Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32016R1393

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1393 van de Commissie van 4 mei 2016 houdende wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden

C/2016/2658

PB L 225 van 19.8.2016, p. 41–49 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2022; stilzwijgende opheffing door 32022R1172

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2016/1393/oj

19.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 225/41


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/1393 VAN DE COMMISSIE

van 4 mei 2016

houdende wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 63, lid 4, artikel 64, lid 6, artikel 72, lid 5, artikel 76, artikel 77, lid 7, artikel 93, lid 4, artikel 101, lid 1, en artikel 120,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 7, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie (2) moet het systeem voor de identificatie en registratie van betalingsrechten borg staan voor een doeltreffende traceerbaarheid van de betalingsrechten, in het bijzonder wat onder meer de datum van de meest recente activering betreft. Op voorwaarde dat het totale aantal betalingsrechten per landbouwer kan worden vastgesteld, is deze specifieke informatie niet meer nodig voor de toepassing van de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) inzake de aanvulling van de nationale reserve of de regionale reserves in het kader van de basisbetalingsregeling.

(2)

Artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 betreft de constatering van arealen wanneer een landbouwperceel landschapselementen en bomen bevat. Deze bepaling moet worden verduidelijkt aan de hand van een verwijzing naar subsidiabele hectaren.

(3)

Krachtens artikel 11, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie (4) moet de bevoegde autoriteit de resultaten van de voorafgaande controles aan de begunstigde meedelen binnen een termijn van 26 kalenderdagen na de in artikel 13 van die verordening bedoelde uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag, de steunaanvraag of de betalingsaanvraag. Krachtens artikel 12 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 mag, ten aanzien van de uiterste datum van indiening, worden afgeweken van artikel 5, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad (5). In het belang van de consistentie moet dezelfde afwijking worden vastgesteld voor de laatst mogelijke datum waarop de resultaten van die voorafgaande controles moeten worden meegedeeld, en de laatst mogelijke datum waarop de begunstigde de naar aanleiding van die voorafgaande controles aangebrachte wijzigingen moet meedelen aan de bevoegde autoriteit. Tevens moet worden verduidelijkt dat de periode van 26 kalenderdagen voor de mededeling van de resultaten van die voorafgaande controles alleszins verstrijkt één dag na de laatst mogelijke datum voor een te late indiening van een steunaanvraag, een betalingsaanvraag of een aanvraag in verband met betalingsrechten.

(4)

Voor de herverdelingsbetaling, de betaling voor jonge landbouwers en de betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen geldt krachtens artikel 18 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 het beginsel dat op een landbouwer geen sancties wegens een te hoge aangifte mogen worden toegepast wanneer uit deze te hoge aangifte geen voordeel kan worden gehaald omdat een maximumgrens geldt ten aanzien van de hectaren waarvoor een betaling mag worden verleend. Een soortgelijke bepaling bestond voor dierpremies als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie (6) en voor de aan de landbouwoppervlakte gebonden maatregelen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie (7). Omwille van de continuïteit en de billijkheid in de behandeling van de landbouwers en omwille van de vereenvoudiging moet in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 in voorkomend geval een dergelijk voorschrift worden opgenomen met betrekking tot de berekening van de betalingsgrondslag voor alle areaalgebonden en diergebonden steunregelingen en areaalgebonden en diergebonden plattelandsontwikkelingsmaatregelen.

(5)

In het kader van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem is de berekening van de steun waarop de begunstigde recht heeft, gebaseerd op het begrip gewasgroep. Wat de in artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bedoelde herverdelingsbetaling betreft, kunnen de lidstaten voorzien in een gradatie van het aantal hectaren dat anders wordt betaald. De invoering van een specifieke gewasgroep voor de herverdelingsbetaling zou de aanvraag van de begunstigde in het geval van gradatie van de herverdelingsbetaling eenvoudiger maken, aangezien de begunstigde niet hoeft aan te geven welk landbouwperceel behoort tot welk deel van het aantal hectaren waarvoor de gradatie geldt. Omwille van de consistentie moet dezelfde bepaling worden ingevoerd voor de regeling voor jonge landbouwers en de maatregelen in het kader van vrijwillige gekoppelde steun.

(6)

Voor andere areaalgebonden steunregelingen of bijstandsmaatregelen dan de basisbetalingsregeling of de regeling inzake een enkele areaalbetaling worden krachtens artikel 17, lid 1, onder b), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 gewasgroepen onderscheiden, waaronder een groep voor elk van de aangegeven arealen waarvoor een verschillend steun- of bijstandsbedrag geldt. Wat betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen betreft, zijn de lidstaten er krachtens artikel 31, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8) toe verplicht om, behalve in bepaalde specifieke gevallen, betalingen die een in het programma vast te stellen drempelniveau van de oppervlakte per bedrijf overschrijden, geleidelijk te verlagen. Met betrekking tot die betaling moet — zoals eerder bepaald in artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 65/2011 — worden verduidelijkt dat wanneer degressieve steunbedragen worden gebruikt, het gemiddelde van deze bedragen voor de respectieve aangegeven oppervlakten in aanmerking moet worden genomen.

(7)

Rekening houdend met de ontwikkeling van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en met de noodzaak van vereenvoudiging moeten de administratieve sancties voor bepaalde steunregelingen of bijstandsmaatregelen worden aangepast in gevallen waarin doeltreffende administratieve kruiscontroles met het identificatiesysteem voor landbouwpercelen kunnen worden verricht en er met terugwerkende kracht kan worden teruggevorderd, met name in het kader van de areaalgebonden steunregelingen als bedoeld in titel III, hoofdstukken 1, 2, 4 en 5, en titel V van Verordening (EU) nr. 1307/2013 en de areaalgebonden bijstandsmaatregelen als bedoeld in de artikelen 30 en 31 van Verordening (EU) nr. 1305/2013. De sancties moeten in het belang van een gezond financieel beheer van het gemeenschappelijk landbouwbeleid principieel ontradend en evenredig zijn.

(8)

Met betrekking tot dergelijke steunregelingen en bijstandsmaatregelen moet een systeem van verlaagde sancties worden ingevoerd voor partijen die voor het eerst een iets te hoge aangifte indienen. Om de naleving van de beginselen van gezond financieel beheer te waarborgen, misbruik van het systeem te voorkomen en de indiening van correcte aangiften in de toekomst te stimuleren, moet het bedrag waarmee de administratieve sanctie is verlaagd, worden betaald wanneer aan de betrokken begunstigde in het volgende aanvraagjaar weer een administratieve sanctie wordt opgelegd voor de areaalgebonden steunregeling of bijstandsmaatregel in kwestie.

(9)

Bij niet-naleving van de eisen inzake gewasdiversificatie wordt de vergroeningsbetaling verlaagd op grond van artikel 24 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014. Omwille van de duidelijkheid moet een specifieke bepaling worden opgenomen om de gevallen van niet-naleving van artikel 44, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 te dekken.

(10)

Krachtens artikel 21 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 moeten de begunstigden in voorkomend geval de dieren gedurende een door de lidstaat vastgestelde periode op hun bedrijf houden en moeten zij in de steunaanvragen voor vee of betalingsaanvragen in het kader van diergebonden bijstandsmaatregelen de plaats of plaatsen opgeven waar deze dieren tijdens die periode zullen worden aangehouden. Er moeten bepalingen worden vastgesteld op basis waarvan dieren die tijdens die periode naar een andere dan de opgegeven plaats of plaatsen zijn overgebracht, als geconstateerd kunnen worden beschouwd, op voorwaarde dat zij bij de controles ter plaatse onmiddellijk kunnen worden gelokaliseerd op het bedrijf.

(11)

Krachtens artikel 53, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie (9) moeten de lidstaten als een van de subsidiabiliteitsvoorwaarden vaststellen dat de eis tot identificatie en registratie van dieren waarin Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (10) voorziet, in acht moet worden genomen. De verwijzing naar de inachtneming van die verordening als systematische subsidiabiliteitsvoorwaarde moet ervoor zorgen dat de dieren die in aanmerking komen voor steun of bijstand, ondubbelzinnig worden geïdentificeerd. In dit verband moet in artikel 30, lid 4, onder c), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 worden verduidelijkt dat onjuiste vermeldingen betreffende geslacht, ras, kleur of datum die in het register, de dierpaspoorten en/of het geautomatiseerde gegevensbestand voor runderen zijn opgenomen, na de eerste bevinding als niet-naleving moeten worden beschouwd, indien die informatie essentieel is om te beoordelen of de dieren subsidiabel zijn in het kader van de betrokken steunregeling of bijstandsmaatregel. Anders moet het dier in kwestie als niet-geconstateerd worden beschouwd indien zulke onjuiste vermeldingen in een tijdsbestek van 24 maanden bij op zijn minst twee controles worden vastgesteld.

(12)

De administratieve sancties met betrekking tot diergebonden bijstandsmaatregelen zijn vastgesteld in artikel 31 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 en zijn ontworpen om op maatregelniveau te worden toegepast. In dat artikel wordt geen rekening gehouden met het feit dat onder een bepaalde maatregel vallende concrete acties betrekking kunnen hebben op verschillende dierrassen en diersoorten waarvoor in het kader van de plattelandsontwikkelingsprogramma's verschillende bijstandsbedragen en subsidiabiliteitsvoorwaarden kunnen gelden. Daarom dient in dat artikel naar de soort concrete actie te worden verwezen.

(13)

Voorts wordt in artikel 31 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 verwezen naar een maximum van drie dieren waarbij een niet-naleving wordt vastgesteld. Het is mogelijk dat wanneer dit maximum wordt toegepast op soorten met een korte productiecyclus, waarvoor de omloopsnelheid hoog ligt, het sanctieniveau niet gelijkwaardig is aan dat voor soorten als runderen, schapen en geiten. Daarom moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen om voor dergelijke soorten met een korte productiecyclus een aangepast aantal dieren vast te stellen dat inhoudelijk gelijkwaardig is aan het maximum van drie.

(14)

Om te waarborgen dat de voor het aanvraagloze systeem gebruikte gegevens als bedoeld in artikel 21, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014, betrouwbaar zijn, moeten potentieel subsidiabele dieren ter plaatse worden gecontroleerd. De in artikel 31 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 vastgestelde administratieve sancties zijn van toepassing wanneer niet-nalevingen worden geconstateerd. Onverminderd andere subsidiabiliteitsvoorwaarden worden zulke potentieel subsidiabele dieren nog steeds geacht in aanmerking te komen voor betaling, op voorwaarde dat de niet-nalevingen van identificatie- en registratievoorschriften worden gecorrigeerd, en wel uiterlijk op de eerste dag van de aanhoudperiode of uiterlijk op een door de lidstaat gekozen datum, overeenkomstig artikel 53, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014. Daarom moet in artikel 31, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 worden gespecificeerd dat potentieel subsidiabele dieren die niet correct geïdentificeerd of geregistreerd blijken te zijn, worden beschouwd als dieren waarvoor een niet-naleving is geconstateerd, ongeacht de status van deze dieren wat de naleving van de in artikel 53, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 vastgestelde subsidiabiliteitsvoorwaarden betreft.

(15)

In artikel 31 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 is de methode vastgesteld voor de berekening van de administratieve sancties met betrekking tot dieren die zijn aangegeven in het kader van steunregelingen voor dieren of in het kader van diergebonden bijstandsmaatregelen. Die methode is gebaseerd op het aantal individuele dieren waarvoor een niet-naleving is geconstateerd, ongeacht hoeveel dagen deze dieren op het bedrijf hebben doorgebracht. In het systeem dat sommige lidstaten hebben ingevoerd, wordt als grondslag voor de berekening van de steun of de bijstand niet uitsluitend gebruikgemaakt van het aantal individuele dieren die aan de subsidiabiliteitscriteria voldoen, maar ook van het aantal dagen dat de dieren op het bedrijf doorbrengen en aan de subsidiabiliteitscriteria voldoen. In het belang van de evenredigheid moeten die lidstaten hun methode voor de berekening van de administratieve sancties overeenkomstig aanpassen.

(16)

Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad (11) verplicht de lidstaten tot het vaststellen van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten die een centraal register of een geautomatiseerd gegevensbestand omvat. Daarom dient de werkingssfeer van artikel 34 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 te worden uitgebreid met die diersoorten.

(17)

Omwille van de duidelijkheid moet in de artikelen 43 en 44 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 worden gespecificeerd dat zowel de voortgezette toepassing van de Verordeningen (EG) nr. 1122/2009 en (EU) nr. 65/2011, als de uitgestelde toepassing van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 tevens geldt voor de bijstandsaanvragen. Bovendien moet worden verduidelijkt dat de voortgezette toepassing van de Verordeningen (EG) nr. 1122/2009 en (EU) nr. 65/2011 geldt voor betalingsaanvragen met betrekking tot 2014 en daaraan voorafgaande jaren.

(18)

Voorts moet in artikel 43 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 worden gespecificeerd dat de Verordeningen (EG) nr. 1122/2009 en (EU) nr. 65/2011 van toepassing blijven op betalingsaanvragen die met betrekking tot het jaar 2015 worden ingediend voor uitgaven in verband met technische bijstand als bedoeld in artikel 66, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (12).

(19)

Tot slot moeten de verwijzingen naar een in Verordening (EU) nr. 1306/2013 opgenomen rechtsgrondslag duidelijkheidshalve worden vervangen door een verwijzing naar artikel 28 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie (13).

(20)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(21)

De wijzigingen ter verduidelijking van de artikelen 43 en 44 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 moeten met het oog op de continuïteit van toepassing zijn op de aanvraagjaren en premieperioden die ingaan op dezelfde datum als bepaald in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 7 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

a)

punt d) wordt geschrapt;

b)

de volgende, tweede alinea wordt toegevoegd:

„Het elektronische register bevat alle informatie die nodig is voor de aanvulling van de nationale reserve of de regionale reserves op grond van artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1307/2013.”.

2)

In artikel 9, lid 3, eerste alinea, wordt het bepaalde onder b) vervangen door:

„b)

het aantal bomen per subsidiabele hectare komt niet uit boven een bepaalde maximumdichtheid.”.

3)

Artikel 12 wordt vervangen door:

„Artikel 12

Afwijking van de uiterste datum van indiening en mededeling

In afwijking van artikel 5, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad (*) worden de volgende data, wanneer die op een officiële feestdag, op een zaterdag of op een zondag vallen, geacht op de eerstvolgende werkdag te vallen:

a)

de uiterste datum voor de indiening van een steunaanvraag, een bijstandsaanvraag, een betalingsaanvraag of een andere verklaring of van bewijsstukken of contracten, of de uiterste datum voor wijzigingen in de verzamelaanvraag of de betalingsaanvraag;

b)

de in artikel 13, lid 1, derde alinea, bedoelde laatst mogelijke datum voor een te late indiening en de in artikel 14, tweede alinea, bedoelde laatst mogelijke datum voor een te late indiening door een begunstigde van een aanvraag voor de toewijzing van betalingsrechten of voor een verhoging van de waarde ervan;

c)

de in artikel 11, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie (**) bedoelde laatst mogelijke datum waarop de resultaten van de voorafgaande controles moeten worden meegedeeld aan de begunstigde;

d)

de in artikel 15, lid 2 bis, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedoelde laatst mogelijke datum waarop de begunstigde de naar aanleiding van de voorafgaande controles aangebrachte wijzigingen moet meedelen aan de bevoegde autoriteit.

Als de laatst mogelijke datum voor te late indiening als bedoeld in de eerste alinea, onder b), echter al wordt geacht op de eerstvolgende werkdag te vallen, wordt de laatst mogelijke datum voor de mededeling als bedoeld onder c) van die alinea, geacht te vallen op de werkdag na die eerstvolgende werkdag.

(*)  Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1)."

(**)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 69).”."

4)

Het volgende artikel 15 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 15 bis

Individueel maximum

Wanneer in het kader van een steunregeling of een bijstandsmaatregel een individueel maximum geldt en het door de begunstigde aangegeven areaal of aantal dieren groter is dan dat individuele maximum, wordt het overeenkomstige aangegeven areaal of aantal dieren verlaagd tot het voor de betrokken begunstigde vastgestelde maximum.”.

5)

In artikel 17 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Voor de toepassing van de onderhavige afdeling worden, waar dat relevant is, de volgende gewasgroepen onderscheiden:

a)

arealen die worden aangegeven met het oog op de activering van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling of met het oog op de toekenning van de enkele areaalbetaling;

b)

arealen die recht geven op de herverdelingsbetaling;

c)

arealen die recht geven op betalingen in het kader van de regeling voor jonge landbouwers;

d)

arealen die worden aangegeven met het oog op maatregelen in het kader van vrijwillige gekoppelde steun;

e)

een groep voor elk van de arealen die worden aangegeven voor de toepassing van een andere areaalgebonden steunregeling of bijstandsmaatregel waarvoor een verschillend steun- of bijstandsbedrag geldt;

f)

arealen die worden aangegeven onder de rubriek „ander gebruik”.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder e), op in artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen wordt bij gebruik van degressieve steunbedragen het gemiddelde van deze bedragen voor de respectieve aangegeven arealen in aanmerking genomen.”.

6)

In artikel 19 wordt lid 3 vervangen door:

„3.   Indien het overeenkomstig de leden 1 en 2 berekende bedrag niet volledig overeenkomstig artikel 28 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie (***) kan worden verrekend gedurende de drie kalenderjaren volgende op het kalenderjaar van de bevinding, komt het nog uitstaande saldo te vervallen.

(***)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 59).”."

7)

Het volgende artikel 19 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 19 bis

Administratieve sancties voor te hoge areaalaangiften in het kader van de basisbetalingsregeling, de regeling inzake een enkele areaalbetaling, de herverdelingsbetaling, de regeling voor jonge landbouwers, de betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen, de regeling voor kleine landbouwers, betalingen in het kader van de Natura 2000-richtlijn en de kaderrichtlijn water, en betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen

1.   Indien het areaal van een in artikel 17, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde gewasgroep dat wordt aangegeven voor de toepassing van een in titel III, hoofdstukken 1, 2, 4 en 5, of in titel V van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bedoelde steunregeling of een in de artikelen 30 en 31 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde bijstandsmaatregel, groter is dan het areaal dat overeenkomstig artikel 18 van de onderhavige verordening wordt geconstateerd, wordt de steun of de bijstand berekend op basis van het geconstateerde areaal, verminderd met 1,5 keer het vastgestelde verschil indien dat verschil meer dan 3 % van het geconstateerde areaal of meer dan twee hectare bedraagt.

De administratieve sanctie bedraagt niet meer dan 100 % van de op het aangegeven areaal gebaseerde bedragen.

2.   Als in het kader van lid 1 geen administratieve sanctie wegens een te hoge areaalaangifte voor de betrokken steunregeling of bijstandsmaatregel is opgelegd aan de begunstigde, wordt de in dat lid bedoelde administratieve sanctie met 50 % verminderd indien het verschil tussen het aangegeven areaal en het geconstateerde areaal niet groter is dan 10 % van het geconstateerde areaal.

3.   Begunstigden wier administratieve sanctie overeenkomstig lid 2 is verminderd en aan wie voor de betrokken steunregeling of bijstandsmaatregel een andere, in het onderhavige artikel of in artikel 21 bedoelde administratieve sanctie moet worden opgelegd voor het volgende aanvraagjaar, betalen de volledige administratieve sanctie voor dat volgende aanvraagjaar en betalen het bedrag waarmee de overeenkomstig lid 1 berekende administratieve sanctie is verlaagd overeenkomstig lid 2.

4.   Indien het overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 berekende bedrag niet volledig overeenkomstig artikel 28 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 kan worden verrekend gedurende de drie kalenderjaren volgende op het kalenderjaar van de bevinding, komt het nog uitstaande saldo te vervallen.”.

8)

In artikel 21 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Indien het in lid 1 bedoelde bedrag aan onverschuldigde betalingen en administratieve sancties niet volledig overeenkomstig artikel 28 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 kan worden verrekend gedurende de drie kalenderjaren volgende op het kalenderjaar van de bevinding, komt het nog uitstaande saldo te vervallen.”.

9)

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:

„3 bis.   Wanneer in afwijking van artikel 44, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, waarin is bepaald dat het hoofdgewas op het overblijvende akkerbouwareaal niet meer dan 75 % van dat overblijvende akkerbouwareaal mag bestrijken, het voor de hoofdgewasgroep op het overblijvende akkerbouwareaal geconstateerde areaal meer dan 75 % bestrijkt, wordt het areaal op basis waarvan de vergroeningsbetaling overeenkomstig artikel 23 van de onderhavige verordening moet worden berekend, verlaagd met 50 % van het geconstateerde overblijvende akkerbouwareaal vermenigvuldigd met de verschilfactor.

De in de eerste alinea bedoelde verschilfactor is het aandeel van de hoofdgewasgroep op het overblijvende akkerbouwareaal dat hoger is dan 75 % van het geconstateerde overblijvende akkerbouwareaal, in het totale areaal dat vereist is voor de andere gewasgroepen op dat overblijvende akkerbouwareaal.”;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   Wanneer is vastgesteld dat een begunstigde de eisen inzake gewasdiversificatie zoals omschreven in het onderhavige artikel, drie jaar lang niet heeft nageleefd, is de oppervlakte waarmee het voor de berekening van de vergroeningsbetaling te gebruiken areaal overeenkomstig de leden 1, 2, 3 en 3 bis voor de daaropvolgende jaren wordt verlaagd, het totale geconstateerde areaal bouwland vermenigvuldigd met de toepasselijke verschilfactor.”.

10)

In artikel 28 wordt lid 4 vervangen door:

„4.   Indien het overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 berekende bedrag van de administratieve sancties niet volledig overeenkomstig artikel 28 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 kan worden verrekend gedurende de drie kalenderjaren volgende op het kalenderjaar van de bevinding, komt het nog uitstaande saldo te vervallen.”.

11)

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:

„3 bis.   Dieren die gedurende de in artikel 21, lid 1, onder d), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedoelde door de lidstaat vastgestelde periode zijn overgebracht naar een andere dan de overeenkomstig dat punt opgegeven plaats, worden toch als geconstateerd aangemerkt indien zij bij de controle ter plaatse op het bedrijf onmiddellijk zijn gelokaliseerd.”;

b)

in lid 4, eerste alinea, wordt het bepaalde onder c) vervangen door:

„c)

wanneer het bij de vastgestelde niet-naleving om onjuiste vermeldingen in het register, de dierpaspoorten of het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren gaat die niet relevant zijn om voor de betrokken steunregeling of bijstandsmaatregel andere subsidiabiliteitsvoorwaarden dan die als bedoeld in artikel 53, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014, te verifiëren, wordt het betrokken dier slechts als niet-geconstateerd beschouwd indien dergelijke onjuiste vermeldingen bij ten minste twee controles binnen een periode van 24 maanden worden vastgesteld. In alle overige gevallen worden de betrokken dieren na de eerste bevinding als niet-geconstateerd beschouwd.”.

12)

Artikel 31 wordt vervangen door:

„Artikel 31

Administratieve sancties met betrekking tot dieren die zijn aangegeven in het kader van steunregelingen voor dieren of diergebonden bijstandsmaatregelen

1.   Wanneer ten aanzien van een steunaanvraag in het kader van een steunregeling voor dieren of een betalingsaanvraag in het kader van een diergebonden bijstandsmaatregel of een soort concrete actie in het kader van een dergelijke bijstandsmaatregel een verschil wordt vastgesteld tussen het aangegeven aantal dieren en het overeenkomstig artikel 30, lid 3, geconstateerde aantal, wordt het totale bedrag aan steun of bijstand waarop de begunstigde in het kader van die steunregeling of bijstandsmaatregel of soort concrete actie in het kader van een dergelijke bijstandsmaatregel voor het betrokken aanvraagjaar recht heeft, verlaagd met het overeenkomstig lid 3 van het onderhavige artikel te bepalen percentage indien voor niet meer dan drie dieren een niet-naleving wordt vastgesteld.

2.   Indien voor meer dan drie dieren een niet-naleving wordt vastgesteld, wordt het totale bedrag aan steun of bijstand waarop de begunstigde in het kader van de in lid 1 bedoelde steunregeling of bijstandsmaatregel of soort concrete actie in het kader van een dergelijke bijstandsmaatregel voor het betrokken aanvraagjaar recht heeft, verlaagd met:

a)

het overeenkomstig lid 3 bepaalde percentage indien dit niet hoger is dan 10 %;

b)

tweemaal het overeenkomstig lid 3 bepaalde percentage indien dit hoger dan 10 % maar niet hoger dan 20 % is.

Is het overeenkomstig lid 3 bepaalde percentage hoger dan 20 %, dan wordt de steun of bijstand waarop de begunstigde overeenkomstig artikel 30, lid 3, recht zou hebben gehad op grond van de steunregeling of bijstandsmaatregel of soort concrete actie in het kader van een dergelijke bijstandsmaatregel voor het betrokken aanvraagjaar, niet verleend.

Is het overeenkomstig lid 3 bepaalde percentage hoger dan 50 %, dan wordt de steun of bijstand waarop de begunstigde overeenkomstig artikel 30, lid 3, recht zou hebben gehad in het kader van de steunregeling of bijstandsmaatregel of soort concrete actie in het kader van een dergelijke bijstandsmaatregel voor het betrokken aanvraagjaar, niet verleend. Bovendien wordt aan de begunstigde een extra sanctie opgelegd die gelijk is aan het bedrag dat overeenstemt met het verschil tussen het aantal aangegeven dieren en het overeenkomstig artikel 30, lid 3, geconstateerde aantal dieren. Indien dat bedrag niet volledig overeenkomstig artikel 28 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 kan worden verrekend gedurende de drie kalenderjaren volgende op het kalenderjaar van de bevinding, komt het nog uitstaande saldo te vervallen.

Voor andere dan in artikel 30, leden 4 en 5, van de onderhavige verordening bedoelde soorten kunnen de lidstaten besluiten een ander aantal vast te stellen dan het in de leden 1 en 2 van het onderhavige artikel bedoelde maximum van drie dieren. De lidstaten zorgen er bij de vaststelling van dit aantal voor dat het inhoudelijk gelijkwaardig is aan dat maximum, onder meer door rekening te houden met de vee-eenheden en/of het verleende steun- of bijstandsbedrag.

3.   Ter bepaling van de in de leden 1 en 2 genoemde percentages wordt het aantal dieren dat in het kader van een steunregeling voor dieren of een diergebonden bijstandsmaatregel of een soort concrete actie in het kader van een dergelijke bijstandsmaatregel is aangegeven en waarvoor een niet-naleving is geconstateerd, gedeeld door het aantal dieren dat in het kader van die steunregeling voor dieren of die bijstandsmaatregel of soort concrete actie in het kader van een dergelijke bijstandsmaatregel voor het betrokken aanvraagjaar is geconstateerd met betrekking tot de steunaanvraag of betalingsaanvraag of soort concrete actie in het kader van een dergelijke bijstandsmaatregel.

Voor de toepassing van dit lid geldt dat, wanneer de lidstaat gebruikmaakt van de mogelijkheid van een aanvraagloos systeem overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014, potentieel subsidiabele dieren die niet correct geïdentificeerd of geregistreerd overeenkomstig de identificatie- en registratieregeling voor dieren blijken te zijn, worden beschouwd als dieren ten aanzien waarvan een niet-naleving is vastgesteld, ongeacht de status van deze dieren wat de naleving van de in artikel 53, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 vastgestelde subsidiabiliteitsvoorwaarden betreft.

4.   Wanneer de berekening van het totale steun- of bijstandsbedrag waarop de begunstigde in het kader van een steunregeling of een bijstandsmaatregel of een soort concrete actie in het kader van een dergelijke bijstandsmaatregel voor het betrokken aanvraagjaar recht heeft, is gebaseerd op het aantal dagen dat de dieren die aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden voldoen, op het bedrijf aanwezig zijn, wordt het aantal dagen dat die dieren op het bedrijf aanwezig zijn, mee in aanmerking genomen in de berekening van het aantal dieren waarvoor een in de leden 1 en 2 bedoelde niet-naleving wordt geconstateerd.

Voor in lid 3, tweede alinea, bedoelde potentieel subsidiabele dieren wordt de berekening van het aantal dieren waarvoor een niet-naleving wordt geconstateerd, gebaseerd op het aantal dagen dat de dieren in aanmerking kunnen komen voor de steun of de bijstand.”.

13)

Artikel 34 wordt vervangen door:

„Artikel 34

Wijzigingen en correcties van de gegevens in het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren

Ten aanzien van aangegeven dieren geldt artikel 15 voor fouten en omissies in de in het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren opgenomen gegevens vanaf het tijdstip waarop de steunaanvraag of betalingsaanvraag wordt ingediend.”.

14)

In artikel 35 wordt lid 7 vervangen door:

„7.   Indien de intrekkingen en administratieve sancties als bedoeld in de leden 1, 2, 4, 5 en 6 niet volledig overeenkomstig artikel 28 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 kunnen worden verrekend gedurende de drie kalenderjaren volgende op het kalenderjaar van de bevinding, komt het nog uitstaande saldo te vervallen.”.

15)

In artikel 43, tweede alinea, wordt het bepaalde onder b) vervangen door:

„b)

betalingsaanvragen en bijstandsaanvragen betreffende het jaar 2014 en voorgaande jaren, en betalingsaanvragen betreffende het jaar 2015 in het kader van artikel 66, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1698/2005, en”.

16)

In artikel 44 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Zij is van toepassing op steunaanvragen, bijstandsaanvragen en betalingsaanvragen betreffende de aanvraagjaren of premieperioden die ingaan op of na 1 januari 2015.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing op steunaanvragen, bijstandsaanvragen en betalingsaanvragen betreffende de aanvraagjaren of premieperioden die ingaan op of na 1 januari 2016.

De punten 15 en 16 van artikel 1 zijn evenwel van toepassing op steunaanvragen, bijstandsaanvragen en betalingsaanvragen betreffende de aanvraagjaren of premieperioden die ingaan op of na 1 januari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 mei 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden (PB L 181 van 20.6.2014, blz. 48).

(3)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 69).

(5)  Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1).

(6)  Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (PB L 316 van 2.12.2009, blz. 65).

(7)  Verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PB L 25 van 28.1.2011, blz. 8).

(8)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

(9)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van 11 maart 2014 van de Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en tot wijziging van bijlage X bij die Verordening (PB L 181 van 20.6.2014, blz. 1).

(10)  Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1).

(11)  Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).

(12)  Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

(13)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 59).


Top