EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32018H0502(01)

Aanbeveling van de Raad van 15 maart 2018 voor een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen

OJ C 153, 2.5.2018, p. 1–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

2.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 153/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 15 maart 2018

voor een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen

(2018/C 153/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 166, lid 4, en artikel 292, in samenhang met artikel 153, lid 2, en artikel 153, lid 1, onder b),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen die uitmonden in het verwerven van een combinatie van arbeidsgerelateerde vaardigheden, op werk gebaseerde ervaring en leerresultaten en sleutelcompetenties bevorderen de toegang van jongeren tot de arbeidsmarkt, en helpen volwassenen met hun loopbaanontwikkeling en de overgang naar de arbeidsmarkt. Zij zijn onderdeel van de formele regelingen voor beroepsonderwijs en -opleiding en bestaan naast andere trajecten voor werkplekleren en/of beroepsopleiding.

(2)

Goed ontworpen leerlingstelsels komen zowel werkgevers als lerenden ten goede en versterken de band tussen de beroepswereld en de onderwijs- en opleidingswereld. Met hoogwaardige normen wordt vermeden dat leerlingplaatsen worden toegespitst op laaggekwalificeerde banen en gebrekkige opleidingen die nefast zijn voor de reputatie ervan. Hoogwaardige leerlingplaatsen leiden naar uitmuntendheid en kunnen daarenboven bijdragen aan het stimuleren van actief burgerschap en sociale inclusie door mensen met allerlei sociale en persoonlijke achtergronden in de arbeidsmarkt te integreren.

(3)

Hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen komen tot stand door middel van gestructureerde partnerschappen waarbij alle relevante belanghebbenden worden betrokken, met name de sociale partners, het bedrijfsleven, intermediaire instanties zoals kamers van industrie, koophandel en ambachten, beroeps- en sectorale organisaties, instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding, jongeren- en ouderverenigingen alsook lokale, regionale en nationale overheden. Sinds 2013 bevordert de Commissie in samenwerking met de lidstaten en relevante belanghebbenden het aanbod, de kwaliteit en het imago van leerlingplaatsen via de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen, die tot nu toe meer dan 700 000 aanbiedingen voor leerlingplaatsen, stages of een eerste baan beschikbaar heeft gemaakt. Initiatieven die door het bedrijfsleven worden geleid, zoals het Europees pact voor de jeugd, hebben meer aanbiedingen beschikbaar gemaakt en partnerschappen tussen bedrijfsleven en onderwijs in de hele Unie helpen bevorderen.

(4)

De Europese bedrijfstakoverkoepelende sociale partners hebben feitenmateriaal verzameld inzake kwaliteit en kosteneffectiviteit van leerlingplaatsen via gelijktijdige werkzaamheden en hun gezamenlijke verklaring „Towards a Shared Vision of Apprenticeships” van juni 2016. Die vormde de basis voor het advies „A Shared Vision for Quality and Effective Apprenticeships and Work-based Learning”, dat op 2 december 2016 door het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding is aangenomen.

(4)

Om te zorgen voor diepere en bredere betrokkenheid van belanghebbenden, heeft de Commissie op 30 maart en 7 juni 2017 hoorzittingen georganiseerd met de Europese bedrijfstakoverkoepelende en sectorale sociale partners en de kamers van koophandel, industrie en ambachten.

(6)

Het Europees kwalificatiekader (EKK), dat voor het eerst werd vastgesteld in 2008 en werd herzien in 2017 (1), verbetert de transparantie, vergelijkbaarheid en overdraagbaarheid van de kwalificaties van burgers, met inbegrip van leerlingen.

(7)

De aanbeveling van de Raad van 18 juni 2009 inzake een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (Eqavet) (2) heeft een referentie-instrument vastgesteld dat de lidstaten moet helpen bij de permanente verbetering van hun beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels en bij de bewaking van dit proces.

(8)

Via het Europees kwaliteitshandvest voor leerlingplaatsen en stages uit 2012 heeft het Europees Jeugdforum er bij de Europese landen, de Europese instellingen en de sociale partners op aangedrongen wettelijke kwaliteitskaders voor leerlingplaatsen tot stand te brengen of te versterken.

(9)

In de aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie (3) wordt aanbevolen dat de lidstaten ervoor zorgen dat alle jongeren onder 25 jaar binnen vier maanden nadat zij werkloos zijn geworden of het formele onderwijs hebben verlaten, een deugdelijk aanbod krijgen voor een baan, voortgezette scholing, een plaats in het leerlingstelsel of een stage.

(10)

De Europese sociale partners, de Europese Commissie en het Litouwse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie hebben zich er in de gezamenlijke verklaring tot oprichting van de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen van 2 juli 2013 toe verbonden bij te dragen aan het aanbod, de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van leerlingplaatsen.

(11)

In de verklaring van de Raad over de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen van 15 oktober 2013 werd gesteld dat de doeltreffendheid en aantrekkelijkheid van de leerlingstelsels moeten worden bevorderd door daarbij verscheidene gemeenschappelijke leidende beginselen te volgen.

(12)

De op 10 maart 2014 vastgestelde aanbeveling van de Raad inzake een kwaliteitskader voor stages (4) bevat een aantal beginselen ter verbetering van de kwaliteit van stages buiten formeel onderwijs en formele opleiding.

(13)

In het kader van het proces van Kopenhagen voor Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding zijn in de conclusies van Riga van 22 juni 2015, die zijn bekrachtigd door de ministers bevoegd voor beroepsonderwijs en -opleiding, met name leerlingplaatsen en de ontwikkeling van mechanismen voor kwaliteitsborging (als onderdelen van werkplekleren in al zijn vormen) tot twee van de vijf Europese prioriteiten voor de periode 2015-2020 gemaakt.

(14)

Tijdens zijn mandaat voor 2014-2015 heeft de werkgroep beroepsonderwijs en -opleiding in het kader van onderwijs en opleiding 2020 leidende beginselen ontwikkeld inzake hoogwaardige leerlingplaatsen en werkplekleren.

(15)

In zijn verslag over Erasmus+ en andere instrumenten om de mobiliteit bij beroepsopleiding en scholing te stimuleren — een concept van levenslang leren van 4 maart 2016, heeft het Europees Parlement aangedrongen op maatregelen om te zorgen voor kwaliteitsnormen voor leerlingplaatsen.

(16)

In Verordening (EU) 2016/589 van het Europees Parlement en de Raad (5) is bepaald dat leerlingplaatsen waarbij een arbeidsverhouding wordt aangegaan vanaf mei 2018 op het Europees portaal voor beroepsmobiliteit Eures kunnen worden bekendgemaakt.

(17)

In haar mededeling van 10 juni 2016„Een nieuwe vaardighedenagenda voor Europa” heeft de Commissie haar steun benadrukt aan de sociale partners om lessen te trekken uit hun gezamenlijke projecten, bv. door de vaststelling van een kwaliteitskader voor leerlingplaatsen.

(18)

In de mededeling „Investeren in de jongeren van Europa” van 7 december 2016 (6) drong de Commissie aan op nieuwe inspanningen om jongeren te ondersteunen zodat zij de best mogelijke start in het leven krijgen door in hun kennis, vaardigheden en ervaring te investeren en door hen te helpen met het vinden van een eerste baan of de opleiding daarvoor. De oproep had als doel jongeren te helpen kansen te benutten, goed in de maatschappij te integreren, actieve burgers te worden en een geslaagde carrière op te bouwen, onder meer door middel van een kwaliteitskader met basisbeginselen voor leerlingplaatsen.

(19)

In de verklaring van Rome van 25 maart 2017 wordt beloofd dat zal worden toegewerkt naar een Unie waar jongeren het best mogelijke onderwijs en de best mogelijke opleiding genieten en op het hele continent kunnen studeren en een baan kunnen vinden.

(20)

De pijler van sociale rechten die op 17 november 2017 is geproclameerd bevat een aantal beginselen ter ondersteuning van goed werkende en billijke arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels, waaronder het recht op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs en opleiding, voor het verwerven van vaardigheden die relevant zijn voor de arbeidsmarkt en voor participatie in de samenleving.

(21)

Het voorstel van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad inzake het volgen van afgestudeerden dat op 30 mei 2017 is goedgekeurd, heeft tot doel de beschikbaarheid te verbeteren van kwalitatieve en kwantitatieve informatie over wat afgestudeerden, met inbegrip van leerlingen, doen nadat zij hun onderwijs en opleiding hebben afgerond.

(22)

Via de Europese structuur- en investeringsfondsen (2014-2020), met name het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) alsook Erasmus+, het programma van de Unie voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme), het programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, wordt steun verleend voor leerlingplaatsen.

(23)

Recentelijk hebben het Europees Parlement en belanghebbenden de Commissie opgeroepen de mobiliteit op lange termijn in de EU te stimuleren door jongeren de mogelijkheid te bieden zowel beroepsspecifieke als sleutelcompetenties te verwerven. De Commissie heeft geantwoord door in het Erasmus+-programma een nieuwe activiteit op te nemen, genaamd Erasmus Pro, waarmee specifiek stages van langere duur in het buitenland worden ondersteund.

(24)

In haar verslagen over de jongerengarantie uit 2015 en 2017 beveelt de Europese Rekenkamer aan dat de Commissie kwaliteitscriteria ontwikkelt voor leerlingplaatsen en voor andere aanbiedingen die in het kader van dat initiatief worden ondersteund.

(25)

Een gemeenschappelijk begrip tussen de lidstaten van wat hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen inhouden, ondersteunt hen in hun inspanningen om de leerlingstelsels te hervormen en te moderniseren zodat zij een uitstekend leer- en loopbaantraject bieden. Ook draagt een gemeenschappelijk begrip bij tot meer wederzijds vertrouwen en zo vergemakkelijkt het de grensoverschrijdende mobiliteit van leerlingen.

(26)

De algemene doelstelling van deze aanbeveling is de inzetbaarheid en persoonlijke ontwikkeling van leerlingen te verbeteren en bij te dragen tot de ontwikkeling van hooggekwalificeerde arbeidskrachten van wie de vaardigheden en kwalificaties aansluiten bij de behoeften van de arbeidsmarkt.

(27)

De specifieke doelstelling is een coherent kader voor leerlingplaatsen te bieden dat is gebaseerd op een consensus over wat precies bepalend is voor kwaliteit en doeltreffendheid, rekening houdend met de diversiteit en tradities van de regelingen voor beroepsonderwijs en -opleiding en de beleidsprioriteiten in de diverse lidstaten.

(28)

Deze aanbeveling is geen aantasting van de bevoegdheden van de lidstaten om voor leerlingplaatsen gunstigere bepalingen te handhaven of vast te stellen dan die welke worden aanbevolen, om andere vormen van leerlingplaatsen en/of beroepsonderwijs en -opleiding te handhaven of te ontwikkelen buiten het toepassingsgebied van de aanbeveling en de hieronder uiteengezette criteria daar geheel of gedeeltelijk op toe te passen,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

In overeenstemming met de nationale wetgeving en in nauwe samenwerking met de belanghebbenden zouden de lidstaten ervoor moeten zorgen dat leerlingstelsels aansluiten bij de behoeften van de arbeidsmarkt en zowel voor lerenden als voor werkgevers voordelig zijn door voort te bouwen op de hieronder vermelde criteria voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen.

Voor de toepassing van deze aanbeveling en zonder dat wordt geraakt aan nationale terminologie worden onder leerlingplaatsen verstaan formele beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels

a)

waarin leren in onderwijs- en opleidingsinstellingen wordt gecombineerd met substantieel werkplekleren in bedrijven en op andere werkplekken,

b)

die leiden tot nationaal erkende kwalificaties,

c)

die gebaseerd zijn op een overeenkomst waarin de rechten en plichten van de leerling, de werkgever en, in voorkomend geval, de onderwijs- en opleidingsinstelling worden omschreven, en

d)

waarin de leerling wordt betaald of anderszins een vergoeding krijgt voor de component werk.

Criteria voor leer- en arbeidsvoorwaarden

Schriftelijke overeenkomst

1.

Voor de leerling in de leerlingplaats aan het werk gaat moet er een schriftelijke overeenkomst worden gesloten waarin de rechten en plichten staan van de leerling, de werkgever en, waar passend, het instituut voor beroepsonderwijs en -opleiding in verband met de leer- en werkomstandigheden.

Leerresultaten

2.

Werkgevers en instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding en, waar passend, vakbonden zouden een reeks brede, aan nationale wetgeving beantwoordende leerresultaten moeten overeenkomen. Dat moet zorgen voor een evenwicht tussen specifieke beroepsvaardigheden, kennis en sleutelcompetenties voor een leven lang leren ter ondersteuning van zowel de persoonlijke ontwikkeling als levenslange loopbaankansen voor de leerlingen zodat zij zich kunnen aanpassen aan veranderende loopbaantrajecten.

Pedagogische ondersteuning

3.

In bedrijven zouden interne opleiders moeten worden aangeduid die de taak krijgen nauw samen te werken met instellingen voor en leerkrachten in het beroepsonderwijs en -opleiding om leerlingen te begeleiden en te zorgen voor wederzijdse en regelmatige feedback. Leerkrachten, opleiders en mentors, met name in micro-, kleine en middelgrote ondernemingen zouden ondersteund moeten worden om hun vaardigheden, kennis en competenties bij te werken zodat zij leerlingen opleiden overeenkomstig de laatste onderwijs- en opleidingsmethoden en de behoeften van de arbeidsmarkt.

Werkplekcomponent

4.

Een aanzienlijk deel van de tijd op de leerlingplaats, d.w.z. ten minste de helft ervan, zou moeten worden ingevuld op een werkplek waar, zo mogelijk, de gelegenheid wordt geboden om een deel van de werkervaring in het buitenland op te doen. Gelet op de diversiteit van de nationale regelingen wordt ernaar gestreefd geleidelijk te bereiken dat dat deel van de leerlingplaats gaat bestaan uit leren op de werkplek.

Beloning en/of vergoeding

5.

Leerlingen zouden moeten worden betaald of anderszins een vergoeding moeten krijgen overeenkomstig bestaande nationale of sectorale vereisten of collectieve arbeidsovereenkomsten waarbij tevens rekening wordt gehouden met regelingen voor het delen van de kosten tussen werkgevers en overheden.

Sociale bescherming

6.

Leerlingen zouden recht moeten hebben op sociale bescherming, met inbegrip van de noodzakelijke verzekering in overeenstemming met de nationale wetgeving.

Arbeidsvoorwaarden en gezondheid en veiligheid op het werk

7.

De werkplek voor de leerlingplaats zou moeten voldoen aan de desbetreffende regels en voorschriften inzake arbeidsomstandigheden, in het bijzonder de wetgeving inzake gezondheid en veiligheid.

Criteria voor randvoorwaarden

Regelgevingskader

8.

Er zou een duidelijk en coherent regelgevingskader voorhanden moeten zijn op basis van een billijke partnerschapsbenadering, met inbegrip van een gestructureerde en transparante dialoog tussen alle relevante belanghebbenden. Dit kan accrediteringsprocedures omvatten voor bedrijven en werkplekken die leerlingplaatsen aanbieden en/of andere maatregelen die de kwaliteit garanderen.

Betrokkenheid van de sociale partners

9.

De sociale partners, ook op sectoraal niveau, waar relevant, en/of intermediaire instanties, zouden betrokken moeten worden bij de opzet, governance en uitvoering van leerlingstelsels overeenkomstig de nationale stelsels van arbeidsverhoudingen en onderwijs- en opleidingspraktijken.

Ondersteuning voor bedrijven

10.

Er zou financiële en/of niet-financiële ondersteuning moeten worden overwogen, in het bijzonder voor kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, zodat kostenefficiënte leerlingplaatsen voor ondernemingen haalbaar worden, rekening houdend, waar passend, met regelingen voor het delen van de kosten tussen werkgevers en overheden.

Flexibele trajecten en mobiliteit

11.

Ter vergemakkelijking van de toegang zou er in de toegangseisen voor leerlingplaatsen rekening moeten worden gehouden met relevante vormen van informeel en niet-formeel leren en/of, indien relevant, de voltooiing van de voorbereidende programma’s. In leerlingplaatsen verworven kwalificaties zouden moeten worden opgenomen in nationaal erkende kwalificatiekaders verbonden aan het Europees kwalificatiekader (7). Leerlingplaatsen moeten toegang verschaffen tot andere leermogelijkheden, ook tot het niveau van hoger onderwijs en hogere opleidingen, loopbaantrajecten en/of, indien relevant, tot accumulatie van eenheden van leerresultaten. Transnationale mobiliteit van leerlingen, op de arbeidsplaats of in onderwijs- en opleidingsinstellingen, moet geleidelijk worden gepromoot als onderdeel van de kwalificatie na een leerlingplaats.

Loopbaanbegeleiding en voorlichting

12.

Voorafgaand aan en tijdens de duur van de leerlingplaats zouden loopbaanbegeleiding, mentorschap en ondersteuning van lerenden moeten worden verstrekt om te zorgen voor succesvolle resultaten en om schooluitval te voorkomen en terug te dringen, en om die schooluitvallers ertoe aan te sporen relevante onderwijs- en opleidingstrajecten weer op te pakken. Leerlingplaatsen zouden via voorlichtingsactiviteiten voor een brede doelgroep gepromoot moeten worden als een aantrekkelijk leertraject.

Transparantie

13.

De transparantie van en toegang tot aanbiedingen voor leerlingplaatsen binnen en tussen lidstaten zouden moeten worden gegarandeerd, ook met steun van openbare en particuliere arbeidsbureaus en andere instanties op dat gebied en, indien passend, met gebruikmaking van Unie-instrumenten zoals die worden geboden in de Eures-verordening.

Kwaliteitsborging en het volgen van leerlingen

14.

Er moeten benaderingen van kwaliteitsborging voorhanden zijn die aansluiten op het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (Eqavet) (8), met inbegrip van een proces dat een geldige en betrouwbare beoordeling van de leerresultaten oplevert. Er zou moeten worden gezorgd voor het volgen van de arbeids- en loopbaanontwikkeling van de leerlingen, in overeenstemming met nationale en Europese wetgeving inzake gegevensbescherming.

Uitvoering op nationaal niveau

De lidstaten moeten voor de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling, binnen het toepassingsgebied ervan:

15.

de actieve betrokkenheid van de sociale partners bij de opzet, governance en uitvoering van leerlingstelsels bevorderen overeenkomstig de nationale stelsels van arbeidsverhoudingen en onderwijs- en opleidingspraktijken;

16.

zorgen voor gelijke toegang, het genderevenwicht stimuleren en discriminatie in regelingen voor leerlingplaatsen bestrijden;

17.

de relevante maatregelen opnemen in hun nationale hervormingsprogramma’s in het kader van het Europees Semester;

18.

dit kader in aanmerking nemen wanneer zij gebruikmaken van de financiering en instrumenten van de Europese Unie ter ondersteuning van leerlingplaatsen.

De Commissie zou de nodige steun moeten bieden, onder meer via de volgende acties:

Ondersteunende diensten

19.

ontwikkeling van een reeks ondersteunende diensten voor kennisdeling, netwerkvorming en wederzijds leren om de lidstaten en relevante belanghebbenden te helpen leerlingstelsels ten uitvoer te leggen in overeenstemming met dit kader. Deze ontwikkeling moet ook gaan over verdere behoeften aan opleiding van leerkrachten en opleiders in beroepsopleidingen met betrekking tot digitale innovaties in leerlingplaatsen;

Voorlichting

20.

bevordering van de excellentie en aantrekkelijkheid van leerlingplaatsen, alsmede van een positief imago bij jongeren, hun familie en werkgevers, door middel van voorlichtingscampagnes zoals de Europese Week van beroepsvaardigheden;

Financiering

21.

ondersteuning van de uitvoering van deze aanbeveling via relevante EU-financiering overeenkomstig het relevante wettelijk kader;

Follow-up

22.

toezicht op de uitvoering van deze aanbeveling met steun van het tripartiete raadgevend comité voor de beroepsopleiding, voortbouwend op de bestaande bewakingsinstrumenten die worden gebruikt in het kader van het Europees semester;

23.

rapportage aan de Raad over de uitvoering van het kader binnen drie jaar vanaf de datum waarop het wordt vastgesteld.


(1)  PB C 189 van 15.6.2017, blz. 15.

(2)  PB C 155 van 8.7.2009, blz. 1.

(3)  PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1.

(4)  PB C 88 van 27.3.2014, blz. 1.

(5)  PB L 107 van 22.4.2016, blz. 1.

(6)  COM(2016) 940 final.

(7)  PB C 189 van 15.6.2017, blz. 15.

(8)  PB C 155 van 8.7.2009, blz. 1.


Top