Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32016R1095

    Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1095 van de Commissie van 6 juli 2016 tot verlening van een vergunning voor zinkacetaat-dihydraat, watervrij zinkchloride, zinkoxide, zinksulfaat-heptahydraat, zinksulfaat-monohydraat, zinkchelaat van aminozuren, gehydrateerd, zinkchelaat van eiwithydrolysaten, zinkchelaat van glycinehydraat (vast) en zinkchelaat van glycinehydraat (vloeibaar) als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1334/2003, (EG) nr 79/2006, (EU) nr. 335/2010 en Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 991/2012 en (EU) nr. 636/2013 (Voor de EER relevante tekst)

    C/2016/4148

    PB L 182 van 7.7.2016, p. 7–27 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2016/1095/oj

    7.7.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 182/7


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1095 VAN DE COMMISSIE

    van 6 juli 2016

    tot verlening van een vergunning voor zinkacetaat-dihydraat, watervrij zinkchloride, zinkoxide, zinksulfaat-heptahydraat, zinksulfaat-monohydraat, zinkchelaat van aminozuren, gehydrateerd, zinkchelaat van eiwithydrolysaten, zinkchelaat van glycinehydraat (vast) en zinkchelaat van glycinehydraat (vloeibaar) als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1334/2003, (EG) nr 79/2006, (EU) nr. 335/2010 en Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 991/2012 en (EU) nr. 636/2013

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2).

    (2)

    Bij de Verordeningen (EG) nr. 1334/2003 (3) en (EG) nr. 479/2006 (4) van de Commissie is overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG een vergunning zonder tijdsbeperking verleend voor de zinkverbindingen zinkacetaat-dihydraat, zinkoxide, zinksulfaat-heptahydraat, zinksulfaat-monohydraat, zinkchelaat van aminozuren, gehydrateerd, en zinkchelaat van glycinehydraat. Vervolgens zijn die producten overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaande producten opgenomen in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

    (3)

    Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 7 van die verordening zijn aanvragen ingediend voor de herbeoordeling van zinkacetaat-dihydraat, zinkoxide, zinksulfaat-heptahydraat, zinksulfaat-monohydraat, zinkchelaat van aminozuren, gehydrateerd, en zinkchelaat van glycinehydraat als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten. Daarnaast is overeenkomstig artikel 7 van die verordening een aanvraag ingediend voor watervrij zinkchloride als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten. De aanvragers hebben gevraagd deze toevoegingsmiddelen in de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen” in te delen. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten waren bij de aanvragen gevoegd.

    (4)

    De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar adviezen van 1 februari 2012 (5), 8 maart 2012 (6), 23 mei 2012 (7), 15 november 2012 (8), 12 september 2013 (9) en 12 maart 2015 (10) geconcludeerd dat zinkacetaat-dihydraat, watervrij zinkchloride, zinkoxide, zinksulfaat-heptahydraat, zinksulfaat-monohydraat, zinkchelaat van aminozuren, gehydrateerd, en zinkchelaat van glycinehydraat onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen hebben op de diergezondheid of de gezondheid van de mens en dat er geen veiligheidsproblemen voor de gebruikers zullen rijzen, mits de nodige beschermingsmaatregelen worden genomen.

    (5)

    Wat de gevolgen voor het milieu en met name de drainage en het wegvloeien van zink in het oppervlaktewater betreft, heeft de EFSA in haar advies van 8 april 2014 (11) aanbevolen het maximumzinkgehalte in volledig voeder voor verschillende diersoorten aanzienlijk te verlagen. Om het risico te voorkomen dat niet wordt voldaan aan de fysiologische behoeften van dieren, onder meer tijdens speciale perioden in hun leven, alsook het risico van andere negatieve gevolgen voor de diergezondheid, mag de door de EFSA aanbevolen verlaging van het zinkgehalte niet in één stap gebeuren. Met het oog op verdere verlagingen moeten exploitanten van diervoederbedrijven en onderzoeksinstellingen ertoe worden aangemoedigd nieuwe wetenschappelijke gegevens te verzamelen over de fysiologische behoeften van de verschillende diersoorten.

    (6)

    De EFSA heeft ook vastgesteld dat zinkacetaat-dihydraat, watervrij zinkchloride, zinkoxide, zinksulfaat-heptahydraat, zinksulfaat-monohydraat, zinkchelaat van aminozuren, gehydrateerd, en zinkchelaat van glycinehydraat nuttige bronnen van zink zijn. Gezien de chemische eigenschappen van zinkchelaat van aminozuren beveelt de EFSA aan om het op te splitsen in de volgende twee groepen: zinkchelaat van aminozuren en zinkchelaat van eiwithydrolysaten. Wat zinkchelaat van glycinehydraat betreft, zijn twee verschillende vormen beoordeeld: een vaste en een vloeibare. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het verslag over de analysemethode voor de toevoegingsmiddelen voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

    (7)

    Uit de beoordeling van zinkacetaat-dihydraat, watervrij zinkchloride, zinkoxide, zinksulfaat-heptahydraat, zinksulfaat-monohydraat, zinkchelaat van aminozuren, gehydrateerd, zinkchelaat van eiwithydrolysaten, zinkchelaat van glycinehydraat (vast) en zinkchelaat van glycinehydraat (vloeibaar) blijkt dat aan de voorwaarden voor vergunningverlening van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is voldaan. Het gebruik van deze stoffen zou daarom moeten worden toegestaan zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening.

    (8)

    Als gevolg van de vergunningen voor zinkacetaat-dihydraat, zinkoxide, zinksulfaat-heptahydraat, zinksulfaat-monohydraat, zinkchelaat van aminozuren, gehydrateerd, zinkchelaat van glycinehydraat die bij deze verordening worden verleend, zijn de vermeldingen betreffende deze stoffen in de Verordeningen (EG) nr. 479/2006 en (EG) nr. 1334/2003 achterhaald en moeten zij bijgevolg worden geschrapt.

    (9)

    Krachtens Verordening (EU) nr. 335/2010 van de Commissie (12) en de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 991/2012 (13) en (EU) nr. 636/2013 (14) van de Commissie is voor verschillende zinkverbindingen een vergunning voor gebruik als nutritioneel toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend. Om te kunnen rekening houden met de conclusies van de EFSA in haar advies van 8 april 2014, die ook de wetenschappelijke basis vormden voor de bepalingen betreffende het totale zinkgehalte in mengvoeders voor de toevoegingsmiddelen waarvoor bij deze verordening een vergunning is verleend, en die hoofdzakelijk verwijzen naar de milieueffecten van de toevoeging van zink aan diervoeder, moeten de in Verordening (EU) nr. 335/2010 en de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 991/2012 en (EU) nr. 636/2013 vastgestelde maximumzinkgehalten in overeenstemming worden gebracht met de bepalingen van deze verordening wat het zinkgehalte in mengvoeder betreft. Daarom moeten Verordening (EU) nr. 335/2010 en de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 991/2012 en (EU) nr. 636/2013 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (10)

    Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing vereisen van de wijzigingen van de voorwaarden voor het verlenen van een vergunning voor zinkacetaat-dihydraat, zinkoxide, zinksulfaat-heptahydraat, zinksulfaat-monohydraat, zinkchelaat van aminozuren, gehydrateerd, en zinkchelaat van glycinehydraat en de zinkverbindingen waarvoor bij Verordening (EU) nr. 335/2010 en de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 991/2012 en (EU) nr. 636/2013 een vergunning is verleend, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen van de vergunning te voldoen.

    (11)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Vergunningverlening

    Voor de in de bijlage beschreven stoffen, die behoren tot de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „verbindingen van sporenelementen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

    Artikel 2

    Wijziging van Verordening (EG) nr. 1334/2003

    In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1334/2003 worden in vermelding E6 betreffende het element Zink-Zn de volgende toevoegingsmiddelen en hun chemische formules en beschrijvingen geschrapt: „zinkacetaat-dihydraat”, „zinkoxide”, „zinksulfaat-heptahydraat”, „zinksulfaat-monohydraat”, „zinkchelaat van aminozuren, gehydrateerd”.

    Artikel 3

    Wijziging van Verordening (EG) nr. 479/2006

    In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 479/2006 wordt vermelding E6 betreffende het toevoegingsmiddel „zinkchelaat van glycinehydraat” geschrapt.

    Artikel 4

    Wijziging van Verordening (EU) nr. 335/2010

    In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 335/2010 wordt de vermelding op regel 3b6.10, achtste kolom, vervangen door:

    „Honden en katten: 200 (totaal)

    Zalmachtigen en melkvervangers voor kalveren: 180 (totaal)

    Biggen, zeugen, konijnen en alle vissoorten behalve zalmachtigen: 150 (totaal)

    Andere soorten en categorieën: 120 (totaal).”.

    Artikel 5

    Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 991/2012

    In de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 991/2012 wordt de vermelding op regel 3b609, achtste kolom, vervangen door:

    „Honden en katten: 200 (totaal)

    Zalmachtigen en melkvervangers voor kalveren: 180 (totaal)

    Biggen, zeugen, konijnen en alle vissoorten behalve zalmachtigen: 150 (totaal)

    Andere soorten en categorieën: 120 (totaal).”.

    Artikel 6

    Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 636/2013

    In de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 636/2013 van de Commissie wordt de vermelding op regel 3b611, in de achtste kolom, vervangen door:

    „Honden en katten: 200 (totaal)

    Zalmachtigen en melkvervangers voor kalveren: 180 (totaal)

    Biggen, zeugen, konijnen en alle vissoorten behalve zalmachtigen: 150 (totaal)

    Andere soorten en categorieën: 120 (totaal).”.

    Artikel 7

    Overgangsmaatregelen

    1.   Zinkacetaat-dihydraat, zinkoxide, zinksulfaat-heptahydraat, zinksulfaat-monohydraat, zinkchelaat van aminozuren, gehydrateerd, en zinkchelaat van glycinehydraat, evenals de zinkverbindingen waarvoor bij Verordening (EU) nr. 335/2010 en de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 991/2012 en (EU) nr. 636/2013 een vergunning is verleend, alsmede voormengsels die deze stoffen bevatten en die vóór 27 januari 2017 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 27 juli 2016 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.

    2.   Voedermiddelen en mengvoeders die de in lid 1 beschreven stoffen bevatten die vóór 27 juli 2017 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 27 juli 2016 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput, mits zij bestemd zijn voor voedselproducerende dieren.

    3.   Voedermiddelen en mengvoeders die de in lid 1 beschreven stoffen bevatten die vóór 27 juli 2018 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 27 juli 2016 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput, mits zij bestemd zijn voor niet-voedselproducerende dieren.

    Artikel 8

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 6 juli 2016.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

    (2)  Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1).

    (3)  Verordening (EG) nr. 1334/2003 van de Commissie van 25 juli 2003 tot wijziging van de toelatingsvoorwaarden voor een aantal toevoegingsmiddelen van de groep sporenelementen in diervoeders (PB L 187 van 26.7.2003, blz. 11).

    (4)  Verordening (EG) nr. 479/2006 van de Commissie van 23 maart 2006 wat betreft de verlening van een vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen, behorende tot de groep „verbindingen van sporenelementen” (PB L 86 van 24.3.2006, blz. 4).

    (5)  EFSA Journal 2012; 10(2):2572.

    (6)  EFSA Journal 2012; 10(3):2621.

    (7)  EFSA Journal 2012; 10(6):2734.

    (8)  EFSA Journal 2012; 10(11):2970.

    (9)  EFSA Journal 2013; 11(10):3369.

    (10)  EFSA Journal 2015; 13(4):4058.

    (11)  EFSA Journal 2014; 12(5):3668.

    (12)  Verordening (EU) nr. 335/2010 van de Commissie van 22 april 2010 tot verlening van een vergunning voor zinkchelaat van het hydroxy-analoog van methionine als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten (PB L 102 van 23.4.2010, blz. 22).

    (13)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 991/2012 van de Commissie van 25 oktober 2012 tot verlening van een vergunning voor zinkchloridehydroxide-monohydraat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten (PB L 297 van 26.10.2012, blz. 18).

    (14)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 636/2013 van de Commissie van 1 juli 2013 tot verlening van een vergunning voor zinkchelaat van methionine (1:2) als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten (PB L 183 van 2.7.2013, blz. 3).


    BIJLAGE

    Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

    Naam van de vergunninghouder

    Toevoegingsmiddel

    Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

    Diersoort of -categorie

    Maximumleeftijd

    Minimumgehalte

    Maximumgehalte

    Andere bepalingen

    Einde van de vergunningsperiode

    Gehalte van het element (Zn) in mg/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

    Categorie nutritionele toevoegingsmiddelen. Functionele groep verbindingen van sporenelementen

    3b601

    Zinkacetaat-dihydraat

    Samenstelling van het toevoegingsmiddel

    Zinkacetaat-dihydraat in poedervorm, met een minimumzinkgehalte van 29,6 %.

    Karakterisering van de werkzame stof

    Chemische formule: Zn(CH3COO)2 · 2H2O

    CAS-nummer: 5970-45-6

    Analysemethoden  (1)

    Voor de kwantificering van zinkacetaat-dihydraat in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

    titratie met natriumedetaat (monografie 1482 van de Europese Farmacopee).

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in het toevoegingsmiddel voor diervoeding en in voormengsels:

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in voedermiddelen en mengvoeders:

    Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie (2) — atoomabsorptiespectrometrie (AAS); of

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES); of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Alle diersoorten

    Honden en katten: 200 (totaal)

    Zalmachtigen en melkvervangers voor kalveren: 180 (totaal)

    Biggen, zeugen, konijnen en alle vissoorten behalve zalmachtigen: 150 (totaal)

    Andere soorten en categorieën: 120 (totaal)

    1.

    Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in diervoeder worden verwerkt.

    2.

    Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en passende organisatorische maatregelen vaststellen voor het omgaan met gevaren bij inhalering, contact met de huid of met de ogen. Indien de risico's met deze procedures en maatregelen niet tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden teruggebracht, worden bij de toepassing van het toevoegingsmiddel en de voormengsels passende persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt.

    27 juli 2026

    3b602

    Watervrij zinkchloride

    Samenstelling van het toevoegingsmiddel

    Watervrij zinkchloride in poedervorm, met een minimumzinkgehalte van 46,1 %.

    Karakterisering van de werkzame stof

    Chemische formule: ZnCl2

    CAS-nummer: 7646-85-7

    Analysemethode  (1)

    Voor de kwantificering van watervrij zinkchloride in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

    titratie met natriumedetaat (monografie 0110 van de Europese Farmacopee).

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in het toevoegingsmiddel voor diervoeding en in voormengsels:

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk;

    ICP-AES CEN-methode (EN ISO 11885); niet voor voormengsels.

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in voedermiddelen en mengvoeders:

    Verordening (EG) nr. 152/2009 — atoomabsorptiespectrometrie (AAS); of

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES); of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Alle diersoorten

    Honden en katten: 200 (totaal)

    Zalmachtigen en melkvervangers voor kalveren: 180 (totaal)

    Biggen, zeugen, konijnen en alle vissoorten behalve zalmachtigen: 150 (totaal)

    Andere soorten en categorieën: 120 (totaal)

    1.

    Het toevoegingsmiddel moet als vloeibaar voormengsel in diervoeder worden verwerkt.

    2.

    Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en passende organisatorische maatregelen vaststellen voor het omgaan met gevaren bij inhalering, contact met de huid of met de ogen. Indien de risico's met deze procedures en maatregelen niet tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden teruggebracht, worden bij de toepassing van het toevoegingsmiddel en de voormengsels passende persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt.

    27 juli 2026

    3b603

    Zinkoxide

    Samenstelling van het toevoegingsmiddel

    Zinkoxide in poedervorm, met een minimumzinkgehalte van 72 %.

    Karakterisering van de werkzame stof

    Chemische formule: ZnO

    CAS-nummer: 1314-13-2

    Analysemethoden  (1)

    Voor de kwantificering van zinkoxide in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

    titratie met natriumedetaat (monografie 0252 van de Europese Farmacopee).

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in het toevoegingsmiddel voor diervoeding en in voormengsels:

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in voedermiddelen en mengvoeders:

    Verordening (EG) nr. 152/2009 — atoomabsorptiespectrometrie (AAS); of

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES); of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Alle diersoorten

    Honden en katten: 200 (totaal)

    Zalmachtigen en melkvervangers voor kalveren: 180 (totaal)

    Biggen, zeugen, konijnen en alle vissoorten behalve zalmachtigen: 150 (totaal)

    Andere soorten en categorieën: 120 (totaal)

    1.

    Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in diervoeder worden verwerkt.

    2.

    Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en passende organisatorische maatregelen vaststellen voor het omgaan met gevaren bij inhalering, contact met de huid of met de ogen. Indien de risico's met deze procedures en maatregelen niet tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden teruggebracht, worden bij de toepassing van het toevoegingsmiddel en de voormengsels passende persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt.

    27 juli 2026

    3b604

    Zinksulfaat-heptahydraat

    Samenstelling van het toevoegingsmiddel

    Zinksulfaat-heptahydraat in poedervorm, met een minimumzinkgehalte van 22 %.

    Karakterisering van de werkzame stof

    Chemische formule: ZnSO4 · 7H2O

    CAS-nummer: 7446-20-0

    Analysemethoden  (1)

    Voor de kwantificering van zinksulfaat-heptahydraat in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

    titratie met natriumedetaat (monografie 0111 van de Europese Farmacopee).

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in het toevoegingsmiddel voor diervoeding en in voormengsels:

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in voedermiddelen en mengvoeders:

    Verordening (EG) nr. 152/2009 — atoomabsorptiespectrometrie (AAS); of

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES); of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Alle diersoorten

    Honden en katten: 200 (totaal)

    Zalmachtigen en melkvervangers voor kalveren: 180 (totaal)

    Biggen, zeugen, konijnen en alle vissoorten behalve zalmachtigen: 150 (totaal)

    Andere soorten en categorieën: 120 (totaal)

    1.

    Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in diervoeder worden verwerkt.

    2.

    Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en passende organisatorische maatregelen vaststellen voor het omgaan met gevaren bij inhalering, contact met de huid of met de ogen. Indien de risico's met deze procedures en maatregelen niet tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden teruggebracht, worden bij de toepassing van het toevoegingsmiddel en de voormengsels passende persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt.

    27 juli 2026

    3b605

    Zinksulfaat-monohydraat

    Samenstelling van het toevoegingsmiddel

    Zinksulfaat-monohydraat in poedervorm, met een minimumzinkgehalte van 34 %.

    Karakterisering van de werkzame stof

    Chemische formule: ZnSO4 · H2O

    CAS-nummer: 7446-19-7

    Analysemethoden  (1)

    Voor de kwantificering van zinksulfaat-monohydraat in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

    titratie met natriumedetaat (monografie 2159 van de Europese Farmacopee).

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in het toevoegingsmiddel voor diervoeding en in voormengsels:

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in voedermiddelen en mengvoeders:

    Verordening (EG) nr. 152/2009 — atoomabsorptiespectrometrie (AAS); of

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES); of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Alle diersoorten

    Honden en katten: 200 (totaal)

    Zalmachtigen en melkvervangers voor kalveren: 180 (totaal)

    Biggen, zeugen, konijnen en alle vissoorten behalve zalmachtigen: 150 (totaal)

    Andere soorten en categorieën: 120 (totaal)

    1.

    Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in diervoeder worden verwerkt.

    2.

    Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en passende organisatorische maatregelen vaststellen voor het omgaan met gevaren bij inhalering, contact met de huid of met de ogen. Indien de risico's met deze procedures en maatregelen niet tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden teruggebracht, worden bij de toepassing van het toevoegingsmiddel en de voormengsels passende persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt.

    27 juli 2026

    3b606

    Zinkchelaat van aminozuren, gehydrateerd

    Samenstelling van het toevoegingsmiddel

    Zinkaminozuurcomplex waarin het zink en de van soja-eiwitten afkomstige aminozuren gecheleerd zijn met datieve covalente bindingen, in poedervorm, met een minimumzinkgehalte van 10 %.

    Karakterisering van de werkzame stof

    Chemische formule: Zn(x)1-3 · nH2O, x = anion van een aminozuur afkomstig van een soja-eiwithydrolysaat.

    Maximaal 10 % van de moleculen hebben een atomaire massa van meer dan 1 500 Da.

    Analysemethoden  (1)

    Voor de kwantificering van het gehalte aan aminozuren in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

    methode van ionenwisselingschromatografie met post-column derivatisering en uv- of fluorescentiedetectie: bijlage III, deel F, bij Verordening (EG) nr. 152/2009.

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in het toevoegingsmiddel voor diervoeding en in voormengsels:

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in voedermiddelen en mengvoeders:

    Verordening (EG) nr. 152/2009 — atoomabsorptiespectrometrie (AAS); of

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES); of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Alle diersoorten

    Honden en katten: 200 (totaal)

    Zalmachtigen en melkvervangers voor kalveren: 180 (totaal)

    Biggen, zeugen, konijnen en alle vissoorten behalve zalmachtigen: 150 (totaal)

    Andere soorten en categorieën: 120 (totaal)

    1.

    Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in diervoeder worden verwerkt.

    2.

    Zinkchelaat van aminozuren mag in de handel worden gebracht en als een toevoegingsmiddel bestaande uit een preparaat worden gebruikt.

    3.

    Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en passende organisatorische maatregelen vaststellen voor het omgaan met gevaren bij inhalering, contact met de huid of met de ogen. Indien de risico's met deze procedures en maatregelen niet tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden teruggebracht, worden bij de toepassing van het toevoegingsmiddel en de voormengsels passende persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt.

    27 juli 2026

    3b612

    Zinkchelaat van eiwithydrolysaten

    Samenstelling van het toevoegingsmiddel

    Zinkchelaat van eiwithydrolysaten, in poedervorm, met een minimumzinkgehalte van 10 %.

    Minimum van 85 % zinkchelaat.

    Karakterisering van de werkzame stof

    Chemische formule: Zn(x)1-3 · nH2O, x = anion van een eiwithydrolysaat dat een aminozuur uit soja-eiwithydrolysaat bevat.

    Analysemethoden  (1)

    Voor de kwantificering van het gehalte aan eiwithydrolysaten in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

    methode van ionenwisselingschromatografie met post-column derivatisering en uv- of fluorescentiedetectie: bijlage III, deel F, bij Verordening (EG) nr. 152/2009.

    Voor de bepaling van het gehalte aan zinkchelaat in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

    Fourier-transformatie-infraroodspectroscopie, gevolgd door multivariate regressiemethoden.

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in het toevoegingsmiddel voor diervoeding en in voormengsels:

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), of

    EN/TS 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in voedermiddelen en mengvoeders:

    Verordening (EG) nr. 152/2009 — atoomabsorptiespectrometrie (AAS); of

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES); of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Alle diersoorten

    Honden en katten: 200 (totaal)

    Zalmachtigen en melkvervangers voor kalveren: 180 (totaal)

    Biggen, zeugen, konijnen en alle vissoorten behalve zalmachtigen: 150 (totaal)

    Andere soorten en categorieën: 120 (totaal)

    1.

    Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in diervoeder worden verwerkt.

    2.

    Zinkchelaat van eiwithydrolysaten mag in de handel worden gebracht en als een toevoegingsmiddel bestaande uit een preparaat worden gebruikt.

    3.

    Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en passende organisatorische maatregelen vaststellen voor het omgaan met gevaren bij inhalering, contact met de huid of met de ogen. Indien de risico's met deze procedures en maatregelen niet tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden teruggebracht, worden bij de toepassing van het toevoegingsmiddel en de voormengsels passende persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt.

    27 juli 2026

    3b607

    Zinkchelaat van glycinehydraat (vast)

    Samenstelling van het toevoegingsmiddel

    Zinkchelaat van glycinehydraat, in poedervorm, met een minimumzinkgehalte van 15 %.

    Vocht: maximaal 10 %.

    Karakterisering van de werkzame stof

    Chemische formule: Zn(x)1-3 · nH2O, x = anion van glycine.

    Analysemethoden  (1)

    Voor de kwantificering van het glycinegehalte in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

    methode van ionenwisselingschromatografie met post-column derivatisering en uv- of fluorescentiedetectie: bijlage III, deel F, bij Verordening (EG) nr. 152/2009.

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in het toevoegingsmiddel voor diervoeding en in voormengsels:

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in voedermiddelen en mengvoeders:

    Verordening (EG) nr. 152/2009 — atoomabsorptiespectrometrie (AAS); of

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES); of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Alle diersoorten

    Honden en katten: 200 (totaal)

    Zalmachtigen en melkvervangers voor kalveren: 180 (totaal)

    Biggen, zeugen, konijnen en alle vissoorten behalve zalmachtigen: 150 (totaal)

    Andere soorten en categorieën: 120 (totaal)

    1.

    Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in diervoeder worden verwerkt.

    2.

    Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en passende organisatorische maatregelen vaststellen voor het omgaan met gevaren bij inhalering, contact met de huid of met de ogen. Indien de risico's met deze procedures en maatregelen niet tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden teruggebracht, worden bij de toepassing van het toevoegingsmiddel en de voormengsels passende persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt.

    27 juli 2026

    3b608

    Zinkchelaat van glycinehydraat (vloeibaar)

    Samenstelling van het toevoegingsmiddel

    Vloeibaar zinkchelaat van glycinehydraat, met een minimumzinkgehalte van 7 %.

    Karakterisering van de werkzame stof

    Chemische formule: Zn(x)1-3 · nH2O, x = anion van glycine.

    Analysemethoden  (1)

    Voor de kwantificering van het glycinegehalte in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

    methode van ionenwisselingschromatografie met post-column derivatisering en uv- of fluorescentiedetectie: bijlage III, deel F, bij Verordening (EG) nr. 152/2009.

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in het toevoegingsmiddel voor diervoeding en in voormengsels:

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in voedermiddelen en mengvoeders:

    Verordening (EG) nr. 152/2009 — atoomabsorptiespectrometrie (AAS); of

    EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES); of

    EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

    Alle diersoorten

    Honden en katten: 200 (totaal)

    Zalmachtigen en melkvervangers voor kalveren: 180 (totaal)

    Biggen, zeugen, konijnen en alle vissoorten behalve zalmachtigen: 150 (totaal)

    Andere soorten en categorieën: 120 (totaal)

    1.

    Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in diervoeder worden verwerkt.

    2.

    Zinkchelaat van glycinehydraat (vloeibaar) mag in de handel worden gebracht en als een toevoegingsmiddel bestaande uit een preparaat worden gebruikt.

    3.

    Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en passende organisatorische maatregelen vaststellen voor het omgaan met gevaren bij inhalering, contact met de huid of met de ogen. Indien de risico's met deze procedures en maatregelen niet tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden teruggebracht, worden bij de toepassing van het toevoegingsmiddel en de voormengsels passende persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt.

    27 juli 2026


    (1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op het volgende adres van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports

    (2)  Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie van 27 januari 2009 tot vaststelling van de bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders (PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1).


    Top