers wordt gedragen door de deelnemende staat waar de onderbrengende entiteit is gevestigd of door de deelnemende staten van het onderbrengend consortium, eventueel aangevuld door de in artikel 5 bedoelde bijdragen.

3.   Zonder afbreuk te doen aan artikel 23, lid 4, van de statuten, kan de raad van bestuur ten vroegste vier jaar na de geslaagde opleveringstest door de gemeenschappelijke onderneming van de in een onderbrengende entiteit geïnstalleerde pre-exaschaalsupercomputers besluiten de eigendom van de pre-exaschaalsupercomputer aan die onderbrengende entiteit over te dragen, de supercomputer aan een andere entiteit te verkopen of buiten gebruik te stellen in overeenstemming met de onderbrengingsovereenkomst. In geval van overdracht van eigendom voordat een pre-exaschaalsupercomputer volledig is afgeschreven, vergoedt de onderbrengende entiteit de gemeenschappelijke onderneming de restwaarde van de overgedragen supercomputer. Indien de eigendom niet wordt overgedragen aan de onderbrengende entiteit maar er tot buitengebruikstelling is besloten, worden de daaraan verbonden kosten gelijkelijk verdeeld tussen de gemeenschappelijke onderneming en de onderbrengende entiteit. De gemeenschappelijke onderneming is niet aansprakelijk voor eventuele kosten die na de overdracht van eigendom van een pre-exaschaalsupercomputer of na de verkoop of de buitenbedrijfstelling ervan worden gemaakt.

Artikel 11

Verwerving en eigendom van de petaschaalsupercomputers

1.   De gemeenschappelijke onderneming koopt samen met de aanbestedende diensten van de deelnemende staat waar de onderbrengende entiteit is gevestigd of met de aanbestedende diensten van de deelnemende staten van het onderbrengend consortium, de petaschaalsupercomputers aan en is er mede-eigenaar van.

2.   De in artikel 4, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie dekt tot 35 % van de verwervingskosten van de petaschaalsupercomputers. Het resterende deel van de totale kosten van eigendom van de petaschaalsupercomputers wordt gedragen door de deelnemende staat waar de onderbrengende entiteit is gevestigd of de deelnemende staten van het onderbrengend consortium, eventueel aangevuld door de in artikel 5 bedoelde bijdragen.

3.   Onverminderd artikel 23, lid 4, van de statuten, wordt het deel van de eigendom van de petaschaalsupercomputer waarvan de gemeenschappelijke onderneming eigenaar is aan de onderbrengende entiteit overgedragen nadat de supercomputer volledig is afgeschreven. De gemeenschappelijke onderneming is niet aansprakelijk voor eventuele kosten die na de overdracht van eigendom van een petaschaalsupercomputer worden gemaakt.

Artikel 12

Gebruik van supercomputers

1.   Het gebruik van supercomputers is voornamelijk bestemd voor onderzoeks- en innovatiedoeleinden in het kader van overheidsfinancieringsprogramma's, staat open voor gebruikers uit de overheids- en de particuliere sector en is uitsluitend gericht op civiele toepassingen.

2.   De raad van bestuur stelt de algemene toegangsvoorwaarden voor het gebruik van de supercomputers in overeenstemming met artikel 13 vast en kan specifieke toegangsvoorwaarden vaststellen voor verschillende soorten gebruikers of toepassingen. De kwaliteit van de dienstverlening is gelijk voor alle gebruikers.

3.   Zonder afbreuk te doen aan door de Unie gesloten internationale overeenkomsten wordt toegangstijd uitsluitend toegewezen aan gebruikers die in een lidstaat of een met Horizon 2020 geassocieerd land verblijven, daar zijn gevestigd of zich daar bevinden, tenzij de raad van bestuur daar in met redenen omklede gevallen anders over beslist, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van de Unie.

Artikel 13

Toewijzing van toegangstijd voor de supercomputers aan de Unie

1.   Het aandeel van de toegangstijd van de Unie voor elke pre-exaschaalsupercomputer is rechtstreeks evenredig aan de in artikel 4, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie aan de totale kosten van eigendom van de supercomputer en bedraagt maximaal 50 % van de totale toegangstijd van de supercomputer.

2.   Elke deelnemende staat waar een onderbrengende entiteit is gevestigd of elke deelnemende staat van een onderbrengend consortium krijgt een aandeel resterende toegangstijd voor elke pre-exaschaalsupercomputer toegewezen. In geval van een onderbrengend consortium, spreken de deelnemende lidstaten onderling af hoe de toegangstijd voor de pre-exaschaalsupercomputer wordt verdeeld.

3.   Het aandeel van de toegangstijd van de Unie voor elke petaschaalsupercomputer is rechtstreeks evenredig aan de in artikel 4, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie aan de verwervingskosten van de supercomputer.

4.   Elke deelnemende staat waar een onderbrengende entiteit is gevestigd of elke deelnemende staat van een onderbrengend consortium krijgt een aandeel resterende toegangstijd voor elke petaschaalsupercomputer toegewezen. In geval van een onderbrengend consortium, spreken de deelnemende lidstaten onderling af hoe de toegangstijd voor de petaschaalsupercomputer wordt verdeeld.

5.   De toegangsrechten voor het aandeel van de Unie in de toegangstijd voor pre-exaschaalsupercomputers en de petaschaalsupercomputers, en voor het aandeel van de Unie in de toegangstijd voor de nationale supercomputers worden door de raad van bestuur:

Als leidend beginsel wordt toegangstijd in het kader van door overheden gefinancierde onderzoeks- en innovatieactiviteiten voor elke gebruiker van een lidstaat of een met Horizon 2020 geassocieerd land toegewezen volgens een eerlijke en transparante peerreviewprocedure nadat de gemeenschappelijke onderneming permanent open oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling heeft gericht aan gebruikers uit de wetenschappelijke wereld, het bedrijfsleven, met inbegrip van kmo's, en de overheidssector. Blijken van belangstelling worden door onafhankelijke deskundigen beoordeeld. Als algemene regel gelden de beginselen van Horizon 2020 als sturing voor de criteria voor de beoordeling van de gebruikersprojecten die in het kader van de oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling zijn ingediend.

6.   De raad van bestuur kan in uitzonderlijke gevallen, in noodsituaties of in het kader van crisisbeheer toegangstijd van de Unie toewijzen zonder oproep tot het indienen van blijken van belangstelling.

7.   Het gebruik van het aandeel van de Unie in de toegangstijd is kosteloos voor toepassingen met betrekking tot door overheden gefinancierde onderzoeks- en innovatieactiviteiten.

8.   De raad van bestuur controleert op regelmatige basis de toegangstijd van de Unie per lidstaat en met Horizon 2020 geassocieerd land en per gebruikerscategorie, ook voor commerciële doeleinden. Hij kan besluiten:

a)

de toegangstijden per activiteiten- of gebruikerscategorie opnieuw aan te passen met het oog op een optimale benutting van de capaciteiten van de petaschaal- en pre-exaschaalsupercomputers;

b)

voorstellen te doen voor aanvullende steunmaatregelen om gebruikers uit alle lidstaten en met Horizon 2020 geassocieerde landen billijke toegangsmogelijkheden te bieden, met de bedoeling hun vaardigheden en deskundigheid op het gebied van high-performance computing-systemen te versterken.

Artikel 14

Toegangstijd van de Unie voor supercomputers voor commerciële doeleinden

1.   Voor gebruikers uit het bedrijfsleven die voor commerciële doeleinden verzoeken om toegangstijd van de Unie voor supercomputers, gelden specifieke voorwaarden. De commerciële dienst is een dienst met betaling op basis van gebruik, tegen marktprijzen. Het niveau van de vergoeding wordt vastgesteld door de raad van bestuur.

2.   De vergoedingen in het kader van het commerciële gebruik van de toegangstijd van de Unie zijn inkomsten voor de begroting van de gemeenschappelijke onderneming en worden gebruikt voor de financiering van de operationele kosten van de gemeenschappelijke onderneming.

3.   De aan commerciële diensten toegewezen toegangstijd bedraagt niet meer dan 20 % van de totale toegangstijd van de Unie voor elke petaschaalsupercomputer en elke pre-exaschaalsupercomputer. De raad van bestuur beslist over de toewijzing van de toegangstijd van de Unie voor de gebruikers van commerciële diensten, rekening houdend met de resultaten van de controle bedoeld in artikel 13, lid 8.

4.   De kwaliteit van commerciële diensten is gelijk voor alle gebruikers.

Artikel 15

Financiële regels

De gemeenschappelijke onderneming stelt haar specifieke financiële regels vast overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

Artikel 16

Personeel

1.   Het Statuut van de ambtenaren en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (12) („het Statuut” en „de Regeling (die van toepassing is op andere personeelsleden)”), en de door de instellingen van de Europese Unie gezamenlijk vastgestelde regelingen ter uitvoering van het Statuut en de Regeling, zijn van toepassing op het personeel van de gemeenschappelijke onderneming.

2.   De raad van bestuur oefent, ten aanzien van het personeel van de gemeenschappelijke onderneming, de bevoegdheden uit die bij het Statuut worden verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag alsmede de bevoegdheden die bij de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden worden verleend aan het tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten bevoegde gezag („de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag”).

Overeenkomstig artikel 110 van het Statuut kan de raad van bestuur, op grond van artikel 2, lid 1, van het Statuut en van artikel 6 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, een besluit aannemen om de bevoegdheden tot aanstelling te delegeren aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden vast te stellen waaronder die delegatie kan worden geschorst. De uitvoerend directeur kan deze bevoegdheden op zijn beurt delegeren.

Indien uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, kan de raad van bestuur een besluit nemen om de delegatie van de bevoegdheden tot aanstelling aan de uitvoerend directeur en elke daaropvolgende door hem verleende subdelegatie van die bevoegdheden tijdelijk te schorsen. In dergelijke gevallen oefent de raad van bestuur de bevoegdheden tot aanstelling zelf uit of worden deze gedelegeerd aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid van de gemeenschappelijke onderneming dan de uitvoerend directeur.

3.   De raad van bestuur stelt overeenkomstig artikel 110 van het Statuut passende bepalingen vast voor de tenuitvoerlegging van het Statuut en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

4.   De personele middelen worden vastgesteld in de personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming, waarin overeenkomstig de jaarlijkse begroting het aantal tijdelijke ambten per functiegroep en per rang, en het aantal arbeidscontractanten, uitgedrukt in voltijdequivalenten, is aangegeven.

5.   Het personeel van de gemeenschappelijke onderneming bestaat uit tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten.

6.   Alle personeelskosten komen ten laste van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 17

Gedetacheerde nationale deskundigen en stagiairs

1.   De gemeenschappelijke onderneming kan gedetacheerde nationale deskundigen en stagiairs inzetten die niet in dienst zijn van de gemeenschappelijke onderneming. Het aantal gedetacheerde nationale deskundigen, uitgedrukt in voltijdsequivalenten, wordt toegevoegd aan de in artikel 16, lid 4, bedoelde informatie over personele middelen, overeenkomstig de jaarlijkse begroting.

2.   De raad van bestuur stelt een besluit vast betreffende de regels voor detachering van nationale deskundigen bij de gemeenschappelijke onderneming en de inzet van stagiairs.

Artikel 18

Voorrechten en immuniteiten

Protocol nr. 7 inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, gehecht aan het VEU en het VWEU, is van toepassing op de gemeenschappelijke onderneming en haar personeel.

Artikel 19

Aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming

1.   De contractuele aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming wordt geregeld door de toepasselijke contractuele bepalingen en door het recht dat op de overeenkomst, het besluit of het contract in kwestie van toepassing is.

2.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de gemeenschappelijke onderneming, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door haar personeelsleden bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt.

3.   Elke betaling door de gemeenschappelijke onderneming in verband met de aansprakelijkheid als bedoeld in de leden 1 en 2 en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming en worden door haar middelen gedekt.

4.   De gemeenschappelijke onderneming is als enige verantwoordelijk voor het nakomen van haar verplichtingen.

5.   De gemeenschappelijke onderneming is niet aansprakelijk voor de exploitatie van de supercomputers waarvan zij eigenaar is door de onderbrengende entiteit.

Artikel 20

Evaluatie

1.   De Commissie voert vóór 30 juni 2022, met de hulp van onafhankelijke deskundigen, een tussentijdse evaluatie van de gemeenschappelijke onderneming uit. Daarbij wordt in het bijzonder beoordeeld in welke mate de deelnemende staten, de particuliere leden en hun samenstellende entiteiten en gelieerde entiteiten participeren in en bijdragen aan de acties. De Commissie stelt een verslag van die evaluatie op, met daarin de conclusies van de evaluatie, inclusief die van de onafhankelijke experts, en opmerkingen van de Commissie. In dit verslag wordt verwezen naar het openbaar verslag van de onafhankelijke deskundigen. De Commissie zendt haar verslag uiterlijk op 31 december 2022 aan het Europees Parlement en de Raad toe.

2.   Op grond van de conclusies van de in lid 1 bedoelde tussentijdse evaluatie kan de Commissie handelen in overeenstemming met artikel 6, lid 7, of andere passende maatregelen treffen.

3.   Binnen zes maanden na de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming, maar niet later dan twee jaar na de inleiding van de in artikel 24 van de statuten bedoelde ontbindingsprocedure, verricht de Commissie een eindevaluatie van de gemeenschappelijke onderneming. De resultaten van deze eindevaluatie worden aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegd.

Artikel 21

Bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie en toepasselijk recht

1.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd:

a)

ingevolge alle arbitragebedingen in door de gemeenschappelijke onderneming gesloten overeenkomsten of contracten of in haar besluiten;

b)

in geschillen over vergoeding van schade die door personeelsleden van de gemeenschappelijke onderneming bij de uitoefening van hun taken wordt veroorzaakt;

c)

in elk geschil tussen de gemeenschappelijke onderneming en haar personeel binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgelegd in het Statuut of de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie.

2.   In alle aangelegenheden die niet bij deze verordening of bij andere rechtshandelingen van de Unie zijn geregeld, is het recht van de lidstaat waar de zetel van de gemeenschappelijke onderneming zich bevindt, van toepassing.

Artikel 22

Controles achteraf

1.   Controles achteraf van uitgaven voor uit het budget van Horizon 2020 gefinancierde acties worden door de gemeenschappelijke onderneming uitgevoerd overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1291/2013.

2.   Controles achteraf van uitgaven voor uit het budget van de CEF gefinancierde activiteiten worden door de gemeenschappelijke onderneming uitgevoerd overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) nr. 1316/2013 als onderdeel van CEF-acties.

3.   De Commissie kan besluiten de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde controles zelf uit te voeren. In dergelijke gevallen doet zij dat overeenkomstig de toepasselijke regels, met name Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, Verordening (EU) nr. 1290/2013, Verordening (EU) nr. 1291/2013 en Verordening (EU) nr. 1316/2013.

Artikel 23

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   De Commissie neemt passende maatregelen opdat bij de uitvoering van op grond van deze verordening gefinancierde acties, de financiële belangen van de Unie via de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten worden beschermd door middel van doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende bestuurlijke sancties.

2.   De gemeenschappelijke onderneming verleent personeelsleden van de Commissie en andere door haar gemachtigde personen alsmede de Rekenkamer toegang tot haar terreinen en gebouwen en tot alle informatie, ook in elektronisch formaat, die benodigd is voor het verrichten van hun controles.

3.   Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures vastgesteld in Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (13) en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (14) onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een direct of indirect op grond van deze verordening gefinancierde subsidieovereenkomst dan wel een contract.

4.   Onverminderd de leden 1, 2 en 3 bevatten de contracten en subsidieovereenkomsten die uit de toepassing van deze verordening voortvloeien bepalingen die de Commissie, de gemeenschappelijke onderneming, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid geven controles en onderzoeken binnen hun respectieve bevoegdheden te verrichten. Wanneer de uitvoering van een actie geheel of gedeeltelijk uitbesteed of verder gedelegeerd wordt, of wanneer hiervoor een overheidsopdracht moet worden geplaatst of financiële steun moet worden verleend aan een derde, wordt in het contract of de subsidieovereenkomst bepaald dat de contractant of de begunstigde ervan verplicht is van elke betrokken derde te verlangen dat deze uitdrukkelijk de bevoegdheid van de Commissie, de gemeenschappelijke onderneming, de Rekenkamer en OLAF aanvaardt.

5.   De gemeenschappelijke onderneming zorgt ervoor, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd.

6.   De gemeenschappelijke onderneming treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen (15). De gemeenschappelijke onderneming stelt de nodige maatregelen vast om interne onderzoeken door OLAF te vergemakkelijken.

Artikel 24

Geheimhouding

Onverminderd artikel 25 beschermt de gemeenschappelijke onderneming gevoelige informatie waarvan openbaarmaking de belangen van haar leden of die van deelnemers aan de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming zou kunnen schaden.

Artikel 25

Transparantie

1.   Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (16) is van toepassing op de documenten in bezit van de gemeenschappelijke onderneming.

2.   De raad van bestuur kan praktische regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vaststellen.

3.   Onverminderd artikel 21 van deze verordening kan tegen door de gemeenschappelijke onderneming uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 genomen besluiten een klacht bij de Europese Ombudsman worden ingediend op grond van artikel 228 van het VWEU.

Artikel 26

Regels voor deelname en verspreiding van toepassing op uit Horizon 2020 gefinancierde acties onder contract

Verordening (EU) nr. 1290/2013 is van toepassing op de acties onder contract die door de gemeenschappelijke onderneming uit Horizon 2020 worden gefinancierd. Overeenkomstig die verordening wordt de gemeenschappelijke onderneming aangemerkt als een financieringsorgaan en verleent zij financiële steun aan acties onder contract zoals vastgelegd in artikel 1 van de statuten.

Verordening (EU) nr. 1290/2013 kan tevens van toepassing zijn op de in artikel 15, lid 3, onder e), van de statuten bedoelde bijdragen van de deelnemende staat.

Artikel 27

Regels van toepassing op in het kader van het CEF gefinancierde activiteiten

Verordening (EU) nr. 1316/2013 is van toepassing op de activiteiten die door de gemeenschappelijke onderneming uit het CEF worden gefinancierd.

Artikel 28

Ondersteuning door de onderbrengende lidstaat

Tussen de gemeenschappelijke onderneming en de lidstaat waar haar zetel zich bevindt, kan een administratieve overeenkomst worden gesloten betreffende voorrechten, immuniteiten en andere ondersteuning die door die staat aan de gemeenschappelijke onderneming wordt verleend.

Artikel 29

Initiële acties

1.   De Commissie is belast met het opzetten en de initiële exploitatie van de gemeenschappelijke onderneming totdat deze over voldoende operationele capaciteit beschikt om haar eigen begroting uit te voeren. Overeenkomstig het recht van de Unie voert de Commissie alle nodige maatregelen uit in samenwerking met de andere leden dan de Unie, en de bevoegde organen van de gemeenschappelijke onderneming worden daarbij betrokken.

2.   Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel:

a)

kan de Commissie, totdat de uitvoerend directeur zijn taken opneemt na zijn benoeming door de raad van bestuur in overeenstemming met artikel 7 van de statuten, een ambtenaar van de Commissie aanstellen om als tijdelijk uitvoerend directeur op te treden en uitvoering te geven aan de taken waarmee de uitvoerend directeur is belast; deze kan worden bijgestaan door een beperkt aantal ambtenaren van de Commissie;

b)

oefent de tijdelijk directeur in afwijking van artikel 16, lid 2, van deze verordening de bevoegdheid tot aanstelling uit;

c)

kan de Commissie tijdelijk een beperkt aantal van haar ambtenaren toewijzen.

3.   De tijdelijk uitvoerend directeur kan alle betalingen binnen de kredieten van de jaarbegroting van de gemeenschappelijke onderneming goedkeuren wanneer deze door de raad van bestuur zijn goedgekeurd, en kan besluiten aannemen en overeenkomsten en contracten sluiten, met inbegrip van personeelscontracten wanneer de personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming is vastgesteld.

4.   De tijdelijk uitvoerend directeur bepaalt in samenspraak met de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming en na goedkeuring door de raad van bestuur wanneer de gemeenschappelijke onderneming over de capaciteit beschikt om haar eigen begroting uit te voeren. Vanaf dat moment onthoudt de Commissie zich van het aangaan van verbintenissen en uitvoeren van betalingen voor de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 30

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 september 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

M. SCHRAMBÖCK


(1)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 23 mei 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).

(4)  Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van „Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)” en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1906/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 81).

(5)  Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van „Horizon 2020” — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

(6)  Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).

(7)  Verordening (EU) nr. 283/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1336/97/EG (PB L 86 van 21.3.2014, blz. 14).

(8)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(10)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(11)  Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PB L 157 van 15.6.2016, blz. 1).

(12)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).

(13)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292, 15.11.1996, blz. 2).

(14)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(15)  Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15).

(16)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).


BIJLAGE

STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING EUROPESE HIGH-PERFORMANCE COMPUTING

Artikel 1

Taken

De gemeenschappelijke onderneming voert de volgende taken uit:

a)

publieke en private middelen bijeenbrengen voor de financiering van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming;

b)

aanbestedingen uitschrijven voor de verwerving van pre-exaschaalsupercomputers en ten minste twee pre-exaschaalsupercomputers van wereldklasse verwerven, gefinancierd met middelen uit de begroting van de Unie voor de programma's Horizon 2020 en de CEF, en met bijdragen van de betrokken deelnemende staten aan de gemeenschappelijke onderneming;

c)

samen met de aanbestedende diensten van de deelnemende staat waar de onderbrengende entiteit is gevestigd of met de aanbestedende diensten van de deelnemende staten waarin het onderbrengende consortium is gevestigd, aanbestedingen uitschrijven voor de verwerving van petaschaalsupercomputers, en samen met die aanbestedende diensten ten minste twee petaschaalsupercomputers verwerven; deze gezamenlijke verwerving wordt gefinancierd met middelen uit de begroting van de Unie voor het programma Horizon 2020 en met bijdragen van de betrokken deelnemende staten;

d)

de oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling voor het onderbrengen van petaschaal- en pre-exaschaalsupercomputers uitschrijven en beheren, en de ontvangen offertes beoordelen, met de steun van onafhankelijke externe deskundigen;

e)

de onderbrengende entiteit van de petaschaal- en pre-exaschaalsupercomputers op een eerlijke, open en transparante manier selecteren overeenkomstig artikel 8 van deze verordening;

f)

in overeenstemming met artikel 9 van deze verordening een onderbrengingsovereenkomst sluiten met de onderbrengende entiteit voor de exploitatie en het onderhoud van de pre-exaschaalsupercomputers en toezien op de naleving van de onderbrengingsovereenkomst, met inbegrip van de opleveringstest van de verworven supercomputers;

g)

samen met de andere mede-eigenaars een onderbrengingsovereenkomst overeenkomstig artikel 9 van deze verordening met de onderbrengende entiteit sluiten voor de exploitatie en het onderhoud van de petaschaalsupercomputers, en samen met de andere mede-eigenaars toezien op de naleving van de onderbrengingsovereenkomst;

h)

algemene en specifieke voorwaarden voor de toekenning van het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot de petaschaal- en pre-exaschaalsupercomputers formuleren en toezicht houden op de toegang tot deze supercomputers overeenkomstig artikel 13 van deze verordening;

i)

algemene en specifieke voorwaarden voor de toekenning van toegangstijd tot de nationale supercomputers formuleren en toezicht houden op de toegang tot deze supercomputers overeenkomstig artikel 13 van deze verordening;

j)

open oproepen tot het indienen van voorstellen uitschrijven en financiering toekennen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1290/2013 en binnen de grenzen van de beschikbare middelen, aan acties onder contract, hoofdzakelijk in de vorm van subsidies, gericht op:

i)

de ontwikkeling van de volgende generatie van cruciale high-performance computing-systemen in de richting van exaschaalsystemen, waarbij aandacht uitgaat naar het hele spectrum van technologieën, gaande van energiezuinige microprocessoren en daarmee verband houdende middlewaretechnologieën, over software, programmeermodellen en -instrumenten, tot nieuwe architecturen en hun systeemintegratie door middel van gezamenlijk ontwerp (co-design);

ii)

nieuwe en opschalende algoritmen en codes voor bestaande en opkomende innovatieve toepassingen, testopstellingen en demonstratieactiviteiten;

iii)

voorlichtingsinitiatieven, bewustmakingsacties en beroepsontwikkelingsactiviteiten om personele middelen voor high-performance computing aan te trekken en op te leiden, en de vaardigheden en technische knowhow binnen het ecosysteem in de gehele Unie te vergroten; dit kan coördinatie en ondersteuningsacties omvatten, en steun aan bestaande of nieuwe kenniscentra, alsmede aan het opzetten van nationale high-performance computing-kenniscentra, de brede samenwerking van die centra in netwerken en de coördinatie van hun activiteiten in de gehele Unie;

k)

de uitvoering van de acties bewaken en subsidieovereenkomsten beheren;

l)

de doeltreffendheid van het initiatief inzake Europese high-performance computing waarborgen, op basis van een reeds passende maatregelen;

m)

toezicht houden op de algehele voortgang in de richting van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming;

n)

hechte samenwerking ontwikkelen en voor coördinatie zorgen met activiteiten, organisaties en belanghebbenden op EU- en nationaal niveau, zodat synergieën ontstaan en de resultaten van onderzoek en innovatie op het gebied van high-performance computing beter worden benut;

o)

het meerjarige strategische plan vaststellen, de bijbehorende jaarlijkse werkprogramma's opstellen en uitvoeren, en eventuele noodzakelijke aanpassingen aan het meerjarige strategische plan aanbrengen;

p)

activiteiten voor voorlichting, communicatie, exploitatie en informatieverspreiding verrichten door het mutatis mutandis toepassen van de bepalingen van artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1291/2013, en het beschikbaar en toegankelijk maken in een gemeenschappelijke elektronische Horizon 2020-gegevensbank van de uitvoerige informatie over de resultaten van oproepen tot het indienen van voorstellen;

q)

alle andere taken uitvoeren die nodig zijn om de in artikel 3 van deze verordening vastgelegde doelstellingen te bereiken.

Artikel 2

Leden

1.   De gemeenschappelijke onderneming bestaat uit de volgende leden:

a)

de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)

België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemeniė, Slovenië, Slowakije, Spanje en Tsjechië;

c)

na aanvaarding van deze statuten door middel van een instemmingsbrief het ETP4HPC (European Technology Platform for High Performance Computing), een vereniging naar Nederlands recht met zetel in Amsterdam (Nederland), de BDVA (Big Data Value Association), een vereniging naar Belgisch recht met zetel in Brussel (België).

2.   Elke deelnemende staat benoemt zijn vertegenwoordigers in de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming en wijst de nationale entiteit/entiteiten aan die zal/zullen voldoen aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening.

Artikel 3

Wijziging van het lidmaatschap

1.   Op voorwaarde dat ze een bijdrage leveren overeenkomstig artikel 6 van deze verordening of bijdragen aan de in artikel 15 van deze statuten bedoelde financiering om de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in artikel 3 van deze verordening te verwezenlijken, worden lidstaten van de Europese Unie of met Horizon 2020 geassocieerde landen die niet zijn opgenomen in artikel 2, lid 1, onder b), lid van de gemeenschappelijke onderneming nadat zij de raad van bestuur in kennis hebben gesteld van hun schriftelijke aanvaarding van deze statuten en alle andere bepalingen die het functioneren van de gemeenschappelijke onderneming regelen.

2.   Een juridische entiteit die is gevestigd in een lidstaat die, of in een met Horizon 2020 geassocieerd land dat directe of indirecte steun verleent aan onderzoek en innovatie in een lidstaat of in een met Horizon 2020 geassocieerd land, kan zich kandidaat stellen om lid te worden van de gemeenschappelijke onderneming mits zij bijdraagt aan de in artikel 15 van deze statuten bedoelde financiering om de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming als beschreven in artikel 3 van deze verordening te bereiken, en de statuten van de gemeenschappelijke onderneming aanvaardt.

3.   Aanvragen van het lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming overeenkomstig lid 2 worden gericht tot de raad van bestuur. De raad van bestuur beoordeelt de aanvraag, rekening houdend met de relevantie en de potentiële meerwaarde van de aanvrager voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming en neemt een besluit over de aanvraag.

4.   Elk lid kan zijn lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming opzeggen. Die opzegging wordt zes maanden na de kennisgeving aan de uitvoerend directeur, die de andere leden van de raad van bestuur en de particuliere leden in kennis stelt van de opzegging, onherroepelijk van kracht. Vanaf de datum van opzegging wordt het voormalige lid ontheven van alle andere verplichtingen dan die welke door de gemeenschappelijke onderneming zijn goedgekeurd en aangegaan voordat het lid kennis had gegeven van de opzegging van zijn lidmaatschap.

5.   Het lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming kan niet op een derde partij worden overgedragen zonder voorafgaande toestemming van de raad van bestuur.

6.   Onmiddellijk na elke wijziging van het lidmaatschap ingevolge dit artikel, maakt de gemeenschappelijke onderneming op haar website een geactualiseerde ledenlijst en de datum van die wijziging bekend.

Artikel 4

Organen van de gemeenschappelijke onderneming

De gemeenschappelijke onderneming bestaat uit de volgende organen:

a)

de raad van bestuur;

b)

de uitvoerend directeur;

c)

het industrieel en wetenschappelijk adviescomité, bestaande uit de adviesgroep inzake onderzoek en innovatie en de adviesgroep inzake infrastructuur.

Artikel 5

Samenstelling van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de Commissie, namens de Unie, en van de deelnemende staten.

2.   De Commissie en elke deelnemende staat benoemen één vertegenwoordiger in de raad van bestuur. Elke vertegenwoordiger kan worden vergezeld door een deskundige.

Artikel 6

Werking van de raad van bestuur

1.   De vertegenwoordigers van de leden van de raad van bestuur doen hun uiterste best om tot een consensus te komen. Als er geen consensus kan worden bereikt, wordt overgegaan tot stemming.

2.   De Unie heeft een aandeel van 50 % in de stemmen. De stemrechten van de Unie zijn ondeelbaar.

3.   Voor de in artikel 7, lid 3, vermelde taken wordt de overige 50 % van de stemrechten gelijkmatig over alle deelnemende staten verdeeld.

Voor de toepassing van dit lid neemt de raad van bestuur besluiten met een meerderheid die ten minste 75 % van alle stemmen uitmaakt, met inbegrip van de stemmen van de niet-aanwezige leden.

4.   Voor de in artikel 7, lid 4, vermelde taken, met uitzondering van de taken vermeld in de punten g), h) en i), behoort de overige 50 % van de stemrechten tot de deelnemende staten die lidstaten zijn.

Voor de toepassing van dit lid worden besluiten van de raad van bestuur met gekwalificeerde meerderheid genomen. De gekwalificeerde meerderheid wordt geacht te zijn bereikt indien zij de Unie omvat en ten minste 55 % van de lidstaten zijnde deelnemende staten waarvan de bevolking ten minste 65 % van de totale bevolking van deze staten uitmaakt. Om de bevolkingsaantallen te bepalen, worden de aantallen in bijlage III bij Besluit 2009/937/EU van de Raad (1).

5.   Voor de in artikel 7, lid 4, punten g), h) en i), vermelde taken en voor elke supercomputer worden de stemrechten van de deelnemende staten verdeeld in verhouding tot hun toegezegde financiële bijdragen en hun bijdragen in natura aan die supercomputer, totdat de eigendom ervan wordt overgedragen aan de onderbrengende entiteit overeenkomstig artikel 8, lid 3, van deze verordening, of totdat de supercomputer wordt verkocht of buiten gebruik wordt gesteld; de bijdragen in natura worden slechts in aanmerking genomen indien zij vooraf zijn gecertificeerd door een onafhankelijke deskundige of auditor.

Voor de toepassing van dit lid neemt de raad van bestuur besluiten met een meerderheid die ten minste 75 % van alle stemmen uitmaakt, met inbegrip van de stemmen van de niet-aanwezige leden.

6.   Voor de in artikel 7, lid 5, vermelde taken worden besluiten van de raad van bestuur in twee fasen genomen.

In de eerste fase wordt de overige 50 % van de stemrechten gelijkmatig over alle deelnemende staten verdeeld. De raad van bestuur neemt besluiten met een meerderheid die bestaat uit de stem van de Unie en ten minste 55 % van alle stemmen van de deelnemende staten, met inbegrip van de stemmen van de niet-aanwezige leden.

In de tweede fase beslist de raad van bestuur met gekwalificeerde meerderheid van stemmen als bedoeld in lid 4 van dit artikel.

7.   De raad van bestuur kiest een voorzitter voor een periode van twee jaar. Het mandaat van de voorzitter kan slechts eenmaal worden verlengd, na een besluit van de raad van bestuur.

8.   De raad van bestuur belegt ten minste tweemaal per jaar een gewone vergadering. De raad van bestuur kan buitengewone vergaderingen beleggen op verzoek van de Commissie, van een meerderheid van de vertegenwoordigers van de deelnemende staten, van de voorzitter, of van de uitvoerend directeur overeenkomstig artikel 15, lid 5. De vergaderingen van de raad van bestuur worden bijeengeroepen door zijn voorzitter en zullen gewoonlijk plaatsvinden waar de zetel van de gemeenschappelijke onderneming is gevestigd.

De uitvoerend directeur neemt deel aan de beraadslagingen, tenzij de raad van bestuur daar anders over beslist, maar hij heeft geen stemrecht. De raad van bestuur kan per geval andere personen uitnodigen om de vergaderingen als waarnemers bij te wonen.

Elke waarnemende staat mag een afgevaardigde in de raad van bestuur benoemen, die alle relevante documenten ontvangt en mag deelnemen aan de beraadslagingen over alle door de raad van bestuur genomen besluiten. Deze afgevaardigden hebben geen stemrecht en waarborgen de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie overeenkomstig artikel 24.

9.   De vertegenwoordigers van de leden van de raad van bestuur zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor handelingen in hun hoedanigheid van vertegenwoordiger in de raad van bestuur.

10.   De raad van bestuur stelt zijn eigen reglement van orde vast. Dat reglement voorziet in specifieke procedures om belangenconflicten te identificeren en te voorkomen en de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie te waarborgen.

11.   De voorzitter van de adviesgroep inzake onderzoek en innovatie en de voorzitter van de adviesgroep inzake infrastructuur hebben het recht om, wanneer punten worden besproken die onder hun taken vallen, de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemers bij te wonen en deel te nemen aan de beraadslagingen, maar ze hebben geen stemrecht.

Artikel 7

Taken van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur draagt de algemene verantwoordelijkheid voor de strategische oriëntatie en de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming, en houdt toezicht op de uitvoering van haar activiteiten. Hij zorgt ervoor dat de beginselen van eerlijkheid en transparantie naar behoren worden nagekomen bij de toewijzing van overheidsmiddelen.

2.   De Commissie streeft, in het kader van haar rol in de raad van bestuur, naar coördinatie tussen de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming en de relevante activiteiten van de financieringsprogramma's van de Unie teneinde synergieën te bevorderen bij de ontwikkeling van een geïntegreerd supercomputer- en data-infrastructuurecosysteem en bij de vaststelling van de prioriteiten van gezamenlijk onderzoek.

3.   De raad van bestuur voert met name de volgende algemene administratieve taken van de gemeenschappelijke onderneming uit:

a)

nieuwe lidmaatschapsaanvragen beoordelen, aanvaarden of afwijzen overeenkomstig artikel 3, lid 2, van deze statuten;

b)

beslissen over de beëindiging van het lidmaatschap van leden van de gemeenschappelijke onderneming die hun verplichtingen niet nakomen;

c)

de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming vaststellen overeenkomstig artikel 15 van deze verordening;

d)

de jaarlijkse administratieve begroting van de gemeenschappelijke onderneming goedkeuren, met inbegrip van de daarmee overeenstemmende personeelsformatie waarin, uitgedrukt in voltijdsequivalenten, het aantal tijdelijke ambten per functiegroep en per rang, het aantal arbeidscontractanten en het aantal gedetacheerde nationale deskundigen is aangegeven;

e)

de bevoegdheden tot aanstelling van personeel uitoefenen, overeenkomstig artikel 16, lid 2, van deze verordening;

f)

de uitvoerend directeur benoemen, ontslaan, diens ambtstermijn verlengen, hem adviseren en toezicht houden op zijn prestaties;

g)

de overeenkomstig artikel 9, lid 5, van deze statuten ingestelde organisatiestructuur van het programmabureau goedkeuren, na een aanbeveling van de uitvoerend directeur;

h)

het jaarlijkse activiteitenverslag goedkeuren, met inbegrip van de in artikel 19, lid 1, van deze statuten bedoelde, daarmee verband houdende uitgaven;

i)

voor zover nodig op aanbeveling van de uitvoerend directeur de oprichting van een interne auditcapaciteit bij de gemeenschappelijke onderneming regelen;

j)

het communicatiebeleid van de gemeenschappelijke onderneming vaststellen op aanbeveling van de uitvoerend directeur;

k)

indien nodig uitvoeringsregels vaststellen in overeenstemming met het Statuut en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie overeenkomstig artikel 16, lid 3, van deze verordening;

l)

indien nodig regels vaststellen voor de detachering van nationale deskundigen naar de gemeenschappelijke onderneming en voor het inzetten van stagiairs overeenkomstig artikel 17, lid 2, van deze verordening;

m)

indien nodig adviesgroepen oprichten als aanvulling op de organen van de gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in artikel 4 van deze statuten;

n)

indien nodig door leden van de gemeenschappelijke onderneming gedane verzoeken tot wijziging van deze verordening voorleggen aan de Commissie;

o)

het model van onderbrengingsovereenkomst goedkeuren dat moet worden toegevoegd aan de oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling voor de selectie van de onderbrengende entiteit;

p)

de algemene en specifieke toegangsvoorwaarden formuleren voor het gebruik van het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot de petaschaal- en pre-exaschaalsupercomputers en in de toegangstijd die door de nationale supercomputers overeenkomstig artikel 13 van deze verordening ter beschikking wordt gesteld;

q)

de uitvoering van de onderbrengingsovereenkomsten met de onderbrengende entiteiten regelmatig monitoren;

r)

de hoogte van de vergoeding voor de commerciële diensten als bedoeld in artikel 14 van deze verordening vaststellen, en beslissen over de toewijzing van toegangstijd aan deze diensten;

s)

de verantwoordelijkheid dragen voor elke taak die niet specifiek aan een bepaald orgaan van de gemeenschappelijke onderneming is toegewezen; de raad van bestuur kan dergelijke taken aan elk orgaan van de gemeenschappelijke onderneming toewijzen.

4.   De raad van bestuur voert met name de volgende taken in verband met de verwerving en exploitatie van de petaschaal- en pre-exaschaalsupercomputers en de gegenereerde inkomsten als bedoeld in artikel 14 van deze verordening uit:

a)

de meerjarige strategische agenda voor de verwerving van supercomputers als bedoeld in artikel 18, lid 1, van deze statuten goedkeuren;

b)

het gedeelte van het jaarlijkse werkplan dat verband houdt met de verwerving van supercomputers en de selectie van onderbrengende entiteiten en de daarmee verband houdende uitgavenramingen als bedoeld in artikel 18, lid 2, van deze statuten goedkeuren;

c)

het uitschrijven van de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling goedkeuren, overeenkomstig het jaarlijkse werkplan;

d)

de selectie goedkeuren van de onderbrengende entiteiten voor de pre-exaschaal- en petaschaalsupercomputers die zijn geselecteerd aan de hand van een eerlijk, open en transparant proces overeenkomstig artikel 8 van deze verordening;

e)

de onderbrengingsovereenkomst goedkeuren;

f)

jaarlijks beslissen over het gebruik van de inkomsten uit de vergoedingen voor commerciële diensten als bedoeld in artikel 14 van deze verordening;

g)

het uitschrijven van de aanbesteding goedkeuren, overeenkomstig het jaarlijkse werkplan;

h)

de voor financiering geselecteerde offertes goedkeuren;

i)

beslissen over de mogelijke overdracht van eigendom van de pre-exaschaalsupercomputers aan een onderbrengende entiteit, de verkoop ervan aan een andere entiteit of het buiten gebruik stellen ervan, in overeenstemming met artikel 10, lid 3, van deze verordening.

5.   De raad van bestuur voert met name de volgende taken in verband met de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming uit:

a)

de in artikel 18, lid 1, bedoelde meerjarige strategische onderzoeks- en innovatieagenda goedkeuren;

b)

het gedeelte van het jaarlijkse werkplan dat verband houdt met de onderzoeks- en innovatieactiviteiten en de daarmee verband houdende uitgavenramingen als bedoeld in artikel 18, lid 2, goedkeuren;

c)

het uitschrijven van de oproep tot het indienen van voorstellen goedkeuren, overeenkomstig het jaarlijkse werkplan;

d)

de lijst met acties goedkeuren die voor financiering zijn geselecteerd op basis van de door een panel van onafhankelijke deskundigen opgestelde ranglijst.

Artikel 8

Benoeming, ontslag of verlenging van de ambtstermijn van de uitvoerend directeur

1.   De uitvoerend directeur wordt na een open en transparante selectieprocedure door de raad van bestuur aangesteld uit een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten. De Commissie kan de vertegenwoordiging van de andere leden van de gemeenschappelijke onderneming dan de Unie eventueel betrekken bij de selectieprocedure.

Met name mag worden gezorgd voor een passende vertegenwoordiging van de andere leden van de gemeenschappelijke onderneming dan de Unie in de voorselectiefase van de selectieprocedure. Daartoe wijzen de deelnemende staten in onderlinge overeenstemming een vertegenwoordiger en een waarnemer namens de raad van bestuur aan.

2.   De uitvoerend directeur is een personeelslid en wordt aangesteld als tijdelijk functionaris van de gemeenschappelijke onderneming overeenkomstig artikel 2, onder a), van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie.

Voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de uitvoerend directeur wordt de gemeenschappelijke onderneming vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur.

3.   De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vier jaar. Aan het einde van die periode beoordeelt de Commissie, eventueel gezamenlijk met de andere leden dan de Unie, het functioneren van de uitvoerend directeur en evalueert zij de toekomstige taken en uitdagingen van de gemeenschappelijke onderneming.

4.   De raad van bestuur kan op een voorstel van de Commissie die rekening houdt met de in lid 3 bedoelde evaluatie, de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal verlengen, voor een periode van ten hoogste vier jaar.

5.   Een uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, mag na afloop van de volledige termijn niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor hetzelfde ambt.

6.   De uitvoerend directeur kan alleen worden ontslagen na een besluit daartoe van de raad van bestuur overeenkomstig artikel 7, lid 3, onder f), handelend op voorstel van de Commissie, eventueel gezamenlijk met de andere leden dan de Unie.

Artikel 9

Taken van de uitvoerend directeur

1.   De uitvoerend directeur is als hoogste uitvoerende functionaris belast met het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke onderneming, overeenkomstig de besluiten van de raad van bestuur.

2.   De uitvoerend directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van de gemeenschappelijke onderneming. De uitvoerend directeur legt verantwoording af aan de raad van bestuur en verricht zijn of haar taken in alle onafhankelijkheid binnen de grenzen van de hem of haar verleende bevoegdheden.

3.   De uitvoerend directeur voert de begroting van de gemeenschappelijke onderneming uit.

4.   De uitvoerend directeur voert met name de volgende taken onafhankelijk uit:

a)

het ontwerp van meerjarig strategisch plan als bedoeld in artikel 18, lid 1, consolideren en ter goedkeuring aan de raad van bestuur voorleggen;

b)

de jaarlijkse ontwerpbegroting opstellen, met inbegrip van de daarmee overeenkomende personeelsformatie, en deze ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur, en daarbij het aantal tijdelijke ambten per rang en functiegroep aangeven, alsook het aantal arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen, uitgedrukt in voltijdsequivalenten;

c)

het ontwerp van jaarlijks werkplan opstellen en dit ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur, en in dat plan een omschrijving geven van het toepassingsgebied van de oproepen tot het indienen van voorstellen, de oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling en de aanbestedingen die nodig zijn om het onderzoeks- en innovatieactiviteitenplan en de aanbestedingsplannen die door het industrieel en wetenschappelijk adviescomité zijn voorgesteld, uit te voeren, alsmede de daarmee verband houdende, door de deelnemende staten en de Commissie voorgestelde uitgavenramingen;

d)

de jaarrekening voor advies voorleggen aan de raad van bestuur;

e)

het jaarlijks activiteitenverslag opstellen, met inbegrip van de informatie over de overeenkomstige uitgaven, en dit ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur;

f)

afzonderlijke subsidieovereenkomsten, besluiten en contracten ondertekenen;

g)

contracten voor opdrachten ondertekenen;

h)

toezicht houden op de exploitatie van de petaschaal- en pre-exaschaalsupercomputers die eigendom zijn van of worden gefinancierd door de gemeenschappelijke onderneming, met inbegrip van de toewijzing van het aandeel van de Unie in de toegangstijd, de naleving van de toegangsrechten voor gebruikers uit de academische wereld en het bedrijfsleven, alsook de kwaliteit van de dienstverlening;

i)

het communicatiebeleid van de gemeenschappelijke onderneming uitvoeren;

j)

instaan voor de organisatie, de leiding en het toezicht op de werkzaamheden en het personeel van de gemeenschappelijke onderneming binnen de grenzen van de bevoegdheidsdelegatie door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 16, lid 2, van deze verordening;

k)

een doeltreffend en efficiënt intern controlesysteem instellen, toezien op de werking ervan en elke ingrijpende wijziging aan de raad van bestuur melden;

l)

ervoor zorgen dat risicoanalyses en risicobeheer worden toegepast;

m)

alle andere maatregelen nemen die nodig zijn voor de beoordeling van de voortgang die de gemeenschappelijke onderneming boekt bij de verwezenlijking van haar doelstellingen zoals vastgesteld in artikel 3 van deze verordening;

n)

eventuele andere taken uitvoeren die door de raad van bestuur aan de uitvoerend directeur zijn toevertrouwd of gedelegeerd.

5.   De uitvoerend directeur richt een programmabureau op voor de uitvoering, onder zijn of haar verantwoordelijkheid, van alle ondersteunende taken die voortvloeien uit deze verordening. Het programmabureau bestaat uit het personeel van de gemeenschappelijke onderneming en voert met name de volgende taken uit:

a)

bijstand verlenen bij het opzetten en beheren van een geschikt boekhoudsysteem in overeenstemming met de financiële regels als bedoeld in artikel 15 van deze verordening;

b)

de in het jaarlijkse werkplan vastgestelde oproepen tot het indienen van voorstellen beheren en de subsidieovereenkomsten en -besluiten administreren;

c)

de in het jaarlijkse werkplan vastgestelde aanbestedingen beheren en de contracten administreren;

d)

het proces voor de selectie van de onderbrengende entiteiten beheren en de onderbrengingsovereenkomsten administreren;

e)

de leden en de andere organen van de gemeenschappelijke onderneming alle relevante informatie en de nodige ondersteuning geven zodat zij hun taken kunnen vervullen, en aan hun specifieke verzoeken voldoen;

f)

fungeren als het secretariaat van de organen van de gemeenschappelijke onderneming en assistentie verlenen aan alle door de raad van bestuur opgerichte adviesgroepen.

Artikel 10

Samenstelling van het industrieel en wetenschappelijk adviescomité

1.   Het industrieel en wetenschappelijk adviescomité bestaat uit een adviesgroep inzake onderzoek en innovatie en een adviesgroep inzake infrastructuur.

2.   De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie bestaat uit maximaal twaalf leden, waarvan maximaal zes leden door de particuliere leden worden benoemd, rekening houdend met hun toezeggingen aan de gemeenschappelijke onderneming, en maximaal zes leden door de raad van bestuur. De raad van bestuur stelt de specifieke criteria en het selectieproces vast voor de leden die hij benoemt.

3.   De adviesgroep inzake infrastructuur bestaat uit maximaal twaalf leden. De raad van bestuur stelt de specifieke criteria en het selectieproces vast en benoemt de leden ervan.

Artikel 11

Werking van de adviesgroep inzake onderzoek en innovatie

1.   De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.

2.   De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie kan zo nodig werkgroepen instellen die algemeen gecoördineerd worden door één of meer leden.

3.   De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie kiest haar voorzitter.

4.   De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie stelt haar reglement van orde vast, met daarin onder meer de benoeming van de samenstellende entiteiten die de adviesgroep vertegenwoordigen, alsook de duur van hun benoeming.

Artikel 12

Werking van de adviesgroep inzake infrastructuur

1.   De adviesgroep inzake infrastructuur komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.

2.   De adviesgroep inzake infrastructuur kan zo nodig werkgroepen instellen die algemeen gecoördineerd worden door één of meer leden.

3.   De adviesgroep inzake infrastructuur kiest haar voorzitter.

4.   De adviesgroep inzake infrastructuur stelt haar reglement van orde vast, met daarin onder meer de benoeming van de samenstellende entiteiten die de adviesgroep vertegenwoordigen, alsook de duur van hun benoeming.

Artikel 13

Taken van de adviesgroep inzake onderzoek en innovatie

De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie:

a)

stelt het in artikel 18, lid 1, van deze statuten bedoelde ontwerp van meerjarige strategische onderzoeks- en innovatieagenda op dat erop gericht is de in artikel 3 van deze verordening vastgestelde doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming te verwezenlijken, en actualiseert dat regelmatig. In dit ontwerp van meerjarige strategische onderzoeks- en innovatieagenda worden onderzoeks- en innovatieprioriteiten bepaald voor de ontwikkeling en toepassing van technologieën en sleutelcompetenties voor high-performance computing op verschillende toepassingsgebieden, teneinde de ontwikkeling van een geïntegreerd high-performance computingecosysteem in de Unie te steunen, het concurrentievermogen te versterken en het ontstaan van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen te bevorderen. Het wordt regelmatig herzien overeenkomstig de ontwikkeling van de wetenschappelijke en industriële vraag;

b)

dient het ontwerp van meerjarige strategische onderzoeks- en innovatieagenda binnen de door de raad van bestuur vastgestelde termijnen in bij de uitvoerend directeur als basis voor de opstelling van het jaarlijkse werkplan;

c)

organiseert openbare raadplegingen die openstaan voor alle publieke en private belanghebbenden op het gebied van high-performance computing, om hen te informeren en feedback in te winnen over het ontwerp van meerjarige strategische onderzoeks- en innovatieagenda en het ontwerp van onderzoeks- en innovatieactiviteitenplan voor een bepaald jaar.

Artikel 14

Taken van de adviesgroep inzake infrastructuur

De adviesgroep inzake infrastructuur verstrekt advies aan de raad van bestuur voor de verwerving en de exploitatie van de petaschaal- en pre-exaschaalsupercomputers. De adviesgroep doet daartoe het volgende:

a)

zij stelt het in artikel 18, lid 1, van deze statuten bedoelde ontwerp van meerjarige strategische agenda voor de verwerving van de petaschaal-en pre-exaschaalsupercomputers op dat erop gericht is de in artikel 3 van deze verordening vastgestelde doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming te verwezenlijken, en actualiseert dat regelmatig. Het ontwerp van meerjarige strategische agenda voor de verwerving van de petaschaal- en pre-exaschaalsupercomputers omvat de specificaties voor de selectie van de onderbrengende entiteiten en de planning voor de verwerving van infrastructuur; hiertoe bepaalt het ontwerp, onder andere, de nodige capaciteitsverhogingen, alsook de soorten toepassingen en gebruikersgemeenschappen die moeten worden aangepakt, de systeemarchitecturen en de integratie met de nationale infrastructuren voor high-performance computing;

b)

zij dient het ontwerp van meerjarige strategische agenda voor de verwerving van de petaschaal- en pre-exaschaalsupercomputers als basis voor de opstelling van het jaarlijkse werkprogramma binnen de door de raad van bestuur vastgestelde termijnen in bij de uitvoerend directeur;

c)

zij organiseert openbare raadplegingen die openstaan voor alle publieke en private belanghebbenden op het gebied van high-performance computing, om hen te informeren en feedback in te winnen over het ontwerp van meerjarige strategische agenda voor de verwerving van de petaschaal- en pre-exaschaalsupercomputers en het bijbehorende ontwerp van activiteitenplan voor een bepaald jaar.

Artikel 15

Financieringsbronnen

1.   De gemeenschappelijke onderneming wordt gezamenlijk door haar leden gefinancierd door middel van in tranches betaalde financiële bijdragen en bijdragen in natura als bedoeld in de leden 2 en 3.

2.   De administratieve kosten van de gemeenschappelijke onderneming bedragen niet meer dan 22 000 000 EUR en worden gedekt door de financiële bijdragen als bedoeld in artikel 4, lid 1, en artikel 6, leden 1 en 2, van deze verordening.

De bijdrage van elke deelnemende staat aan de administratieve kosten van de gemeenschappelijke onderneming is evenredig met het aandeel van zijn daadwerkelijke bijdrage aan de operationele kosten van de gemeenschappelijke onderneming als omschreven in lid 3, punten b) tot en met e) van dit artikel.

Indien een deel van de bijdragen voor de administratieve kosten niet wordt gebruikt, kan het ter beschikking worden gesteld om de operationele kosten van de gemeenschappelijke onderneming te dekken.

3.   De operationele kosten van de gemeenschappelijke onderneming worden gedekt door:

a)

de financiële bijdrage van de Unie;

b)

financiële bijdragen van de deelnemende staat waar de onderbrengende entiteit is gevestigd of van de deelnemende staten in een onderbrengend consortium aan de gemeenschappelijke onderneming voor de verwerving van de pre-exaschaalsupercomputers en de exploitatie ervan totdat de eigendom ervan wordt overgedragen aan de onderbrengende entiteit of totdat ze worden verkocht of buiten gebruik wordt gesteld overeenkomstig artikel 10, lid 3, van deze verordening, verminderd met de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten;

c)

bijdragen in natura van de deelnemende staat waar de onderbrengende entiteit is gevestigd of van de deelnemende staten in een onderbrengend consortium, bestaande uit de door de onderbrengende entiteiten gemaakte exploitatiekosten van de pre-exaschaalsupercomputers die eigendom zijn van de gemeenschappelijke onderneming, verminderd met de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten;

d)

financiële bijdragen van de deelnemende staat waar de onderbrengende entiteit is gevestigd of van de deelnemende staten in een onderbrengend consortium, bestaande uit de gemaakte kosten voor de verwerving, samen met de gemeenschappelijke onderneming, van de petaschaalsupercomputers, verminderd met de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten;

e)

financiële bijdragen van deelnemende staten aan de in aanmerking komende kosten die in die deelnemende staten gevestigde begunstigden maken bij het verrichten van acties onder contract welke overeenstemmen met de onderzoeks- en innovatieagenda, als aanvulling op de vergoeding van deze kosten door de gemeenschappelijke onderneming, verminderd met de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten;

f)

bijdragen in natura door de particuliere leden of hun samenstellende entiteiten en gelieerde entiteiten, bestaande uit de kosten die zij maken voor het verrichten van acties onder contract welke overeenstemmen met de onderzoeks- en innovatieagenda, verminderd met de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming, alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten en de in punt e) bedoelde bijdragen.

4.   De in de begroting van de gemeenschappelijke onderneming opgenomen middelen bestaan uit de volgende bijdragen:

a)

de financiële bijdragen van de leden aan de administratieve kosten;

b)

de financiële bijdragen van de leden aan de operationele kosten;

c)

alle door de gemeenschappelijke onderneming gegenereerde inkomsten;

d)

alle andere financiële bijdragen, middelen en inkomsten.

Intresten op de bijdragen die aan de gemeenschappelijke onderneming zijn betaald, gelden als inkomsten.

5.   Wanneer een lid van de gemeenschappelijke onderneming zijn verplichtingen in verband met zijn financiële bijdrage niet nakomt, maakt de uitvoerend directeur daarvan schriftelijk melding en stelt hij een redelijke termijn vast waarbinnen de betalingsachterstand moet worden weggewerkt. Indien de betalingsachterstand niet binnen die termijn is weggewerkt, roept de uitvoerend directeur een vergadering van de raad van bestuur bijeen om te besluiten of het lidmaatschap van het desbetreffende lid moet worden ingetrokken, dan wel of andere maatregelen moeten worden genomen tot het lid zijn verbintenissen wel nakomt. Het stemrecht van het lid dat in gebreke blijft, wordt opgeschort totdat het zijn betalingsachterstand heeft weggewerkt.

6.   Alle middelen en activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming zijn bedoeld om de in artikel 3 van deze verordening vastgestelde doelstellingen te bereiken.

7.   De gemeenschappelijke onderneming is eigenaar van alle activa die door haar zijn gegenereerd of aan haar zijn overgedragen voor de verwezenlijking van de in artikel 3 van deze verordening vastgestelde doelstellingen. Dit heeft geen betrekking op de supercomputers waarvan de gemeenschappelijke onderneming de eigendom kan hebben overgedragen aan een onderbrengende entiteit in overeenstemming met artikel 10, lid 3, van deze verordening.

8.   Behalve bij ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming, worden de inkomsten, voor zover zij meer bedragen dan de uitgaven, niet aan de leden van de gemeenschappelijke onderneming uitbetaald.

Artikel 16

Financiële verbintenissen

De financiële verbintenissen van de gemeenschappelijke onderneming mogen het bedrag van de beschikbare of door haar leden voor haar begroting vastgelegde financiële middelen niet overschrijden.

Artikel 17

Begrotingsjaar

Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.

Artikel 18

Operationele en financiële planning

1.   In het meerjarige strategische plan wordt gespecificeerd wat de strategie en de plannen zijn om de in artikel 3 van deze verordening vastgestelde doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming te verwezenlijken. Het meerjarige strategische plan bestaat uit een meerjarige strategische onderzoeks- en innovatieagenda en een meerjarige strategische agenda voor de verwerving van supercomputers opgesteld door het industrieel en wetenschappelijk adviescomité, alsook meerjarige financiële perspectieven ontvangen van de deelnemende staten en de Commissie.

2.   De uitvoerend directeur legt de raad van bestuur een ontwerp van jaarlijks werkplan voor, waarin de onderzoeks- en innovatieactiviteiten, de aanbestedingsactiviteiten, de administratieve activiteiten en de daarmee verband houdende uitgavenramingen zijn opgenomen.

3.   Het jaarlijkse werkplan wordt aan het einde van het jaar vóór de uitvoering ervan goedgekeurd. Het jaarlijkse werkplan wordt openbaar gemaakt.

4.   De uitvoerend directeur stelt de jaarlijkse ontwerpbegroting voor het volgende jaar op en legt deze ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.

5.   De jaarlijkse begroting voor een bepaald jaar wordt aan het einde van het daaraan voorafgaande jaar door de raad van bestuur goedgekeurd.

6.   De jaarlijkse begroting wordt aangepast aan de hoogte van de financiële bijdrage van de Unie die in de algemene begroting van de Unie is vastgesteld.

Artikel 19

Operationele en financiële verslaglegging

1.   De uitvoerend directeur brengt jaarlijks verslag uit aan de raad van bestuur over de uitvoering van zijn of haar taken in overeenstemming met de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in artikel 15 van deze verordening.

Binnen twee maanden na de sluiting van elk begrotingsjaar legt de uitvoerend directeur de raad van bestuur ter goedkeuring een jaarlijks activiteitenverslag voor over de door de gemeenschappelijke onderneming in het voorafgaande begrotingsjaar gemaakte vorderingen, met name in verhouding tot het jaarlijkse werkplan voor dat jaar. Het jaarlijks activiteitenverslag bevat informatie over onder meer de volgende zaken:

a)

onderzoek, innovatie en andere uitgevoerde acties en de daarmee verband houdende uitgaven;

b)

de verwerving en exploitatie van infrastructuur, met inbegrip van het gebruik van en de toegang tot de infrastructuur, zoals de door elke deelnemende staat daadwerkelijk gebruikte toegangstijden;

c)

de ingediende voorstellen en offertes, met inbegrip van een uitsplitsing per type deelnemer (waaronder kleine en middelgrote ondernemingen) en per land;

d)

de voor financiering aangewezen voorstellen, met een uitsplitsing per type deelnemer (waaronder kleine en middelgrote ondernemingen) en per land, met vermelding van de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming aan de afzonderlijke deelnemers en acties;

e)

de voor financiering aangewezen offertes, met een uitsplitsing per type contractant (waaronder kleine en middelgrote ondernemingen) en per land, met vermelding van de bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming aan de afzonderlijke contractanten en aanbestedingsactiviteiten;

f)

het resultaat van de aanbestedingsactiviteiten;

g)

vorderingen met de verwezenlijking van de in artikel 3 van deze verordening omschreven doelstellingen, en voorstellen voor verdere noodzakelijke werkzaamheden ter verwezenlijking van die doelstellingen.

2.   Na goedkeuring door de raad van bestuur wordt het jaarlijkse activiteitenverslag publiek toegankelijk gemaakt.

3.   Uiterlijk op 1 maart van het volgende begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van de gemeenschappelijke onderneming de voorlopige rekeningen toe aan de rekenplichtige van de Commissie en de Rekenkamer.

Uiterlijk op 31 maart van het volgende begrotingsjaar stuurt de gemeenschappelijke onderneming het verslag over het budgettair en financieel beheer toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

Overeenkomstig artikel 246 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 maakt de rekenplichtige, na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming, de definitieve rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming op en legt de uitvoerend directeur deze ter fine van advies aan de raad van bestuur voor.

De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming.

Uiterlijk op 1 juli van het volgende begrotingsjaar zendt de uitvoerend directeur de definitieve rekeningen, samen met het advies van de raad van bestuur, toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

De definitieve rekeningen worden uiterlijk op 15 november van het volgende begrotingsjaar bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Uiterlijk op 30 september van het volgende begrotingsjaar stuurt de uitvoerend directeur aan de Rekenkamer een antwoord toe als reactie op de door haar in het kader van haar jaarverslag geformuleerde opmerkingen. De uitvoerend directeur zendt het antwoord tevens toe aan de raad van bestuur.

De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar, overeenkomstig artikel 261, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

Artikel 20

Interne audit

De intern controleur van de Commissie oefent ten aanzien van de gemeenschappelijke onderneming dezelfde bevoegdheden uit als die welke hij met betrekking tot de Commissie uitoefent.

Artikel 21

Aansprakelijkheid van leden en verzekering

1.   De financiële aansprakelijkheid van de leden van de gemeenschappelijke onderneming voor de schulden van de gemeenschappelijke onderneming is beperkt tot de reeds door hen betaalde bijdrage aan de administratieve kosten.

2.   De gemeenschappelijke onderneming sluit de nodige verzekeringen af en houdt deze aan.

Artikel 22

Belangenconflicten

1.   De gemeenschappelijke onderneming, haar organen en haar personeel vermijden elk belangenconflict bij de uitvoering van hun activiteiten.

2.   De raad van bestuur kan regels vaststellen om belangenconflicten met betrekking tot de leden van die onderneming, haar organen en haar personeel te voorkomen en te beheersen. Die regels omvatten bepalingen ter voorkoming van belangenconflicten met betrekking tot de vertegenwoordigers van de leden van de gemeenschappelijke onderneming die zitting hebben in de raad van bestuur. Daartoe worden bij de regels voor het voorkomen en beheersen van belangenconflicten in de organen van de gemeenschappelijke onderneming de passende maatregelen in aanmerking genomen die door de Commissie worden toegepast voor deskundigen die advies verlenen over de uitvoering van de onderzoeks- en innovatieprogramma's van de Unie.

Artikel 23

Ontbinding

1.   De gemeenschappelijke onderneming wordt ontbonden aan het einde van de in artikel 1 van deze verordening vastgelegde periode.

2.   De ontbindingsprocedure wordt evenwel automatisch ingeleid ingeval de Unie zich uit de gemeenschappelijke onderneming terugtrekt of ingeval alle andere leden dan de Unie dat doen.

3.   Voor de uitvoering van de procedure tot ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming benoemt de raad van bestuur een of meer vereffenaars die handelen volgens de door de raad van bestuur genomen besluiten.

4.   Wanneer de gemeenschappelijke onderneming wordt ontbonden, worden haar activa gebruikt ter voldoening van haar verplichtingen en voor de uitgaven in verband met haar ontbinding. De supercomputers die de gemeenschappelijke onderneming in eigendom heeft, worden overgedragen aan de respectieve onderbrengende entiteiten, verkocht of buiten gebruik gesteld bij besluit van de raad van bestuur en in overeenstemming met de onderbrengingsovereenkomst. De leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn niet aansprakelijk voor eventuele kosten die na de overdracht van eigendom van een supercomputer of de verkoop of buitenbedrijfstelling ervan worden gemaakt. Ingeval van overdracht van eigendom vergoedt de onderbrengende entiteit de gemeenschappelijke onderneming de restwaarde van de overgedragen supercomputers. Een eventueel overschot wordt op het moment van de ontbinding verdeeld over de leden in verhouding tot hun financiële bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming. Een eventueel overschot dat de Unie toevalt, wordt teruggeboekt naar de algemene begroting van de Unie.

5.   Er wordt een ad-hoc procedure ingesteld om een passende afwikkeling te verzekeren van alle door de gemeenschappelijke onderneming gesloten overeenkomsten of genomen besluiten, alsmede van alle aanbestedingscontracten waarvan de duur die van het bestaan van de gemeenschappelijke onderneming overschrijdt.


(1)  Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).


Top