Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015D2071

Besluit (EU) 2015/2071 van de Raad van 10 november 2015 houdende machtiging van de lidstaten om in het belang van de Europese Unie het Protocol van 2014 bij het Verdrag betreffende de gedwongen arbeid, 1930, van de Internationale Arbeidsorganisatie te bekrachtigen wat betreft de artikelen 1 tot en met 4 van het protocol ten aanzien van kwesties van justitiële samenwerking in strafzaken

PB L 301 van 18.11.2015, p. 47–48 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2015/2071/oj

18.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/47


BESLUIT (EU) 2015/2071 VAN DE RAAD

van 10 november 2015

houdende machtiging van de lidstaten om in het belang van de Europese Unie het Protocol van 2014 bij het Verdrag betreffende de gedwongen arbeid, 1930, van de Internationale Arbeidsorganisatie te bekrachtigen wat betreft de artikelen 1 tot en met 4 van het protocol ten aanzien van kwesties van justitiële samenwerking in strafzaken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), v),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie zet zich in voor de bekrachtiging van de internationale arbeidsverdragen die door de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) als actueel zijn aangemerkt, als bijdrage aan haar brede streven om mensenrechten en fatsoenlijk werk voor iedereen te bevorderen en mensenhandel uit te roeien zowel binnen als buiten de Unie. De bescherming van fundamentele beginselen en rechten met betrekking tot werk is een belangrijk aspect van deze inspanningen.

(2)

Het Verdrag betreffende de gedwongen arbeid, 1930, van de Internationale Arbeidsorganisatie, waarop het protocol van 2014 een aanvulling is, is een van de fundamentele verdragen van de IAO en heeft gevolgen voor de voorschriften waarin naar de fundamentele arbeidsnormen wordt verwezen.

(3)

Het Protocol van 2014 bij het Verdrag betreffende de gedwongen arbeid, 1930, van de Internationale Arbeidsorganisatie („het protocol”), heeft onder meer betrekking op de bescherming van slachtoffers van misdrijven, een beleidsgebied dat onder artikel 82, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) valt; de Unie heeft reeds gemeenschappelijke voorschriften vastgesteld die een groot deel van dit gebied bestrijken, met name door middel van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (1) en Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad (2). Het protocol kan gevolgen hebben voor die gemeenschappelijke voorschriften.

(4)

Artikel 19, lid 4, van het statuut van de IAO, inzake de aanneming en bekrachtiging van verdragen, is eveneens van toepassing op protocollen, die bindende internationale overeenkomsten zijn die bekrachtigd moeten worden en gekoppeld zijn aan verdragen.

(5)

De Unie kan het protocol niet bekrachtigen, omdat alleen staten hierbij partij kunnen zijn.

(6)

De lidstaten moeten daarom voor de delen die onder de bevoegdheid van de Unie overeenkomstig artikel 82, lid 2, VWEU vallen, gemachtigd worden om, gezamenlijk handelend in het belang van de Europese Unie, het protocol te bekrachtigen.

(7)

De artikelen 1 tot en met 4 van het protocol bevatten verplichtingen die verband houden met Uniewetgeving betreffende de bescherming van slachtoffers van misdrijven. Bijgevolg vallen deze bepalingen onder het toepassingsgebied van het derde deel, titel V, van het VWEU, met name van artikel 82, lid 2.

(8)

Dit besluit dient alleen artikel 82, lid 2, VWEU tot rechtsgrondslag te hebben. Het protocol, met name artikel 4, heeft weliswaar ook betrekking op de verblijfsstatus van slachtoffers van gedwongen of verplichte arbeid, voor zover die vereist is om die slachtoffers toegang te verlenen tot gepaste en doeltreffende rechtsmiddelen, maar dit met artikel 79 VWEU verband houdende doel is slechts van ondergeschikt belang, terwijl de met artikel 82, lid 2, VWEU verband houdende doeleinden als hoofddoel en overwegende component kunnen worden aangemerkt.

(9)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing in dat land.

(10)

Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn gebonden door Richtlijn 2011/36/EU en Richtlijn 2012/29/EU, en nemen derhalve deel aan de vaststelling van dit besluit.

(11)

De lidstaten moet machtiging tot het bekrachtigen van het protocol worden verleend ten aanzien van de in artikelen 1 tot en met 4 ervan vervatte kwesties van justitiële samenwerking in strafzaken. De delen van het protocol die onder een andere bevoegdheid van de Unie dan justitiële samenwerking in strafzaken vallen, maken het voorwerp uit van een besluit dat parallel aan dit besluit wordt vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De lidstaten wordt machtiging tot het bekrachtigen van het Protocol van 2014 bij het Verdrag betreffende de gedwongen arbeid, 1930, van de Internationale Arbeidsorganisatie verleend ten aanzien van de in de artikelen 1 tot en met 4 van het protocol vervatte delen die onder de krachtens artikel 82, lid 2, VWEU aan de Europese Unie toegekende bevoegdheid vallen.

Artikel 2

De lidstaten dienen de nodige stappen te nemen om hun akte van bekrachtiging van het protocol zo spoedig mogelijk en bij voorkeur uiterlijk op 31 december 2016 neer te leggen bij de directeur-generaal van de Internationale Arbeidsorganisatie.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

P. GRAMEGNA


(1)  Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1).

(2)  Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 57).


Top