Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32018R0066

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/66 van de Commissie van 29 september 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad door te specificeren hoe de nominale waarde van andere financiële instrumenten dan derivaten, de notionele waarde van derivaten en de intrinsieke waarde van beleggingsfondsen moeten worden beoordeeld (Voor de EER relevante tekst. )

    C/2017/6464

    PB L 12 van 17.1.2018, p. 11–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2018/66/oj

    17.1.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 12/11


    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/66 VAN DE COMMISSIE

    van 29 september 2017

    tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad door te specificeren hoe de nominale waarde van andere financiële instrumenten dan derivaten, de notionele waarde van derivaten en de intrinsieke waarde van beleggingsfondsen moeten worden beoordeeld

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 20, lid 6, onder a),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De totale waarde van financiële instrumenten, financiële overeenkomsten of beleggingsfondsen die een benchmark als referentie gebruiken, is een belangrijk criterium voor het classificeren van die benchmark als cruciaal, significant of niet-significant, in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/1011. Het is daarom noodzakelijk dat de nominale waarde van andere financiële instrumenten dan derivaten, de notionele waarde van derivaten en de intrinsieke waarde van beleggingsfondsen in de hele Unie op dezelfde wijze worden berekend, zodat een consistente classificatie van benchmarks in de lidstaten en een uniforme toepassing van Verordening (EU) 2016/1011 worden gewaarborgd.

    (2)

    Om de betrouwbaarheid van benchmarks te garanderen, moeten de nominale waarde van financiële instrumenten, de notionele waarde van derivaten en de intrinsieke waarde van beleggingsfondsen dus worden berekend met behulp van gereglementeerde gegevens indien die voorhanden zijn.

    (3)

    De totale waarde van financiële instrumenten, financiële overeenkomsten of beleggingsfondsen moet worden berekend rekening houdend met zowel directe referenties naar die financiële instrumenten, financiële overeenkomsten of beleggingsfondsen als indirecte referenties naar een benchmark binnen een combinatie van benchmarks. Wanneer een financieel instrument, een financiële overeenkomst of een beleggingsfonds een aantal benchmarks als referentie gebruikt, is het passend om met die meervoudige referenties rekening te houden bij de berekening van de totale waarde van de financiële instrumenten, financiële overeenkomsten en beleggingsfondsen die een benchmark als referentie gebruiken, aangezien die financiële producten niet uitsluitend afhankelijk zijn van die benchmark. De berekening van de totale waarde in het geval van indirecte referenties moet daarom gespecificeerd worden om in de hele Unie rechtstreeks toepasselijk te zijn en consistent gemeten te worden,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Nominale waarde van andere financiële instrumenten dan derivaten en rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging

    De nominale waarde van andere financiële instrumenten dan derivaten en rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging is het totale uitgegeven nominale bedrag in monetaire waarde zoals bedoeld in tabel 3, veld 14, van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/585 van de Commissie (2).

    Artikel 2

    Notionele waarde van derivaten

    De notionele waarde van derivaten, zoals bedoeld in artikel 20, lid 6, onder a), van Verordening (EU) 2016/1011, is de nominale waarde zoals bedoeld in tabel 2, veld 20, van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/104 van de Commissie (3). Is die waarde echter negatief, dan is de notionele waarde gelijk aan de absolute waarde.

    Voor transacties met betrekking tot indices van kredietderivaten wordt een van tabel 2, veld 89, van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/104 afgeleide indexfactor op de notionele waarde toegepast.

    Artikel 3

    Intrinsieke waarde van instellingen voor collectieve belegging

    De intrinsieke waarde van instellingen voor collectieve belegging zoals bedoeld in artikel 20, lid 6, onder a), van Verordening (EU) 2016/1011, is één van de volgende:

    a)

    voor instellingen voor collectieve belegging die onder Richtlijn 2009/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) vallen: de intrinsieke waarde per recht van deelneming in het meest recente jaarverslag of halfjaarlijks verslag zoals bedoeld in artikel 68, lid 2, van die richtlijn, vermenigvuldigd met het aantal rechten van deelneming;

    b)

    voor instellingen voor collectieve belegging die onder Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (5) vallen: de meest recente beschikbare intrinsieke waarde zoals bedoeld in artikel 104, lid 1, onder c), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013 van de Commissie (6).

    Artikel 4

    Gebruik van alternatieve bedragen en waarden

    Wanneer de bedragen of waarden voor de berekening van de totale waarde van financiële instrumenten, financiële overeenkomsten of beleggingsfondsen die de benchmark als referentie gebruiken zoals bedoeld in de artikelen 1, 2 en 3 niet beschikbaar of onvolledig zijn, worden de totale waarde zoals bedoeld in artikel 20, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2016/1011 en de totale gemiddelde waarde zoals bedoeld in artikel 24, lid 1, onder a), van die verordening berekend aan de hand van alternatieve bedragen of waarden, waaronder door particuliere aanbieders van informatie gerapporteerde benaderingen en bedragen of waarden, of door marktexploitanten berekende en gepubliceerde gegevens over openstaande posities, mits die benaderingen en bedragen of waarden degelijk en voldoende betrouwbaar zijn.

    Een beheerder die alternatieve bedragen of gegevens gebruikt, berekent de totale waarde zo goed mogelijk en naar beste vermogen op basis van de beschikbare gegevens.

    Een beheerder die alternatieve bedragen of gegevens gebruikt, verstrekt de bevoegde autoriteit een schriftelijke specificatie van de gebruikte gegevensbronnen bij zijn kennisgeving aan de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 24, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011.

    Artikel 5

    Valuta

    De bedragen en waarden zoals bedoeld in de artikelen 1, 2 en 3 worden uitgedrukt in EUR. Indien nodig worden de bedragen of waarden omgerekend tegen de door de Europese Centrale Bank gepubliceerde dagelijks vastgestelde referentiewisselkoers.

    Artikel 6

    Indirecte referentie naar een benchmark binnen een combinatie van benchmarks

    Wanneer een benchmark indirect wordt gebruikt binnen een combinatie van benchmarks, zijn de bedragen of waarden voor de toepassing van de drempels zoals bedoeld in artikel 20, lid 1, en artikel 24, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2016/1011 één van de volgende:

    a)

    het gewicht van de benchmark, uitgedrukt als percentage, binnen de combinatie van benchmarks, vermenigvuldigd met het totale bedrag of de totale waarde, of de gemiddelde waarde, naargelang van het geval, van het financiële instrument of het beleggingsfonds in kwestie, indien dat gewicht duidelijk is gespecificeerd of op basis van andere beschikbare informatie kan worden geraamd;

    b)

    het totale bedrag of de totale waarde, of de gemiddelde waarde, naargelang van het geval, van het financiële instrument of het beleggingsfonds in kwestie gedeeld door het aantal benchmarks binnen de combinatie van benchmarks, indien het werkelijke gewicht van de benchmark niet gespecificeerd is of niet kan worden geraamd.

    Artikel 7

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 29 september 2017.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

    (2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/585 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen voor de gegevensnormen en -formats voor referentiegegevens voor financiële instrumenten, en voor de technische maatregelen die nodig zijn met het oog op de voorzieningen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de bevoegde autoriteiten moeten treffen (PB L 87 van 31.3.2017, blz. 368).

    (3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/104 van de Commissie van 19 oktober 2016 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 148/2013 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters met technische reguleringsnormen inzake de minimale mate van gedetailleerdheid van de aan transactieregisters te rapporteren gegevens (PB L 17 van 21.1.2017, blz. 1).

    (4)  Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

    (5)  Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).

    (6)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van vrijstellingen, algemene voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening, bewaarders, hefboomfinanciering, transparantie en toezicht (PB L 83 van 22.3.2013, blz. 1).


    Top